Aaänriediengu: aanrijding Aaänsjhoekasju: handschoenenkastje Aaänsloön: aanslaan (motor) Agtruutkiekspeegul: achteruitkijkspiegel Agtruutrieën: achteruitrijden Agturdeuru: achterdeur Agturlugtn: achterlichten Agturruutu: achterruit Aksiedent: ongeval Fr accident Ambrijoözju: versnellingspedaal Fr embrayage Amortiesuür: schokdemper Fr amortisseur Antfring: handrem Baar(u)sjok: schokbreker, bumper Fr pare-chocs Batrieë: batterij Bietankn: bijtanken Binubant: binnenband Binubuklidiengu: binnenbekleding Binuvurlugtiengu: binnenverlichting Binrieën: binnenrijden Bloeëtproef: bloedproef Blutsu: bluts Boeëtu: boete Boezjies: ontstekingskaarsen Fr bougies Boksn: botsen Booörtpapieërn: boordpapieren Botsiengu: botsing Bowjoör: bouwjaar Budriefsoto: bedrijfsauto Budriefswaagn: bedrijfswagen Bumpur: schokbreker Busteloto: bestelauto Buutubant: buitenband Deekapotaabul: met uitschuifbaar dak Fr décapotable Deepanuür: takelwagen Fr dépanneuse Deusjuvootju: 2 PK - tje Fr deux chevaux Diezul: diesel Dooötriedur: doodrijder Driejoek: driehoek, te plaatsen bij ongeval of panne Eesjapment: uitlaatbuis Fr tuyau d’échappement Elmu: helm (voor de motocyclist) Ersteliengu: herstelling Faars: koplampen Fr phares Fielu: file, aanschuiven in een rij wagens Flisju uutsteekn: pinker aanzetten Flitspaalu: flitspaal Fringn: remmen Futeuru: wagen Fr voiture Garaazju: garage Garduboe: spatbord Fr garde-boue GeePeeIs: GPS Goözu geevn : gas geven Goözupeedaalu : gaspedaal Gordul : gordel (veiligheid) Ienkulu rigtiengu : enkele richting Iïnsjhrieviengsbuwies : inschrijvingsbewijs Iïnspeksju: inspectie Iïrkondisjunieng : luchtverversingssysteem Eng air conditioning Ilutrieku noto: elektrische wagen Kaarwasj: autowasserij Eng car wash
Kamjonitu: bestelwagen Fr camionnette Kamujong: vrachtwagen Kapoo: motorkap Fr capot Karbuuratuür: carburator Fr carburateur Karjot (oet): krakkemikkig voertuig Karosurieë: koetswerk, chassis Fr carrosserie Keuriengu: keuring Kieloomeetriek: kilometerteller Kiendurslot: kinderslot Kiendurstoeëltju: kinderzitje Klaksong: toeter Fr claxon Klaksoneern: de claxon doen afgaan Koeëliengu: koeling Koepee: afdeling van een treinrijtuig Fr coupé Kofur of Kofru: koffer Koönduuktuür: treinbegeleider Fr conducteur Koönvwajuür: begeleider, bijzitter (vooral bij vrachtwagens) Fr convoyeur Koplampn: koplampen Kortuwaagun: kruiwagen Kriek: krik, autoheffer Kruuspunt: kruispunt Leeslampu: leeslamp Leeslamtju: leeslampje Lugtfieltru: luchtfilter Lugtn: lichten Marsjarjiïru: in achteruit Fr marche-arrière Mistlugt: mistlicht Moeëtn bloözn: politiecontrole tegen alcoholgebruik Motusieklu of motusiekul: motorrijwiel Motuür: motor Motuürkapu: motorkap Motuüroolie: motorolie Naftu: benzine Naftubak: brandstoftank Naftupompu: benzinepomp Nantfring (de): de handrem Nooötlandiengu: noodlanding Noto (u): een auto Notootju (u): een autootje Okoöju: occasie Fr occasion Omlijdiengu: omleiding Ooftsteun: hoofdsteun Oolievurvesjhun: olie verversen Ooliefieltru: oliefilter Ooliepijl: oliepeil Ooliewisuliengu: oliewisseling Omniejom: omniumverzekering Otoo: auto Otoobuus: autobus Otookaar: autocar Otoomatiek: automatische versnellingsdoos Parkeermeetur of parkeermeetru: parkeermeter Parkieng: parkeerplaats Eng parking Peërdukragt: paardenkracht Pirttotal: niet meer te herstellen, wagen voor de schroothoop Fr perte totale Pienkur: pinker Piestong: zuiger Fr piston Plak van unoto: nummerplaat van een auto Platu bant: platte band Platu batrieë: lege batterij Portjiïru: deur van een wagen Fr portière Purses: proces-verbaal, bekeuring Fr procès-verbal Pwaanmoör: neutrale versnelling Fr point-mort Ramuln: lawaai maken Riebuwies: rijbewijs Rieën: rijden Rieën lik du zotn: roekeloos rijden Riejikzaam: rij-examen Rielesu: rijles Riesjhoolu: rijschool Rietaks: rijtaks Rumorku: aanhangwagen Fr remorque Ruutu: ruit Ruutuwasjhurs: ruitenwissers Sjarzubuuzu: uitlaatpijp Sjasie: onderstel Fr chassis Sjhaakuln: schakelen Sjetu geevn: rap rijden Sjhooliengu: scholing Sjhowiengu: keuring Sjhrooöt: schroot Sjieku futeuru: zeer mooie, dure wagen Sjofuür: bestuurder Fr chauffeur Sjook: choke (Eng) Sneeëwketieng: sneeuwkettingen Sneltring: sneltrein Soepapu: klep, ventiel Fr soupape Speegultju: spiegeltje voor de opmaak van de vrouwelijke begeleidster Stantlugt: standlicht Startkaabul: startkabel Stier: stuur Stijsjunwaagn: stationwagen Stikkaru: een kar om voor u uit te steken Stoomtring: stoomtrein Stoöntju: bagagedrager op een fiets Stoplugt: stoplicht Taakulwaagn: takelwagen Taksie: taxi Tapietjus: tapijtjes Toeëruntelur: toerenteller Toeturn: claxonneren Trieportuür: driewielenwagen Fr triporteur Tring: trein Trontienitu: autoped Fr trottinette Ulpmotuür: hulpmotor Up zu steërt duwn: volle gas geven Upangienu: ophanging Upstiegun: opstijgen Uutloöt: uitlaat Uutloötgoözu: uitlaatgassen Uutloötpuupu: uitlaatpijp Uutrieën: uitrijden Uutstapn: uitstappen Uutwiekn: uitwijken Vastuloopn: vastlopen (motor) Vies platienees: contactpunten Vietisu: snelheid, versnelling Fr vitesse Vintieloösju: ventilatie Vlugteuvul: vluchtheuvel Vlugtlijdiengu: vluchtleiding Voeërtuug: voertuig Volang: stuur Fr volant Vooördeuru: voordeur Vooöroentsteekiengu: voorontsteking Vooörruutu: voorruit Vooörwieël: voorwiel Voruutrieën: vooruitrijden Vurzeekriengu: verzekering Vragtotoo: vrachtauto Vragtwaagn: vrachtwagen Vrangu: zwengel Vultankn: voltanken Vurbierieën: voorbijrijden Vurbruuk: verbruik Vuroeënglukn: verongelukken Vursmietn van vietisu: veranderen van versnelling Vursnelieng: versnellingen Vursneliengu: versnelling Vurzeekriengu: verzekering Vuulkaru: vuilniswagen Wegwiezur: wegwijzer Wieël: wiel Wieëln: wielen Zantu of Zjantu: velg Zeeëru rieën: snel rijden Zeetul(s): zetel(s) Zjarzjubuuzu: uitlaatbuis Zjiriekan: benzinecontainer Eng jerrycan Zjofaazju: verwarming
|