Aamur: hamer Aksju: haakje Alaam: gereedschap Alumienjom: alluminium Arduun: arduin Asjhun: as Baksju: bakje Bakuliet: bakeliet Bakursoovn: bakkersoven Bakploötu: bakplaat Bakvormu: bakvorm Balaaänsu: balans Baladeuzu: looplamp Baskuulu: bascule Basing: grote kuip Bazasu: rugzak Beezum: bezem Biedong: beton Bielu: bijl Blek: blik Blekndoozu: blikken doos Bloksju: blokje Boöku: balk Bobienu: bobijn Boeërukaru: boerenkar Booöru: boor Bowkroönu: bouwkraan Brantslangu: brandslang Bratpanu: braadpan Briekuljong: steenafval Briekurieë: steenbakkeij Brijnaaldu: breinaald Brikiezur: breekijzer Buuldoozur: bulldozer Buuzu: buis Dermu: slang Dieng: dingen Dienk: ding Drendul: lange draad Droöt: draad Eetaazju: verdieping Fr étage Ekn: hekken Gasmasjien(u): grasmachine Gasmoöjur: grasmaaier Gassjhoöru: grasschaar Gravee: grind Iezur: ijzer Iezurdroöt: ijzerdraad Iezurzaagu: ijzerzaag Kaavu: schoorsteen Kajoetjoedermu: rubberen darm Katjoe: caoutchou Karbongpapier: carbonpapier Kartong: karton Kartongdoozu: kartonnen doos Kasiesteeën: kasseisteen Katukop: meervoudig stopcontact Keësu: kaars Keetn: ketting Kobujaagur: ragebol Koerang: stroom Fr courant Koesju: laag (verf) Fr couche Koevoeët: koevoet Kolu: lijm Fr colle Kontrolulamtju: controlelampje Kork: kurk Kortuwaagn: kruiwagen Kripu: crèpe Kroönu: kraan Lakvervu: lakverf Lanteërn: lantaarn Latu: latLeeëru: ladder Liem: lijm Masjienu: machine Moeëru: moer Moenteuru: monture Nulu (u): deksel Nulutju (u): een dekseltje Oetunaamur: houten hamer Oetuwerk: houtwerk Oogspaniengu: hoogspanning Oolievervu: olieverf Ooparluür: luidspreker Fr haut parleur Otomoöt: automaat Piejosju: pikhouweel Fr pioche Pielampu: zaklamp Pielu: batterijtje Fr pile Poönu: fluweel Posturtju: beeldje op schouw of tafeltje Pulu: bidon Puuneisu: duimspijker Fr punaise Rekul: elastiek Roendilu: rond metaaltje om vijzen vaster te helpen aanspannen Rusor: veer Fr ressort Santuboetiek: rommel, allerlei gerief Seulu: emmer Sjetu: breigaren Sjhaavu: schaaf Sjheurpapieër: scheurpapier Sjhievu: schijf Sjhoöru: schaar Sjhoeblienk: schoensmeer Sjhroevu: schroef Sjhutuldoek: schoteldoek Sleutur: sleutel Slootur: sleutel Sluutspelu: veiligheidsspeld, toespeld Spaa: spade Staaku: staak Staksju: staakje Stekurdroöt: prikkeldraad Stofoösju: materiaal Stofzuugur: stofzuiger Stoksju: stokje Stoovoet: stoofhout Supapu: ventiel Fr soupape Toernavies: schroevendraaier Fr tournevis Toespelu: sluitspeld Trekiezur: magneet Trektuür: tractor Fr tracteur Trekur: aftrekker Up travoo: op de werf Fr travaux Vakboent: vakbond Veiliengu: veiling Verukiekur: verrekijker Vervu: verf Vervubustul: verfborstel Veugulkooöju: vogelkooi Vielu: vijl Vienguroeët: vingerhoed Viezu: vijs Vintielatuür: ventilator Fr ventilateur Visbenu: vismand Visjhurieë: visserij Viskaru: viskar Vismart: vismarkt Visristorang: visrestaurant Visvangstu: visvangst Viswienkul: viswinkel Vlieëguvangur: vliegenvanger Vulpenu: vulpen Vurnis: beschermende stof als bovenlaag Fr vernis Vurnisjhun: vernissen Vuulblek: vuilblik Vuulkaru: vuilkar Wasspelu: wasspeld Wiezur: wijzer Wulu: wol Zaagu: zaag Zeisu: zeis Zikul: sikkel Zil: zeil Zwientju: handveegborstel
|