| Aagudisu: hagedisAapinu: apin
 Aapunutjus: apennootjes
 Akutesu: hagedis
 Amstur: hamster
 Aptju: aapje
 Balkn: geluid van de ezel
 Basn: blaffen, geluid van de hond
 Beeësju: beestje
 Beeëstu: beest
 Beeëtu: biet   groentu
 Beër: beer
 Beërn: beren, geluid van de neushoorn
 Beetu: beet van ww bijten
 Bieëju: bij (insect)
 Bieën: bijen
 Biekorf: bijenkorf
 Bietn: bijten
 Blaatun: geluid van het schaap
 Blafn: geluid van de hond/zeehond
 Bloeëdoent: bloedhond
 Bloeëtzuugur: bloedzuiger
 Boeërupeërt: boerenpaard
 Brieësjhun: briesen, geluid van het hert/everzwijn
 Brimstug zwien (u): een bronstig varken
 Broeëtsiezoeën: broedseizoen
 Broeën: broeden
 Bromn: het geluid van een beer
 Bruln: brullen, geluid van de aap, leeuw, tijger
 Buk: bok
 Busnufuln: besnuffelen
 Dekengst: dekhengst
 Dieëruntuun: dierentuin
 Dolfien(u): dolfijn
 Dromudoöries: drommedaris
 Du beistu lag me zu pooötn omoogu: het dier was dood
 Du beistu uutangn: zich zeer wild en onbetamelijk gedragen
 Du noent bast: de hond blaft
 Dundurbeistu: beestje, voorbode van onweer in de zomer
 Duuvei: ei van een duif
 Duuvu: duif
 Duuvukot: duivenhok
 Duuvumeëkur: duivenmelker
 Eeëndu: eend
 Eeëndubost: eendenborst
 Eevurzwien: everzwijn
 Eezul: ezel
 Eezulinu: ezelin
 Eezulinumeëk: ezelinnenmelk
 Ekstur: ekster
 Eldur: uier
 Enu: kip
 Ertu: hert
 Fazantu: fazant
 Freetn: vreten
 Gaanzu: gans
 Gaguln: gaggelen: geluid van de gans
 Gakn: gakken, geluid van de gans
 Geeëtu: geit
 Geeëtubarutju: sik
 Geeëtubuk: geitenbok
 Ginikun: hinniken, geluid van een paard
 Gitju: geitje
 Goöj: gaai
 Gromn: grommen, geluid van de beer
 Guroktu noörienk: gerookte haring
 Iesbeër: ijsbeer
 Jankn: janken, geluid van de wolf
 Kaakuln: kakelen, geluid van de hennen
 Kalkoeënu: kalkoen
 Katu: kat
 Katujoenk: kattenjong
 Katusteërt: staart van de kat
 Keemul: kameel
 Keun: konijn
 Keunubuk: konijnenbok
 Keunukot: konijnenhok
 Keunumoeëru: konijnenmoer
 Keunukutul: konijnenkeutel
 Keunuleutu: het plezier van konijnen
 Keunupuupu: konijnenpijp
 Keunuteetn: eten voor de konijnen
 Keunol: konijnenhol
 Kieëkubost: kiekenborst
 Kieëkukot: kippenhok
 Kieëkun: kip, kieken
 Kiern: kirren, geluid van de tortelduif
 Klapn: klappen, geluid van de ekster
 Klepurn: klepperen, geluid van de ooievaar
 Klokn: klokken, geluid van de kalkoen
 Knorn: knorren, geluid van het varken
 Koöf: kalf
 Kobunetu: spinnenweb
 Koeërun: koeren, geluid van de duif
 Koeëwu: koe
 Koejubeeëstu: koebeest
 Koejusteeërt: koeienstaart
 Koekoek: koekoek
 Kokurn: kokkeren, geluid van de fazant
 Konoörieveugul: kanarievogel
 Krabu: krab
 Krabukaakn: kaken van krab
 Krasun: krassen, geluid van de kraai
 Kriesjhun: krijsen, geluid van de aapKriftu: kreeft
 Kroöjn: kraaien, geluid van de haan
 Kroöju: kraai
 Kwaakn: kwaken, geluid van de puit, kikker
 Kweëkn: geluid van de eend
 Kweëkoönu: eend
 Kwekn: kwekken, geluid van de ekster
 Kweturn: kwetteren, geluid van de zwaluw
 Lachn: lachen, geluid van de jakhals
 Leeëw: leeuw
 Lisu: halsband met draad of koord
 Loejn: loeien, geluid van de koe
 Maneizju: manège
 Meëkkoeëwu: melkkoe
 Meëkun: melken
 Meërloöru: merel
 Meërul: merel
 Meezu: mug
 Mekurn: mekkeren, geluid van de geitMergpuupu: mergpijp
 Mesoötu: mesthoop
 Mestoop: mesthoop
 Miejown: miauwen, geluid van de kat
 Mieëru: mier
 Mieërunest: mierennest
 Mieëruvurgif: vergif tegen mieren
 Moeënstur: monster
 Moeëru: moer
 Molujoenk: jong van de mol
 Motubolu: mottenbol
 Mugu: mug
 Mugubeetu: muggenbeet
 Muldru: meikever
 Musjhu: mus
 Musul: mossel
 Musulsjheëpu: mosselschelp
 Muuleezul: muilezel
 Muulubant: muilenband
 Muus: muis
 Muuskuusratu: muskusrat
 Muutn: haar verliezen (bij dieren)
 Muuzunol: muizenhol
 Muuzusteërt: muizenstaart
 Muuzustroent: stoelgang van de muis
 Muuzutraapu: muizenval                       F attraper = vangen
 Muuzuvolu: muizenval
 Naaldu: libel
 Nagtuul: nachtuil
 Neurjun: neuriën, geluid van de giraf       Neuzooörn: neushoorn
 Nijlpeërt: nijlpaardOöju: haai    => u noöju
 Ooliefant: olifant
 Oönu: haan => u noönu kroöjt: een haan kraait Oös deëvn: aas delven = wormen om te vissen (op het strand) Oözu: haas   => u noözu Oeëngudiertu: ongedierte Oeëstur: oester Oeksjus legn: hoekjes leggen (op strand om vis te vangen bij vloed)Oent: hond   =>  u noent: een hond
 Oendukot: hondenkot Oendusteërt: staart van de hond Ofbietn: afbijten Ofknaagn: afknagen Ofrigtn: africhtenOojuvoör: ooievaar
 Paapugoöj: papegaai
 Peërt: paard Peërdukop: paardenkop
 Peërdumeeëstru: dierenarts
 Peërdusteërt: paardenstaart    Pekn: pikken
 Pieëpn: piepen, geluid van de muis
 Piempa(l)joeëntju: lieve heerbeestje
 Ploötu: pladijs
 Pow: pauw
 Puudubiln: kikvorsbillenPuudukoptju: kikkervisje
 Puudurek: kikkerdrilPuut: kikker
 Ratu: rat
 Ratuvurgif: rattengifRoekoewun: roekoeën, geluid van de duif
 Roepn: roepen, geluid van de koekoek
 Rooöbosju: roodborstjeRoötuln: ratelen, geluid van de ratelslang
 Roötulslangu: ratelslang
 Ruldur: bij, wesp
 Sisn: sissen, geluid van de slang
 Sjhaap: schaap
 Sjhaapukop: schaapskop Sjhaapuvel: schaapsvel Sjhaapuwulu: schaapswolSjhaptju: schaapje
 Sjheëpu: schelpSjhelvis: schelvis
 Sjhreeëwn: schreeuwen, geluid van de pauw
 Sjhulu: schol
 Sjilpn: sjilpen, geluid van de musSjirpn: sjirpen, geluid van de krekel
 Slaguus: slachthuis Slangu: slangSleku: slak
 Snaaturn: snateren, geluid van de papegaai/kalkoen
 Spin: spinnen, geluid van de kat
 Spinu: spin Spreeëwu: spreeuw Spriengkoönu: sprinkhaan Stroötoent: straathond Struusveugul: struisvogel Teevu: teef, wijfjeshondTenuperk: de kippenren
 Tetieng: wormenTetienk: worm
 Tiegur: tijgerTjokn: tjokken, geluid van de vink
 Tolptju: kleine veldmuisTolpu: mol
 Tortulduuvu: tortelduif
 Traapu: val (muizen, ratten, …)Trompn: trompen, geluid van de olifant
 Trompeturn: trompetteren, geluid van de olifant
 U keun zu vel ofdoeën: een konijn zijn vel afstropen
 U kieëkn pluumn: een kieken pluimen
 U koeë meëkn: een koe melken
 U naap: een aap
 U naptju: een aapjeU nenu: een kip
 U nertu: een hert
 U noönu: een haan
 U zwien slagtun: een varken slachten
 Uul: uilUuln: huilen, geluid van de uil/wolf/zeehond
 Uusmuus: huismuis Uutbroeën: uitbroeden Vangstu: vangst Veëzu: vaars Veltmuus: veldmuisVetu: mest
 Veugul: vogel Veugulei: vogelei Veugulnest: vogelnest Veugulsjhrik: vogelschrik Veugulupvang: vogelopvang Veugulvangstu: vogelvangstVienku: vink
 Vieërvoeëtur: viervoeter Visgroötu: visgraat Visofvol: visafval Vleeësofvol: vleesafval Vleermuus: vleermuis Vlerku: vleugelVliegu: vlieg
 Vlindru: vlinder Vloojn: vlooienVlooju: vlo
 Vloojubeetu: vlooienbeet Voeëdiengu: voeding Voeëdrn: voederen Voljiïru: kooi voor vogels   Fr volière Vosunol: vossenhol Vosusteërt: vossenstaart Vulbloeët: volbloedWalvis: walvis
 Wietienk: wijtingWoöf: wolf
 Wormu(s): worm(en) Zalmu: zalm Zeeëduuvul: zeeduivel Zeeëjoent: zeehondZiengn: zingen, geluid van de walvis
 Zjakals: jakhals
 Zjierafu: giraf
 Zoemn: zoemen, geluid van de bij
 Zwaaluw: zwaluw
 Zwien: varkenZwienubeër: varkensbeer
 Zwienubloözu: varkensblaas Zwienumoeëru: zeug Zwienustal: varkensstal Zwienuvleeës: varkensvlees Zwieëns: varkens Zwoönu: zwaan Zwoöpei: bebroed ei dat geen kuiken geeft   |