Pasen is het belangrijkste christelijke feest in het liturgische jaar, volgend op de Goede Week. Christenen vieren deze dag vanuit hun geloof dat Jezus opgestaan is uit de dood, op de derde dag na Zijn kruisiging. Volgens huidige berekeningen heeft deze kruisiging plaats gevonden tussen de jaren 26 en 36.
In de loop der jaren zijn veel non-religieuze culturele elementen toegevoegd aan het feest; waardoor het een belangrijk seculier feest is geworden. Pasen duurt twee dagen en wordt gevierd op een zondag en maandag. Beide dagen worden wel afzonderlijk Eerste en Tweede Paasdag of Paaszondag en Paasmaandag genoemd.
Pasen heeft zijn oorsprong in het Joodse Pesach. Tijdens het concilie van Nicea (325) zijn de data van beide feesten officieel ontkoppeld [1]. Overigens zijn er aanwijzingen dat het feest zijn oorsprong vindt ruim voor het ontstaan van het christendom[bron?].
Het christelijke Pasen verwijst ook naar de vijftig dagen durende periode van het kerkelijke jaar vanaf het paasfeest tot Pinksteren, gedurende welke de christenen hun jaarlijkse paasplicht mogen vervullen. De periode van het paasfeest tot Hemelvaartsdag duurt veertig dagen.
De paastijd en de christelijke liturgie daaromheen heeft door de eeuwen heen vele componisten geïnspireerd tot muzikale composities. In de Barokperiode viel vooral het werk van Johann Sebastian Bach op met de Johannespassie, Mattheuspassie en zijn cantates. Voor de Eerste Paasdag bedacht Bach de cantate nr 4 Christ lag in Todesbanden. Voor de Tweede Paasdag schreef hij vervolgens de cantate nr 6 Bleib bei uns, denn es will Abend werden. (Wikipedia)