15 jaar, lijk het Monster van Lochness xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
-Over de grenzen van Brussel-
Dit bericht werd intussen grondig aangevuld en gewijzigd.
In 1963, nog voor Hertoginnedal, deden wij een wederkerig verkavelingvoorstel om grenzen van de Agglomeratie definitief vast te leggen. Na een vluchtige voorstelling in de Commissie van Binnenlandse zaken, werd het in Hertoginnedal stillekes afgevoerd, als ??? Het bestond erin geen gemeenten maar wijken over te hevelen, enkele Vlaamse wijken uit de Agglomeratie bij Vlaanderen te voegen en wederkerig enkele verfranste wijken bij de agglomeratie. Beperkt, evenwichtig en wederkerig.
Regelmatig, tot en met Egmont, 15 jaar later(onzaligergedachtenis) zou de formule opnieuw opduiken, nu eens onder de naam Van Hoyweghen, zelfs van Simonet, dan weer is het R. De Feyter van het VEV die, terwille van Egmont in gesprek met het FDF, daar iemand mee zou belasten. Ook in 1974, tijdens een poging van Tindemans om o.a.de VU en het FDF in zijn regering op te nemen, zou men,op het Kasteel van Ham, nog eens proberen een beperkt,evenwichtig en wederkerig verkavelingvoorstel uit te werken . Het spijt mij nog altijd dat ik er toen niet bij was. Ik moet wel zeggen dat ik bij al die andere pogingen noch schuld nog verdienste had. Ik heb er alleen weet van van lezen en horen zeggen". Zoals ik het al schreef, 15 jaar lang kwam het project steeds opnieuw boven water lijk het monster van Lochness.
En niemand weet precies hoe het eruit zag
-Manu Ruys over ons verkaveling voorstel van 1963
Manu Ruys vertelt in zijn zeer boeiend en zeer leerrijk boek Een Levensverhaal, op pag.172, de volgende anekdote over mijn plan van 1963 om de grenzen van Brussel aan te passen, als alternatief voor de annexatie van de zes randgemeenten als voorgesteld door de toenmalige Eerste Minister Theo Lefèvre, aan de vooravond van het beruchte Hertoginnedal: Verroken verdedigde een persoonlijk initiatief: geen aanhechting bij Brussel van volledige gemeenten, maar van enkele wijken met en overwegend Fransprekende bevolking. Als compensatie zouden een paar kleine stukjes van de Brusselse agglomeratie met hoofdzakelijk Nederlandstalige bewoners (Haeren-Buda en Neerpede) aan Vlaanderen worden gegeven. Buiten de agglomeratie zou alles homogeen eentalig blijven.
Verroken kwam zijn plan toelichten op een lunch waarop de directeurs van de Standaard en La Libre Belgique, Albert de Smaele en Victor Zeegers , LLB-hoofdredacteur Jean Daloze en ikzelf aanzaten. Hij spreidde een immens stadsplan over de borden en de glazen en pleitte langdurig en met zijn bekende geestdrift, maar overtuigde niemand. Het verknippen van de wijken leek onmogelijk.
Het zal wel zo geweest zijn, dat de aanwezigheid van La Libre een beletsel voor mij was om al mijn argumenten te gebruiken? Het verknippen van wijken was nog gebruikt bij de taalgrens regeling.En te dien tijde ook aan de orde bij de fusies van gemeenten.Een annekdote:een van de eerste parlementaire verslagen die ik ooit gemaakt heb ging over het overhevelen van een wijk van mijn geboortedorp naar een naburige gemeente.
En wat weet Karel De Witte, toenmalig jounalist van De Gazet v&n Antwerpen, hierover?
In zijn zeer aanbevolen boek Brussel Open Stad maakt Karel De Witte eveneens gewag van ons verkavelingplan ,eerder in positieven zin (als ik mij niet vergis)? Hoewel ik van mening ben, dat zijn alternatieven van het Hertoginnedal overleg onvolledig en niet correct zijn.
Onze fundamentele houding was status quo, geen faciliteiten (zoals in Wallonië) of, zo mogelijk, een beperkte, evenwichtige en evenredige verkaveling ( als een soort verbeterd status quo ).
Wat waren onze argumenten om het status quo te verdedigen?
Het was, in 1932, een eis geweest van de Walen dat de taaltellingen alleen invloed konden hebben langs de taalgrens nl daar waar een Vlaamse gemeente aan een Waalse paalde. De agglomeratiegemeenten zouden per definitie tweetalig zijn, ongeacht de taaltelligen. Ook voor de Vlaamse gemeenten daarbuiten zou de taaltelling zonder invloed blijven,zoals voor het Waalse binnenland. Zo wilden het de Walen en dat werd en was de wet van 1932. Maar het parlement heeft een memorie lijk een zeef. Dat het toen menens was met de tweetaligheid van de Agglomeratie werd duidelijk onderlijnd door het verwijderen van het eentalige gemeente van Sint-Stevens-Woluwe uit de Agglomeratie. Voor de rest, behoudens de 30% gemeenten langs de taalgrens, geen tweetaligheid, maar de Waalse wet, "aanpassen"; de Walen wilden niet dat Vlaamse nonnekes naar Wallonië zouden afzakken om aan de kinders van de Vlaamse inwijkelingen Vlaams te leren.
Maar wie in 1963, wie van de toenmalige parlementairen, wie van de onderhandelaars, wist dat of wist dat nog? Of wie had daar voldoende aandacht voor, overzet als ze waren door echte problemen?
Waarover maakten zij zich zorgen ?
De inwoners van Brussel konden toch geen aanpassingsproblemen hebben, daar wettelijk in alle Agglomeratiescholen de tweede landstaal moest onderwezen worden?
In ieder geval, wegens hun tweetalige schoolvorming moeten de Brusselaars zich toch overal in Wallonie en Vlaaderen kunnen aanpassen, zonder ergens miserie te verwekken?
Of moet men zich alleen aanpassen in Wallonië en niet in Vlaanderen?
Dus was ons standpunt: in eerste orde status quo, geen uitbreiding, aanpassen.
In tweede orde kwam voor ons het verkaveling voorstel, als een mini win-win operatie.
Wat, waarom, hoe, hierover seffens.
Daartegenover stonden de standpunten a) de aanhechting bij Brussel en b) de faciliteiten
En wat schrijft Karel De Witte
Hertoginnedal, op vrijdag 5 juli (Zie pag.86)
Ter voorbereiding had de regering een waaier van oplossingen voorbereid. In feite waren het er maar drie:
1)de verkaveling,door Franstalige wijken bij Brussel te voegen en Vlaamse wijken bij Vlaamse gemeenten of (om) Vlaamse gemeenten te behouden.
2) faciliteiten in alle zes.
3) faciliteiten in een paar in een paar gemeenten en verkaveling in de andere.
Welk voorstel zou het halen?
De faciliteiten natuurlijk, behalve wanneer de Vlaamse onderhandelaars het been stijf hielden.
Mag ik? Dus staat Karel wel achter het verkavelingvoorstel?
Dan volgt de lijst van de onderhandelaars. En hij gaat verder:
Daags voor het conclaaf was aan De Saeger opdracht gegeven om ondanks alles de verkavelingformule te verdedigen. Hij beschikte alleen maar over een Michelinkaart, waarop met rood potlood de afgrenzing van de wijken was aangeven. Minister Gilson had echter gedetailleerde kadastrale kaarten, zo opgemaakt dat een redelijke verkaveling uitgesloten was. En toch wilde men nog verkavelen.
Van Vlaamse zijde werd daarom als hoogstwaarschijnlijkaangenomen dat het niet tot een overeenkomst zou komen ----en dat pas later
Tot hier Karel De Witte
Mijn mening ter zake is, dat De Saeger wel 100% akkoord was, maar onvoldoende vertrouwd was met de feitelijke gegevens op het terrein en er wellicht van uitging, dat de praktische uitwerking daarna aan anderen zou overgelaten worden.
Hij werd zeker verast door twee feiten:
1) door een uitgewerkt alternatief verkavelingplan:
2) door de sceptische reactie bij de rest van de vergadering, Vlamingen inbegrepen.
1) Feit was dat VDB, via Minister Gilson, ook een verkavlingsplan had laten opstellen door de H. Sacré, de toenmalige Arrondissementscommissaris van Brussel-Hoofdstad, Halle-Vilvoorde en de Zes Randgemeenten, en dat deze kadasterkaarten aan de vergadering werden voorgelegd, kan hem wel verast hebben, temeer omdat hij wellicht onvoldoende
terreinkennis had om hierop direct en concreet met ja of neen te reageren?
2) Maar het kan ook, dat hij zich plots psychologisch geïsoleerd voelde, wanneer hij geconfronteerd werd met de sceptische reacties bij zijn andere Vlaamse collegas, reacties in de aard van deze op de Standaard, waarvan sprake in het boek van Manu Ruys?
Bleven dan nog over
a) de aanhechting van de zes bij Brussel
b) de faciliteiten .
c) het status quo en aanpassen, zoals de Vlaamse inwijkelingen in Wallonië moeten doen?
En ik zie het al gebeuren. In naam van het eeuwig Belgisch compromitterend Belgisch compromis op de rug van de Vlamingen werd voor b) gekozen.
En wie wordt de dupe van het verhaal? De geïsoleerde Vlaming De Saeger? Omdat hij op zijn eentje niet sterk genoeg was gebleken om het status quo of de verkaveling uit de brand te slepen.
Hoe onze verkavelinggedachte tot stand kwam?
Toen reeds kenden wij de expansie litanie van Karel De Witte, bij wie we regelmatig eens op de koffie gingen, en die, als inwoner van Wemmel, zeer betrokken en begaan was met de hier besproken problematiek.? Hij kende de feiten geschiedenis van de Agglomeratie en de Rand als gen tweede en als parlementair journalist van De Gazet van Antwerpen volgde hij stipt de parlementaire actualiteit terzake. Ik kende zijn litanie over de uitbreiding van de Agglomeratie met Vaamse gemeenten, die daarna onder politieke, administratieve, sociale druk werden gekoloniseerd en om den brode, om de job, om de status en om niet als extremist bekeken te worden, zich weerloos lieten verfransen. Karels verfransingslitanie begon met Elsene in 1846. Daarop volgt de ene Vlaamse gemeente na de andere. Sint Gillis en Sint Joost-ten-Node in 1880, Schaarbeek en Etterbeek in 1900, Vorst in 1910, Ukkel en Watermaal-Bosvoorde in 1920?
Ik mis Twee Woluwes en Oudergem.
En dan komen de taalwetten van 1921. Toen werden de Vlaamse gemeenten Laken, Neder-over-Heembeek en Haren met de stad Brussel gefusioneerd.
In 1947 werd de Agglomeratie weer uitgebreid met Andelecht, Koekelberg, Sint-Jans-Molenbeek en Jette?
In 1954 Evere, Ganshoren en Sint-Ahatha-Berchem .
Om,wanneer ze Vlaams wensten te blijven, als tweederangsburgers bekeken te worden en nauwelijks geduld als vaderlanders?
De hoofdstad zou eens in Wallonie moeten liggen, en zo Vlaams bestuurd worden als Brussel Frans is? En men zou daar jaar na jaar nieuwe Waalse steden willen aan toevoegen ? Hoe zouden de Walen reageren?Zouden ze er niet van wakker liggen? En hier stelt zich de grote vraag van 1963 (44jaaar geleden): hoe die helse kringloop doorbreken?
Hoe die infernale kringloop doorbreken
In 1963 werden wij dus opnieuw geconfronteerd met de vraag van verdere uitbreiding met Wemmel, Linkebeek, Bosvoorde, Sint-Genesius-Rode, Wezenbeek-Oppem, Kraainem, Strombeek en Dilbeek.
Zal dat dan de laatste keer zijn? Hoe konden we daar parlementair een einde aan stellen? Ik zag toen maar drie tactische mogelijkheden.
Drie tactische mogelijkheden
1) Zoveel mogelijk Vlaamse collegas uit de regeringspartijen verzamelen achter het argument,geen tweematen en twee gewichten", genoeg is genoeg, wat voor Wallonië geldt moet ook gelden voor Vlaanderen nl inwijkelingen" moeten zich aanpassen; het land heeft nood aan vaste binnengrenzen om tot rust te komen en om zich 100% te kunnen wijden aan de sociaal-economische zorgen, aan de echte problemen? Als wij aan dezelfde kant van het zeel trekken, kunnen wij wellicht ook onze Waalse collegas overtuigen, temeer daar ze te dien tijde nogal regionalistisch gestemd waren, zeker de socialisten. Resultaat: te hoog gegrepen, zeker in regeringskringen.
2)Vanwege de Fractie, mocht ik aan de eerste minister zeggen, toen hij met ontslag dreigde:als het zo simpel is, om gemeenten bij Brussel te voegen, waarom daar ook niet een paar Waalse gemeenten waar veel Vlamingen wonen (zie kiezerslijsten van toen) aan de Agglomeratie toevoegen?
Binnen de kortste keer lag hij daar buiten. In compensatie liet men dan Dilbeek en Strombeek weg, mede vanwege de antibeweging ter plaatse.
3)Wij hadden het gevoel: er moet iets gebeuren, maar dan iets met een definitief karakter. Het status quo wordt politiek onhoudbaar, waarom er geen kleine win-win-operatie van maken? Ik kende het gebied al even goed als mijn eigen arrondissement. Hoedat? Sinds de verkiezingen van 1946 was ik op het Nat. Partijsecretariaat betrokken bij de Nationale Propaganda en in 1947 stichtend secretaris van de Bond van Gemeente en Provincieraadsleden en kende in iedere Randgemeente voldoende mensen en bevoegde instanties ter plaatse, om mij objectief en zakelijk te helpen bij het invullen van mijn kadasterkaarten.( Waar ik later de naam van "de landmeter" heb verdiend)
Het schandaal van Haren
Ik werd in mijn opzet ten zeerste gesterkt na een grondig bezoek aan de vroegere gemeente Haren die in 1921 bij de stad Brussel werd gevoegd. Ik heb daar toen een heel pak fotos laten maken van de toestand van de wegen en open rioleringen, ten behoeve van de Taalwetcommissie, om aldus aan te tonen dat de stad Brussel kennelijk niet in staat was,behalve het innen van de belatingen, deze vroegere Vlaamse gemeente ook deftig te onderhouden, maar ze liet verworden tot het meest verwaarloosde dorp in het ganse land.
Niet alleen mijn kaart, maar ook die foto-collectie heb ik toen voorgelegd aan de parlementaire commissie van Binnelandse zaken, zodat ook minister Gilson daar kennis kon van nemen en laten controleren. (Die ganse fotocollectie berust bij het ADVN archief te Antwerpen , alsook een kadasterplan waar alle Franstaligelagere aan de binnenraad zijn aangeduid, om te bewijzen dat meestal alle buitenrand bewoners binnen de wettelijke 4 klm over zulke school besckikken, alsof ze opzettelijk zo ingeplant werden.) Ik dacht als wij zo de binnengrens onderzoeken, waarom niet ruilen met enkele zware villa-wijken en die bij een Brusselse gemeente voegen? Ik ging er mede van uit dat, voor de betrokken gemeenten dit veel erger is dan in hun geheel overgeheveld te worden. Maar het was tegelijk een signaal, voor de betrokkene en andere Vlaamse randgemeenten, om in de toekomst wat voorzichtiger en weerbaarder op te treden?
Moeilijk? Niet moeilijker dan langs de taalgrens?
Nazorgen? Geen vergelijking mogelijk met wat de Faciliteiten als nazorgen hebben teweeggebracht ?
Een verkaveling was .daarbij m.i. een operatie die niet voor herhaling vatbaar was, dus was de kans groot om als definitieve regeling aanvaard te worden, wat men niet kan zeggen van een aanhechting of een faciliteitenoplossing?
Ik hoop dat de toekomst mij ongelijk geeft.
Dat verkaveling in de Commissie geen kans zou gehad hebben, daar ben ik niet zeker van; de kaart van Sacré laat m.i. toch het tegenovergestelde vermoeden?
|