Bij het begin van het schooljaar vroeg een godsdienstleraar
aan de leerlingen: 'Bestaat God of bestaat hij niet ?' Als hij niet bestaat, dan
heeft het ook geen zin aan de godsdienstlessen tijd te besteden. De leerlingen
begonnen bewijzen van het Godsbestaan te zoeken.
Wonderen zijn toch niet te verklaren zonder dat er een God
bestaat. De leraar hielp hen daarbij. Hij deelde hun doktersattesten mee. Jeanne
Frétel was 34 jaar oud en dodelijk ziek. Zij had buikvliesontsteking van
tuberculeuze aard. In Lourdes is zij op 8 oktober 1984 op onverklaarbare wijze
genezen nadat zij de communie had ontvangen.
Deze geneesheren hadden eens beschrijvingen van genezingen
doorgespeeld naar de bisschoppelijke commissie, die daar een oordeel moet over
vellen. De volgende morgen kregen de dokters antwoord. Twee genezingen konden
mogelijk door zelfhypnose verklaard worden. De bischoppelijke commissie vroeg
hen met zulke verhalen niet meer lastig te vallen.
De helft van deze geneesheren komen er rond voor uit dat zij
niet geloven. Ook zij bevestigen de zware ziekte en de volledige en blijvende
genezing maar komen toch niet tot het geloof dat God daar de hand in heeft. Zij
geven toe dat zij er helemaal geen verklaring voor hebben. Maar wonderen
gebeuren zo zelden. Daarom zijn ze moeilijk te vergelijken en te bestuderen. Als
er nu nog geen uitleg bestaat voor deze gebeurtenissen, dan is het misschien
toch wel mogelijk over vijftig of over honderd jaar.Een
wonderbare genezing kan andere mensen blijkbaar niet overtuigen om in God te
geloven.
De leerlingen zegden: 'Het is duidelijk dat alles een begin en
een einde heeft. Wie of wat was er dan voor het heelal bestond ? Hoe kon alles
begonnen zijn als er geen God zou bestaan ? ' De leraar had er weer een antwoord
op: ' Alles wat wij waarnemen op de aarde en in het heelal heeft een begin.
Wij kunnen ons geen voorstelling maken wat er was voor het allereerste begin.
Wij kunnen echter even goed veronderstellen dat alles in het heelal wel een begin
en een einde heeft, maar dat het heelal zelf altijd heeft bestaan.'
Een pientere leerling zei: 'Als ik een horloge wil stelen, dan
zegt God in mijn hart: Dat is verkeerd. Doe dat niet.' De leraar antwoordde dat
dat een fijn gevoel was maar dat het op een heel menselijke manier uit te leggen
is. Mensen kunnen niet samen leven, als men alles van elkaar weg neemt of wanneer
mensen elkaar blijven uitmoorden.
Op een avond kwam de vader van een leerling de leraar
opzoeken. Hij zat met een ernstige vraag. Hij had de samenvattingen van de
godsdienstlessen van zijn zoon nagekeken en nu vroeg hij zich werkelijk af of
die leraar nog wel geloofde of niet.
De leraar loofde en dankte de vader. Het was hem nog niet
voorgekomen dat een ouder zo'n grote belangstelling toonde voor het
godsdienstonderricht. Hij stelde de vader ook gerust. Hij geloofde heel sterk.
Het was hem er alleen om te doen dat de leerlingen zelf de oplossing
zouden vinden. Als de vader verder de lessen wilde nakijken, dan zou hij ook
ontdekken tot welk antwoord zij zouden komen.
Het duurde meerdere lessen voordat de leerlingen door hadden
dat er geen enkel Godsbewijs stand kan houden. Dat er een God is kunt ge alleen
maar geloven.
Zij hadden niet zoveel tijd nodig om in te zien dat ook
niemand een echt bewijs kon leveren dat God niet bestaat. Ook godloochenaars
moeten dat evenzeer geloven.
De titel is dus helemaal geen vergissing.
Documentatie : "Y a-t-il encore des miracles à Lourdes ?" van Dr Olivieri en Dom B.Bilet. Uitgeverij: P.Lethielleux, 10 Rue Cassette, Paris - 6. De derde druk verscheen in 1972.
Zuster Noëlla wilde vormelingen verder leren
zien.
In de tuin zou zij foto's ophangen.
De jongeren moesten trachten er meer in te
ontdekken.
In de tuin waren er geen foto's.
De zuster had alleen kaders aangebracht om door te
kijken.
Eén kader stond voor een bosje rode rozen.
Doorheen de kader konden de vormelingen van de
rozen genieten.
Een ander kader hing aan een boom.
Een man had uit liefde voor een meisje een hart gekerft in de
boom.
Een ander kader toonde een uitgeholde stam van een
klimopstruik.
De klimop had boven groene bladeren.
Ergens had het sap toch een weg naar omhoog
gevonden.
Zuster Noëlla zag in de stam een 'holle' mens.
Alle vormelingen lachten.
Zij legde uit dat een 'holle' mens
iemand is zonder hart, zonder vriendschap, zonder
liefde.
Het werd stil.
Zij had doorheen de kader ook Jezus gezien.
Hij verwacht dat wij ook aan een 'holle' mens vriendschap
geven
zoals het sap ook door de holle stam was geraakt.
Misschien is dat teveel gevraagd.
In dat geval nodigt Jezus ons uit om bij hem in de leer te
gaan.
Hij is voor het lijden en voor de dood niet op de vlucht
gegaan.
Hij heeft zich niet verdedigd.
Zo toonde hij aan hoe diep de liefde is, die God voor ons over
heeft.
Bij hem kunnen we kracht halen om hem enigszins na te
volgen.
Zuster Noëlla kon beter zien
wanneer mensen verdriet hadden,
zich niet begrepen voelden
of onrechtvaardig behandeld werden.
Dan stond zij naast hen
en dat had zij aan de kracht van Jezus te
danken.