Johan en Karel toonden een meer dan gewone belangstelling voor de bijbel. Zelfs buiten de les stelden zij vragen om een beter inzicht te krijgen over bijbelverhalen. Dat bracht mij tot de vraag of zij met twee eens les wilden geven. Hun ogen straalden van enthoesiasme .
Op woensdagnamiddag kwamen wij samen om de les voor te bereiden. Zij hadden vlug de hoofdgedachte van het verhaal gevonden en zochten voorbeelden om die bijbelse wijsheid om te zetten in het leven.
Na twee woensdagen zaten zij nog met één probleem: wat als de andere leerlingen moeilijke vragen zouden stellen ? Dus gingen wij op zoek naar vervelende vragen en wat zij daarop als antwoord konden geven. Toen waren ze helemaal gerust gesteld.
Op een morgen riep ik Johan en Karel naar voor en ging zelf achteraan in de klas zitten. Op dat ogenblik werd er op de deur geklopt en onverwachts kwamen de inspecteur en de directeur de klas binnen. De inspecteur keek in mijn agenda en zei: 'Zijt ge nog altijd met de bijbel bezig ?' Ik antwoordde en voegde er aan toe: 'Ik ben met een experiment bezig. Die twee leerlingen gaan les geven in mijn plaats.' De inspecteur keek mij aan en zei: 'Doe maar; doe maar.' Ik ging naar Johan en Karel en sprak zachtes: 'Van die twee mannen achteraan in de klas trekken wij ons geen fluit aan en wij gaan verder zoals wij het ingeoefend hebben.' Hun glimlach gaf weer dat zij er gerust in waren.
Op het einde van de les wilde de inspecteur weten hoe ik op dat idee gekomen was. Ja, dat lag aan de nieuwsgierige gedrevenheid van Johan en Karel. Hij vond de les heel goed. Nu hij gemerkt had hoe ik les gaf over de bijbel, mocht ik van hem daarmee nog een tijd doorgaan.
Het college en het techisch instituut werden gebouwd door de gemeente Westerlo.
Een drukkerij was failliet gegaan en alles moest weg. Een neef van mij werkte daar en heeft mij een exemplaar van de Protestantse Bijbel geschonken. De woorden en de uitleg dateren nog van 1657 maar de bijbelgeleerden van toen zijn heel ernstig en heel degelijk te werk gegaan.
Alle leerlingen keken met grote belangstelling naar uitzendingen van Up with People. In één lied vraagt een negerjongen aan zijn vader of God misschien ook een blanke is. In die vraag steekt de vrees dat in dat geval de hemel toch niet het grote geluksgevoel zal geven. De vader antwoordt dat voor God alle mensen gelijk zijn.
Dat lied was een uitstekend vertrekpunt om in een les de waarde te beklemtonen van alle mensen zonder enig onderscheid. De leerlingen brachten zelf voorbeelden aan van respect voor anderen. Om die gedachte dieper in hen te laten doorsijpelen, liet ik hen in stilte de laatste zeven minuten van de les de vijf mensenrassen tekenen.
Frans kon niet goed onthouden en studeren ook niet. Om mee te tellen in de klas hing hij dan maar wat de onnozelaar uit.
Ik wandelde door de klas en kwam achter de rug van Frans staan. Voor de vijf hoofden had hij een ovaaltje uit een sjabloon gebruikt. Met een paar streepjes had hij de verschillende rassen weergegeven. Ik kan niet tekenen. Een neger zou ik veel krulhaar en dikke lippen geven maar dat had Frans niet nodig. Ik zei: 'Frans, jongen, dat vind ik echt mooi !' Alle leerlingen kwamen kijken. Omwille van de complimenten heb ik deze wanorde toegelaten: 'Zeg, dat is mooi getekend. - Frans, ik wist niet dat gij zo goed kunt tekenen. - Frans, daarvoor sta ik in bewondering. - Wie had dat van u gedacht ?'
Frans wist zich door heel de klas aanvaard en heeft geen gekke toeren meer uitgehaald.
.
Up with People is een internationale groep van honderd studenten. Gedurende een half jaar reizen zij de wereld rond en brengen een show ten voordele van een plaatselijk goed doel. Up wit Peopple bestaat nu 50 jaar en op 13 mei van dit jaar waren zij in Genk.
In het begin van het schooljaar werd de reeks' De filosoof van Haagem' uitgezonden. Alle leerlingen hadden deze uitzendingen natuurlijk gezien. Het was een ideale gelegenheid om minder verstandige leerlingen de kans te geven ook eens te antwoorden op vragen.
Waarin vindt Naten zijn plezier ? Hij zit aan de jenever van Titten en vult de fles aan met water.
Weet Titten dat ? Jawel maar hij lacht er eens mee. Hij gunt Naten dat pleziertje.
Hoe geeft Titten zin aan zijn leven ? Hij is begaan met Patatje. Hij helpt hem op alle mogelijke manieren. Met levenswijsheid bereidt hij hem voor op het leven.
Naten en Titten zoeken het geluk op een verschillende manier. De leerlingen hebben vlug door dat Titten een dieper geluk nastreeft dan Naten.
De leerlingen zijn akkoord om in het verdere schooljaar mee te zoeken hoe Jezus met zijn geestelijke raadgevingen een nog diepere wijsheid aanbiedt.
Nu ik een reddersdiploma had bereikt, reden wij met de autobus niet meer naar Diest maar fietsten wij van Westerlo naar het Chiro-zwembad in Oosterwijk.
Het Chirozwembad is in 1998 gesloten en omgebouwd tot een polyvalente ruimte.
Tien leerlingen van mijn klas konden goed zwemmen en doken onmiddellijk in het diepere water. Aan de anderen gaf ik zwemles. Ik vond het belangrijk dat zij voelden dat het water hen droeg. Daarom moesten zij op hun buik met gestrekte armen in het water gaan liggen met hun gezicht in het water. Als zij van dat gevoel overtuigd waren, konden zij bewegingen maken om vooruit te komen.
Ik liet hen verder oefenen en zwom naar het diepe. De tien zwemmers trappelden in het water in een kring rondom mij. Om niet in de rug aangevallen te worden draaide ik mij om mijn as en daagde hen uit. Haantje de voorste kwam naar mij. Ik sloeg mijn armen rond zijn romp en liet hem nog eens goed adem halen om en tijdje onder water te blijven. Hij begon onmiddellijk te spartelen maar ik loste hem niet. Na een poos kwamen wij terug boven. Niemand had nog veel zin om naar mij toe te zwemmen.
Leerlingen moet ge nooit onderschatten. Haantje de voorste was ongezien op de rand van het zwembad gaan staan. Op het ogenblik dat ik mijn rug naar hem toedraaide, dook hij onder de andere door en trok mij aan mijn benen naar beneden. De negen andere schoten naar mij toe om mij onder water te houden. Ik vond het slim en grappig en ik had er zin in. Toen ik het welletjes vond, stootte ik er een paar met mijn ellenbogen in hun maag en pakte nog een andere vast. Als wij boven waren, gibberden wij allemaal van het lachen.
In het ondiepe gaf ik dan verder zwemles. De verantwoordelijke van het zwembad keek toe. Hij had geen badmeester meer. Verenigingen hadden betaald om tien zwemlessen te krijgen. Of ik niet bereid was om 's avonds les te komen geven. Dat heb ik dan ook met veel plezier gedaan.
Leerlingen vroegen waarom er vanuit de school nooit werd gezwommen. Ja, dat was een heel delikaat onderwerp. Ooit was een leraar Lichamelijke Opvoeding op een hete dag in juni met een klas naar de Nete gereden. Frans was een goede zwemmer, dook in het water en kwam niet meer boven. Dat was een drama voor de familie, de leraar, de klas en heel de school. De leerlingen stonden stil bij dat verhaal maar vroegen waarom zij toch geen gelegenheid kregen om te zwemmern.
Ik kon de directeur en de prefect overtuigen. Op een vrije namiddag zouden leerlingen en ik met een autobus naar het zwembad in Diest rijden. Daar hielden altijd twee redders toezicht. Zelf schreef ik in voor een redderscursus in het Kursaal in Turnhout.
Een oudere leermeester wees ons op de verantwoordelijkheid, die wij op ons namen. Hij was aangenaam verrast dat er een geestelijke deel nam aan de cursus. Dan gaf hij praktische opdrachten. Zo moesten wij houten poppen, met lood verzwaard, uit het diepe naar boven halen.
Hij vroeg een volgende keer een hemd, een broek, kousen en turnpantoffels mee te brengen. Hij keek beteuterd hoe ik, gekleed, de pop wel boven water bracht maar niet de rand van het zwembad kon bereiken. Dan schoot hij in een lach:' Breng volgende keer geen wollen broek meer mee. Die zuigt veel te veel water op.'
De volgende opdracht was in het diepe duiken, over de bodem naar de overkant zwemmen en 25 seconden onder water blijven. Ik was toen 42 jaar oud. Ik stond naast jongeren, dook naar beneden en kwam na vijf seconden terug boven. Een tweede poging liep ook verkeerd af. Ik vertelde de leermeester dat ik mij vergeleek met de jongeren en daarom bij het duiken zoveel mogelijk lucht inademde. 'Volgepropt kunnen de longen niet werken' zei hij 'Blaas dan onder water wat lucht uit.' Na dertig seconden kwam ik boven en hij glunderde.
Op een zondagnamiddag werden de diploma's uitgereikt. De kapitein van de kazerne te Turnhout gaf een demonstratie. Met twee dochters en met twee houten poppen reed hij met een auto in het zwembad. De commentator chronometreerde hoeveel tijd hij nodig had om dochters en poppen aan de kant te brengen. Hij ging een tweede keer met de auto naar onder om zo lang mogelijk onder water te blijven. De commentator wist op een gegeven moment niet meer wat te zeggen. Na vijftien minuten opende de kapitein de deur. Aan de kant zegde hij nog langer in de luchtbel te kunnen ademen maar hij wenste door de verbruikte lucht geen hele avond hoofdpijn te krijgen.
Toen vroeg de leermeester of een kandidaat samen met een redder in de auto onder water wilde rijden. Mijn hart popelde. Niemand drong zich op en de leermeester duidde mij aan.
De redder zei dat ik helemaal niets mocht doen. Alleen als ik half op de kant lag, mocht ik verder kruipen en daarna ook de twee poppen aannemen.
Het water drong de auto binnen en zette druk op de luchtbel. Ik voelde druk op mijn oor en slikte om evenwicht in mijn binnenoor te krijgen. De redder opende de deur, zwom naar mij, opende de deur aan mijn kant, haalde mij uit de auto en bracht mij naar boven op de kant.
Leermeester en redder heb ik hartelijk bedankt.
Dit is de toegang tot de school, waar ik gedurende vijftien jaar godsdienstles heb gegeven.
Dit is het wapenschild van de gemeente Westerlo, die het onderwijs in deze school mogelijk heeft gemaakt.
Deze foto toont de steengroeve, niet bij Aywaille maar bij Cerfontaine
Bron: Panteological Exploring
De tweede dag in Aywaille leidden de gidsen ons naar de steengroeve om aan een touw van een 20-meter hoge rotswand af te dalen. Met een tweede touw zorgden zij er voor dat wij niet naar beneden zouden storten. Van bovenaf gezien leek het inderdaad nogal gevaarlijk.
Frans was de kleinste van de klas, keek eens over de rand en spurtte weg. Ik liep hem achterna: 'Frans, iedereen heeft schrik. Hebt ge gezien hoe ons haantje de voorste beefde, toen hij riep dat hij niet bang was ? Als ge niet afdaalt, zullen de klasgenoten op school misschien niets zeggen maar ze zullen wel denken: Frans durfde niet naar beneden.' Samen keerden wij terug.
Een gids bood mij nog handschoenen aan maar ik vond dat niet nodig. Frans en ik begonnen naast elkaar aan de afdaling. Na vijf meter zag ik dat Frans het heel goed deed. Daarom ging ik met sprongen verder naar beneden, terwijl de nylonkoord door mijn handen gierde. Beneden gloeide de binnenkant van mijn handen maar dat had ik er graag voor over. En Frans vroeg met schitterende ogen of hij het nog eens mocht overdoen.
Aan de overkant was een klimwand gebouwd. Boven stond een gids om ons te beveiligen, als wij een misstap zouden begaan of als een hand een uitsteeksel zou los laten.
Het was wel een heel sportieve dag.
Met de trein reden we terug naar Zichem. Ouders stonden ons op te wachten. Zij zeiden: 'Die mannen zijn gek ! Wat hebt gij met hen uitgespookt ?' Ik antwoordde dat wij samen twee fantastische dagen hadden beleefd.
Ik geloof, als ik hen had gevraagd om een houtsvuur te maken, hun schoenen en kousen uit te trekken en door het vuur te lopen, dat zij het nog zouden gedaan hebben ook. Dat is misschien niet de volle waarheid maar het tekent wel de geestdrift, die ons allen bezielde.
Op een verlengd weekeinde in het begin van de maand november wilde ik met mijn klas twee dagen doorbrengen in Aywaille.
De leerlingen zouden voor alles instaan. Alleen voor de slaapgelegenheid had ik daar afgesproken met de hulpdienst voor ongevallen in de grotten.
Een deel van de klas ging zorgen voor een treinreis van Zichem naar Aywaille en terug. Voor het groepsticket en voor de uurregeling stonden zij in. Anderen bestudeerden de bodemgesteldheid en de geschiedenis van de streek om dat in de trein aan de anderen uit te leggen.
Bij onze aankomst zegde ik dat ik gedurende deze twee dagen geen leraar wenste te zijn en zeker geen politieagent. Ze vroegen of zij mij dan ook Herman mochten noemen en voegden er onmiddellijk aan toe: ' Maar op school is het opnieuw 'Meneer' hé'. Natuurlijk was ik direct akkoord.
Het duurde niet lang of zes leerlingen kwamen naar mij toe: de ene helft van de klas wilde voetballen en de naderen wilden de omgeving verkennen. Ik vond dat zij dat zelf als grote mensen onder elkaar moesten uitmaken. De hele klas stemde er mee in eerst in de omtrek een wandeling te maken en daarna te voetballen.
Met een luide stem orakelde het haantje de voorste van de klas: 'Wij gaan vandaag niet slapen maar doen het nachtje door !' Daar was ik op voorzien. Onder de leiding van gidsen zouden wij in de namiddag vier uur lang in een grot afdalen. Ik was ervan overtuigd dat na zo'n inspanning niemand de hele nacht wakker kon blijven. Deze grot kende ik niet en zij was daarom ook voor mij een nieuwe ervaring.
In het lokaal stonden allerlei dranken en ook een sigarenkistje met een prijslijst. Voor het verblijf en voor de gidsen in de grot en in de steengroeve hoefden wij niet te betalen. Ik verwachtte van de leerlingen wel dat iedereen het juiste bedrag in het kistje zou neerleggen.
Na het avondeten zaten wij gezellig samen. Om half elf had ons haantje de voorste nog wat te zeggen: 'Mannen, iedereen weet dat er in onze klas leerlingen gewoon zijn om tien uur te gaan slapen. Die hebben niets gezegd maar fijn meegedaan. Dat vind ik tof. Daarom blijven wij nog een half uur op en dan gaan wij allemaal slapen'.
In een tijdspanne van één dag hadden zij geleerd echt om elkaar te geven.
Vroeger wandelde ik met mijn klas graag naar het Helschot. Over het riviertje de Laak bouwden wij een apenbrug.
Vooraf had ik met mijn auto schoenen, kousen slaapgerei en wasgerei voor mij en de leerlingen naar vrienden gebracht in Blauberg.
Om acht uur 's avonds wandelden wij naar het Helschot en kwamen er een uur later toe. Bij manenschijn zorgde ik er wel voor dat ik in de schaduw van een boom stond om het touw vast te maken aan een boom. Ik gooide het touw naar de overkant. De leerlingen spanden het touw goed aan, draaiden het een paar keer rond de boom en wierpen mij het uiteinde toe. Ik draaide het uiteinde tweemaal rond de boom en hield het touw in mijn handen.
De eerste leerling en de tweede leerling geraakten gemakkelijk aan de overkant. Als de derde leerling halverwege was, liet ik het onderste touw los. Met zijn twee handen hing hij boven het midden van de Laak. Hij begon te roepen maar ik schreeuwde even luid terug dat die knoop nooit had mogen los schieten. Er waren twee oplossingen: hij kon in de beek springen en naar de overkant kruipen of trachten met de kracht van zijn armen tot bij de twee eerste leerlingen te geraken. Hij koos natuurlijk voor de tweede oplossing. Ik begon aan het touw te schudden en kreeg aan de andere kant onmiddellijk navolging totdat hij moest lossen en in het water terecht kwam. Niemand haalde de overkant.
De twee eerste leerlingen vroegen of zij langs het bruggetje naar de overkant mochten gaan, want zij hadden iets gemist. Die ondergingen natuurlijk hetzelfde lot. Heel de klas kwam rond mij staan en zij zegden: 'Nu is er nog éne, die niet in de beek is geraakt !' Ik verzekerde hen dat dat niet zou lukken.
Van bij het begin voelde ik al geen touw meer onder mijn voeten. In het midden bleef ik met opzet hangen en spoorde hen aan toch wat harder te schudden. Ik was zeker tot aan de overkant geraakt maar dat zou ik zelf heel flauw gevonden hebben. Dus jutte ik hen nog wat meer op en liet me dan in de beek vallen. Groot gejuich natuurlijk.
Bij mijn vrienden wasten wij onze voeten. Daarna kregen wij boterhammen met kaas en dronken warme chocomelk. In de schuur hebben wij lekker in het hooi geslapen en 's anderendaags 's morgen zijn we terug naar Westerlo gewandeld.
De ingang was droog maar vanaf de blauwe cirkel stapten wij al door het water. Vanaf de gele cirkel volgden wij de bovenste gang tot aan de bruine cirkel. Daar draaiden wij rechts rond een rots en kwamen zo uit voor de brievenbus.
Daar moest iedereen op zijn rug naar boven klauteren. De vernauwing van de brievenbus is zo smal dat ge uw hoofd opzij moet draaien. Anders geraakt uw helm er niet door. Zo kwamen wij in het hoogste gedeelte van de grot (groene cirkel). Daar waren vele putten gevuld met water. De stalagmieten in het water zijn goed te zien. Het water is zo helder dat ge een totaal verkeerd idee hebt van de diepte van de putten.
Bij de terugkeer dachten wij aan de moeilijke brievenbus maar wij gleden glad naar beneden met onze voeten in een plas water en enkelen met hun achterste. Geen erg want wij draaiden onmiddellijk naar rechts en kwamen in een put met water van zeven graden tot aan ons middel.
Wij draaiden terug rond dezelfde rots en volgden nu een riviertje tussen hoge wanden. Plots kwam het riviertje uit een nauwe pijp gestroomd. Het water reikte bijna tot aan de bovenkant. Op handen en voeten kropen wij tegen de stroom in. Niet alleen ons hoofd maar ook de batterijen moesten wij boven water houden om niet zonder licht te vallen.
Bij de terugkeer daalden wij aan de paarse cirkel terug naar het onderste deel van de grot. Wij stapten door het water vlug naar buiten en gingen in de Ourthe zwemmen. Niemand was daar aan het zwemmen, want het water was veel te koud maar wij vonden het na de natte grot heerlijk warm.
GSA.Tilff
Deze ingang werd lang geleden met een ijzeren deur afgesloten, nadat men met achtergelaten rotzooi twee containers had gevuld. Een tijdje later werd deur met dynamiet weggeblazen.
Schroll naar beneden om een grote schets van de Trou Manto te vinden.
In de schets van de Trou Manto duidt geel op de koeuierzaal, rood op de keizerzaal, blauw op de kloof en groen op de doolhof.
Eens daalde ik met mijn klas af in de Trou Manto. Vier ouders wilden dat ook eens beleven. Mijn helper was een oudere, enthousiaste leerling. Wij hadden hem degelijk opgeleid.
Allen gingen vanuit de ingang langs de smalle onderste pijp naar de koeuierzaal. Een kleine, nogal ronde moeder ging ook langs daar. Vlug nam ik de bovenste gang om haar, indien nodig, aan te moedigen maar op dat ogenblik was zij al uit de pijp aan het kruipen.
Vrijwilligers mochten met mij afdalen in de kloof. Halverwege vormt de rots een bult. Het gewicht van een afdaler drukt de ladder tegen de rots. Daar moet men opletten dat de vinders niet tussen de ladder en de rots terecht komen. Beneden kan men rondgaan en alles bekijken.
De leerling leidde de anderen naar de keizerzaal. Een vrouw daalde liever niet af in de kloof. Daarom bleef haar man bij haar. Na een tijd kwamen we allen weer samen. De man zei: 'Die snotneus laat niet met zijn voeten spelen.' Ik antwoordde dat hij juist daarom mijn beste helper was. Om in de keizerzaal te geraken moet men zich tussen twee wanden naar omhoog krikken. Vooral bij de terugkeer moet men zich goed vast klemmen om de knieën niet aan de wand te kwetsen. De man wilde zich naar beneden laten glijden en terecht was de leerling daar tegen in gegaan.
In de doolhof wilde niemand geloven dat ik de uitgang niet wist. Enkele leerlingen kwamen mij achterna. In de meeste van de vijftigtal doodlopende pijpen was ik nog niet geweest. Die waren natuurlijk een uitdaging voor mij. Ik kroop maar rond tot ik natuurlijk helemaal terug moest. Na drie keer hadden die leerlingen door dat ik niet de uitgang zocht. Tenslotte wilden drie leerlingen mij volgen naar de verbinding met de Grotte Saint Etienne. Ik had hen gewaarschuwd dat het heel moeilijk ging worden. Ik had toen helemaal geen overgewicht maar de verbinding zelf was zo smal dat ik er echt niet doorheen kon. De drie leerlingen vonden het jammer maar waren blij dat wij alles geprobeerd hadden.
In de koeuierzaal bleven wij bovenaan rechts en kwamen uit voor de afbeelding van deze foto. In het midden zijn twee donkere gangen zichtbaar. De gang rechts was voor minder sportievelingen. Door de linkse opening moest ge helemaal rechts kruipen, want links hadt ge geen steun om uw voet op te plaatsen. Bovendien stond er rechts nog een stalagmiet in de weg. Zo kwamen wij op een plaats waar lichtgolvende stalagmieten overdekt waren met water.
Ik vermoed dat de rode letters niet in de grot zijn aangebracht maar op de foto.
Foto You Tube.
Deze foto met de ladder is jammer genoeg onscherp. De treden in aluminium zijn met elkaar verbonden door staaldraden. Met zulke ladder daalden wij af in de kloof van 15 meter diep.
Regelmatig daalden wij met een klas af in de Trou Manto te Ben-Ahin bij Hoei.
De schets van de vertikale en horizontale doorsnede van de grot komt van de Spéléoclub Aven Montjoie.
De zaal in de gele cirkel wordt door iedereen de Koeuierzaal genoemd omdat het plafond vol hangt met stalactieten in de vorm van uiers. Vanuit de ingang zjin er twee gangen naar deze zaal. De onderste is de smalste. Op uw buik kunt ge naar voor kruipen. Op het einde moet ge u omdraaien om er naar boven uit te kruipen.
De zaal in de rode cirkel noemden wij de Keizerszaal. Een grote stalagmiet had de vorm van een troon. Daar kon iedereen eens gaan inzitten.
De zaal in de blauwe cirkel is de put van 15 meter diep. Daarin daalden wij af met een ladder.
De zaal in de groene cirkel noemden wij de doolhof. Een vijtigtal pijpen krinkelen naar links en rechts, naar boven en naar beneden tot zij doodlopen. Vanuit de Koeuierzaal komt men er in. Er is nog een tweede heel smalle uitgang, de verbinding met de andere grot Saint-Etienne.
Ingang van de Trou Manto.
Foto van de Spéléo-club alpin 'La cordée de Mouscron'
Frans Willems was leraar aan de Gemeentelijke Lambertusscholen te Westerlo. In het weekeinde ging hij valschermspringen. Daar ontmoette hij een pastoor met jongeren. De pastoor nodigde Frans uit om eens af te dalen in een grot. Frans kon zijn enthoesiasme overbrengen op enkele leerkrachten.
Op het einde van het schooljaar legde de school verkoopdagen in om buitenschoolse activiteiten te kunnen bekostigen.
Zo kocht de school dertig helmen, enkele karbuurlampen, een ladder uit staaldraad en nylon-touwen.
Van een oude autoband werden gummi-repen gesneden om het pillicht op de helm te bevestigen. Zo had men beide handen altijd vrij. Voor een pillicht en verse batterijen moesten de leerlingen zelf zorgen.
Wij leerden de leerlingen de juiste knopen kennen. Terwijl wij naar de opening van de grot stapten werd iedere knoop grondig gecontroleerd. Bij een kloof werd iedereen aan een langer touw bevestigd. Dat touw werd voor de veiligheid rond een pilaar vast gebonden. Een pilaar ontstaat wanneer in de loop der jaren stalactieten en stalagmieten aan elkaar groeien.
Vroeger mocht iedereen alle grotten binnengaan. De bezoekers hebben zoveel vernietigd dat het nu helemaal verboden is.
De verantwoordelijken voor de natuur in Wallonië hebben volkomen gelijk. Als men beseft dat moeder natuur honderd jaar nodig heeft om een klein doorschijnend pijpje één cm te laten aangroeien, dan is het schrijnend om zien dat een pilaar van twee meter hoogte en met een omvang van dertig centimeter waarschijnlijk met de achterkant van een bijl is stuk geslagen.
Wel kan men nog grotten bezoeken met een plaatselijke gids per tien personen.