De familie Pesendorfer kwam elk weekeind naar de eucharistieviering. Zij zochten contact met mij.
De vader had een slechte heup. Hij skiede vooruit. Als hij viel konden familieleden hem gemakkelijk bereiken. De moeder had de dochter en de twee zonen het skiën bijgebracht. De drie kinderen waren skileraar. Bij de skilessen stak de moeder op spychologisch vlak boven de anderen uit.
Zij vroegen mij of ik op de middag geen uur vrij had om met hen naar boven te gaan. Ik kon bochten maken en stemde er mee in. Zij vlogen in één trek 70 tot 80 meter lager. Ik maakte een bocht naar rechts, skiede over de hele breedte van de skipiste, maakte een bocht naar links en dwarste weer over de piste. Helemaal beneden zegde ik dat ik het fijn vond maar dat ik niet meer kwam, omdat heel de familie voortdurend op mij moest wachten. Zij schoten allemaal in een lach. Zij hadden een abonnement voor heel het winterseizoen. In de Kerst- en Paasvakantie waren zij daar en ook elke zaterdag. Ik liet mij overtuigen en stond hen elke middag op te wachten.
Eens volgden wij vanaf de Gamskogelhut een blauwe afdaling. Zij raadden mij aan om mij niet meer zo moe te maken. Ik kon de ene bocht na de andere maken en rechter naar beneden skiën juist zoals zij dat deden. Voor de eerste keer vond ik die helling wat te steil. Een beetje lager lukte het wel. Was me dat een verademing. De krachtpatserij was een puur plezier geworden.
Een andere keer daalden wij af van de Tauernkar. Ik slalomde tussen enkele bulten door. Als ik bij de vader kwam zei hij:' Als ge bij die snelheid valt, breekt ge een been.' Ik antwoordde dat ik toch niet was gevallen.
Met de familie skieden wij eens naar beneden over een zwarte piste met veel bulten. Ik skiede naast de dochter. Opeens hoorden wij een geweldige knal boven ons. Twee skiërs waren met elkaar in botsing gekomen. De dochter keek om en bleef kijken om te zien of het ernstig was. Ondertussen huppelde zij over de bulten. Als zij zou vallen, wilde ik dat absoluut zien. Zij viel niet maar ik schoof uit op de flank van een bult. In mijn val kromde ik mijn rug, maakte een rolling en kwam terug op mijn ski's terecht. De familie zei dat ik bijna nooit viel maar als het dan toch eens gebeurde, kon ik mij best uit de slag trekken.
Een skileraar van Sporta had eigen skivakanties opgericht en had vele deelnemers van Sporta weggelokt. Er bleef Sporta niets anders over dan er mee op te houden. Van toen af huurden de familie Pesendorfer en ik elk jaar een appartement voor veertien dagen. Onze vriendschap is er alleen maar sterker door geworden.
|