Sieraden in het oude Egypte hadden niet alleen een decoratieve maar ook een kwaadafwerende functie. De grondstoffen voor de sieraden vond men vooral in de woestijn : edelmetaal, edelstenen en mineralen.
Al in het begin van de faraonische cultuur hebben Egyptische handwerkers prachtige prestaties geleverd op het gebied van de sieraadkunst. Dankzij de beheersing van materialen en verfijnde smaak, waren zij in staat om prachtige creaties te maken.
De collier(zie afbeelding) is samengesteld uit amuletten van allerlei vorm. Hiertussen zijn oedjat-ogen ,vliegen, scarabeeën, een vis en een hartvaas-amulet te onderscheiden, gemaakt van kornalijn, lapis lazuli en goud. Het centrale element van de ketting is een ovale kraal van kornalijn, die wordt geflankeerd door leeuwinnekopjes en vaasvormige kralen van goud. Onder deze ovale kraal hangt een gouden hanger van de god Bes met een rechthoekig plaatje waarop de koegodin Hathor is afgebeeld.
De ketting in het midden bestaat uit paren van kralen in de vorm van korenbloemen, gemaakt van kornalijn, afgewisseld door ronde en bladvormige kralen en vissen in goud. De onderste halsketting is gemaakt van 31 vliegvormige hangertjes . De insekten zijn gegoten volgens een speciale techniek( d.i. de cloisonnétechniek: in goud gegoten cellen ingelegd met lapis lazuli en rood glas). Tussen de vliegen zijn ovale kralen van blauwe en groene glaspasta geregen.
|