Wel, ne keer dat men zich het verleden begint te herinneren, dan komt er geen einde aan. Ik herinner mij nu die twee vriendinnetjes, allebei rond de twintig (een beetje minder misschien) die ik ontmoet had op de zeedijk, terwijl ik daar mijn dagelijkse lichaamsoefeningen aan het uitvoeren was. Ze waren vergezeld van een buitenlander die geen enkel woord Portugees verstond, laat staan, sprak en ze waren bezig geweest, al een uur lang, hem ervan te overtuigen, vertelden ze mij spottend, alle drie samen, de avond in zijn hotelkamer door te brengen. Gewoonweg om wat rond te stoeien, enzovoort. Een borstje pakken hier, een pruimpje pakken daar en dan wat spelen met zijn piemel, om vast te stellen hoe lang hij wel weerstand zou kunnen blijven bieden, vooral terwijl ze er beiden beslag op zouden hebben gelegd en dan te betwisten in wiens hand, of mond, de eerste stralen zouden spuiten, allez, ge kent dat wel..., die onschuldige spellekes.. maar hij had er, blijkbaar, gene kloot van verstaan, tot op het moment dat ze mij in de gaten hadden gekregen. Daarom hadden ze beslist mij om hulp te vragen, ook en vooral om hem duidelijk te maken dat ze absoluut en in geen enkel geval, met hoeren te vermengen waren, integendeel, ze hadden een uiterst strenge, katholieke, opvoeding gekregen, allebei, terwijl deel uitmakend van verschillende traditionele families, van hier, in Recife.
Ik heb niet kunnen uitmaken of hij dat allemaal echt niet goed heeft kunnen verstaan (ze waren nogal expliciet in hun daden), of ik het zelf niet goed had begrepen, of zij, integendeel, toch wel degelijk het beroep van de hoeren aan het proberen waren. Feit is dat mijn broer zich opstandig begon te bewegen in mijn onderbroek. Ze waren allebei uitgerust met stevige tieten, ferm achteruit pronkende, maar toch nog deftige, achterwerken, vriendelijke aangezichten en bovenal, ze geleken zo echt op dat onschuldig, type, anglicaanse wezens, net zoals ze wilden zeggen: t is onze eerste keer, wie zal ons helpen.. ??... enzovoort, waarbij zelfs de Paus zou wankelen, voor enkele weinige minuten alleszins en bereid zou zijn deze verse nonnekes op de heilige weg te helpen en voor dat heilig doel, hen met een beetje van die oude en stinkende mostaard te voorzien... zonder daarvoor ooit iets, als vergoeding, te eisen, uitzondering gemaakt, natuurlijk, voor die enkele centjes, in dat zilveren schaaltje van de kerk, de volgende zondag...
Feit is dat ze mij allebei gezworen hebben dat ze nog compleet zuiver en puur waren, met uitzondering van één van hen die, onderdanig, had bekend dat haar neef, gedurende één enkele gelegenheid, zijn middelvinger in haar asshole had gewrongen.. hem daar heen en weer bewegend.. tot hij hem terug had getrokken (weliswaar vaststellend dat er een beetje kaka onder zijn nagel was blijven plakken), maar in alle geval, dat dat onnozel incident zich had afgespeeld in een ambiance van alle mogelijke eerbied, natuurlijk...
Om een lang verhaal kort te maken, nee, ik heb mezelf niet laten verleiden, de buitenlander ook niet en de Paus, wel daar steek ik nooit nemeer mijn handen vóór in het vuur.
Terwijl we toch over de Paus en de Duivels bezig zijn, ik herinner mij een klucht over die zondenaar die rechtstreeks naar de hel werd gewezen. Eens daar aan gekomen werd hij onmiddellijk in de rij geplaatst om zijn straf te horen uitspreken. Toen het aan zijn beurt was keek Lucifer naar zijn daarvoor speciaal geprepareerd dossier, waarin ondermeer vermeld stond hoeveel keren en in welke omstandigheden hij Anne Marie, de dochter van zijn buur, had verkracht. Zonder meer werd hij veroordeeld tot het sodemieteren, gedurende niet minder dan tien opeen volgende uren, door de grootste gevangenisbewaker aanwezig in de hel, een neger van twee meter twintig. Hij luisterde, met verbijsterende ontzetting zijn vonnis aan. Bevend en zwetend van de angst en verwachting, werd hem beleefd gevraagd enkele minuten geduld te hebben, terwijl Lucifer meteen ook de straf zou uitspreken van de volgende twee zondenaars in de rij, om dan daarna, alle drie samen, onmiddellijk aan het vonnis te onderwerpen. De volgende hoorde met afschuw dat hij geroosterd zou worden in een enorme pan, speciaal daarvoor gefabrikeerd in een Hollandse firma. Aan de derde, klippertandend van de verwachting, werd uitgelegd dat zijn nagels met een gepaste tang zouden verwijderd worden, vervolgens zijn tanden en moest hij dat nog overleven, ook zijn neus, oren en vingers.
De drie zondenaars werden vervolgens naar binnen geleid waar ze in een nieuwe rij werden geplaatst om, zonder treuren noch snikken, de straf te ondergaan. Toen de beul de naam van de eerste zondenaar aan kondigde, greep deze nerveus de mauw van zijn hemd vast en fluisterde hem ontredderd in zijn oor: .. hei, hei.. vergis u niet hé, ik ben van die zwarte neger daar....!!
Het wordt tijd ietske kwijt te spelen dat al lang op het tipje van mijn tong ligt.
Zoals ik eerder al eens vermeld heb, wij, ik bedoel, de kinderen van Nonkel Fons en bijgevolg praktisch alle andere kinderen die in de Spanjestraat woonden, werden streng verboden contact op te nemen met de kinderen van de "Sossen" zoals hij ze uitschelde en die in de Guido Gezellelaan woonden, om de hoek van de straat. Wij discrimineerden toen, maar wij werden ook gediscrimineerd, zoals eerder al verteld. Juist aan diezelfde hoek en dus bijna halverwege onze woningen woonde er een familie (die, verspreidden de roddelaars, bijna failliet was), in een indrukwekkende villa, verborgen tussen bomen en struiken, waarvan de eigenaar een glasfabriek, dichtbij, administreerde, die tegenwoordig zelfs ruiten exporteert naar Brazilië. Alhoewel in het centrum van West-Vlaanderen wonend, spraken ze uitsluitend Frans en hadden een tolk nodig iedere keer ze zich aan hun onderdanen moesten wenden. Hun dochter, ongeveer van onze leeftijd, Cathy genoemd, was ook verboden, door haar ouders, noch met ons, noch met de kinderen van die socialisten, om te gaan, zodat we mogen beweren dat de tactiek van de Amerikaanse diplomatie toen al degelijk fruiten gaf, wat neerkomt op "ruzie zaaien tussen de buren, om zelf belangrijker te worden", zonder dat ze eigenlijk goed beseften waarom.
Vroeger heb ik er nooit bij stil gestaan, maar jawel, zeker en vast, de Godsdienst heeft daar alles mee te zien. De gemeenschap verdelen, selecteren, overheersen, dicteren, veroveren, uitbuiten, verspreiden en uitsluiten. Het is onmogelijk, op één rij, de kerkelijke overheden en de alledaagse werknemers te zetten, tenware om de laatste te verplichten, geknield, de tengere handjes van de eersten te kussen.
Wat een pretentie. Die gaan zeker en vast allemaal naar de hel en de duivel zal hun straf wel ne keer goed uitrekenen...
En we goan nog nie noar hus, bilange nie, bilange nie... en tans zieme ne keer naar Bairnegem gewist... en ze zei wel vannee maar ze peinsde wel vanja... bilange nie, bilange nie...
In de Spanjestraat woonde onze huisarts, Dr. Spincemaillie en die had een zoon, ongeveer ook van mijn leeftijd, waarmee we eens, ik denk langs de Scouts om, met de fiets, op stap zijn geweest. Ik ben er zeker van dat we terecht zijn gekomen op een plaats die nog aan Vlaanderen toe behoorde maar waar men toch al wat Frans begon te tateren. Alhoewel ik hem er altijd van verdacht had een voorstander te zijn van de verfransing van onze Vlaamse gewesten, heeft hij me toch voor een verrassing bezorgd, toen hij, onverwachts aan een franstalig koppel vroeg om Vlaams te spreken in Vlaanderen en hij hen daarbij ook uitschold voor franskiljons.
Eigenaardig was hun reactie en dat heb ik nooit ne meer vergeten: "Respecté la Belgique!".
Wat voor een domme uilen, hé!! Wij waren wij toch in ons eigen landje? België??
Over mijn dochter nog, terwijl ze aan haar laptop, met enkele vriendinnen van de school, aan het tateren was (MSN of Orkut, ik weet het niet juist) kreeg ze ineens een berichtje binnen waarin het woord "punheta" vermeld stond (let op, ze was toen maar pas elf jaar geworden). Dat woord is eigenlijk moeilijk letterlijk te vertalen in het Vlaams, maar ik zal er, als verklarende uitleg, aan toevoegen dat "punho", "pols" betekend en voor de rest dat de pols op en neer beweegt. Voor de weinig geinspireerde mensen, mag ik er ook nog op wijzen dat die sport veel geoefend wordt door mannelijke adolescenten, meestal dagelijks. Het kan ook door de vrouw op haar vriend gepraktijkd worden, wanneer deze verboden is de pruim te bepotelen, aktie die dan beschreven wordt als "tocar uma punheta nele".
Goed, dat was dus als inleiding om te vervolgen dat ze dat woord ineens op haar computerscherm te lezen had gekregen. Ze wendde zich prompt om en vroeg, zonder blozen: Pa, wat betekend het woord "punheta"? Ik beken dat ik volledig verrast was geweest en verwoed mijn tong verschillende keren rond heb laten draaien in mijn mond, terwijl ze me vragend bleef aanstaren, want ik kon niet onmiddellijk aan de juiste woorden geraken. Tenslotte probeerde ik toch, twijfelend, te verklaren dat het eigenlijk neer kwam op een jongen die met zijn eigen intieme delen, een beetje, aan het spelen is. Dat verstond ze blijkbaar min of meer, ik denk zelfs minder dan meer, maar aangezien ze intelligent is (zoals zij alleen) begreep ze terstond dat ze een veld was binnen gedrongen waar er nog vele andere mysteries op haar stonden te wachten en besliste ze dat dat nog wat te vroeg voor haar was. Gelukkig is ze dus niet blijven aandringen, want ik was eigenlijk op het einde van mijn (onschuldig) latijn geraakt...
Terwijl ik over zotte toestanden bezig ben, op één van die avonden wanneer ik mijzelf met een biertje trakteer (in overweging genomen het feit dat, moest ik op iemand anders uitnodigeng, daarvoor, zou moeten blijven wachten, ik allang al helemaal uitgedroogd zou geweest zijn), was ik bijna ter plaatse geraakt, toen ik opeens een man met een stok in zijn twee handen rechtstreeks op mij af zag rennen en toen ik, nog juist op tijd, mijn handen verdedigend kon bewegen om de slag enigszins te dempen, of op zijn minst mijn schedel te beschermen, hij de bezemstok néér liet pletteren op de voorruit van een wagen die juist achter mij geparkeerd stond. Opgelucht vaststellend dat ik toch niet zijn doel was geweest, vermeed ik mijn rug naar hem toe te draaien en terwijl verschillende mensen de gebarsten ruit persé van dichtbij wilden ontleden, deinsde hij kalm terug van de plaats van de misdaad, terwijl hij, zonder ophouden, reclameerde over het feit dat niemand daar mocht stationeren vooraleer eerst zijn goedkeuring verkregen te hebben. Wat later is de eigenaar van de wagen verschenen en doordat hij een officiële afgevaardigde was van het gerecht, was hij bekwaam de politie rap op te trommelen, die de zot, ongeveer vijftig meter verder, hebben opgepikt en hem, enkele dagen later, terug hebben vrij gelaten. Juist één week daarna, echter, heeft hetzelfde toneel zich terug afgespeeld (weeral voor mijn ogen) en nog ne keer hebben ze hem opgepikt, deze keer na hem een overtuigende rammeling te hebben toegepast en sedertdien is hij spoorloos verdwenen. Als iemand de voorruit van zijn auto gebroken terug vind, dan kan ik misschien een poging aanwenden te raden wie dat eventueel gedaan zou kunnen hebben.
Er bestaat ook een antagonische kant van het voyeurisme: het exhibitionisme. Dat heb ik ondervonden kort nadat ik naar Rio was verhuisd. Waarschijnlijk heb ik het al eens te pas gebracht, in een eendere situatie maar met een ander meisje, maar ik vind het toch de moeite waard er nog eens op terug te keren. Ik leefde toen nog alleen in een gehuurd appartement in Copacabana, waar mijn toekomstige (eerste) vrouw, Hilma, mij geregeld kwam bezoeken. Ik had de eettafel dicht bij het venster geïnstalleerd om zo het leven, daar beneden, gade te kunnen slaan, met een fles Martini in handbereik om mijn voortdurend droge mond te verfrissen en mijn lippen gulzig áf te kunnen lekken wanneer, vooral gedurende de weekends, er tientallen uiterst schone, gebruinde, wijfkes op daagden en provocatief onder mijn venster defileerden, allemaal halfnaakt, op weg naar het strand, enkele meters verder weg. Normalerwijze zat ik aan ene kant van de tafel en zij, Hilma, terwijl ze op bezoek was en ná onze patrimoniale plicht plechtig te hebben vervuld, aan de andere kant, dichter bij het venster, maar ervan wég kijkend. Ik had al opgemerkt dat ze zich, op een zekere namiddag, iedere keer met méér interesse om draaide om blijkbaar iets in de straat te bezichtigen, tot ik het niet meer kon vol houden van de nieuwsgierigheid en haar vlakaf vroeg wat er daar beneden juist aan het gebeuren was. Ewel, bekende ze, iedere keer dat ik óm kijk steekt een jongen, daar aan de andere kant van de straat, in dat gebouw, op het eerste verdiep, zijn piemel door het venster en hoe langer ik er blijf naar kijken, hoe heviger hij er aan schudt..
Om hem te verrassen sloop ik, gebukt, dicht naar háár toe en richtte ik mij ineens rechtop en waarlijk, daar stond hij, preuts zijn piemel aan het ópwarmen, maar op hetzelfde ogenblik dat ik te voorschijn kwam deinsde hij verschrikt, terstond, terug. Ik heb dat verschillende keren herhaald en hij heeft verschillende keren terug moeten deinzen, om dan op het einde helemaal en definitief te verdwijnen. Ik vermoed dat zijn brandstof uiteindelijk óp was geraakt... diene vuile smeerlap... had ik hem vast kunnen grijpen, ik zou zijne nek omgedraaid hebben, zoals dát van een kieken (wat later heb ik hem het gebouw zien verlaten, vergezeld en "hand-in-hand", met zijn moeder. Die zal waarschijnlijk geopperd hebben dat hij zijn handen moest wassen, want ze plakten zo verschrikkelijk...).
Toen ik nog geen enkel benul had over hoe juist de conceptie van kinderen gebeurt en hoe ze precies geboren werden en toen ik dat ook nog niet wilde weten, alias intense haat koesterde voor alle mensen die het al wisten, besloot Mama, bezorgd over mijn alom heersende oerdommigheid, een poging aan te wenden me daarin een licht te geven, rond de vieren s namiddags, op een gewone werkdag, na mijn huiswerk te hebben voltooid, wanneer ik gewoonlijk een boterham met "doe-het-zelf" confituur (afkomstig van onze eigen hof, waar we verschillende vruchten in overvloed, elk jaar, oogsten, zoals appels, peren, krieken, jeneverballekes, aardbeien, bananen en vooral pruimen en ambricozen) rap inslikte en ze het me ineens vlakaf vroeg en ik ontkennend toegaf, dat ik daar nee, absoluut nikske, gene barst van verstond en zij dan besloot het voorbeeld aan te halen van de vogelkes die een nestje bouwen in een boom en daar eierkes in leggen die ze dan gedurende een aantal weken zitten te broeden en ik er verheugd aan toe voegde dat, jaja, dat weet ik al, zoals de kippen, hé... en zij volmaakt gelukkig bevestigde dat ik nu al veel slimmer was dan gisteren en ik s avonds, in mijn bed, dat allemaal nog eens goed heb willen ná bepeinzen en ik me af vroeg door welk gaatje die eieren er eigenlijk wel uit zouden kunnen geraken, aangezien ik me alleen maar herinnerde van het schijtgaatje en het heel lang geduurd heeft vooraleer iemand anders (mijn ook geïnteresseerde zuster) mij dergelijk heeft ingelicht dat er nog een ander gaatje, daar, in dezelfde omgeving, bestaat en ik me dan afvroeg waarom ik nog nooit eieren had zien liggen in het bed van Mama en waarom zij me nooit alles perfect heeft uitgelegd en alleen maar de helft van bijna niets en ik mijn papa gelijk moest geven, zone oerdomme Rudo, die in alles en in iedereen geloofde en nog altijd eigenlijk, allez, bij manier van spreken, hé, want nu moeten ze het mij allemaal tien keer precies gelijk, tussen dezelfde kommas, in dezelfde volgorde, heruitleggen en dan nog zal ik nog mijn wenkbrauwen twijfelend optrekken en zal ik nog ne keer express vragen: zijde daar absoluut zékers van...?
t Is een beetje zoals mijn dochter die mij onlangs vroeg, toen ze al begreep dat de kindjes uit de buik kwamen van hun moeder (maar er ook niet helemaal zeker van was van waaruit welk gat en zij, zoals ik toen, het achterste ervan verdachte) maar eerst verkoos te weten hoe ze er eerst in waren geraakt en ik, kuis, had uitgelegd dat Mama en Papa, eerst een beetje vrijden, wat ze goed verstond en dan een beetje wreven en op den duur nog een beetje meer, tot ze elkaar ook hevig kusten.. en zij haar hoofdje bevestigend knikte en beweerde dat ze het allemaal al goed had verstaan en dat verdere uitleg helemaal overbodig was en ik oprecht dacht dat ik dat goed aan boord had kunnen leggen en bewonderd mijn eigen ego streelde, enz... tot ze een week daarna een vriendinneke op bezoek kreeg en toen ik en mijn vrouw elkaar, en passant, een zoentje op de mond gaven, zij zich opeens recht hief, een paar elleboogstoten in de buik van haar vriendinnetje gaf en haar, een beetje beschaamd, uit legde: Blijf stil, ze zijn bezig een kindje aan het maken en ik mezelf ervan verdacht de zaak toch niet goed genoeg aan boord te hebben gelegd en vergeten had de waarheid te zeggen en niets anders dan de waarheid en dat ze misschien wel bekwaam zou zijn, in de school, s anderendaags, de zuster in te lichten, dat wij alle dagen kindjes aan het maken waren in de keuken, in de woonkamer en zelfs in de auto, waarmee we haar naar school brachten en dat die zuster, bezorgd, de directeur zou kunnen waarschuwen en de directeur de politiecommissaris en die laatste de rechter, tot de gehele parochie van dat geval zou weten en iedereen die ik ontmoette in de buurt, mij minachtend zou nakijken terwijl ze me tussen hun tanden als monster zouden uitschelden en ik op den duur zou beweren dat het allemaal begonnen was met mijn eigen moeder en zij dan zouden beweren dat ik nog vele keren slechter was dan ze oorspronkelijk hadden gedacht hadden, een duivel zelfs... en eventueel over een aangeraden zottekot zouden beginnen fluisteren... allemaal veroorzaakt door die stomme kleine beestjes die ik voortdurend uit mijn mond aan het overkoepelen was naar de mond van mijn vrouw...
Deze anekdote is begonnen toen ik een vroegere vriend van de Vakschool in Roeselare onverwachts ontmoette in de haven van Oostende (waar hij in de machinekamer werkte van een Ferry Boat naar Doover) en hij me uitnodigde, diene zelfde avond nog, er één te gaan drinken op onze gezondheid. Één, was natuurlijk bij manier van spreken.
Het had gesneeuwd gedurende de gehele dag, midden in de winter en naarmate het later werd in de avond, werd het kouder. Op den duur begon het zelfs te vriezen. Ik was pas toe gekomen vanuit Rumbeke, op mijn Belgische FN moto, uitgerust met een één cilinder motor van vierhonderd kubieke centimeter en gefabriceerd juist ná (of vóór?) de tweede wereldoorlog. Het was mijn persoonlijke trots, waarvan vooral het gebrom van de motor me enorm aantrok en andere mensen, van de andere kant, hevig afschrikte. Dat, ná hem eerst aan het draaien gekregen te hebben, met de voetkrick, die af en toe eens hevig terug kickte en gevaar betekende voor de kuit. De reis, ongeveer veertig kilometer, was op zichzelf al, een avontuur. Vallen in zon omstandigheden was uiterst gemakkelijk en ik was amper in staat twintig kilometer per uur te behalen, terwijl ik met beide voeten over de uiterst gladde baan schuurde. Toen ik uiteindelijk op mijn bestemming arriveerde, waren niet alleen mijn handen en voeten vervroren, maar ook mijn ogen, oren en neusgaten. We hadden af gesproken elkaar op een zekere straathoek te ontmoeten en volgden rechtstreeks naar een duister caféétje, daar dichtbij. Tot onze uiterste verrassing was er niemand, buiten een jong toogmeisje, in het cafeetje aanwezig. Ijskoud buiten, gezelleg warm binnen en weg waren we, aan het lollen, aan het lachen, aan het drinken natuurlijk en wie weet, aan het hopen op zonden, grotere of kleinere, afhangend van de medewerking van het verlaten meisje, dat duidelijk getroost moest worden. Ik herinner me nu niet meer wat we allemaal gezeverd hebben om haar op te kikkeren, moed te geven en haar van het leven te doen genieten, maar ik herinner me wel dat ze, op een zeker ogenblik, een trap achter een fijn gordijntje heeft beklommen, zonder iets te zeggen en dat hij, mijn collega, het niet kon weerstaan haar te volgen. En daar zat ik dan, alleen, op mijn barkrukje, de minuten tellend en me af vragend of ze aan het fucken waren of alleen maar aan het stoeien. Het duurde lang genoeg om verdacht te zijn, maar niet lang genoeg om een volledige daad te hebben kunnen voltooien, tenware natuurlijk, hij last had van vroegtijdige ejaculatie. En intussen bleef ik maar drinken: jenever om op te warmen en bier om af te koelen, tot ze beiden, gelukkig en blijkbaar verzadigd, de trap terug áf daalden. Ik zelf voelde me ook opgelucht, want dat alleen achter blijven was nikske grappig geweest. Kort daarna, ik bedoel, toen we al drie keer het allerlaatste pintje hadden besteld, besloten we afscheid te nemen en de deur open duwend, zetten we zorgvuldig eerst onze rechtervoet (om ongelukken te vermijden) over de drempel. Eerlijk, de deur openen had me prompt een geweldige thermische schok gegeven en mijn voet op het voetpad zettend, onmiddellijk een andere en ploft, ik tuimelde luidruchtig op mijn achterwerk. Het was daar zo glad als in de Kristallijn (in Gent) en ik had natuurlijk de vervroren sneeuw vergeten. Mijn maat kwam me onmiddellijk helpen maar hij was bekwaam nog rapper te vallen dan ik en daar lagen we alletwee, buiten, op het voetpad, want het meisje had het zich weinig aangetrokken en had de deur, achter ons, al dicht gegooid, voor dat we het beseften en de sleutel om gedraaid. We verrichten verwoedde pogingen recht te kruipen, maar een nieuw obstakel voegde zich bij het bestande. Allez, ik weet niet over zijn kop, maar de mijne begon te draaien zoals een pioen. Hij slaagde er in zich op zijn knieën te equilibreren en na me verward en met een dubbele tong gevraagd te hebben of alles in orde met me was, wat ik zelfs niet beantwoord heb, want ik was diezelfde positie aan het nastreven, wenste hij me nog een goede avond toe en weg kroop hij, de richting in van zijn woning. Gelukkig dat ik alleen was met mijn lijden, besloot ik, na verschillende pogingen ondernomen te hebben recht te staan, me naar de goot te sleuren. Op zijn minst, daar kon ik me aan de kasseien vast grijpen en me voort slepen, zonder gevaar, midden in de straat, terecht te komen. Mijn kot was ongeveer vijfhonderd meter verder weg en ik ben er in geslaagd die afstand te overbruggen, in de goot weliswaar, zonder ooit nog geprobeerd te hebben mezelf op te richten, in minder dan één uur tijd en vooraleer de ene of de andere goede ziel mij naar het hospitaal wilde voeren. De volgende dag heb ik, uitzonderlijk, gebrost. Ik geloof dat ik zelfs examens had, die dag. Maar ik durf het niet zweren.
Ongeveer een week geleden, na mijn dagelijkse zware lichaamsoefeningen te hebben beëindigd (en waar ik in een oogwenk bijna twee liters zweet verlies), toogde ik opgewekt naar mijn stamcafé om daar de verloren vloeistof te recupereren en een nieuwe voorraad energie op te slaan voor de volgende dag.
Om mijn stamcafé (te voet) te kunnen bereiken moet ik een klein straatje inslaan waar het éénrichtingsverkeer is. Wat verder geraakt men dan terug in een normale straat en daar dichtbij, bevind zich mijn cafeetje. Toen ik de straat bijna uit was stopte er een wagen naast mij en de chauffeur, een ouderwets madammeke, wilde de weg weten naar een bepaald gekend hotel. Dat hotel is in feite heel gemakkelijk te bereiken te voet, maar vanwege het éénrichtingsverkeer's-straatje, niet langer dan vijftien meters, is het ietwat moeilijker de juiste manier om daar te geraken uit te leggen, aangezien men een aanzienlijke "ommetoer" verplicht is te maken, om daar, van de andere kant, te geraken. In overweging genomen mijn haast, mijn dorst en het feit dat ik onmiddellijk begreep dat dat vrouwmens, niettegenstaande al mijn pogingen nooit (jamais, never, nunca) zou begrijpen hoe daar precies te geraken, besloot ik haar de kortste weg aan te duiden en die verreweg ook de gemakkelijkste was. Alhoewel ik haar op voorhand had verwittigd dat ze goed moest oppassen, heb ik haar dat uiterst klein straatje aangewezen, dat direct naar het hotel leidde, eraan toevoegend dat er, op dat uur van de avond, praktisch niemand nemeer zou opdagen vanuit de tegenovergestelde richting, dat de politie daar in eeuwen al niet meer had gepasseerd en dat het dus geen slecht idee zou zijn toch dat stukje straat in te slaan, want het risico was klein, de omweg ontzettend groot en het moment voordelig. Ze knikte beslist en toestemmend van ja, bedankte me oprecht voor de hulp, sloot haar venster en weg was ze, het straatje in.
Ik bad, een beetje bezorgd, om vergiffenis en besloot mijn stappen wat te versnellen, want met al dat klappen was mijn keel nog droger geworden en toen ik pas het ritme perfect had hervat hoorde ik opeens een geweldige, metaalverwringende en glasbrekende klap achter mijn rug en begreep meteen wat er gebeurd was. Ik heb me niet helemaal omgedraaid en heb mijn pas ook niet vertraagd maar integendeel, veranderd in een draf, weg van het toneel, maar door een spleetje in mijn ogen kon ik nog juist vast stellen dat de wagen van dat ouderwets vrouwke recht in was gereden op een andere auto die vanuit de tegenovergestelde richting aan het rijden was.
Weet ge dat ik mijn verblijf in het cafeetje wat extra lang heb uitgerekt en daarna vermeed door dat eenrichtingsverkeerstraatje te stappen en integendeel de omweg te maken die zij eerst beslist had niet te gebruiken?
Voor alle zekerheid heb ik gedurende de verschillende dagen mijn baard niet meer geschoren en in plaats van mijn leesbil te gebruiken heb ik mijn uitzicht gemoderniseerd met een enorme zonnebril, net zoals diegene die mijn moeder altijd gebruikte en die ons eerst de bril deed zien en dan pas haar aangezicht?
Deze episode doet mij herinneren aan een uitspraak die ik ooit eens gehoord heb van mijn Joodse Chef, Herbert Landsberg, die aan een bediende, Lage Filho, aan het expliceren was dat zijn ontslag te wijten was aan een onvermijdbare regel, i.e. dat het leven nu eenmaal te vergelijken is met het pedaal van een fiets: vandaag is de pedaal aan de bovenkant, maar morgen is hij dan toch weeral aan de onderkant en dat dat in het leven net gelijk werkt. Bijgevolg treur niet, want morgen zal uw pedaal, ergens anders, terug aan de bovenkant staan.
Ga met zo een luidruchtige uitleg in uw oren gaan slapen!
Enkele jaren geleden kregen we het bezoek van de moeder van mijn meid in Rio, vanuit São Luis, op weg (met de bus) naar São Paulo en volgens haar uitleg was ze gevraagd geweest, op het busstation, door een daar toevallig ontmoette kennis, gedurende de reis, een beetje op te passen op haar dochter die toevallig ook naar São Paulo aan het afreizen was, om daar een ander familielid op te zoeken. Zoals afgesproken en om haar dat plezier te doen, wachtten we haar aan het busstation in Rio op, voor een tussenlanding van amper twee dagen. Op weg naar huis (ik had me toen al mijn huis in Engenho Novo, een wijk van Rio, aangeschaft) was het, door het achteruitkijkspiegeltje gemakkelijk vast te stellen geweest dat het meisje, verbaasd over mijn eigenaardig en voor haar vreemd accent, me gedurig bleef aanstaren. Eens thuis, geraakten moeder en dochter dadelijk in een-oneindig-lang-overtijds-over-iedereen-gesproken-roddelaars-gesprek in de keuken terwijl ik, in de woonkamer, het meisje, zonder gelijk welk soort van interesse, ook wat aan de praat trachtte te houden. In de engelse taal bestaat er een uitdrukking waarvoor ik in het Vlaams geen precieze vertaling vind. Feit is dat het meisje een geboren crotch watcher was. Vanaf het moment dat ze mij voor het eerst had gezien tot op het ogenblik dat ik in de sofá neer zakte, had ze haar ogen niet afgewend van mijn onderbuik. Eigenlijk erg verstorend als ge dat niet aan het verwachten bent. Ik gebruikte, zoals gewoonlijk, een bermuda, een niet te korte sportbroek, die wat van de knieën af naar boven opschuift als men gaat zitten, maar toch niets verhult, zelfs als ge echt naar iets aan het zoeken zijt. Ze besteedde geen enkele aandacht aan de small talk die ik uit mijn mouwen aan het toveren was, of misschien verstond ze mij eigenlijk niet goed, maar ze was kort en grof toen ze me zonder aarzelen vroeg haar de kleur van mijn onderbroek te laten zien. Dat was het laatste wat ik verwachte van iemand die ik nog maar tien minuten eerder had leren kennen, van het vrouwelijk geslacht was en heel zeker niet ouder was dan achttien. Ze bezat blijkbaar al een prominente boezem, was wel een beetje aan de mollige kant, maar niets of niemand genoeg om een volwassen man, zoals ikke, te trachten mee te verleiden. Toch werd ik rood tot achter mijn oren, deed alsof ik het niet had verstaan en stond op om mijn broekbenen meteen zoveel als mogelijk naar beneden te trekken. Ik haastte me verschrikt naar de keuken waar ik zelfs niet opgemerkt werd door de twee vrouwen, keerde verbijsterd terug naar de woonkamer, keek haar wantrouwig over mijn bril heen aan en vluchtte zonder meer de trap op om boven, in mijn slaapkamer, in veiligheid te geraken. Ze was me echter één stap te vlug af en stelde zich uitdagend en strak naar mij opkijkend, op de eerste trede. Het was moeilijk om me, zonder mezelf laf te voelen, terug weg te draaien en zo besloot ik de trap toch op te klimmen. Ik verwachte al min of meer die beweging, maar toch verschoot ik mezelf een bult, toen haar linkerhand zich rechtstreeks en doelbewust naar mijn zak bewoog, die ze stevig vast klemde, haar tong tussen haar gesloten lippen stekend en er met wilskracht op bijtend. De pijn (in mijn ballen natuurlijk) was niet groot genoeg om het uit te brullen, maar het was ook niet zo dat ik me gerust voelde me bruusk terug te trekken. Zo stonden we daar, gedurende enkele seconden, in een onopgelost dilemma, niet wetend wat er verder zou gebeuren. Of beter, ik wist het niet.
De twee vrouwen waren nu pas maar echt aan het roddelen geraakt, nog altijd in de keuken en niets wees er op dat ze rap zouden ophouden. Ik wilde wel vluchten maar mijn benen waren zoals verlamd en antwoordden niet meer op mijn onovertuigend bevel. Zij intussen, maakte gebruik van mijn tijdelijke wanhoop om met haar rechtse hand, zonder aarzelen, mijn riem open te haken, de drie knoppen van mijn broek praktisch af te trekken en haar hand onbeschaamd in mijn onderbroek te steken....censuur...
Zonder zich te storen aan de twee vouwen die op minder dan vijf meter afstand, achter de hoek, stonden te kletsen, terwijl wij allebei op de eerste tred van de trap geklemd stonden, haalde ze....censuur...
Onmiddellijk voelend dat ik aan het bezwijken was, loste ze de druk wat op mijn eieren, liet mijn broek op de trap néér vallen, duwde mijn onderbroek naar beneden en....censuur....
Alles samen duurde het minder dan drie minuten. Dan pletste het resultaat met een duidelijk hoorbaar geluid op de derde trede van de houten trap. Ikzelf heb me gehaast het er met mijn eigen zakdoek vanaf te vegen. Zij, ongestoord, gleed terug naar de woonkamer, scharrelde ergens een tijdschrift op en keek niet meer om naar mij. De rest van de twee dagen heeft ze, iedere keer dat we elkaar kruisten, met een spottende blik op haar aangezicht, terug naar mijn kruis gegrepen. Toch is het niet meer mogelijk geweest dezelfde daad te herhalen en bleef het bij een licht, bovenop de broek, knijpen en wrijven, terwijl ze grijnzend en op haar tong bijtend, in mijn ogen staarde. Ik vermoed dat ze niet helemaal bij haar verstand was want later klaagde de moeder erover dat ze tijdens de gehele reis, ongeveer veertig uur lang, verschillende keren gewoonweg verdwenen was, vooral bij het donkeren, om het gezelschap op te zoeken van alleen reizende mannen. Toen begreep ik beter wat ze in São Paulo, alléén, van plan was te doen en waarom haar moeder zo bekommerd had gevraagd op háár te letten.
Ik was weeral eens mijn dagelijkse plicht aan het vervullen, met name, een biertje binnen te gieten, in mijn nieuwste stamcafé, O Artesão in Recife, toen ik opmerkte dat er aan de tafel naast de mijne een bekend gezicht te bespeuren was. Het duurde verschillende minuten vooraleer ik hem thuis kon brengen en ik me herinnerde dat het zich om een Paster betrof van de Kerk, op het pleintje, dicht bij ons gebouw, die ik eens had opgezocht, samen met mijn vrouw, speciaal om over onze delicate toestand te spreken. Het is zo dat ze (mijn vrouw), alle zondagen, zonder faal, de mis bijwoont en iedere keer een ongezellige situatie beleefd, in die zin dat iedereen in die kerk normaal gaat communiceren (? - ik vermoed dat dit een verkeerd werkwoord is) en alleen maar mijn vrouw overblijft op haar stoel, omdat ze verboden is te biechten en bijgevolg ook de heilige hostie te ontvangen, omwille van het feit dat ze getrouwd is met een gescheiden man (ikke, natuurlijk, als ge daar nog over aan het twijfelen zijt). Voor iedereen die daar in de rij aan het aanschuiven is en geheimzinnig in de lenden duwt van de voorganger, hem (of haar) erop wijzend dat de zonden door haar (mijn vrouw) bedreven in de voorbije week nog erger waren dan diegene van de week daarvoren, toen ze ook al niet gecommuniceerd had, zich hadden blijven opstapelen en waarschijnlijk, intussen, onopbiechtbaar waren geworden.
Ik had gedacht dat gedurende een persoonlijk gesprek met de Paster, hem er op wijzend dat ze nooit doodzonden had bedreven (maximum enkele weinige, dagelijkse, zonden, zoals mijn kloten kussen) en dat ze daarom die straf helemaal niet verdiende, het mogelijk zou zijn hem van gedacht te doen veranderen. De Paster antwoordde (met diene typische mond die iedereen herkent, het geniepig gat van een kieken verwezenlijkend, waarin men pas een geschelde citroen heeft geduwd) dat ze werkelijk en in VOORTDURENDE ZONDE aan het leven was, stel u voor, met een gescheiden mens gehuwd te zijn en ze daarom absoluut verboden was geen enkel van de sacramenten te ontvangen. Ik wees hem erop dat verschillende Pausen, die hun neus ook in de vrucht hadden gestoken (in het verleden) en op den duur zelfs getrouwd waren met hun vriendinnen toch de mis hadden blijven voort lezen en al de sacramenten hadden blijven bedienen. Hij had me nog zuurder aangekeken, bij manier van spreken eigenlijk, want Pasters kijken de mensen nooit recht in de ogen, lachen ook nooit vriendelijk en wrijven altijd voortdurend in hun handen, omdat ze altijd zweten van de goesting, terwijl hij uiteen legde dat het verboden was feiten uit het verleden aan te halen, te twijfelen aan dogma's, twee keren dezelfde vraag te stellen, altijd maar waarom te vragen, over de inquisitie uit te wijden, moeilijke onderwerpen op de tafel te gooien, kortom, dat ze, wilde ze ooit de sacramenten ontvangen ze, of zowel moest scheiden van mij, of nog beter, wachten tot ik dood ging, want dat alleen zou het probleem definitief kunnen oplossen.
Ik had al eerder verdacht dat het onmogelijk was met een Katholieke Paster te trachten gedachten te verwisselen over eender welk onderwerp, maar toen werd ik er ineens absoluut zeker van. Ze hebben geen eigen gedachten, ze bezitten geen eigen initiatief en alles wat ze moeten lezen en zeggen gedurende de mis is eerst behoorlijk opgeschreven geweest door hun respectieve overheid, die het ook voorgeschoteld had gekregen van hun eigen overheid en die het op zijn beurt uit Rome had ontvangen, waar iemand anders en die niemand persoonlijk ooit heeft ontmoet het destijds had opgeschreven op een perkament papier, vierhonderd jaar geleden, wat hun moderne thesissen betreft en tweeduizend jaar geleden wat over hun dogmas behandelt (zoals de drie personen in één) en alle verboden onderwerpen (min of meer drieduizend, allemaal samen) die, ge moogt gij niet aandringen hé, door een experte Paus bijeen waren gerakeld geweest, kort daarna, met de opdracht zich daar nooit nemeer mee te bemoeien.
Na diene overtuigende uitleg heb ik afscheid genomen, zonder zijn hand te drukken, want ik was er absoluut zeker van dat hij zijn handen dan meteen zou willen (en moeten) wassen, in dat kommeke wijwater, daar in de hoek van de sacristie en ik oordeelde dat het beter was hem dat ongemak niet aan te doen.
Hij zat daar dus nu terug, aan dat grenzend tafeltje, samen met een meneer, rond de dertig, die ik voortdurend in mijn richting voelde gluren om er zichzelf van te vergewissen dat ik hun gesprek niet aan het volgen was. Ik heb het niet gevolgd, eerlijk, maar de Paster, die een watertje aan het drinken was en daarna nog eentje, terwijl de andere meneer al aan zijn derde pintje bezig was, knikte voortdurend van nee, had geen antwoord op niets, veegde de lenzen van zijn bril voortdurend proper, gaapte verschillende keren luid en onbeschaamd met zijn mond wijd open, reinigde voortdurend zijn nagels met een zakmesje dat hij voor dat doel altijd in zijn zak bewaarde, keek om de twee minuten naar zijn horloge, rekte om de drie minuten zijne nek uit, veegde een stofje van zijn hemd, knikte terug van nee gedurende meerdere seconden en de man daar, die bleef maar aandringen, hopend de weerstand van de Paster te breken, maar er was geen doen aan, net zoals een ezel die niet vooruit wil stappen en nog minder achteruit en toen was ik er zeker van dat die meneer aan het expliceren was dat hij wilde trouwen met een gescheiden vrouw en toch verder de sacramenten wilde blijven ontvangen en toen herinnerde ik mij dat verhaaltje van Meester De Snak, in de Broederschool, in Roeselare: t zal gemakkelijker zijn de gehele oceaan in dat putje, in het strand van Blankenberge, te gieten, dan te verwachten dat de KK zal toelaten een condoompje te gebruiken of een mens opnieuw te laten trouwen (ge moest het maar vantevoren geweten hebben hé, dat uw vrouw zon tange is).
t Zal toevallig zijn, daar ben ik zeker van, maar tis nu al bijna tien jaar dat ik weeshuizen frequenteer en ik herinner me niet ooit eens een Paster, laat staan een Bisschop, daar ontmoet te hebben, vooral om de kinderen te komen gelukwensen dat ze aan abortus ontsnapt zijn geweest, dank zij God en nu zullen moeten strijden om niet te sterven van de honger, vant geweld en van de tientallen ziekten, de helft ervan ontvangen van hun eigen moeders, die resoluut het verbod van de KK in acht hadden genomen absoluut geen capootjes te gebruiken, eerst en vooral omdat die het grootste part van het genot verbrodden, maar ook en vooral omdat ze dan zo niet alleen hun eigen geslachtsziekten, maar ook die van hun eventueel gezelschap (ondere andere, hun echtgenoten), aan hun kinderen zouden kunnen door spelen.
Kinderen, voor hen (de KK), zijn maar belangrijk tot en met de dag dat ze geboren worden, want daarna is het iedereen voor zichzelf en God voor allen, uitzondering gemaakt voor de eeuwige zondaressen die getrouwd zijn met voordien gescheiden mannen en voor wie er geen enkele manier van genade bestaat.
Wat ik wel heb gezien zijn honderden Protestantse Pastoors, die sinds vroeg hun aandelen beleggen in verlaten kinderen, gevangenen van alle graden en typen en zieken, overal waar ze men kan vinden.
Ik zie niet met sympathie geen enkele van de twee, herkennend nochtans dat de KK ouder is dan de PK en dus over meer traditie zou moeten beschikken, terwijl, van de andere kant, maar vooral in de PK, het allemaal een pure kwestie van geld is geworden, aandelen en beleggingen, waarbij de mens alleen maar het middel vertegenwoordigt om het geld, na enkele overtuigende preken, van eigenaar te doen veranderen.
Ik maak van de gelegenheid gebruik te bevestigen dat ik uw huwelijksfoto ontvangen heb. Echt schoon en een reële afdruk van wat ge vertegenwoordigt: een gelukkig koppel. En over kinderen moet ge ook niet meer klagen, ge hebt ze nu in overvloed, voor de rest van uw leven. Ik heb het hier nog een vierde keer geprobeerd, maar zonder succes, weeral. Ne mens zou er, op de duur, zot van worden. Ik minder, want het lukt me niet (zot te worden, bedoel ik), maar voor Ligia is het een ware marteling. Ze gelooft er iedere keer zodanig in dat ze bijna omver valt als ze al die "nullen", onderscheidt op het papier van het bloedonderzoek...
En toch verliest ze haar "geloof" niet.
A propos van dat, ik heb net op het internet gezien dat er zich veel mensen afvragen waar God was gedurende die laatste aanval van Israël op de Gazastrook. De meerderheid van de slachtoffers waren kinderen. Arme kinderen.
God is toch wel een wreed schepsel, hé? Hij (langs zijn wettelijke en onfeilbare afgevaardigde, de Paus, om) maakt zich verschrikkelijk ongerust over wezens die nog over geen enkel van de vijf gevoelens beschikken: zien, horen, smaken, rieken en voelen, maar duizenden kinderen die, vooraleer te sterven, bekwaam zijn die vijf gaven tot in hun mergelbeen te ondervinden, worden, op dat gebied, toch als minder puur beschouwd en praktisch gereed om geslachtofferd te worden.
't Is net zoals dat meisje hier in Pernambuco, negen jaar oud en verkracht door haar stiefvader. Ze woog amper dertig kg en verwachtte een tweeling. De verantwoordelijke Bisschop hier heeft zich gehaast om te vermeiden dat de wettelijke overheden, na rechtelijke goedkeuring, een abortus pleegden, alhoewel verzekerd dat het leven van dat onschuldig kindje (dat van negen, bedoel ik) doodsgevaar liep. Hij beweerde, zonder rood te worden tot aan de wortels van zijn pruik, dat het leven van die twee embryos belangrijker was, voor God, dan het leven van dat negen jaar oude, verkrachtte, moederke en dat het duizend keren erger was die abortus te plegen, dan de simpele en eenvoudige daad van verkrachting. Voor dat laatste bestaat er onmiddellijke en absolute vergiffenis, twee paternosters en een Ave Maria, als penitentie, en ge zijt weeral gereed om de heilige hostie op te kauwen, terwijl de dokter, de verpleegster en de moeder van het kind officieel gebaand zijn geweest uit de Katholieke Kerk en het kind zelf, op het nippertje is ontsnapt, omdat ze nog minder dan tien was en dus (zogezegd) niet besefte wat er aan de gang was.
Ik herinnerde me prompt mijn eigen vrouw die ook de Heilige Sacramenten niet mag uitoefenen, want ze leeft met een gescheiden man. Ze is en ze zal altijd, een eeuwige zondenares blijven. Hoe rap de KK wel iemand veroordeelt hé?
De verkrachter zelf kan me nu regelmatig in de mis van de assistent van de Pisschop, om negen uur, op de zondagen, ontmoeten.
Diene valse Bisschop en diene ouderwetse Paus zijn er compleet bezorgd over de verkrachters niet uit de KK (er ontbreekt maar één K nemeer aan) te bannen, want één op elke twee van hun collegas, Pasters, Bisschoppen, Kardinalen en Pausen, zijn homoseksueel van kindsaf aan en om problemen te vermeiden met eventuele toekomstige abortus verkiezen ze hun werktuigen in het achterwerk te proppen van de Chiroleiders en de Wierookventjes, in de Sacristie, in het geheim, vooraleer ze met hun Heilige handjes de Heilige wijn opdrinken. Het zou, zodus, niet gepast zijn al deze uiterst Godsdienstige mensen ook uit de Kerk te bannen, verkiezend er een zaakje van te maken en hun (on)schuld af te kopen met honderden miljoenen dollars in schadevergoeding.
.......
Jaja, ge hebt gelijk, onze Gleicy vervult 99,99 percent van onze dromen!!
't Is eigenlijk een beetje eigenaardig, maar elk jaar is het mijn vrouw (Ligia, die niet de moeder was van mijn enige zoon Rudo Jr.) die er mij aan herinnert dat het de verjaardag is van zijn dood en ieder keer is ze bekwaam me mee te sleuren naar een vooraf bestelde mis, om 17 uur, in die kerk op het pleintje, dicht bij ons thuis. Gisteren ook.
Daar zit ik dan (want ik doe niet méé aan al dat gedoe) en staar naar al die oerdomme mensen.... recht staan, neer zitten, recht staan, knielen, neer zitten, recht staan, buigen...enz.. zodat de oudere mensen er flink en fris van worden en hijgend en zwetend content zijn dat ze vandaag weeral eens uitstekend hunne plicht hebben voldaan (terwijl ze mij verwijtend aankijken, want ik ben nog veel jonger en ik zou eigenlijk het dubbel van die lichaam's oefeningen moeten plegen) en er absoluut zeker van zijn de hemel te verdienen en dat ze nooit nemeer ziek zullen worden...
En altijd maar zagen over de Heilige Joden, Israël, Jeruzalem, Dominus Vobiscum, Jezus, Amem... enz... tot ge er uzelf bewust van wordt waarom precies ge ongelovig zijt geworden, om niet te zeggen atheïst... en ge vast stelt dat gij de enige nuchtere mens bent in de dichte omgeving en dat alle godsdienstige mensen er zeker van zijn dat alle oorlogen niet alleen nuttig zijn, maar absoluut nodig, om de goden van de andere volkeren definitief te vernietigen, onder andere, maar alleen maar op hun eigen terrein, natuurlijk, want preventief aanvallen is duizend keren beter dan naïef te verdedigen en ge weet wel, dat voortdurend ROOD gevaar dat ons altijd bedreigt, die miljoenen chinezen, allez, buiten al die andere, oosterse, enz, enz...
Feit is dat ik daar zit om mijn vrouw een plezier te doen en dat zij het goed meent en dat ik haar niet mag vragen te "REMMEEEEENNN", maar dat ik mij een beetje schijnheilig voel, dat voel ik...
We moesten op een bepaald weekeinde, vanwege het werk, deel nemen aan een congres in een modern hotel (ontworpen door de wereldberoemde architect, Oscar Niemeyer) in Niteroí, rechtover de stad Rio De Janeiro. Zoals gepland waren er talloze vergaderingen, spreekbeurten en vanzelfsprekend, ook meerdere coffee breaks. Ik voelde me niet helemaal op mijn gemak omdat ik nog geen enkele echte gelegenheid had gevonden, sedert vroeg in de morgen, tussen de tientallen aanwezige mensen die me hier en daar in beslag namen, eens rap naar de WC te rennen om me daar te verlossen van de dringende druk in mijn onderbuik. Gedurende het middagmaal, nog altijd met die pijnlijke goesting in mijn broek, vond mijn vriend (diezelfde van de uitstappen met de twee humaniorastudentinnen), verrast, een lang (blond) haar in zijn soep. Hij stond geniepig recht, kwam kalm achter mijn stoel staan en legde het langzaam, uitgespreid, over de aardappelen in mijn bord, alsof er niets aan de hand was. Nadat hij rustig terug zijn plaats had ingenomen, kregen de stuipen mij opeens te pakken en eveneens kalm (trachtend te blijken, alleszins) stond ik ook op, ging eveneens achter zijn stoel staan, doopte mijn plat uitgestrekt hand in zijn soep en wreef het over zijn haar, terwijl er op lettend niemands anders aandacht te trekken. Ik was niet van plan op zijn reactie te wachten en spoedde me haastig naar het lang verwachtte toilet.
Er waren meerdere mannen aanwezig en me niet helemaal gerust voelend besloot ik een onbezet piskommetje, recht tegenover de deur, uit te kiezen, terwijl ik ze, half omgedraaid, in de gaten hield, om me te beschermen tegen onverwachte terroristische aanslagen. De druk was intussen ontzettend groot geworden en de pisstraal, dadelijk daarop, fel en overvloedig. Met één oog op mijn gevoelige pisser gericht en het ander op de deur kon ik mij eindelijk in vrede verlossen. Diep zuchtend van het genot kreeg ik echter opeens in de gaten dat twee dienstmeisjes onderzoekend het toilet binnen aan het stappen waren. Ze droegen elk een metalen bordje onder hun oksels, waaraan een formuliertje vast geklemd zat en waar ze de toestand van alle WCs aan het opschrijven waren, in aangepaste tabellen, om later voor eventuele maatregelen te zorgen. Nog altijd een beetje ongerust over de mogelijk aanrukkende wraakpogingen vanwege mijn vriend, besloot ik mijn beschermende houding niet te verlaten, alhoewel mijn halfomgedraaide rug mijn werktuig zo niet helemaal verborg. De meisjes hielden zich beroepsbewust aan hun taak, belangstellend in alle richtingen kijkend, tot ze mijn piskommetje in de gaten kregen. Alhoewel ik de indruk had dat ze naar mijn werktuig aan het loeren waren en ik het aangeraden achtte er een beschermende hand vóór te houden, hadden ze opgemerkt dat het kommetje stilaan vol aan het lopen was, verstopt door een niet eerder ontdekte prop papier. Ik voelde op dat zelfde moment dat het tipje van mijn spuiter in het "natte" aan het dompelen was, zoals ten andere ook de vingertippen van mijn rechterhand die ik er juist voren hield. Één van de twee meisjes draaide zich giechelend om terwijl het ander, mij ernstig aanschouwend, waarschuwde dat het kommetje op het punt stond over te lopen. Ze maakte korte rappe bewegingen met haar handen om me aan te zetten te stoppen met wateren. Door het verschot klemde ik wellicht de verantwoordelijke spier voor een ogenblik hard dicht, maar de drang om er (nog) niet mee op te houden werd groter en de straal kwam er meteen nog bruisender uit. Mijn darm, weliswaar slap, vertoonde zich dikker dan in een normale toestand te verwachten is, veroorzaakt door de hoeveelheid opgehoopte vloeistof die er doorheen spoot en dat trok wellicht nog méér de aandacht van dat meisje, dat er nu, onbeschaamd en bewust, haar blik deed op rusten. Het zalig gevoel van de ontlading, van de ene kant, plus de geïnteresseerde blik van het meisje, van de andere kant, deden me, bijna zwijmelend, helemaal terug naar voren draaien, tezelfdertijd een stap naar achteren zettend om de rest van de lading naar de overstromende bassin te mikken.
De andere aanwezige mannen lieten duidelijk hun plezier uiten met de geschaapte situatie, maar op dat moment kon het mij weinig schelen en voleindigde ik, blozend van de opluchting, mijn belangrijke taak.
Tot mijn allergrootste verbazing mompelde het meisje mijn voornaam (hoe had ze die ontdekt?), trok haar schouders vragend op en verdween.
Morele kant van dit incident: ik heb niet kunnen uitmaken of het piskommetje te hoog geïnstalleerd was geweest of dat mijn appendice te laag hing.
Mijn collega heeft zich later op mij gewroken maar dat zal wel eens te pas komen gedurende een volgende gelegenheid.
Een vierde poging van iets en een tweede poging van iets anders, en nietske hé...!!
Vergeef me mijn gebrek aan aandacht, maar ja, we hebben nog ene andere keer, gedurende een vierde poging, geprobeerd kunstmatig een kind te verwekken, zonder succes nochtans.
We hadden ons gloednieuw dochtertje Gleicy mee genomen op onze verschillende, voorbereidende, bezoeken aan de dokter (niet alleen omdat we geen voorstanders zijn van "geheimpjes", maar ook en vooral omdat ze ons toen al zo veel geluk aan het voorschotelen was) en ze verbaasd had zitten gadeslaan hoe hij, de dokter, regelmatig tussen de benen van mijn vrouw aan het foefelen was, zich waarschijnlijk afvragend waarom ik dat allemaal toeliet, tot ze ook ne keer wilde gluren en ik haar aandacht aan iets anders heb moeten afleiden, maar 't is allemaal geen "avance" geweest. Geen enkele van de drie overgehevelde embryos, geen enkele van haar honderden, om niet te zeggen duizenden, "Ave Maria's", de zorg waarmee we haar hebben omcirkeld, de namen die we voortdurend overwogen, de talrijke, onverwezenlijkbare, beloften die mijn vrouw uit haar hoed heeft getoverd, de kaarskes hier, de paternosters daar, niets, absoluut niets heeft God en zijn Heilige Moeder, kunnen overhalen haar (en ik ook, natuurlijk) diene gunst toe te staan. Alhoewel de drie embryos er sterker en gezonder uitzagen dan ooit tevoren (door de microscoop, vanzelfsprekend), is er geen enkel van hen bekwaam geweest zich aan de baarmoeder van Ligia vast te klampen en was het resultaat van de eerste bloedtest, na veertien dagen, negatief voor zwangerschap. Ik had er speciaal op gepast mijn leesbril niet te vergeten, terwijl we naar het laboratorium toogden, maar 't was ook helemaal niet nodig. "Nullen" herken ik nu al op afstanden van meer dan tien kilometers. Ik heb zelfs de dokter niet meer bezocht en heb hem het resultaat van de bloedtest telefonisch laten weten.
Maar we zijn aanhouders, resistent, wilskrachtig, overtuigd en onbreekbaar en daarom is het niet overdreven te beweren: we zijn bekwaam een vijfde poging te wagen. Wacht af...
Ondertussen oordeelden we het echter tijd (ook om gemakkelijker "Onze Lieve Vrouw", beetje bij beetje, te vermurwen en definitief te overtuigen), een nieuwe poging te starten nog een ander kindje te adopteren en hebben we daar de nodige papieren en onvermijdbare ondervragingen, vanwege sociale assistenten en psychologen, van de Staat, met geduld, ondergaan. Om de kansen op een vlugge afloop te vergroten, maar ook omdat ik wel degelijk een enorme voorkeur heb voor "zwartjes", hebben we onze aanvraag met alleen maar twee eigenschappen ingediend: een zwart meisje, tot en met vijf jaar, zonder andere voorkeuren te vermelden. De psychologe, een blanke, had nog willen weten of het kindje het ene of het andere gebrek, fysisch of psychisch, mocht bezitten en pas toen stelde ik vast dat zijzelf ook een handicap had (aan haar linkerhand), wat ik niet eerder had opgemerkt. Ik heb geantwoord van ja, een scheel oog, een diep lidteken in haar aangezicht en zelfs een verminkt handje, dat zou me allemaal geen barst kunnen schelen. Maar ze vervolgde: "en indien het kindje aan een geestelijke gebrek lijdt, zoude dat ook aanvaarden?" en dan heb ik gereageerd van "liever niet"; dat ik aan zo'n beproeving "niet bekwaam zou zijn weerstand te bieden" en toen ze wilde weten waarom niet, ik geantwoord heb (wat ik het eerlijkste vond): "ik ben niet overtuigd dat ik daarvoor over genoeg geduld zou beschikken", terwijl, door mijn hoofd, het geval schoot van een collega van het werk die ook twee keren getrouwd was geweest en gedurende zijn laatste huwelijk een kind had gewenst van zijn vrouw, die toen al over de veertig jaar was en het kind toch gebaard heeft en zich bij de drie andere kinderen heeft gevoegd, die al veel ouder waren en die nooit naar een "speciaal" kindje hadden gevraagd en er ook nooit op hebben willen letten, terwijl de ouders werden uitgedaagd hun levenslange aandacht te schenken aan een jongetje dat een geestelijk gebrek bezat en dat ze, de ouders, kort daarop, allebei, zijn gestorven, beseffend dat na hun dood, niemand zich zou storen aan dat laatste schepselke dat ongewild op de wereld was gezet geweest en er absoluut zeker van waren dat het uiteindelijk, alleen, in een weeshuis zou belanden.
Bestaat er iets vreselijker dan een ouder te beseffen, terwijl hij tegen de dood aan het strijden is, dat hij een wezen zal achter laten dat zichzelf niet alleen zal kunnen verdedigen?
Dat was het wat door mijn hoofd spookte terwijl de psychologe mijn antwoord afwachtte, na me tegen de muur te hebben geperst, zonder dat ik er over getwijfeld had dat, op den duur, onze liefde niet alleen eender, maar zelfs bekwaam geweest zou kunnen zijn, groter te worden voor een speciaal kindje, dan de liefde die men voelt ten opzichte van eender welk ander. Ik heb, moedig, besloten dat ik mezelf die jeuk niet wilde aandoen. De psychologe heeft dat blijkbaar niet goed kunnen inslikken want, alhoewel goed gekeurd voor een nieuwe adoptie, zijn we nu al (bijna) een vol jaar aan het wachten op een speciaal telefoontje, ons uitnodigend, ons nieuw dochtertje te leren kennen...
In een vlaag van wanhoop heb ik dan, enkele maanden geleden, de volgende boodschap gezonden naar mijn jongste broer J., in Gent:
Pour Memoire
Vandaag, negen september 2008, heb ik, op aanvraag van de Jeugdrechter hier in Recife, een afspraak gemaakt met een psychiater. Hij, die rechter natuurlijk, verdenkt mij ervan enkele vijzen tekort te hebben (ik vermoed dat hij te weten is gekomen dat ik de broer ben van G.) want ik moet, net zoals mijn vrouw, een getuigschrift verkrijgen dat we geschikt zijn een ander kindje te adopteren. De vorige keer, toen we ons "Gleicy" verdiend hebben, was dat ook al zó, maar ik had verondersteld dat we uit die geslaagde onderneming, met grote onderscheiding te voorschijn zouden gekomen zijn en zo van die nutteloze bureaucratie gespaard te worden. Blijkbaar niet.
De vorige keer was het met een andere rechter geweest, wat ouder en met wat meer ondervaring, maar toch nog altijd duidelijk weinig geïnteresseerd in de zaken die de Staat rechtstreeks aangaan. We hebben zelfs NOOIT direct contact met geen enkele van deze twee kinderrechters gehad en toch hebben ze, beiden, ons "gevonnist". Een rechterlijke beslissing gemaakt.
Toen al waren we ontvangen geweest in een klein bureeltje door een receptioniste die de deur gezellig had open laten staan, zodat iedereen, in een omtrek van vijf meters, ons gesprek had gevolgd en ons daarvoor, ferm geïnteresseerd, hadden blijven aanstaren. Terwijl ik mijn probleem beleefd had uitgelegd kregen ook de andere aanwezigen ons verhaal te horen: waarom juist we wilden adopteren, hoezo, wat is uw probleem dan wel eigenlijk, enzovoort, maar toen ik mijn "depoimento" geëindigd had, heb ik mezelf omgedraaid naar de volgende in de rij en heb haar, ook beleefd, maar koud, uitgenodigd nu ook haar probleem publiek te bekennen, wat de receptioniste niet helemaal echt had geapprecieerd en die nieuwsgierige vrouw ook niet tenandere, maar kom, het kon me, op dat ogenblik, gene barst nemeer schelen..
Deze keer echter, scheen het nog verslecht te zijn. Het is duidelijk een hostile operatie geworden. Weeral zaten er drie andere koppels in de rij die deftig bezig waren ons verhaal méé te leven, terwijl de receptioniste ons duidelijk maakte dat wij de "vragende partij" waren en dus absoluut niets moesten eisen (ik had eigenlijk ook nog niets geëist) en integendeel onszelf moesten inprenten dat de kinderrechter verwachtte dat wij vooral moesten geïnteresseerd zijn in zwaar zieke, fysische en mentaal gestoorde pubers en alst ietwat mogelijk was, met een misdadig verleden.
(Ga naar de helle, lelijk vrouwmens, ik ben wel nen goeie mens maar ik ben nog altijd gene onnozelaar, hé!!).
Bovendien maakte ze het verschrikkelijk duidelijk dat de nieuwe rechter oordeelde dat vreemdelingen geen Braziliaanse kinderen zouden moeten adopteren, verkiezend dat ze beter hier, in hun eigen land, verrotten..
Ze liet bovendien verstaan dat er geen enkel kind, huidig onder de bescherming van de Staat, een Peter nodig had en dat er alleen maar kinderen beschikbaar waren, voor dat doel, boven de zeven jaar. De kindjes, jonger dan vijf, zouden beter terecht zijn bij hun eigen, biologische, ouders, mopperde ze nog.
Ik heb me daar echt zoals een uil gevoeld, eerlijk gezegd.
Ze kon echter niet uitleggen waarom alle weeshuizen, overal hier, zo stropvol zitten. Misschien is ze "benauwd" haren job te verliezen. Die domme geite...
Om te besluiten moet ik er nog aan toevoegen dat die psychologe mijn uitdaging heeft aanvaard en mijn dochter (die daar ook altijd aanwezig was geweest) in een apart zaaltje heeft ondervraagd, vooral om te weten welk cijfer ze me zou toekennen, van nul tot tien, in verband met de toestand van mijn "vaderschap" en ik, achteraf, te weten ben gekomen dat ze me "Nota DEZ" heeft toegewezen!!
Iedere keer als het mogelijk is (en het is altijd mogelijk, tenware ik op reis ben) zijn de zaterdagavonden gereserveerd, met onvermurwbare hardnekkigheid, aan een cafeetje, hier dichtbij, waar de eigenaar één van die elektronische orgels volledig domineert en praktisch een compleet orkest vertegenwoordigt, terwijl hij tezelfdertijd en nog indrukwekkender, zijn ontroerende maar toch vastbesloten stem uit strooit in het gebuurte. Eerder was ik een dagelijkse fan geweest van een ander, groter en chieker, restaurant (dat ondertussen vervangen is geworden door een wolkenkrabber), waar er zich dagelijks een samba orkest presenteerde (met zeven begaafde instrumentlisten), wat voor mij het gelukkigste part van mijn leven, hier in Recife, heeft betekend. J., G., Nara, Asoeka, Mark en ne hele hoop andere kennissen en vrienden hebben dat, gelukkig, ook kunnen bijwonen. Maar zoals de ondervinding leert, alle goede acties duren niet lang en nog iets anders: ne keer dat het gedaan is, komt het nooit ne meer terug (nog verder in diene aard: het smakelijk eten komt altijd in kleine porties, het slechte, in ene keer en in grote hoeveelheid, of nog raker, als je denkt dat de nood het hoogst is, is de redding nu pas, echt vér weg). Wel, maar terugkerend op dat simpel cafeetje, de zaterdagen zijn dus de dagen in de maand waar ik het meest naar verlang. Normaal trek ik er alleen naar toe, zo rap de show begint, rond de vijf uur in de namiddag, om er absoluut niets van te missen. Hij stopt ongeveer vijf uur later, zonder maar ene keer recht gestaan te hebben, gepauzeerd te hebben of, nog moeilijker, ene keer te gaan pissen. De eerste twee uren dienen om op gang te geraken en de stemming er langzamerhand in te brengen. Het timbre van zijn stem, niet speciaal terwijl hij gewoon spreekt, maar vooral wanneer hij zingt, volgens mijn goesting en criteria, is niet te verbeteren. Niet luid en toch niet onhoorbaar, met een perfecte dictie. Alhoewel ik een halve dove ben, versta ik kristalhelder alle woorden, wat eerder zeldzaam is. Het orgel verbergt een beetje de fouten die hij op het toetsbord begaat en die op een piano onvergeeflijk zouden zijn, terwijl valse tonen prompt zouden versterkt worden en zelfs beklemtoond, maar ik vergeef hem dat wel. Een orgel is, in alle geval, te verkiezen boven een gitaar, dat nooit zoveel variëteit vanuit één instrument kan toveren.
Hij is origineel een metser van beroep, vooraleer hij besloot deze muzikale carrière te omhelzen en is er, uitzonderlijk, in geslaagd eigenaar te worden van zijn eigen cafeetje met de opbrengsten ervan. Hij is, zoals er duizenden rondlopen hier, een ongelooflijk natuurtalent (tenor). Bovendien is de muziek die hij produceert, zacht, emotioneel, op de volmaakte toon, op het juiste ritme, meeslepend en zelfs hartstochtelijk en toch kalmerend, zonder de muziek aan verkrachting of zelfs aan moord bloot te stellen, zoals vele andere zogenoemde "artiesten" dat doen, met of zonder voorafgaande muzieklessen.
Die avonden betekenen voor mij, zonder enige twijfel, de allergelukkigste momenten, tegenwoordig, in mijn leven en dat is nu al langer dan een jaar aan het duren. Soms vermoed ik dat, zoals de spreekwoorden het altijd preken, het niet lang nemeer zal blijven duren..
Gedurende de eerste helft dus van zijn presentatie vind ik de tijd om na te denken, de moeilijkheden te overwegen (niet precies financieel), de ernstigheid van de problemen te schatten, de strijd te herleven en gebeurt het niet zelden dat ik dan, daar alleen in mijn hoekje, één enkele traan, onbekwaam ben te onderdrukken. Ik heb mezelf nooit ontwikkeld in de zin mijn heersende gevoelens, op alle ogenblikken, duidelijk te manifesteren, maar het kost niets, heimelijk, één traantje, of maximum twee, te bevrijden als men maar alleen is, thuis of eender waar, zolang niemand dat kan bespieden. Soms is het niet meer dan een momentele opruiing van opgestapelde en oververpakte gevoelens zonder zelfs één speciale reden of oorzaak daaraan te kunnen koppelen maar niet zelden kan ik vermijden dat mijn ogen simpelweg vochtig worden. Andere keren en hoe langer hoe meer, ben ik verplicht te tranen weg te vegen, vooraleer ze in mijn glas bier vallen...
Maar dan begint de overwelvende invloed van de muziek zich weer te manifesteren en de tranen die eerst vloeiden van het verdriet, beginnen nu te vloeien van het geluk. Ik vraag altijd aan mijn vrouw: hoeveel is een slecht geslapen nacht waard? Gene smerige frank. Maar ook: hoeveel zijn enkele gelukkige uren waard? Hoeveel ben ik bereid daar voor te betalen? Letterlijk en figuurlijk? Gelukkige uren zijn, gewoonweg, onbetaalbaar!!
Dan begin ik zelfs oncontroleerbaar mijn hoofd en zelfs met mijn gehele lichaam te wiegen en te zwalpen over de golven van het geluk, terwijl ik, op de tafel, met enkele vingers, het ritme volg, zodat zelfs de bedienster me wat eigenaardig, maar met een verstaande glimlach, aankijkt terwijl ze voorbij passeert. Op het einde dan komen mijn vrouw en mijn dochter mij opzoeken, maar nooit vroeger dan het allerlaatste liedje weerklinkt in dat halfopen cafeetje. Dat laatste liedje is dan meestal dat wat het minste culturele boodschappen bevat en integendeel, het lot van een mens een schup onder zijn achterwerk bezorgd (in deze zin vond ik het woord "schijter" dat je gebruikt hebt in je laatste mail, een voorbeeld van oprechte natuurlijkheid) en waarvan de meest herhaalde woorden zijn: "drinken, vallen en terug óp staan".
Maak u echter niet ongerust, dronken worden staat niet meer in mijn woordenboek, sedert diene laatste keer dat ik, om de tien meters (zoals klein duimpje), een duidelijk spoor heb achter gelaten, op mijn weg naar huis.
Ewel, 't leven is nu eenmaal zo: veel verdriet en weinig geluk, maar de karre is vooruit aan 't bollen (of beter: en de boer, hij ploegde voort..) en dat is het belangrijkste..
Dat is het wat mij verschrikt, op mijn latere dagen: mijn totale afhankelijkheid van mijn vrouw en nu ook (in veel mindere mate en alhoewel ik optimistisch ben op dat gebied, vooral ook omdat ze nog jong is en bereid te leren) van mijn dochter. Om eerlijk te zijn, ik ben bang van haar betrouwbaarheid (die van mijn vrouw, bedoel ik) wat, volgens mijn oordeel, ook de afhankelijkheid aantast. Echt benauwd, want dat betekent dat ge er niet kunt op bouwen, op rekenen, of anders nog, ze niet aan uw kant staat, maar aan de andere kant.
Enkele dagen geleden had ze nog beweerd dat het niet waar is dat er achter elke grote man, een grote vrouw bestaat. Ze beweerde dat de grote vrouw naast de grote man moet staan en niet, er achteren. Nu is mijn indruk dat ze niet naast mij staat, maar wel recht tegenover mij. Aan de andere kant dus. Ik voel duidelijk, verschillende jaren al, dat ik niet aan alle draadjes trek en ik, in al mijn dwaasheid, er nooit aan getrokken heb; dat zelfs de mensen die het dichtst bij mij zijn, fysisch en psychisch, toch doen wat ze uiteindelijk zelf oordelen beter is voor henzelf te doen, onafhankelijk van de reden, van de algemene interesse en van de richting van het gemeenschappelijk voertuig, waar er geen twee sturen bestaan om tegelijkertijd naar verschillende bestemmingen af te steven, zonder enig belang te hechten aan diegene die de motor heeft aangebracht en het voertuig op gang heeft gestoten. Dat komt overeen met opstandigheid, muiterij en zelfs gevaar voor onbestuurbaarheid en uiteindelijk: abrupte botsing. Dat alles, zonder enige schijn van twijfel en geen enkele blijk van wroeging. Wat me tot een ander besluit leidt: is ze zich wel bewust van het dreigend gevaar, of is dat precies haar doel. Het onvermijdbare confront. Ik ben geneigd te geloven dat ze er daar het verstand niet voor bezit... dat ze, zoals dat kieken zonder kop, in de hof van Fons, in alle richtingen loopt, zonder te beseffen dat er maar één richting geldig is en alle andere op de muur stuiten of zowel naar de zandbak, of naar de afgrond leiden. Zonder over de nodige ondervinding te beschikken en de reeks van mijn succesvolle, eerdere, beslissingen in acht te nemen.
Maar elke man (net zoals iedere vrouw) heeft toch immer iemand nodig waar hij (zij) blind op kan vertrouwen? Ik heb mezelf, met de jaren, bewust gemaakt dat dat niet mogelijk zal zijn, in mijn geval en ben het beu geworden iets te vragen, zoals a.u.b, por favor en por gentileza en als ik dan tenslotte na ga of het wel gedaan is geweest, dan krijgt ge als onvermijdelijk antwoord, eerst wantrouwig: wat gedaan? en dan, uiteindelijk: nee, ik heb het niet gedaan. Punt. Punt en andere lijn en zoals een verstokte ezel bestaat er geen mens op deze aarde die haar er kan van overtuigen het toch te doen, of ze te overhalen een verdere uitleg erover te verstrekken. Al zijn het soms maar onbenullige zaken, of slechter nog, belangrijke, het past gewoonweg niet in haar hoofd. Tenandere iedere keer dat ik met iemand bekvecht of ruzie maak omdat hij me financieel verlies, of gelijk welk ander soort verlies (psychologisch, moraal of emotioneel) veroorzaakt, plaatst ze zich onmiddellijk achter de stoel van de verdachte, haar handen op zijn schedel rustend, terwijl ik op datzelfde ogenblik mijn duidelijk vonnis moet aanhoren: gij zijt verkeerd, automatisch, zonder verdere verklaringen, zonder recht op beroep en gereed voor de volgende. In dat opzicht is het eigenaardig vast te stellen dat ze, van de andere kant, nooit nee kan, of durft, uitspreken tegen iedereen die haar uitnodigt, voor t eender wat, onafhankelijk van wie het is, de hoeveelste keer het is, om welk uur het is, waar het is, waarvoor het is en in welke omstandigheden het is. Nee is een uitdrukking die niet in haar woordenboek staat. Mijn afhankelijkheid van haar, in dat opzicht, doet mij alsmaar terug denken aan de omstandigheden in welke Nonkel Marcel om het leven is gekomen. Op het einde is hij alleen gestorven, vast gebonden aan zijn stoel, door het venster starend, met een hemelsgrote heimwee naar zijn vinkskes en na zeventig jaar sleur en slommer: huilend van de wanhoop en de onverdiende straf. Wie kan er mij van overtuigen dat ik datzelfde lot ook niet zal ondergaan?? De eenzaamheid, op zo een moment, is ondraaglijk (en het veroorzaakt diepe lidtekens), eenzaamheid die ik gans mijn leven, zoals negenennegentig percent van de mensheid, zonder (veel) schrik, op mijn schouders heb mee getjoold en er nu overtuigd van ben, mij nooit nemeer zal verlaten. Dat is echter allemaal geen kwestie van gebrek aan liefde geweest (alleszins niet van mijne kant en ge weet het, ik steek mijn handen niet meer in het vuur voor niemand, behalve voor mijn dochter, die ik bemin, vanuit de grond van mijn hart, zoals zij het zelf uitdrukt). Het is uiteraard, uitsluitend, een kwestie van gezond verstand. Hoeveel mensen beschikken eigenlijk over gezond verstand? Één op honderd; één op duizend? Dat geluk heb ik, in mijn persoonlijk leven niet gekend, tenware, ik moet het er bij zeggen (heel waarschijnlijk), met Gleicy, die nog maar amper twaalf jaar oud is, maar toch al bewezen heeft dat ze, op dat gebied, dicht aanleunt bij mijn overleden zoon, Rudo Jr. Zij betekent voor mij precies en exact wat zij denkt dat ik beteken voor haar: een arm- en rugleuning, een comfortabele en betrouwbare zetel. Eigenaardig, niet? De graad van risico is er echter wel wat door aan het dalen. Moest ik, eventueel, vroeger sterven dan één van hen, wat redelijk en normaal zou zijn, dan weet ik niet in hoeveel tijd mijn vrouw er bekwaam zou in zijn, alles wat ik gespaard heb, na vijfendertig jaar werken, te verliezen, louter en exclusief door dat gebrek aan gezond verstand. En of mijn dochter, nog juist op tijd, meerderjarig zou kunnen worden, vooraleer de tuigen zelf in handen te nemen en te redden wat er nog te redden valt.
In alle geval, beter dat, dan één van hen, mij vooraf te gaan. Intussen ben ik hier op mijn laatste benen aan het lopen. Bij de firma zeker en vast, terwijl, persoonlijk gezien, dat gedacht, bijna vierentwintig uren per dag, zeven dagen per week... enz... door mijn hoofd spookt.. zodat ik er in een vicieuze cirkel van ben geraakt en ik geen uitweg meer kan onderscheiden...
Feit is dat er nog enkele verhalen ontbreken in mijn blog, zoals bijvoorbeeld over de corruptie die hier enkele jaren geleden bestond, zowel op nationaal gebied als op locaal gebied en in grote mate verminderd zijn geweest, als men de huidige regering vergelijkt met alle vorige regeringen, te beginnen met diegenen, afkomstig van de militaire overheden, terug in de jaren zeventig.
Ik herinner me hoe de Diretoria Eletronica de Proteçao ao Voo, van het Ministério Da Aeronautica in de luchthaven Santos Dumont, in Rio De Janeiro, volledige onafhankelijkheid bezat om machines, van eender welke bron en nut, hier, in Brazilië, te kopen en daar in de USA, contant in dollars, te betalen, zonder daarvoor over enig soort officieel import document te beschikken, zoals een Guia De Importação, een Carta De Crédito, een Fatura Comercial, etc.. Het was een zuivere kwestie van de Capitão, of de Coronel, hier, ervan te overtuigen over het nut en het doel van deze machines, om een locaal uitgestrekte aankoopbevel te ontvangen. De vliegtuigen van de luchtmacht zorgden voor het internationaal vervoer, hetzelfde geldend voor de Zeemacht, die altijd gedaan heeft waarin ze precies waren geïnteresseerd, onafhankelijk van de mening en de vergunning van de burgerlijke overheden.
Neenee, toen Expo 1958 gebeurde was ik nog maar amper enkele jaren oud, woonde nog in de hoofdstad van West-Vlaanderen, met name "Rumbeke" en was ik er al absoluut bewust van dat alleen maar de dochters van rijke mensen, zoals jij, zich zo een uitstap, naar Brussel, konden veroorloven.
Van rijke meisjes gesproken, er woonde ook zo eentje in onze Spanjestraat, waarover ik mij het volgende herinner:
"Om terug te keren op Cathy (dochter van de eigenaar van een alom gekende glasfabriek, dicht bij het Kasteel van Rumbeke), alhoewel ze meestal diep weggedoken, op de achterbank van de familiewagen, met hun "chauffeur", onveranderlijk razendsnel, voorbij dreunde, heeft ze toch op zijn minst ene keer, met mij alleszins, moeten rekening houden. Het is zo gebeurd dat ze, toen ze, voor de ene of de andere reden verplicht was geweest de Spanjestraat te voet te moeten afstappen, zonder zich daarvoor geneigd te hebben gevoeld zelfs alleen maar een schuchter glimpje van haar prinsesmaagdelijke blik aan mij te hebben gegund, je weet wel, dat lid van die "gemene" familie "Van Leuven" daar, juist op één van die momenten wanneer ik, zoals gewoonlijk, verveeld en alleen, mijn versleten balletje tegen de fabrieksmuur (ik weet nog altijd niet, na zovele jaren, wat ze daar precies fabriceren), recht voor ons huis, aan het trappen was, ik haar, zonder verdere interesse, voorbij had laten passeren en ik op hetzelfde ogenblik de aanwezigheid opmerkte, dicht in de buurt, van een straathond en ik besloot zijn jachtinstinct aan te wakkeren en hem met een ritselend geluid tussen mijn lippen, op te hitsen zoals: ...pakze.., kkkksss pakze..kkksss, pakze..kkkksss.. en ze zich opeens verschrikt om draaide en er als een bliksem begon van weg te rennen, alsware ze een engel van de duivel en het hondje, eerder triestig en gedeprimeerd, met de staart tussen zijn poten, opeens de reden van zijn mislukking ontdekte en er kwijlend van de woede en de haat achteraan is beginnen te spurten.. en ze, toch nog juist op tijd, snikkend en hijgend, de poort van hun villa is kunnen binnen draaien, waarna ze onmiddellijk haar eigen wachthond, uiterst rap, van zijn ketting heeft kunnen ontdoen en ik, dat verstomd vaststellend, zo rap heb gevlucht als mijn korte beentjes het mij toelieten, verbaasd dat diene laffe straathond, die mij intussen, jankend, allang voorbij was geschoten en zelfs al uit mijn blik was verdwenen, geen enkele weerstand had gepleegd, mij alleen overlatend in mijn verschrikkelijke ellende, zodat ik mijn kloten uit mijn lijf heb gelopen en hij me bijna toch beet heeft kunnen pakken, schuimend van de lust op wraak en zijn ontzettende muil in het kruis van mijn korte spijkerbroek wilde toe slaan... diene smerige waakhond, vooraleer ik bekwaam was mij binnenin de garage van ons huis te verstoppen..
Dat heeft de spuigaten volledig doen vollopen en ik heb toen besloten nooit ne meer met diene valse Cathy te spreken, sedertdien. De rest van haar naam heb ik zelfs ook nooit nemeer willen weten.."
Ziezoo, Annietje, elke mail bevat een klein verhaaltje van diene tijd, zodat je voelt hoe gelukkig wij eigenlijk wel waren en het zelf, toen, nog eigenlijk niet goed beseften.