Met veel van wat Fleur Jurgens, auteur van Het Marokkanendrama, inDe Morgen van maandag verklaart kan ik akkoord gaan.
Minder met haar boudebewering: Er is nog nooit een causaal verband aangetoond tussen opgroeien in een kansarm gezin en terechtkomen in de criminaliteit. Al sedert de deterministen eind 19e eeuw denk aan de Italiaan Lombroso bestaan er voldoende sociologische studies die het omgekeerdevaststellen.
Het spreekt dat de deterministische visie achterhaald is: kansarmoede hoeft niet noodzakelijkerwijze tot mislukking in de maatschappij te leiden en er zijn nogal wat verwende rijkeluiskinderen die ontsporen, maar de problemen afdoen als een zaak van mentaliteit of cultuurverschillen gaat zeer kort door de bocht: trouwens die verschillen doen zich niet voor op een eiland maar wel in interactie met de sociaal-economische feiten.
Recent onderzoek wees uit dat 46 % van de nieuwe Belgen (om dit eufemisme eens te gebruiken) beneden de Europese armoedegrens leeft: voor de kinderen uit deze gezinnen is ons consumptieparadijs één grote etalage met onbereikbare luxe. In de psychologie noemt men dit: een Tantaluskwelling denk aan de hangjongeren in de Brusselse winkelcentra.
Mag ik als zoon van een fabrieksarbeider uit eigen ervaring spreken? Om te beginnen is er het elementaire niveau van huisvesting en accommodatie: om te slagen in studies heb je een eigen ruimte nodig, met rust en verwarming. Binnen het huisgezin heb je behoefte aan stimulantia: boeken, naslagwerken, internet. In het algemeen zijn er al de beperkingen door het inkomen. En buiten is er de invloed van de peer group:probeer het maar eens vol te houden als er onder je leeftijdsgenoten weinig voorbeelden te vinden zijn van schoolsucces maar omgekeerd wel van een geslaagde criminele carrière.
Fleur Jurgens heeft gelijk als ze de ouders op hun verantwoordelijkheidwil wijzen, maar dreigen met sancties heeft pas zin wanneer je als overheid en maatschappij in eer en geweten kunt zeggen dat je er alles aan gedaan hebt om deze mensen kansen te geven.
En daar schort het bij landgenoten van vreemde origine in ernstige mate aan: inburgeren zoueen begeleiding moeten omvatten, in het bijzonder van de moeders die in een voor hen volslagen vreemd milieu terecht komen. En je moet toch stekeblind zijn om niet in te zien dat langdurig werkloze vaders in een machocultuur hun natuurlijk gezag verliezen.
Jonge Marokkaanse en autochtone machos moeten op hun eigen verantwoordelijkheid worden gewezen en zonodig ernstig gesanctioneerd. Maar de overheid kan zich niet gedragen als een dolgedraaide scheidsrechter die met gele en rode kaarten staat te zwaaien, en zelf de basisregels van het spel werkgelegenheid, begeleiding en non-discriminatie - aan zijn laars lapt.
Kijkend naar een quizprogramma ben je plots in Nicaragua, nabij de Mayastad Masaya: in een zandstraatje dat afdaalt naar een van de meren, komt een oude magere man naar je toe. Hij vraagt in het Spaans hoe laat het is. Je toont hem je polshorloge omdat je niet direct de juiste woorden vindt. Hij mompelt, neen hij schreeuwt bijna: 'Thank you, sir...'
Het laatste wat je daar op dat moment wil zijn is een Yankee, maar pas wanneer je weer in België bent, begrijp je het: die man had nooit het uur leren lezen, zoals er toen nog zoveel analfabeten rondliepen in Midden-Amerika.
En de schaamte roept nog meer beelden op van vier weken rondzwerven in een land dat jou overvalt met zijn fascinerende vreemdheid, mensen die willen praten maar jouw Spaans is zo onbeholpen dat het niet lukt. Op een feestdag in de hoofdstad Managua zwierf je rond in je short want je jeans was je kwijt geraakt. De leiders van je groep hadden nochtans verwittigd: laat geen broek aan een wasdraad hangen of 's anderendaags is die verdwenen; een broek betekent een maandloon voor die mensen.
Een short dragen mocht evenmin, in die machocultuur was je meteen een homo, een soortdragqueen als je blote knieën liet zien. Je liep een kerk binnen in een buitenwijk, tussen heuveltjes afval en onkruid. Volk stroomde van alle kanten toe, uitgedost als deelnemers aan een karnaval. In de kerk gaven moeders hun baby de borst, kleuters liepen joelend tussen de banken, achteraan zaten toneelspelers in bonte kostuums een scene uit het leven van de patroonheilige te repeteren - in de processie op een draagberrie: een levensgroot beeld in snoepkleuren omhangen met medaillons en bloemslingers: was het Sint Jozef, Paulus of Jacobus die als een veelvuldig gedecoreerde generaal aan wal kwam in Hawaï? -, een dronken vagebond sliep zijn roes uit, een priester liep rond met een brede glimlach: dit was Breughel in Nicaragua, een boerenkermis midden in een kerk.
Buiten kwam je terecht in het binnenste raster van het grote wafelijzer dat Managua is: vierkantjes in vierkantjes, de grote dikke lijnen asfalt met kuilen, de dunne bleke streepjes: stof, bultig zand dat bij elke stortregen een modderbeek werd, soms gutsend en gorgelend als een bergrivier. De favela bestond uit de bekende krotten: hokjes van golfplaat, planken van pakkisten, palen van een bouwwerf of uit een schutting gebroken. Een veertiger staart je aan, een van de vele werkloze vaders. Hij staat in zijn deur: een donkere opening tussen twee staken, als er al een deur is, dan doet ze denken aan een staldeur op een vervallen boerderij. Zijn ogen zijn zwarte spleten, zijn mond haaks als een kram.
Hij staart de gringo aan die zich volzuigt met beelden, die denkt dat hij zich bescheiden gedraagt maar voortdurend deze mensen beledigt met zijn voor hen onbetaalbare kleren, zijn fototoestel, zijn gulzige blik van verzamelaar.
Leg het niet uit aan deze werkloze dat je uit België komt, uit Europa: je bent een gringo en alle gringo's zijn Yankees, binnendringers, saboteurs, dieven en moordenaars. Zijn mond is nog de enige guerrilla waartoe hij in staat is: hij verdrijft deze gringo met schaamte. Je kijkt om je heen naar de vuilnisbelten, de halfnaakte peuters, de schurftige honden: Yankee uit dat verre, onbekende België, met welk recht loop jij hier rond?
Vandaag en de voorbije week kon je, kan je in De Morgen lezersbrieven en opiniestukken lezen die het opsluiten van dieren in een zoo aanklagen. Dieren worden neurotisch in een kooi, hun natuurlijke instinct wordt gefrustreerd. Dat zal wel waar zijn. Maar verbied dan ook de volières met bonte zangvogels, de aquariums met exotische vissen, de leiband voor honden, het castreren van krolse katers etc etc Heeft een zoo enige zin of vervang je hem beter door de schitterende documentaires die op allerlei tv-zenders zijn te zien? Misschien wel, maar is het om het even of je een dier op een scherm ziet dan in levende lijve? Mogen kinderen ook ondervinden dat dieren een geur hebben? Ten gronde is er enkel een gradueel geen fundamenteel verschil met de menselijke situatie. Ook bij mensen wordt het natuurlijk instinct voortdurend gefrustreerd: wij kunnen niet elke keer onze seksuele en agressieve impulsen afreageren, in feite zitten ook wij in een glazen kooi, al bevindt die kooi zich in ons hoofd. Dieren alleen leren kennen via beeldschermen doet denken aan de science-fiction in het laatste boek van Michel Houellebecq, Platform, waar mensen door de tijd heen met elkaar communiceren via beeldbuizen - fysiek contact is er niet en precies daaruit wil het hoofdpersonage ontsnappen met de dramatische, nogal onwaarschijnlijke afloop als gevolg - het zwakste deel van dit boek. Een lezer schrijft terecht dat de menselijke intelligentie impliceert dat de mens verantwoordelijkheid draagt voor het welzijn van de dieren. De vraag is echter hoever je daarin moet gaan: kan je heel emotioneel doen over apen in een zoo en daarna een hamburgertent binnenstappen en zonder enig gewetensprobleem een fijngemalen beest opeten? Kun je betogen voor bedreigde diersoorten en medicamenten slikken die het resultaat zijn van proeven met dieren? Is de kern van alle moreel gedrag niet het vermijden van opzettelijk en nodeloos lijden en , omgekeerd, het bevorderen van welzijn of levensgeluk. En dan is het nog maar de vraag of een dier in een zoo liever wordt opgepeuzeld door een sterker of sneller roofdier dan wel de onvrije veiligheid van de kooi prefereert. Wat verkiezen wij zelf: de onvrije zekerheid van een vaste relatie of de levenslange jachtvelden van de ongebonden intimiteit? Willen wij een job of een vaste job, een inkomen of een vast inkomen, een steeds weer anders huurhuis of een eigen stek? Men zal opwerpen dat het verschil zit in de keuzevrijheid: opgesloten dieren hebben nooit de keuze gekregen, maar is het niet precies die keuzevrijheid die het menselijk leven zo lastig maakt? Hoeveel vrije mensen lopen er rond op deze planeet: de mens is in hoofdzaak, net als de neurotische poolbeer in de zoo, een rondjesdraaier, een gewoontebeest.
God en het gesteente (zie De Standaard van 14 april)
Vandaag schrijft de grote denker Gerard Bodifée (recent in het nieuws gekomen met zijn verlichte ideeën over homoseksualiteit): 'zonder religiositeit mist het leven elk perspectief dat verder reikt dan het eigen begrensde bestaan.'
Dit zou waar kunnen zijn mocht Bodiféee er in zijn slot niet aan toevoegen: 'religie richt zich tot God'. De enige religiositeit waar deze profeet aan kan denken is dus de gelovige en meer bepaald de christelijk gelovige.
Vrijzinnige humanisten, ongelovige socialisten, niet-godsdienstige boeddhisten zijn volgens G.B. niet in staat om de grenzen van hun egocentrisme te overstijgen. Hij verkondigt niets anders dan de eeuwenoude zelfgenoegzaamheid van het alleenzaligmakende geloof. Dit zouden we potsierlijk kunnen vinden, mochten er niet de consequenties bij horen: de opvattingen van mensen zoals G.B. zijn niet vrijblijvend, zij willen niet alleen een levensvisie, maar ook een restrictieve moraal opleggen niet uitsluitend aan hun eigen geestesgenoten, maar aan de hele maatschappij. Iedereen mag zalig worden in zijn of haar eigen geloof, maar als dit geloof de allure aanneemt van exclusiviteit (het alleenrecht op waarheid en moraal) en superioriteit (mijn geloof is het enig ware) dan wordt het gevaarlijk: fundamentalisten vind je dus ook bij ons en soms dragen ze een wijze grijze baard.
Sven Spoormakers (in De Morgen van vrijdag) schrijft: 'onder het mom van veiligheid de ziel van koersen raken, gaat te ver.'
Behoren breuken, of zelfs dodelijke ongevallen zoals met Fabio Casartelli tot 'de ziel van koersen'?
Zijn de wielerwedstrijden dan de moderne variant op de Romeinse gladiatorenkampen toen gevochten werd totterdood?
Hoe kun je nu de doping bestrijden 'onder het mom van de bescherming van de gezondheid' en tegelijk verkondigen dat vermijdbare ongevallen tot het wezen van de sport behoren? Wees toch even consequent: je neemt de gezondheid ernstig of je kiest voor sensatie wat de gevolgen voor de betrokkenen ook mogen zijn.
En telkens lees je, niet alleen bij Spoormakers, remedies die de verantwoordelijkheid leggen bij de renners: zij moeten een helm dragen, aangepaste velgen en drinkbussen monteren etc Over de verantwoordelijkheid van organisatoren geen woord: dat zoiets voorkomt in een sensatieblad is te verwachten, maar in een krant die doorgaans een visie van respect voor menselijke waarden verspreidt lijkt me zo'n cynisme onaanvaardbaar.
Nogmaals: maak de vergelijking met andere beroepen die in het verleden soms dodelijke risico's inhielden (bijvoorbeeld asbestose): behoorden die ziekten en sterfgevallen soms ook tot de risico's van het vak?
Tot slot: moet je een sentimentele sukkel zijn om het wielrennen in navolging van Briek Schotte te omschrijven als 'zere riejen' en niet als 'zere stuukken'?
De getuigenissen van renners en ex-renners na de incidenten op de Kemmelberg doen denken aan de houding van gewezen mijnwerkers: die zijn toch zo trots dat zij tientallen jaren onder de grond hebben gewerkt en die stoflong nemen ze erbij.
Hoe moet je dit nu verklaren: is dit de bravigheid van de kleine man, een Oosters fatalisme dat ook in het Westen voorkomt?
In beide gevallen gaat het om zware beroepen: is dit de reden waarom hun beroepsfierheid of arbeidsethos sterk gelijkt op masochisme?
Of ligt het aan het feit dat opkomen voor jezelf, voor je gezondheid en rechtmatige eisen, nooit is aangeleerd tijdens de opvoeding?
In tegenstelling tot de mijnwerkers zijn wielrenners - net als alle atleten trouwens - onverbeterlijke individualisten: zolang een tegenslag hen niet persoonlijk raakt, halen ze hun schouders op; het laatste wat je van dit soort mensen kunt verwachten is solidariteit: wie valt is een loser, een dommerik of mislukkeling.
Kortom, de Amerikaanse mentaliteit domineert de meest Vlaamse van alle sporten.
Meestal worden toplonen verantwoord met drie argumenten: het gaat om de wet van vraag en aanbod, om uitzonderlijk talent en om een grote verantwoordelijkheid.
Wat dit laatste betreft: wie heeft er een grotere verantwoordelijkheid dan een buschauffeur die dagelijks instaat voor leven en welzijn van honderden busreizigers? Krijgen buschauffeurs dan miljoenen op hun rekening?
De eerste twee punten gaan samen: de wetten van de markt zorgen ervoor dat 'uitzonderlijke ' talenten zoveel kunnen verdienen omdat zij schaars zouden zijn. Laten we een paar voorbeelden bekijken. Bij de sluiting van de Waalse staalbedrijven, onder meer Cockerill-Sambre, deed de regering Martens een beroep op de Franse supermanager Jean Gandeois. Resultaat: de aandeelhouders - denk aan de rijkste Belg Albert Frère - leden geen schade, de sociale lasten - werkloosheidsvergoedingen etc - werden betaald door de Belgische en later ook de Waalse regering, met andere woorden door de belastingbetaler. Idem dito bij Lernout&Hauspie: supermanager Philippe Bodson is er ongeveer een jaar mee bezig geweest en deze keer kunnen de kleinere beleggers fluiten naar hun geïnvesteerde geld. Zowel Bodson als Gandeois streken een gigantisch 'ereloon' op en voorzagen in hun contract eveneens in een ontslagvergoeding. Daar komt het keer op keer op neer: deze topmanagers denken in de eerste plaats aan zichzelf, weigeren een resultaatsverbintenis te ondertekenen: of zij in maatschappelijke zin goed werk hebben geleverd of niet, voor hen zelf heeft dat geen gevolgen.
En wat dat talent betreft: hoeveel mensen met een bijzondere begaafdheid kunnen van hun talent leven - denk aan al wie met kunst bezig is? Worden uitzonderlijke huisdokters, leerkrachten, lassers, metselaars soms uitzonderlijk betaald? De zogenaamd vrije markt bevestigt haar eigen waarden: wat economisch nuttig is - althans voor de grote aandeelhouders - dat wordt gul verloond, wat geen economisch rendement heeft wordt behandeld als een onschadelijke psychische stoornis of als een wegwerpproduct.
Kortom, in moreel en filosofisch opzicht, kan je geen enkele verantwoording vinden voor toplonen, ze zijn een van de vele immorele kanten van de vrij genoemde markt: wie dit kan aanvaarden, die zal allicht ook de onbetaalbaarheid van geneesmiddelen voor miljoenen mensen goed keuren, de plundering van de Derde Wereld en de onleefbare pensioentjes bij ons. Topmanagers zijn in maatpak verklede aasgieren, hun ereloon drukt de maat van hun cynisme uit en dat is vaak mateloos.
Er zijn hardwerkende Vlamingen en dikverdienende. De topman van Belgacom verpatste voor 6,1 miljoen euro aandelen in zijn bedrijf en heeft daarmee geen enkele wet overtreden, geen enkel contract geschonden. Een drietal vragen. Hoe is deze noeste Vlaming aan de 6 miljoen euro gekomen waarmee hij in 2004 zijn 300 000 aandelen heeft aangekocht? Allicht niet door aan de lopende band te staan. Hij houdt 120 000 aandelen over met een geschatte waarde van 4 miljoen euro: iedereen kan het rendement van deze belegging uitrekenen, en dit over een termijn van nauwelijks drie jaren. Vergelijk dit rendement met de evolutie van de tewerkstelling en verloning bij Belgacom en het verschil zal duidelijk zijn: minder betekent meer, minder werkvolk, meer geld voor de baas. Ten tweede is er het allicht verwaarloosbare detail dat deze snelverdiener op zijn transactie geen belastingen moet betalen. Moralisten hebben er steeds de mond vol van dat in de kijker lopende figuren een voorbeeldfunctie hebben in de maatschappij. Welk voorbeeld wordt hier nu gegeven: dat je een idioot moet zijn om jouw belastingbrief correct in te vullen? En nogmaals: Bellens handelde volkomen in overeenstemming met het contract dat hij bij de toen verantwoordelijke ministers, vande Lanotte en Daems, had bedongen. Vandaar deze derde vraag: welk moreel gezag houdt de overheid hieraan over wanneer zij kakelt over fiscale fraude? En dan heeft die wijnboer van een Daems nog de arrogantie om te raaskallen over doppers en leefloners die in het zwart werken. In feite heeft hij gelijk: je bent veel beter af met aandelen van Belgacom, alleen blijft het een open vraag hoe je aan het startkapitaal komt. Heeft men niet altijd gezegd dat het eerste miljoen het moeilijkste is om te binnen te rijven?
Het klinkt wellicht betuttelend, maar sommige mensen moet men toch tegen zichzelf kunnen beschermen.
Na de tumultueuze en afschuwwekkende afdalingen van de Kemmelberg wist wedstrijdleider Hans de Clercq te zeggen dat de Kemmel nu eenmaal een monument is en bij de wedstrijd hoort.
Bij de renners hoor je evenmin veel protest: valpartijen zijn 'de risico's van het vak'.
Stel je voor dat dit op een bouwwerf gebeurt, dat de ene bouwvakker na de andere van een stelling naar beneden stort: de werf zou onmiddellijk worden stil gelegd.
Als men de werknemers bij wet een rookvrije werkruimte kan opleggen - ook al zijn er die daar niet om vragen - waarom kan iets gelijkaardigs dan niet met de sport?
Dan moet je horen hoe er gemarchandeerd wordt met de verantwoordelijkheid. Volgens orakel José Decauwer pompen de renners hun banden te hard op en ligt het aan het materiaal: te hoge velgen, te stroeve drinkbushouders; volgens kamikaze Robbie McEwen ligt de fout bij de bangerikken die hun remmen niet durven los te laten. Kortom, de organisatoren treft geen schuld. Een risicoloze wielersport is een illusie, maar er een Russische roulette van maken is een misdaad.
Of de betrokkenen nu zo naïef zijn om te geloven dat zij het 'noodlot' - voor zover we roekeloosheid zo mogen omschrijven - wel zullen ontlopen, dan wel of hun fatalisme neerkomt op puur masochisme, mag voor de overheid geen verschil uitmaken: een echte wielerliefhebber wil sport zien en geen bloed.
Vorige week konden we lezen dat de wielerploeg Unibet.com evenmin zou mogen starten in de Waalse klassiekers die eveneens worden georganiseerd door het Franse ASO. De arrogantie van deze maatschappij zit in het feit dat zij zich nu niet kunnen beroepen op de Franse wet die het internetgokken verbiedt, iets waar Unibet reclame voor maakt - het gaat hier dus om puur machtsmisbruik.
Het rare is dat de UCI en de wielerbonden deze problemen blijkbaar niet hebben voorzien toen ze Unibet een licentie verleenden en opnamen bij de Protourploegen. Het doet me denken aan het verhaal van een bestuurslid van mijn geliefde Vigor Hamme: in hun reeks was op het einde van het seizoen een club gedegradeerd die een hele competitie had afgewerkt met een speler zonder licentie. Dan moet men zich toch afvragen of er bij die sportbonden nog enige bekwaamheid aanwezig is en enige zin voor verantwoordelijkheid.
Vergelijk het met bouwovertredingen die werden/worden vastgesteld pas nadat het gebouw er al staat.
Wie is telkens de dupe: de goedgelovigen die dachten dat ze in orde waren.
Wie zijn de knoeiers: telkens weer typen die nooit gesanctioneerd zullen worden: de bobo's van de sport of de administraties en hun politieke bestuurders.
En als het over sport gaat, valt het keer op keer op hoe zwak de gedupeerden staan, hoe weinig weerwerk zij bieden. Meer dan ooit dringt zich de noodzaak op om tot een sportvakbond te komen: wielrenners worden nog altijd behandeld als 'sandwichmannen' (denk aan de film van Robbe de Hert over Jempi Monséré: Dood van een Sandwichman) , zij krijgen niet meer respect dan de drager van zo'n dubbel kartonnen bord met reclame erop.
Bart De Wever betoogt in zijn commentaarstuk bij 'het bochtenwerk van bisschop Léonard' (De Morgen van dinsdag)dat niemand verplicht is te geloven. Volgens hem had bisschop Léonard dus bij zijn standpunt moeten blijven. De Wever vindt dat het debat over de kerkelijke leer binnen de kerk moet worden gevoerd.
Strict genomen heeft hij gelijk, alleen wordt deze reserve door de kerk zelf niet in acht genomen en dat is precies het heikele punt.
Wanneer kardineel Danneels een brief laat circuleren onmiddellijk na de beperkte legalisering van euthanasie met de verordening dat in 'zijn' caritasziekenhuizen deze ingreep niet mag worden uitgevoerd, dan zit je met een algemeen maatschappelijk probleem waardoor niet uitsluitend de gelovigen worden getroffen. Trouwens, caritasziekenhuizen werken net als alle andere met het geld van hun patiënten en van de overheid, dus van de belastingbetaler.
En wanneer onder invloed van de kerkelijke doctrine besmette mannen het vertikken een condoom te gebruiken dan zijn zij zelf en hun partners een potentiële bedreiging voor de gezondheid van iedereen die er ooit intiem contact mee heeft: zelfs hun eventuele kinderen kunnen er de gevolgen van dragen.
De Wever toont zijn ware rechtse aard wanneer hij de satirici van het christendom omschrijft als 'de hogepriesters van het nieuwe geloof - de gelijkheid van alles en het moreel nihilisme', wat impliceert dat alleen een kleinburgerlijke fatsoenlijkheid zou getuigen van moreel besef.
En uiteraard kan men vragen stellen over de 'goeie' smaak van allerlei grappen over het christendom, zoals men in het algemeen ernstige kanttekeningen kan plaatsen bij het morele en intellectuele niveau van heel wat verschijnselen in de media, in het bijzonder op de commerciële zenders, maar mensen zoals De Wever bereiden de weg voor van een nieuwe censuur: een verbod op godslastering. En dan gaat het niet meer alleen om grappen en grollen maar tegelijk over kunstuitingen en opiniestukken of essays.
Voor iedereen die zich geroepen voelt om de dogmatische godsdiensten te hekelen, geldt inderdaad de frustrerende situatie dat men ongeremd afgeeft op de minder aangename kanten van het christendom, maar daartegenover zichzelf een censuur oplegt als het gaat om de islam. Het spreekt van zelf dat deze tweeslachtigheid te maken heeft met de chantage van het gewelddadige fanatisme.Maar de uitweg uit dit dilemma is niet de terugkeer naar de veralgemeende repressie doch een consequente bescherming van het recht op vrije meningsuiting: spot kunnen incasseren is een bewijs van innerlijke zekerheid en van moderniteit: indien het christendom echt de Verlichting heeft doorgemaakt zoals de kerkelijke leiders van hun instituut beweren, dan moeten zij niet mopperen over een ongelijke behandeling doch juist aan de fundamentalisten tonen hoe men in een moderne democratie omgaat met satire en kritiek.
Het modieuze verhaaltje over respect heeft een dubieuze bijklank: waar goeie smaak bij wet moet worden opgelegd, blijkt het achteraf de goeie smaak van bordeellopers te zijn. De enige democratische reactie op wansmaak is ze negeren: mochten er minder mensen kijken naar de idiote en walgelijke programma's op de commerciële zenders, dan zouden de aandeelhouders ze al gauw afvoeren. Maar net als in het decadente Rome wil een deel van de bevolking vooral bloot en spelen, hoe vunziger en dommer, hoe liever.
De column van Hans Vandeweghe (De Morgen van zaterdag 7 april) - en ook het viervoudig interview met onder meer dopingdominee Michel Wuyts - vertrekt van een zonderlinge premisse: het wielrennen trekt geen grote sponsors aan omdat het lijdt aan provincialisme. De sport zou meer kapitaal van wereldwijd actieve multinationals aantrekken mocht ze mondiaal worden georganiseerd zoals het voetbal, het tennis en de formule 1.
Is het niet eerder zo dat deze universele sporten verziekt zijn door het geld: hoe kan men de exorbitante lonen van topmanagers aanklagen en gelijkaardige verschijnselen in bepaalde sporttakken tot norm verheffen voor alle sporten? In verhouding tot hun geleverde inspanningen verdienen de wielrenners inderdaad te weinig - voral de kleinere goden - maar moet dit noodzakelijkerwijze worden opgelost door er een intercontinentale Cirque du Soleil van te maken met topvedetten die net zoals de voetbalsterren waanzinnige contracten krijgen aangeboden en met een competitie waarin de superrijken het bij voorbaat halen van de minder rijken?
En wat doe je dan met de andere, commercieel nog minder aantrekkelijke sporten zoals het zwemmen, het judo etc?
Moet de oplossing niet eerder worden gezocht in de uitzendrechten van wielerwedstrijden: waarom kan de vrt het hele jaar door renners in beeld brengen en moet de openbare omroep afhaken voor de Champions League en andere geldwolven? Wielrenners, zeker de subtoppers en zogenaamde knechten, zijn onderbetaalde circusartiesten omdat wij, wielerliefhebbers, het evident vinden dat we quasi-gratis de circustent binnen mogen. Daarin heeft Vandeweghe volkomen gelijk.
Bovendien heb ik zelden een interview gelezen dat zo duidelijk een aantal pijnpunten bloot legde: het onvermogen van de wieler- (en andere) atleten om zich te verenigen, de domheid van een tot goeroe gebombardeerde kletsmajoor die verklaart dat hij alleen over de doping in de wielersport wil praten omdat alleen die sport hem interesseert. Kan men zich voorstellen dat een politiek commentator enkel over de eventuele leugens van één partij wil schrijven omdat uitsluitend die ene partij hem bezighoudt?
Ieder zijn vak uiteraard maar sommige vakidioten zijn niet zozeer vakkundig als wel gewoonweg idioot.