Terug naar België
30 april 1944 zondag
Vertrek bij valavond uit de omgeving van Bedford, met 4 motorige Halifax voor een vlucht van 6 uur boven vijandelijk gebied. De 17 jarige Australische piloot, kende het bestaan van België niet.
Vertrek samen met : André Schaepdrijver (alias Mouché)
André Falesse (alias Velutus)
Mezelf (alias Patroclus)
Alvorens in te stappen, moesten we de controle van de douane ondergaan. Nadien kregen we wapens, munitie, documenten, kaarten, radio codes, noodrantsoen, geld in dollars en Bef. Een radioontvanger en beschermende overtrek, met rubberen helm.
Ik was zodanig geladen, dat bij het vertrek, het rieten zeteltje waarin ik zat, aan mijn kont bleef hangen, zonder dat ik het gewaar werd.
We werden binnen gehesen in het vliegtuig, met de hulp van 2 man. Gedurende de reis kregen we kalmerende thee. In de omgeving van Lyon kwamen we terecht in DCA geschut, een paar granaatschilfers troffen de transportruimte. De stralen van de zoeklichten schenen door de ontstane openingen. Over Luxemburg vlogen we België binnen.
1 mei 1944
Was die datum opzettelijk gekozen? In Engeland had ik een codenaam Bracelet Red.
Op mijn Belgisch pas dat ik nu bij had stond ik vermeld als Beckers uit Brugge.
In de streek van Spa verlaat Schaepdrijver als eerste het vliegtuig. Dit was het laatste contact dat we met elkaar hadden met als afscheid Merde. Spijtig genoeg was dit ook een definitief vaarwel.
Enkele minuten laten gaat de valdeur opnieuw open. De dispatcher zei This is supposed to be the Meuse. Ik vond dat we verdomd laag vlogen, geen tijd tot nadenken Green on Go. Mijn parachute was met moeite open of ik raakte al de grond. We waren geland in de omgeving van Fumal op het terrein Artichaut.
Een ontvangstcomité onder leiding van Jef Poot (chef van de refuge) was ter plaatse. Een zekere Royant kwam op mij afgestormd, met zwaaiende armen in de lucht. Ik had reeds mijn revolver op hem gericht want hij antwoordde niet op het afgesproken pas- en naderwoord. Ik hield mij kalm, een geluk, niemand kende het naderwoord. De burgemeester van Fumal was ook aanwezig, hij bracht ons zo vlug mogelijk naar zijn hoeve, waar we bleven overnachten. Het ontvangstcomité, ontfermde zich over de valschermen en het opzoeken van het gedropte materiaal. Na lang zoeken vonden zij het radiomateriaal en de mand met postduiven. Het materiaal werd door hun toedoen naar Limburg overgebracht. Falesse en ik hadden de opdracht eerst contact op te nemen met Brussel (waarschijnlijk om de grote sommen geld te kunnen overhandigen).
De radioposten waren beschadigd, later heb ik er 3 van de 4 kunnen herstellen. De kristallen bleven in mijn bezit. (freq. 5667 5382 5047 5227 5367). De duiven met gebroken poten hebben wij opgegeten. De Duitse patrouilles waren versterkt, ze moesten alle manifestaties voor 1 mei verhinderen. Gelukkig kregen we alle inlichtingen omtrent hun doen en laten via de telefoonlijnen van de spoorwegstations.
2 mei 1944
Afscheid van de familie Mousset. Een dokter bracht ons met zijn auto naar Namur. We hadden tegenslag, door de luchtaanvallen de dag voordien, was het treinverkeer in Namur volledig stil gelegd. Wat nu? Burgerverkeer langs de baan was zeldzaam, we hadden ook de indruk geschaduwd te worden door 2 mannen. In het stadscentrum was het kinderspel hun kwijt te spelen ( we waren erop getraind.) Buiten de stad, op de baan naar Brussel, deden wij autostop. Een voertuig van de Wehrmacht, met bejaarde lijnleggers, nam ons mee naar Brussel. We boden de mannen een sigaret aan, afkomstig uit Engeland, met zwarte tabak (speciaal voor opdrachten in bezet gebied). Ze vonden het zeer goede sigaretten.
In Brussel waren we te laat om contact op te nemen met ons RV punt.
In een hotel overnachten was uitgesloten, dan maar op stap naar de buitenrand van de stad, met de hoop een logement te vinden. We kloppen aan bij een klooster, na lang praten en aarzelen, liet de pater ons binnen en bracht ons onder in een kelderlokaal. We mochten hier overnachten en hadden als bed een tennistafel.
3 mei 1944
Voor 4 uur s morgens terug op straat gezet, want de rest van het klooster mocht ons niet zien.
Een koekje en een stukje chocolade uit het noodrantsoen was ons breakfast. Naar de paardenkoers in Boisfort getrokken, daar zaten we veilig tussen al die Duitse officieren.
Terug met de tram naar het centrum van de stad. In de verte zagen we dat er controle van de Feldgendarmerie plaatsvond. Vlug verlaten we het voertuig. Bij het afstappen stoot ik tegen een vrouw aan, sorry, ik was het kwijt zonder het te realiseren. Toppunt van al : de vrouw was van Harelbeke en ze herkende me. Ik deed alsof ik haar niet kende en verdween zo vlug mogelijk. Aangekomen op het RV punt, kliniek Depage, stond ons een verpleegster te woord.
We gaven het codewoord : je viens de la part du docteur
.. de Courtrai. Ze verdween zonder een woord te zeggen . Enkele minuten later werd Falesse in het kabinet ontvangen. Daarna was het mijn beurt. Dan kregen we bijkomende instructies en werden naar een adres gestuurd waar we konden logeren, om s anderendaags per fiets naar Diest te rijden. Waarom die gevaarlijke omweg?
4 mei 1944
In een uitgehold brood zitten mijn kristallen verstopt. Het pakje goed zichtbaar op de bagagedrager van de fiets vastgebonden. Vertrek naar Limburg, via Diest. Aan de spoorwegbrug te Kessel-Lo worden we tegengehouden door Feldgendarmen. Na wat geklaag en gezaag mag ik verder rijden en mag ik het brood behouden. Wij zijn niet meer gewoon om met de fiets te rijden, mijn achterste doet pijn. Dan maar de fiets op de stoomtram gezet, die net voorbij komt. Het RV punt in Diest Café Derby, zat stampvol met zwarthemden. Onze contactman Gerard Venken had rap door wie we waren. We moesten hem maar volgen richting Herk de Stad. Na een rustpoos in een kruidenierswinkel, nam ik mijn zendpost in ontvangst en kon ik op een aangeduide plaats (een boerderijtje aan een kasteel) mijn eerste bericht naar London zenden. We namen onze eerste felicitaties in ontvangst.
05 mei 1944
Met onze gids Venken vervolgen we onze weg, ter hoogte van Kermt stopt een man komende uit tegengestelde richting, hij geeft ons de raad een omweg te maken. Uiteindelijk belanden we te Lanklaar (Mulheim) in een café uitgebaat door Theo Oensels en zijn echtgenote Janssens. Daar maken we kennis met de provinciale overste van het AS, Tony Lambrechts en met de leden van zijn staf (oa. Claes Guillaume alias Lommeke)
Nadien gebruikte ik dikwijls het huis als zendplaats, de verbindingen waren er goed de toegangswegen gemakkelijk te bewaken. Het transmissiemateriaal werd opgeborgen bij de familie Bemong, die de Welvaart winkel uitbaatte in dezelfde straat.
Later in de maand mei 1944
In de boerderij De Oude God te Rekem, herstelde ik 2 zenders met wisselstukken uit de meest beschadigde post.
Gedurende één van de radiocontacten, had ik het moeilijk om mijn correspondent te verstaan. Gedurende de opleiding als pianist werkten we meestal samen met dezelfde persoon (ATS of WAAF). Ik was verplicht QSD te zenden, hetgeen een blaam was. Bij het volgend contact had ik terug mijn gewone correspondent, die ik kende en verstond.
Een andere zendplaats waar permanent een zender bleef staan, was bij Hulsbosch te Hamont. Om te overnachten had ik een kamer naast een Duits officier, bij de familie Wijnen in het centrum van Hamont.
Een andere boerderij waar ik alleen het bestaan van wist, was bij Louis Aerts ( broer van de oorlogsburgemeester van Hamont).
Regelmatig werden verkenningen uitgevoerd om doelen op te sporen die het saboteren waard waren. De scheepstrafiek op het Albertkanaal werd genoteerd. Mogelijke dropzones werden in kaart gebracht en ter goedkeuring naar London gestuurd. Regelmatig kreeg ik gecodeerde berichten te versturen, waarvan ik zelf de inhoud niet kende.
Het Geheime Leger van Antwerpen had dringend wapens en munitie nodig ter verdediging van de haven. De droppingplaatsen in Limburg kregen de voorkeur, niettegenstaande de nabijheid van de vliegbasis te Eindhoven.
De evacuatie van het materiaal zou kunnen gebeuren per schip, langs de Zuid-Willemsvaart en het Albertkanaal.
28 mei 1944
De BBC zendt een codebericht als verwittiging dat een parachutage zal plaats hebben op het terrein Cheval te Rekem.
29 mei 1944
Ik ontvang een codebericht waarin gevraagd wordt de nodige voorbereiding te treffen.
30 mei 1944
We kregen confirmatie. Onder leiding van Falesse en de sectoroverste Jules Wijnen van BNB Rekem, was iedereen ter plaatse.
Rond 23 uur verscheen een laag vliegend toestel. Falesse gaf met zijn flitslamp, het sein met de overeengekomen letter. Na het antwoord door de piloot worden 3 lampen aangestoken, die de vluchtlijn bepaalden alsook het droppingspunt. Bij de tweede run werden de lampen opnieuw aangestoken. Het vliegtuig klom en loste op perfecte wijze 17 containers. Twee delen van een container die bestemd waren voor de geparachuteerde agenten, namen we mee naar het kasteel Kapelhof eigendom van Baron Chestret de Haneffe. De gedropte wapens werden naar de boerderij De Oude God gebracht (met paard en kar). Een deel van de geweren en de munitie werd verborgen in de stallen van de boer Janssen te Rekem.
Vanuit London was bepaald dat het grootste gedeelte van de gedropte wapens bestemd was voor Antwerpen. Een klein gedeelte zou verdeeld worden over een aantal sectoren van BNB Limburg.
De resterende wapens en de lege containers uit de Oude God werden weggehaald en door de weerstanders van Uikhoven gedumpt in de Bankoel aldaar.
Een brief van Tony Lambrechts ( 8 juni 1944) gericht aan de sectoren.
In depot secteur Rekem bevindt zich volgende bewapening en materieel voor de verschillende refuges verdeeld als volgt :
F.M., 2 geweren, 5 revolvers, 29 granaten ( munitie 300 kogels per mitraillette) enz. Voor sector Maaseik : 3 mitrailletten, 1 F.M. 1 geweer, 5 revolvers, 19 granaten. Neerpelt : idem als Maaseik.
Hasselt: 7 mitrailletten, 1 geweer, 5 revolvers, 19 granaten.
Bilzen : idem als Hasselt, hetzelfde voor St Truiden, Tongeren, Mol en Leopoldsburg. De secteuroversten moeten al het mogelijke doen om deze wapens vandaag 9 juni nog te halen volgens de mondelinge gegeven aanduidingen mijner agenten. Met een bijgevoegd en door mijne hand geschreven briefje kunt ge u aanbieden op het aangegeven adres met afgifte van dit briefje. Ik verzoek de S.O. Rekem om met alle macht de verdeling zoo snel mogelijk te regelen en wanneer personen zich aanbieden met een briefje geschreven door mij aanstonds te helpen.
Het is gevaarvol enz
. maar we staan voor het uitvoeren der actie en persoonlijke veiligheid komt nu op het tweede plan. Indien er moeilijkheden zouden veroorzaakt worden voor de uitdeeling dan zou dit catastrofale gevolgen kunnen hebben. Dus
.
materiaal springstof : de verdeeling zal gereed staan in hetzelfde depot voor iedere secteur. Dat het materiaal met alle middelen op de plaats der uitvoering moet gebracht worden in de secteurs staat vast. Ieder S.O., hoe ver ook gelegen van Rekem, moet zorgen dat het voor hem bestemde materiaal met alle middelen onmiddellijk wordt afgehaald voor de volgende nacht en met dit materiaal de reeds mogelijk zijnde zendingen uit te voeren. Dus spoorwegen, ondergrondsche kabels en zoo het mogelijk is, de bruggen, te beginnen met de spoorbruggen. Ik geef hier de bruggen niet in eerste lijn, omdat wij het ontploffingsmateriaal daarvoor niet bezitten. Na de uitvoering dezer zendingen stil terugkeeren alsof er niets gebeurd was.
06 juni 1944
Een tweede dropping had plaats op 6 juni te Opgrimbie. Einde mei 1944 werd langs de BBC volgend bericht omgeroepen : voici un message pour Désiré, la gazelle file dans la vallée. Op 6 juni werd dit bericht opnieuw uitgezonden. Dezelfde avond, rond 22 uur was er verzameling op de aangeduide plaats. Onder leiding van Falesse en Venken waren er 13 man aanwezig.
07 juni 1944
Om 1 uur in de morgen kwamen 15 containers naar beneden. Ze werden overgebracht naar Kikmolen te Opgrimbie en de Oude Hoef gelegen tussen Maasmechelen en Opgrimbie.
08 juni 1943
Een BBC bericht om 19u15 : Salomon heeft zijn grote klompen aangetrokken, dit was het sein tot klaarmaken van de weerstand.
10 juni 1944
Op 10 juni werd door het G.L. een overval gepleegd op de gevangenis te Hasselt.
Tony Lambrechts gaf volgend verslag :
Ondergetekende Lambrechts leider van het BNB Limburg verklaart op eer dat de hiernavolgende verklaringen betreffende de inval in de gevangenis van Hasselt op 10 juni 44 volledig juist en oprecht zijn.
In de staatsgevangenis van Hasselt, gebruikt door de Duitsers om politieke gevangenen op te sluiten, bevonden zich gedurende de maanden mei en juni verscheidene leden van de BNB, alsook onschuldige gijzelaars, die moesten boeten voor andere leidende personen der beweging, die alhoewel lang gezocht door de vijand, onvindbaar bleken. Daar wij uit zeer betrouwbare bron wisten dat de Gestapo op haar gekende onmenselijke wijze trachtte al de geheimen van de beweging uit de gevangenen te persen en wij vreesden dat dit zeer zware gevolgen kon hebben voor de beweging indien iemand onder de martelingen bezweek, bestudeerden wij de mogelijkheid om de politieke gevangen van Hasselt te bevrijden.
Door onze vriend en vooraanstaand medelid Georges Vanistendael uit Herk de Stad, die in april een maand onschuldig in de gevangenis had verbleven, werden wij op de hoogte gebracht van de toestand in de gevangenis, alsmede de sterke bewaking en alle andere bijzonderheden die we moesten weten. Gedurende 14 dagen hebben wij deze aanval bestudeerd. Gedurende deze tijd hebben we contacten aangeknoopt met een bewaker patriot. Deze verbond er zich toe om op een gegeven moment zijn medewerking te verlenen en gaf de raad de inval bij voorkeur te doen op een zaterdagavond tussen 18u30 en 19 u, omdat er op dat ogenblik slechts 4 bewakers waren en de aflossende wacht slechts om 19 u kwam.
Mijn vader Theophile Lambrechts en zuster Augusta waren reeds geruime tijd als gijzelaars opgesloten.
Georges Vanistendael voerde de inval aan en belde, hij werd binnengelaten door bovengenoemd bewaker, onmiddellijk gevolgd door René Lambrechts, Gaby Dupain, Charlie DHoose, Jean Mélot en Emile Eykens. Ze overmeesterden de bewakers, openden de celdeuren en gaven de gevangenen geld. Mijn vader en zuster zijn onmiddellijk naar de garage Robijns gebracht, waar mijn broer Lodewijk met hen in alle haast vertrok, omdat op dat ogenblik een Duitse patrouille toesnelde. In een hevig vuurgevecht hebben ze 35 Duitsers neergeknald en hebben, buiten Eykens, zich allen tot de laatste kogel verdedigd.
Half juni 1944
Een derde parachutage was voorzien, maar werd niet uitgevoerd. Een hevig onweer had alle radio communicatie met London onderbroken. Het vliegtuig is niettegenstaande er geen enkele afspraak gemaakt werd toch vertrokken. Naderhand vernamen we dat het vliegtuig neergehaald werd door toestellen van de basis van Eindhoven.
Rond 20 juni 1944
Een firma uit Antwerpen was bereid één van haar schepen Henri ter beschikking te stellen. De bemanning bestond uit 4 personen, nl. kapitein Vercammen en zijn zoon, de machinist en de matroos Vercauteren, allen waren de mening toegedaan dat het om smokkelwaar ging. De Antwerpse weerstander Boschmans zou hen als convoyeur begeleiden. Ondertussen had Theo Oensels contact gehad met iemand van de bemanning. Het handelde over de bevoorrading van het schip met kolen. Hij bracht die man bij hem thuis binnen. Dit bleek een grote flater. Die man was vermoedelijk matroos Vercauteren.
24 juni 1944
In de nacht van 24 op 25 juni zouden 12 weerstanders van Rekem zich gelasten met het aanbrengen van het geparachuteerde materiaal en het laden van de boot. Op 24 juni, rond 23 uur, vielen soldaten van de Kriegsmarine, bijgestaan door Lode Huygen, Cdt van de zwarte brigade, de boot aan. Jean Keibeck die de wacht hield aan de sleepboot werd zwaar gewond en stierf. Zijn medestander Camille Hoste, die eveneens de wacht hield aan het kanaal, kon ontsnappen.
De familie Bemong kreeg het hard te verduren, vader, moeder en Mariette werden aangehouden en overgebracht naar een concentratiekamp. De Duitsers doorzochten de boot, maar vonden geen wapens. Kapitein Vercammen kreeg de toelating om s anderendaags te vertrekken op voorwaarde, te varen via het sas van Hasselt. Daar werd de boot opgewacht door de Vlaamse Wacht die de boot grondig controleerden. Een kleine hoeveelheid wapens werd ontdekt. Vader en zoon Vercammen werden aangehouden en naar Duitsland overgebracht, ze kwamen nooit meer terug. Vercauteren werd ongemoeid gelaten (waarom ?).
25 juni 1944 zondag
Een razzia, door de Kriegsmarine, werd uitgevoerd bij de familie Janssens te Mulheim-Lanklaar. We hoorden het krijsen van de kinderen op straat. We hadden net gedaan met het verzenden van een bericht. Vlug werden alle codes verbrand. De zendposten waren juist weg naar de winkel Welvaart. De laatste wapens hadden wij een paar dagen voordien meegegeven met enkele weerstanders. We hadden niets meer om ons te verdedigen.
Falesse en ik sprongen door een raam dat uitgaf op de tuin. Telaat ! De kogels floten ons om de oren. Terug dekking gezocht in het huis, maar we zaten in de val. Wij werden samen met Theo Oensels, de dochters Helena en Mariette, Janssens en Gerard Venken uit het huis gesleurd en moesten met de handen op het hoofd langs de kant van de weg blijven staan. Falesse gaf zich aan als leider van de groep en werd gemarteld om tot bekentenissen over te gaan. Theo Oensels en Gerard Venken werden te Hechtel gefusilleerd. Wij werden afgevoerd naar de Nebendienststelle te Hasselt, om verder ondervraagd te worden. Ik heb gedurende 6 dagen een vals alibi kunnen volhouden en beweerde bij toeval in dit café te zijn geweest. Ik was zogezegd opkoper van oude autobatterijen.
Falesse had bij zijn aanhouding, per vergissing, mijn regenmantel meegenomen. Daarin zat een lidkaart van het V.N.V. met mijn naam op.
Dan was het mijn beurt om de ondervragingen, of beter gezegd de martelingen, te ondergaan. Daar kwam een einde aan, toen een schoolvriend uit Kortrijk, die estafette dienst deed tussen de hoofdkwartieren, mij herkende. Mijn echte naam was nu gekend. In afwachting van verdere ondervragingen werd ik nu overgebracht naar de gevangenis te Hasselt. Deze aanhoudingen betekenden een tragedie voor de weerstand in Limburg.
29 juni 1944
Sedert 30 januari 44 had het G.L. zijn hoofdkwartier in de villa St. Jansberg te Zelem. In de nacht van 29 juni werd de villa door een Duits commando overvallen. Van de staf waren aanwezig : Tony Lambrechts, de chef, G.Claes, Edmond Lambrechts en zijn broer Louis, J. Vandebriel, E. Vissers en verder vader Lambrechts met zijn zuster Augusta. De Duitsers hadden een premie van 100.000,- fr uitgeloofd indien de aanval lukte. De premie werd uitbetaald aan 5 V.N.V militiegroepen van Lode Huygen.
In een kort vuurgevecht werden Vandebriel, Vissers en vader Lambrechts neergeschoten. Tony Lambrechts en Claes konden ontsnappen. Louis en Edmond Lambrechts werden aangehouden en geconfronteerd met Gerard Venken die vanuit Hasselt was meegebracht. Een aantal Vlamingen van de Sicherheitsdienst namen deel aan de aanval. Van de oude staf bleven er tenslotte maar twee leden over.
Door de krijgsraad in Hasselt werd melding gemaakt, dat hier verraad gepleegd werd.
Een Duits verslag vermeldt Bemong Mariette, dronk Champagne met de Gestapo. Ze was ook aanwezig in de eerste Gastapo auto bij de aanval op het hoofdkwartier te Zelem.
1 juli 1944
In de nacht kwamen ze ook bij Jaak Hulbosch terecht, waar Bob zijn zendpost aanwees. Vervolgens werd Marcel Royers te Kaulille opgepakt, hij was zwaar gekwetst.
8 juli 1944
Falesse en ik , die tot nu toe in afzondering gezeten hadden, werden aan elkaar vastgeketend om overgebracht te worden naar de gevangenis van St. Gillis. Het transport gebeurde in een personenwagen, met slechts twee deuren. We waren vergezeld door een officier van de SD die ons duidelijk maakte dat we geen kans hadden om te ontsnappen. Aan de rand van Brussel reden we langs de schietstand van Etterbeek. Met een valse glimlach vroeg de officier of we deze plaats kenden. Eenmaal in St. Gillis aangekomen werd ik naar vleugel C gebracht en tot mijn grote teleurstelling Einzelhaft d.w.z. alleen in een cel opgesloten. De cel was klein, maar proper, een opplooibaar bed moest dienst doen als tafel. Het eten was niet zo slecht. Het ergste was de verveling, de dag wilde maar niet eindigen.
Om de beurt werden Falesse en ik overgebracht naar het hoofdkwartier van de SD. De ondervragingen werden verder gezet, ditmaal zonder geweld, maar wel door specialisten, die evenveel afwisten van ons clandestien werk als wij zelf. Dit was niet te verwonderen, daar ze op 3 jaar tijd zowat 150 agenten ondervraagd hadden.
Na enkele dagen mocht ik samen met Falesse een grotere cel betrekken. Door morse seinen op de verwarmingsbuizen, vernamen wij dat de geallieerden geland waren in Normandie. Was dit de reden waarom we menselijker behandeld werden?
20 juli 1944
Bij de laatste ondervraging in het hoofdkwartier van de SD. Mocht ik een stafkaart inkijken waarop de goniopeilingen van mijn zendplaatsen waren aangeduid. De verantwoordelijke van de Funkabwehr vertelde mij, dat het moeilijk was om mij op te sporen, omdat ik mijn zendplaats uitkoos in de omgeving kanalen of andere hindernissen. Dit bracht valse goniopeilingen teweeg. We dachten dat dit het einde van de ondervragingen in de Louisalaan was ( door Abwehr-GFP-SIP en SD) later zou blijken dat dit niet het geval was.
Wel moet ik opmerken dat de officier van de SD die met het onderzoek belast was, me beloofde mijn ouders niet te verwittigen of te verontrusten. Die belofte heeft hij gehouden.
Wat mij tijdens de ondervragingen verwonderde was, dat geen enkele vraag gesteld werd in verband met eventuele briefwisseling en adressen die we zouden gebruikt hebben, om berichten over te maken naar het buitenland. We bezaten een adres in Zwitserland en in Zweden. Ook werd mij niet gevraagd welke mijn security check was, dachten ze misschien dat ik dezelfde code had als Falesse. Mijn indruk was dat het afsluiten van dit dossier opzettelijk op de lange baan geschoven werd.
10 augustus 1944
Bob en ik werden opnieuw aan elkaar vastgeketend en op transport gezet naar het fort van Breendonk. We maakten deel uit van de 3462 politieke gevangenen die kennis gemaakt hebben met dit vervloekte oord. Twaalf uur heb ik in een klein lokaal rechtop blijven staan, gezicht naar de muur en handen vastgebonden op de rug. Nadien werden kledij en bezittingen afgenomen, moesten we onder de koude douche, werden we kaal geschoren en moesten we een oud soldaten plunje aantrekken. Als schoeisel hadden we houten klompen. We werden ingedeeld in groepen van 40 man per kamer. De Duitse Off. Schmidt, met zijn Vlaamse SS. Adjuncten Wijss en Debodt namen ons onder handen. s Morgens vroeg werden de namen afgeroepen van diegenen die gefusilleerd werden. Daarna was het verzamelen op de binnenkoer, hier werden reeds de eerste meppen uitgedeeld tot we goed gelijnd stonden. Aan de buitenrand van het fort moesten we de grachten dempen met aarde die afgegraven werd van de bovenbekleding van het fort. Per dag moest elke gevangene 4 m3 grond in kruiwagens laden. Dezelfde grond moest dan in smalspoor wagonnetjes overgeladen worden om uiteindelijk gestort te worden in de gracht. Velen raakten gewond, omdat ze de kracht niet hadden de wagonnetjes te leiden, ofwel omdat ze gekwetst waren bij het graven. Na een week kregen we medische behandeling. De kwast die gebruikt werd op een etterende wonde werd ook gebruik om een keel te ontsmetten. Ik heb een jonge kerel gezien met maden in zijn open wonde. Een geestelijke die deel uitmaakte van ons konvooi werd gestraft, hij moest in evenwicht blijven staan op een paaltje, gezicht naar de zon gekeerd en met gestrekte armen een schop vasthouden. Telkens hij eraf viel werd hij geslagen als een hond. We waren behandeld als Schweinhunden.
In Breendonk werden 187 gevangenen gefusilleerd of opgehangen.
30 augustus 1944
Zonder verwittiging terug onder het stortbad en we kregen onze eigen kledij terug. De bezittingen waren definitief in beslag genomen. We werden opgeladen in twee oude autobussen, voorzien van gasgeneratoren. We moesten platliggen om niet zichtbaar te zijn van buiten uit. Wij twee kregen een uitzondering en mochten op de grond zitten. Dit was het transport naar het concentratiekamp van Vucht bij s Hertogenbosch in Holland. We werden in quarantaine geplaatst in een groot gebouw. Onder de meewarige blikken van de plaatselijke gevangenen, stapten de 131 Belgen, mekaar ondersteunend, het kamp binnen. De sfeer was hier meer ontspannen, het was een hemel vergeleken met Breendonk (nr 10981). De gevangenen hadden hier contact met de buitenwereld (werkten samen in de Philipsfabriek). Ze bezorgden ons onmiddellijk voedsel dat ze in het kamp rondgehaald hadden.
3 september 1944
Een aantal Nederlanders werd door een executiepeloton geëxecuteerd. De spanning steeg, sommige SSers spraken ons vriendelijk aan. De kapos die met ons samenleefden, waren gevangenen zoals wij. Ze waren door de SS aangesteld om hun bevelen ten uitvoer te brengen. Over het algemeen waren die kapos Duitse misdadigers of communisten die in Spanje het Franco regime bestreden hadden. Na al die jaren opsluiting waren ze niet beter dan de SSers zelf. Nederlandse arbeiders die samen met de gevangenen werkten, vertelden dat de geallieerde troepen Brussel bevrijd hadden. We hadden de hoop hier omsingeld en bevrijd te worden.
05 september 1944
Vroeg in de morgen alle gevangenen op het Appelplein samengebracht. Een estafette kwam in volle vaart het kamp binnen en overhandigde de commandant een nota. Daarop volgden wilde bevelen schnell, schnell we werden in groepen van 80 man ingedeeld en moesten in looppas naar een trein die stond te wachten buiten het kamp. Onder strenge bewaking, werden we met 80 man in een goederenwagon geduwd. Er was niet voldoende plaats om te zitten, om de beurt konden een tiental mannen uitrusten. De kleine verluchtingsraampjes waren afgesloten met prikkeldraad. Tegen de avond was de spoorbaan vrij en begon de lange reis. Op het laatste moment kregen we een portie brood toegestopt, maar geen drank. De grootste beproeving moest nog komen, nl : de dorst. Deze onmenselijke tocht duurde 3 dagen en nachten. In onze wagon waren we erin geslaagd een gat te snijden in de vloer, zodat men om de beurt zijn behoefte kon doen. Ik stelde voor het gat te vergroten om eventueel te kunnen ontsnappen, maar de meerderheid had schrik. In geval dit ontdekt werd, mochten we ons aan een vergelding verwachten. Na een dag rijden hoorden we plots een zwaar metalen geluid. Een man werd omhoog gestoken om door het raam te kijken. We reden over de Rijn.
8 september 1944
Aankomst in het Konzentrationslager van Oranienburg (Sachsenhausen). Een paar onder ons hebben de reis niet overleefd. De deuren worden geopend. Terug het geblaf schnell aussteigen, we kregen enkele minuten de tijd, om als beesten, stinkend water te drinken uit oude roestige tonnen. Het gevolg was dat verschillende van ons diarree kregen. Op de binnenplaats marcheerden haftlingen uitgerust met splinternieuwe laarzen, gemaakt in synthetisch leder. Dag in dag uit dienden deze gevangenen als proefkonijn, om na te gaan wat het weerstandsvermogen van dit materiaal was.
In de namiddag moesten we een mars maken van 6 km, richting de Heinkel fabrieken. Het was een zomerse dag, maar de afstand scheen ons eindeloos. Omringd door SSers moesten we nu eens snel gaan, daarna weer traag, zodanig dat we niet meer wisten wat te doen. Dit was natuurlijk opzettelijk bedacht om ons te kunnen kolfslagen geven of om aan de begeleidende honden het bevel te geven ons in de benen te bijten. Duitse burgers die ons zagen voorbij komen, hadden medelijden, maar konden het niet uitdrukkelijk tonen.
In het kamp van de Heinkel fabriek werden we ondergebracht in een enorme en zwaar beschadigde montagehal. Met moeite waren we in een diepe slaap gesukkeld of midden in de nacht kregen we luchtalarm en moesten in looppas op het binnenplein verzamelen. Onder strenge SS bewaking werden we in groepen bijeen gedreven als een bende schapen. Dit liet een efficiënt toezicht toe. Ik zorgde er wel voor in het midden van de groep te staan, daar was men beschermd tegen de koude wind en de eventuele kolfslagen.
9 september 1944
2000 Polen die deel uitmaakten van het leger van Generaal Berr (die Warchau verdedigde) vervoegen ons.
19 september 1944
Uit deze 4000 man werden 500 geselecteerd, rekening houdend met technische kennis en gezondheid. Ik had mij als autogeenlasser aangegeven Ik kreeg een voorkeur behandeling en mocht werken in een verwarmde werkplaats, terwijl de anderen in een grote koude hall verbleven. We kregen een nieuw stamnummer (ik had 98163) een broek en vest met blauwe en witte strepen, een paar halve klompen overdekt met een grijze stof en sommigen onder ons kregen als toemaatje een versleten hemd of een muts.
We werden per trein 70 km verder gevoerd en stopten in het station van Rahtenow. Vandaar te voet (ditmaal tussen gewone Wehrmacht soldaten) naar een verlaten kamp op 2 km van de Aradow vliegtuigfabrieken. Dagelijks en in alle weersomstandigheden moesten we die weg afleggen, op slecht passende klompen. In een afgezonderde loods, omgeven door prikkeldraad, moesten we de vleugels van de V2 vervaardigen.
03-06-2008 om 00:00
geschreven door DP
|