1914-1918 & 1939-1945 EERSTE & TWEEDE WERELDOORLOG
05-06-2011
De Britse Mark IV tank, de D29 Damon II , van Poelkapelle
De Britse Mark IV tank, de D29 Damon II , van Poelkapelle
De Britse tank de Damon II liep op 9 oktober 1917 tijdens de Eerste Wereldoorlog vast op de markt van Poelkapelle. Jack Coghlan (1896-1963), de tankcommandant van de Mark IV (D29, Damon II) kwam opdie dag in 1917 voor café De Zwaan tot stilstand in een modderpoel en incasseerde ook nog een Duitse voltreffer. De tank bleef er staan. Vanwege zijn aantrekkingskracht op Britse fronttoeristen bleef het wrak lange tijd onaangeroerd. Kort na de oprichting van het Guynemermonument in 1923, door toedoen van burgemeester Nevejan, werd de tank dan toch verplaatst omdat hij het verkeer hinderde.De tank die voor vele Britse soldaten een teken van hoop was geweest, werd door de inwoners van Poelkapelle gezien als een blijvende herinnering aan wereldoorlog. De kinderen speelden erin, erop en er omheen oorlogje en zo kregen ze wel eens wat Pennies van Britse toeristen. Maar de tank werd opgeruimd toen de Duitsers een tweede keer kwamen in 1941. Ook toen was het metaal kostbaar! Zo verdween de tank door toedoen van de Duitse bezetter definitief uit het straatbeeld.
Poelkapellenaar Johan Vanbeselaere werkt aan de terugkeer van de Damon II (replica) Het is de bedoeling een zo goed mogelijke replica te bouwen van een Mark IV tank en die terug op de markt van Poelkapelle te zetten zoals hij er ooit stond tussen 1923 en 1941, met als bedoeling, het op het gebied van oorlogstoerisme wat vergeten Poelkapelle, naast het Guynemermonument, een nieuwe aantrekkingspunt te bezorgen zoals het ooit was in het interbellum. Hij krijgt daarbij de steun van het plaatselijk comité De Poelcapelle 1917 Association of P1917A.
EEN AANRADER!!!!
Boek:de vzw Poelcapelle 1917 Association, kortweg P1917A, heeft ook een heel interessant boek uitgegeven:Poelcapelle '17, een spoor van tankwrakken. Het is geschreven door Dhr. Robert Baccarne.
Naast de Damon II is er ook aandacht voor de Ieperse Damon I en de 'tankkerkhoven' die er ooit waren in 't Hooghe (Ieper) en de Frezenberg (Zonnebeke) en de Fortuinhoek (St.-Juliaan).
Verder kunnen werkzaamheden, zij het met soms wat vertraging, gevolgd worden op
Tentoonstelling: Congo aan den Yser , in het Memorial Museum Passchendaele 1917
Tentoonstelling: Congo aan den Yser , in het Memorial Museum Passchendaele 1917
27 Congolezen van het Belgisch leger in de Eerste Wereldoorlog nu in een nieuwe tentoonstelling. Tijdens W.O.I zet België geen koloniale troepen in aan het westelijk front. Maar er dienen wel 27 Congolezen in Belgisch uniform in de loopgraven van 14-18. Wie waren die mannen? Hoe kwamen ze aan het Belgische front en waarom gingen ze in het leger? Wat maakten ze mee en wie overleefde het? Ontdek de geschiedenis van die mannen aan de hand van verloren gewaand archiefmateriaal en nooit geziene fotos.
Nog tot 30 november 2011 in het Memorial Museum Passchendaele 1917.
Met de fiets tussen de Boterstad en de Kattenstad.
Of: van Diksmuide naar Ieper. Afwisseling troef: jaagpad, kattenstad Ieper (tegenwoordig Vredesstad), voormalige spoorweg, om dan via golvende wegen langs de sporen van de Eerste Wereldoorlog terug te fietsen naar Diksmuide. Het stadje is ook de moeite waard en dan is er de IJzertoren nog. Trek gerust een ganse dag uit voor deze tocht!
Joe MANN monument aan de Boslaan-zuid in Best (NL)
Private First Class Joe Eugene Mann
Joe Eugene Mann diende als Private First Class in Company H, in het 502nd Parachute Infantry Regiment, van de101e AIRBORNE DIVISION (Luchtlandingsdivisie) van het Amerikaanse leger.Joe E. Mann werd in Reardon ,Washington, geboren. In Seattle, Washington, trad hij als vrijwilliger toe tot de Paratroepers.
17 september 1944
Op 17 september 1944, tijdens de eerste fase van operatie Market Garden, sprongen duizenden Amerikaanse paratroepers boven het bezette Nederland.Het 502devertrok in ongeveer 135 vliegtuigen richting Nederland. Private First Class Joe E. Mann en de mannen van het 502de werden gedropt boven de dropzone 'B' gelegen tussen Son en St. Oedenrode. Na de vernietiging van de brug over het Wilhelminakanaal bij Son stuurde generaal Taylor een compagnie, waaronder Joe Mann, naar de brug over het Wilhelminakanaal bij Best om te kijken of die nog intact was en zo mogelijk te bezetten. De brug bij Best zou geen grote omweg zijn voor de opmars naar Arnhem.Generaal Maxwell Taylor vond dat de verkeersbrug over het Wilhelminakanaal bij Best een belangrijk alternatief was voor de brug bij Son, dit ondanks het feitdat de brug bij Best niet direct op de route naar het noorden lag. Een tactische zet van generaal Taylor waartot op heden nog steeds verhitte discussies over gevoerd kunnen worden.In de bossen tussen Best en Son bevonden zich sterkere Duitse troepen dan verwacht. De diverse Amerikaanse pelotons die op weg waren naar de brug raakten het onderlinge contact kwijt. De opdracht bleek onuitvoerbaar en de compagnie trok zich terug, behalve een groep van achttien mannen onder leiding van luitenant Ed Wierzbowski. Zij wisten niet van de terugtrekking en bleven achter langs het kanaal. Het Amerikaanse hoofdkwartier raakte daar niet van op de hoogte. Wierzbowski hield zich aan zijn oorspronkelijke opdracht om de brug in te nemen. Zijn groep lag, in de stromende regen, voortdurend onder vuur en dat ging zo door tot 3 uur in de nacht.
18 september 1944
Op 18 september probeerde het peloton van Joe E. Mann om de brug over het Wilhelminakanaal te veroveren. Deze poging zorgde ervoor dat het peloton omsingeld raakte door een Duitse overmacht, die onder andere over zware artillerie beschikte. In het morgenlicht zagen de mannen dat ze tegenover een force majeure aan Duitse troepen lagen.De brug werd om 11 uur tot ontploffing gebracht, waarmee hun opdracht niet langer uitvoerbaar was. Twee man, Hoyle en Mann, deden een uitval en stelden met een bazooka twee Duitse 88mm-kanonnen buiten gevecht.
In zijn functie als 'lead scout' kroop Pfc Mann, gewapend met een bazooka, tot binnen de schootsafstand van een vijandelijke geschut positie. Terwijl hij onder vijandelijk vuur werd genomen schakelde hij een Duits 88mm kanon uit en blies hij tevens een munitiebergplaats op. Zonder stil te staan bij het persoonlijke risico dat hij liep nam hij vervolgens zijn M1-geweer en begon hij de vijand één voor één uit te schakelen Mann raakte door twee kogels gewond aan beide schouders. Later werd het groepje aangevallen door een Hawker Typhoon die hen voor Duitsers aanzag, niemand raakte gewond.
Nadat hij op een beschermde positie verpleegd was weigerde Mann om zich rustig te houden.Om drie uur in de middag zetten de Duitsers een aanval in, die werd afgeslagen. Daarbij werd soldaat Luther gedood, de genieofficier luitenant Watson en soldaat Northrup raakten gewond, maar ook JoeMann werd weer tweemaal geraakt. Allebei zijn armen werden verbonden en hij kon ze niet meer gebruiken.
Later deden luitenant Laier en sergeant Betras een uitbraakpoging om hulp te halen. Die mislukte, beiden raakten gewond. Laier gaf zich over en Betras kwam weer terug. Korporaal Corman roeide met een bootje het kanaal over en haalde verbandmateriaal op bij Britten gelegen aan de zuidkant van het kanaal. De Britten probeerden op verzoek van Wierzbowski om zijn positie aan het hoofdkwartier door te geven, maar dat lukte niet. De Amerikanen staken het kanaal niet over, omdat de Britten hen aankondigden dat er gauw hulp zou komen.Wat later stuitte een patrouille van E-compagnie toevallig op de groep mannen, even later vertrokken ze weer, maar ook zij gaven niet door dat er een groep mannen in de buurt van de brug zat, maar wel dat de brug inmiddels vernield was.
In het begin van de avond werd de groep versterkt door een verdwaald peloton van D-compagnie onder leiding van luitenant Mottala. Die besloot die nacht daar te blijven. Midden in de nacht volgde een aanval door de Duitsers. Mottala en zijn mannen staken nadien het kanaal over naar de Britten . De mannen van Wierzbowski wisten dat niet want ze warern oververmoeid en sliepen. De Britten namen de gewonden van Mottala mee, denkend dat de groep van Wierzbowski overgestoken was en zij berichtten dus niemand over het achtergebleven peloton.Kolonel Michaelis heeft al op deze dag de eenheid van Wierzbovski als verloren opgegeven.
19 september 1944
In de ochtend was er dichte mist. Ook de Duitsers dachten dat er geen Amerikanen meer waren nadat Mottala's groep overgestoken was. Een Duitse patrouille stuitte echter op de groep van Wierzbowski. Joe zat met zes anderen in een dekkingskuil. Er volgde een kamp waarbij handgranaten werden gebruikt, o.a. door sergeant Betras. Een granaat ontplofte in het gezicht van Laino die daardoor uiteraard verblind was. Hij voelde even later nog een andere granaat vallen en kon die nog juist terug gooien. Lawrence Koller werd door een kogel in de slaap geraakt, maar hij overleefde het. Een volgende handgranaat kwam bij Joe Mann terecht. Die kon hem niet teruggooien wegens de verwondingen aan zijn armen. Hij riep: grenade! en gooide zich ruggelings op de granaat. Hij stierf kort na de ontploffing. Dankzij zijn opoffering werden er van de zes mannen in de kuil slechts drie vrij lichtgewond, nl. Anthony Atayde, soldaat Paxton en luitenant Wierzbowski,de rest bleef ongedeerd.
De Duitse aanval hield aan en Wierzbowski besloot tot overgave. Bij een grootscheepse aanval later op die dag wist de groep zich weer te bevrijden, en nam daarbij hun bewakers gevangen. Voor de verovering van het gebied bleek een halve divisie, met tanks, nodig te zijn.
Private First Class Joe Eugene Mann werd begraven op de Netherlands American Cemetery and Memorial in Margraten in Nederland. Op 8 juni 1949 werd zijn lichaam overgebracht naar de VS, waar hij met militaire eer werd herbegraven op Greenwood Memorial Terrace in Spokane in de staat Washington.
Het verhaal van Mann werd pas later bekend in de regio van Best , dit door een publicatie in de "Bata Koerier" van 22 oktober 1954.
Op 30 juli 1945 kreeg Mann voor zijn daden postuum de hoogste Amerikaanse militaire onderscheiding: de Medal of Honor.
In het gebied waar hij stierf zijn diverse zaken die aan Mann herinneren:
Het Joe Mann-theater, een natuurtheater in de bossen langs de Sonseweg in Best (locatie 51° 30' 46" N 5° 26' 4" E).
De toegangsweg naar het theater heet Joe Mann weg.
Bij het natuurtheater staat het Joe Mann oorlogsmonument, ontworpen door A. Berntsen, onthuld op 17 september 1956 door de ouders van Joe Manns. Het is uitgevoerd in beton en 6,5 m hoog. Op het monument is verbeeld hoe Mann om het leven kwam. Bovenop staat een pelikaan, symbool van opofferingsgezindheid, met jongen.
Naast het natuurtheater staat het Joe Mann paviljoen, een horecagelegenheid.
Jaarlijks wordt in februari in de bossen rond het natuurtheater de Joe Mann bosloop gelopen, een atletiekevenement waaraan regionale atletiekverenigingen deelnemen.
Bij de plaats waar Mann is gesneuveld (locatie van het monument 51° 30' 10" N 5° 25' 9" E), aan de Boslaan-zuid in Best, nabij het Wilhelminakanaal, staat een monument voor hem, ontworpen door A. Jacobs. Het is in 1984 onthuld, door zijn zuster.
Het Amerikaanse leger heeft een schip naar hem genoemd, USNS Private Joe E. Mann.In Fort Campbell, USA, waar het 101ste gevestigd is, is een theater naar Joe E. Mann vernoemd.
Museum Bevrijdende Vleugels Sonseweg 39 5681 BH Best Nederland website; www.wingsofliberation.nl
Museum Bevrijdende Vleugels is ontstaan uit een tijdelijke tentoonstelling, die ter gelegenheid van de 40 jarige herdenking van Operatie Market Garden door de heer Jan Driessen (1921 - 2010) in Veghel georganiseerd werd. Deze tentoonstelling was een dermate groot succes, dat besloten werd om zijn collectie onder te brengen in een museum onder zijn leiding. In de loop der jaren werd onder de bezielende leiding van Jan Driessen het museum steeds verder uitgebreid. Hierdoor was de beschikbare ruimte in Veghel op den duur niet meer voldoende en werd naar een nieuwe locatie uitgekeken. Defensie stelde toen het prachtige voormalig mobilisatiecomplex aan de Sonseweg in Best ter beschikking en in 1996 werd begonnen met de overhuizing. Op woensdag 17 september 1997 werd het museum in zijn nieuwe behuizing heropend in aanwezigheid van Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Bernhard der Nederlanden. In 2007 achtte Jan Driessen de tijd gekomen om zijn museum over te dragen aan de huidige eigenaar. De naam van de eerste museumhal, de Jan Driessen Hal, is een blijvend eerbetoon aan hem.
In dit museum is het verleden tot leven gebracht door middel van diorama's, typische jaren '40 geuren, muziek, originele filmbeelden en toespraken. U beleeft de indrukwekkende bevrijdingsgeschiedenis van het Rijk van Nijmegen, Nederland en Europa en dat kan op verschillende manieren.
Het monument is een natuurstenen gedenksteen in de vorm van een ster. De tekst op de gedenksteen luidt: Uit gevoelens van dankbaarheid en respect van de Groesbeekse bevolking voor de 82ste Airbornedivisie die onder haar bevelhebber Generaal M James Gavin Groesbeek op 17 september bevrijdde van terreur en onderdrukking.
Tijdens operatie Market-Garden in September 1944 is General James Gavin de commandant van de 82nd All American Airborne Division en is hiermee de jongste generaal sinds de Amerikaanse Burgeroorlog.
James Maurice Gavin wordt in New York op 22 maart 1907 geboren hij is de zoon van een ongetrouwde Ierse immigrant. Wanneer hijongeveer twee jaar iswordt hij geplaatst in een weeshuis van de stad New York. Uiteindelijk wordt hij geadopteerd door het mijnwerkersgezin Gavin uit Mount Carmel, Pennsylvania. In dit gezin leert hij vooral wat hard werken en discipline is, zeker eigenschappen waar hij later voordeel zal uithalen.
Al vroeg in zijn jeugd beslistGavin dat hij geen mijnwerker willen worden en in 1924, op 17-jarige leeftijd, gaat hij dienst nemen in het US ARMY. Hij begint zijn carrière als soldaat bij het 16th Coast Artillery Regiment en niet veel later is hij Corporal in het 2nd Coast Artillery Regiment. Zijn capaciteiten zijn veelbelovend en in 1925 wordt hij toegelaten tot de Militaire Academie van West Point. Na 4 jaar sluit Gavin deze scholing met succes af en tot in 1941 is hij bij verschillende legeronderdelen gestationeerd. In deze tijd verdiept hij zich in de militaire geschiedenis en ontwikkelt hij zich als pleitbezorger van de mobiliteit in de oorlogsvoering.
Deze interesse in mobiliteit speelt zeker een rol bij zijn keuze om zich in augustus 1941 aan te melden bij de parachutisten. In Fort Benning volgt hij een opleiding para en wordt hij bij het 503rd Parachute Infantry Regiment geplaatst, als kapitein krijgt hij er een compagnie onder zijn hoede. Maar al gauw komt Gavin bij het hoogste commando terecht,het stafkwartier van de Provisional Parachute Group, waar hij verantwoordelijk is voor de afdeling Planning en Training. Een functie waarin hij met zijn ideeën over mobiliteit kan uitproberen. Mede door deze functie staat Gavin ook aan de wieg van de vorming van de eerste luchtlandingsdivisie van het Amerikaanse leger, namelijk de 82nd Airborne Division.
In juli 1942 wordt hij commandant van het 505th Parachute Infantry Regiment van de 82nd Airborne Division, dat onder leiding van Major General Matthew Ridgway staat. Eén jaar later, in juli 1943, maakt Gavin met dit regiment zijn eerste gevechtssprong of combat jump, dit tijdens operatie Huskey I, als onderdeel van de invasie van Sicilië. In september van dat zelfde jaar maakt Gavin met zijn regiment nog een haastig geplande sprong ter ondersteuning van de Amerikaanse 5th Army bij operatie 'Avalanche', de invasie van het vasteland van Italië in de baai van Salerno. 'Slim Jim' - zo genoemd vanwege zijn atletische gestalte - is zeer geliefd bij zijn mannen. Niet alleen vanwege zijn goed militair brein, maar ook omdat hij regelmatig voorin in de frontlinies terug te vinden is. Iets wat de gewone soldaat zeer waardeert.
Op 10 oktober 1943 wordt Gavin benoemd tot assistent-divisiecommandant en verwerft de rang van Brigadier General. Tijdens de planning van de invasie van Normandië is hij Eisenhower's adviseur op het gebied van de luchtlandingstroepen en op 6 juni maakt Gavin zijn derdecombat jump met de 'All American'. Wanneer Ridgway, na de strijd in Frankrijk, het bevel krijgt van het Amerikaanse 18th Airborne Corps, wordt Gavin op 16 augustus 1944, door het bevel van de 82nd Airborne Division op zich te nemen, de jongste divisiecommandant van het Amerikaanse leger. In die hoedanigheid springt 'the jumping general' op 17 september 1944 boven Groesbeek onder de codenaam operatie 'Market Garden'. In oktober krijgt hij zijn tweede generaalsster,hij in nu Major General.
Wanneer de Duitsers met het Ardennenoffensief beginnen is Gavin als gevolg van Ridgway's afwezigheid naast divisiecommandant ook tijdelijk korpscommandant en worden ook zijn troepen ingezet om het tij te keren. Na de Duitse opmars tot stilstand te hebben gebracht, volgt de opmars door Duitsland. Gavin beëindigt de oorlogin Berlijn waar de 82nd Airborne Division als bezettingsmacht diendt. Zijn gelobby zorgt ervoor dat de 82nd Airborne Division niet ontbondenwordt en als enige airborne divisie in het Amerikaanse leger zal blijven bestaan.
Na de oorlog blijft Gavin nog in dienst en is achtereenvolgens chef-staf van de 5th Army en van de geallieerde strijdkrachten in Zuid-Europa en bevelhebbend generaal van het 7th Army Corps in West-Duitsland. In 1955 wordt hij Lieutenant General en hoofd van de afdeling Onderzoek & Ontwikkeling van het Amerikaanse leger. Hij is een tegenstander van zijn vroegere collega Eisenhower, wiens verdedigingsbeleid volgens hem te veel afhankelijk was van nucleaire wapens. Na zijn pensioen wordt
hij , in de periode 1961-1963, onder president Kennedy ambassadeur in Frankrijk en wordt hij een prominent criticus van de Vietnamoorlog . Gavin zijn kritiek komt niet zozeer uit vredelievende overwegingen, maar is puur gericht op het gevoerde militair strategisch beleid. Op 23 februari 1990 overlijdt James Gavin, op 82-jarige leeftijd.
Saint Mihiel staat vooral bekend als vaderstad van beeldhouwer Ligier Richier (Saint Mihiel 1500-Geneve 1567). Zijn Vierge en pamoison (de Bezwijmde H. Maagd) in de aan Sint-Michiel opgedragen abdijkerk dateert uit 1531 doch zijn meest beroemd werk is het Sepulcre (of Heilig Graf), dat hij zelf niet heeft kunnen plaatsen want als protestant moest hij zich in ballingschap begeven. Dit werk is in de Sint-Stevenskerk ondergebracht. Deze beeldende kunstenaar was een waar genie. Hij was in staat het universele van een tijd aan te voelen en uit te beelden, aan al zijn scheppingen een intens leven en innige ontroering mee te geven. Zijn werk gaat het kader van de Renaissance in Lotharingen te boven en stelt de vraag van de eeuwige bestemming van de mens.
Saint Mihiel bezit een grote rijkdom aan bouwwerken uit de Renaissance en de klassieke periode. De stad heeft ook de belangrijke bibliotheek van de Benedictijnen van de Sint-Michiels-abdij. Het fonds is ter plaatse gebleven en wordt in een fraaie zaal op de eerste verdieping van het klooster bewaard. De collecties omvatten onder andere: handschriften met miniaturen, incunabelen en het eerste in de Hertogdommen (namelijk in Longeville devant Bar, in 1502) gedrukte boek.
De sector Saint Mihiel in augustus en september 1914, de gevechten om de Maasovergangen.
De nederlaag die de Fransen in de Frans Duitse oorlog van 1870-1871 lijden heeft tot gevolg dat Frankrijk noordoost Lotharingen met de geheel Franstalige stad Metz, met Diedenhofen, evenals de Elzas met uitzondering van de vesting Belfort, moet overdragen aan Pruisen (Duitsland). Deze gebieden vormen samen de oostelijke Franse departementen Bas Rhin, Haut Rhin en Moselle. Deze gebieden hebben een oppervlakte van ruim 14 500 vierkante kilometer en tellen anderhalf miljoen inwoners, de meerderheid is Duitstalig.
Het inlijven van deze Franse gebieden maakt een revanche onvermijdbaar en vormt de kiem voor een toekomstig conflict. De bevolking accepteert de Duitse nationaliteit niet.Dat blijkt uit het feit dat tussen 1875 en 1895 een derde van de inwoners de ingelijfde gebieden verlaat en naar Frankrijk terugkeert.Velen ontrekken zich aan de Duitse dienstplicht. Alleen al tussen 1871 en 1874 zijn dit er meer dan honderdduizend, daarvan sporen de Duitsers ruim 27 000 man op. Van dit aantal is de helft lichamelijk ongeschikt om tot militair te worden opgeleid.
De nederlaag van de Franse troepen in de oorlog van 1870-1871 heeft het vertrouwen van de Franse bevolking in het leger en zijn bevelhebbers ondermijnd. De nieuwe Franse premier en bovendien minister van Oorlog De Fraycinet reorganiseert het leger en stelt de eerste volwaardige generale staf aan. Hij beseft dat het leger in deze opbouwfase niet offensief tegen een sterke Duitse tegenstander kan optreden.
De Franse Generale Staf beperkt zich dan ook in eerste instantie tot het opstellen van een defensief plan, het genaamde Plan 1.
In dit plan regelt mende defensieve verdediging van de oostgrens.Dezeis door het verlies van de versterkingen in o.a. de regio Metznu praktisch onbeschermd. De beroemde vestingbouwer, generaal Séré de Rivières, krijgt de opdracht om deze zeer kwetsbare grens te versterken. Dit gebeurt door het bouwen van forten en andere versterkingen nabij Verdun, Toul, Epinal en Belfort.
Nadat deze forten in 1887 grotendeels voltooid zijn worden er nieuwe plannen opgesteld maar nu is het hoofddoel de herovering van de verloren gebieden.
De gevechten in augustus - september 1914
Aan Franse zijde beginnen de vijandelijkheden met de uitvoering van het optimistische gedeelte van Plan XVII, de opmars in Elzas-Lotharingen. Na een eerste inval op 7 augustus wordtAltkirch, in het zuiden van de Elzas gelegen, als eerste stad na 1871 herovert.Op 8 augustus word Mulhouse weer voor één dag Frans bezit, op 14 augustus begint de Slag om Lotharingen. Behalve de aanval in het zuiden, door het Leger van de Elzas onder generaal Pau, is het hoofdoffensief geconcentreerd ten zuidoosten van Metz. Het Eerste Leger (generaal Dubail) en het Tweede leger (generaal de Castelnau) rukken op in de richting van Sarrebourg. Gezien de Duitsers volgens plan terugtrekken verloopt de opmars aanvankelijk vlot. De toppen en passen in de Vogezen worden door de Fransen bezet en Sarrebourg valt op 18 augustus in hun handen.
Ondertussen is Mulhouse ook weer Frans geworden. De vreugde is echter van korte duur. Het Duitse Zesde Leger onder kroonprins Rupprecht van Beieren en het Zevende Leger, geleid door generaal von Heeringen zetten de tegenaanval in. Zij drijven de Franse legers terug. De Fransen lijden tijdens deze dagen zware verliezen. Tussen 20 en 23 augustus sneuvelen 40.000 Franse militairen, waarvan op de 22stemaar liefst 27000 ( dat zijn de hoogste verliezen op één dag van het Franse leger gedurende WOI).
Door de Duitse successen in Lotharingen geraakt de Oberste Heeresleitung in een euforische stemming. von Moltke geeft beide legers opdracht om het offensief voort te zetten, dit om de verdedigingswerken bij Nancy te veroveren. De niet langer defensief opererende linkervleugel zal zo kunnen bijdragen tot een reusachtige herhaling van de slag bij Cannae. De gehele vijandelijke strijdmacht zal omsingeldworden in een gelijktijdige tangbeweging vanuit het oosten en het westen. Daartoe moet de zwakkere linkervleugel worden versterkt. Het Zesde en het Zevende Leger krijgen daarom reserves toegewezen die bestemd zijn voor de legers op de rechtervleugel. Doordat er legereenheden achtergebleven zijn voor de belegering van Antwerpen en Maubeuge en dat er twee legerkorpsen worden weggehaald voor de strijd in Oost-Pruisen, blijven er op de rechtervleugel van de oorspronkelijke zestien legerkorpsen nog elf over. De legendarische laatste woorden van Von Schlieffen: 'Macht mir nur den Rechten stark' zijn blijkbaar vergeten. Op het hoogtepunt van de nu volgende slag zullen er op de linkervleugel zelfs meer Duitse troepen strijden dan aan de rechterkant!
Gelijktijdig met de grote confrontatie aan de Marne wordt ook in het noordoosten slag geleverd (4-13 september). Ditmaal opereert het Zesde Leger samen met het Vijfde Leger onder leiding van kroonprins Wilhelm. Deze probeert via de Argonne vanuit het noordwesten Verdun in te sluiten, dit terwijl de Beierse kroonprins Rupprecht tegenover Nancy aanvalt. Het leger van de Beierse kroonprins slaagt er echter niet in om de verbinding met de andere Duitse strijdmacht tot stand te brengen. Men blijft steken voor fort Troyon, dat weliswaar tot zwijgen is gebracht, maar dat niet kan worden ingenomen (9 september). Op 10 september ontruimen de Duitsers het tijdens de aanval bezette Pont-à-Mousson weer. Gedurende de nu volgende dagen proberen beide partijen zich langs het westelijke front te hergroeperen en zich aan te passen aan de nieuw ontstane situatie.
Gelijktijdig neemt aan Duitse zijde generaal von Falkenhayn het opperbevel over van de gebroken von Moltke. De nieuwe bevelhebber is van mening dat de meeste kansen op een Duitse overwinning aan het westelijke front liggen. Het Zesde Leger vertrekt per trein naar het westen om daar deel te nemen aan 'De race naar de zee'.In het noordoosten wordt er een nieuwe strijdmacht geformeerd onder generaal von Strantz. Deze blijft voortaan onder het oppercommando van het Vijfde Leger van kroonprins Wilhelm.
Aan Franse zijde meent generaal Joffre dat er in de noordoostelijke regio geen nieuwe Duitse aanval te verwachten is. Daarom wordt een deel van het Tweede Leger met generaal de Castelnau aan het hoofd, verplaatst naar een bedreigde frontsector aan de Oise. Dit optimisme is echter niet gerechtvaardigd. Op 20 september worden de Fransen verrast! De Duitsers pogen om de Côtes Lorraines en de sperforten langs de Maas in handen te krijgen.
De Duitsers boeken aanvankelijk snelle successen. De Côtes worden in een stormloop over een lengte van 20 kilometer genomen en op 24 september word Saint-Mihiel veroverd. De Maas is overschreden. Een dag later valt ook het nabijgelegen fort Camp des Romains in Duitse handen. De poging van het Vijfde Legerkorps om de forten Troyon en Liouville te nemen, strandt op fel Frans verzet. De Duitsers geraken in moeilijkheden! Ze geraken in de penarie door de zware verliezen op het slagveld en door de troepenverplaatsingen naar elders. Bovendien versterken de Fransen hun bedreigde posities aanzienlijk, zodat zij kunnen tegenaanvallen. Dit leidt tot het indeuken van de uitstulping in het front dat door het Duitse offensief is ontstaan, maar meer ook niet. Aangezien tot september 1918 geen grote verandering in deze situatie optreedt, wordt de saillant van Saint-Mihiel een begrip. Vanaf het najaar 1914 wordt ook in Noordoost-Frankrijk de loopgravenoorlog de manier van oorlog voeren.
De gevechten in de periode september - november 1914
Nadat de Duitse opmars in september 1914 na de slag aan de Marne is vastgelopen en de hierop volgende Duitse terugtocht tot aan de Aisne is voltooid, begint er een stellingenoorlog. Beide tegenpartijen proberen door verwoede aanvallen veranderingen in de frontlijn te brengen.
Ten oosten van Verdun in de Woëvre-vlakte zoekt het Franse 3e Leger,onder bevel van generaal Sarrail,naar mogelijkheden om met een groot offensief het vastgelopen front weer in beweging te krijgen. Het Duitse 5e Leger,onder bevel van Kroonprins Wilhelm, wil dit ook uitproberen. De Woëvre-vlakte, die grotendeels uit leemgrond bestaat, is door de aanhoudende regen in de tweede en derde week van september vrijwel onbegaanbaar geworden. Het verplaatsen van zwaar materieel wordt een hele karwei. Toch slagen de Duitsers er in om langzaam op te rukken. Generaal Sarrail is verontrust en dat om twee redenen. De natte leembodem belemmert eveneens de bewegingen van zijn troepen. En tussen St. Mihiel en Chauvoncourt kunnen er geen noodbruggen over de sterk gezwollen Maas worden geslagen.Die bruggen zijn een vereiste voor het snel opvoeren van versterkingen.
Generaal Sarrails troepen bezetten een sleutelpositie in het Franse front. Wanneer de Duitsers er in slagen om in de vestinggordel langs de oostoever van de Maas een bres te slaan, dan kunnen zij door hier de rivier over te steken de aanvoerroutes en spoorlijnen naar Verdun blokkeren. Indien dat lukt dan zal deze vesting van zijn toevoer worden afgesneden.
Achter de oostelijke Maasoever in de lijn Buzy - Saint Mihiel bevind zich de legerafdeling Von Strantz. Deze maakt deel uit van het 5e Leger van de Duitse Kroonprins. Dit leger is in eerste instantie samengesteld uit (van noord naar zuid):
·Het Ve Legerkorps (V Lk) met onder bevel de 33e Reserve Divisie (33 Res Div) als algemene reserve en de Landwehr Divisie (Landw Div) von Waldow. Deze troepen zijn tussen 20 en 25 september tot de lijn Buzy - Combres - St Rémy - Seuzey - Lamorville opgerukt.
·Het Beierse IIIe Lk, met later onder bevel de Beierse Elite Div, die enige weken later tot de lijn Senonville - St Mihiel - Apremont gaan oprukken.
·De 10e Infanterie Divisie (10 InfDiv) en de Garde Elite Divisie in de lijn Laheyville - Regniéville - Pont-à-Mousson
·Ten slotte de Beierse Cavalerie Divisie (Cav Div) ten zuidwesten van Chambley. Ze moeten verkenningen in het gebied van de Côtes Lorraines uitvoeren.
Begin september beveelt de Kroonprins om de sperforten die de Maashoogten en de overgangen over de Maas tussen Verdun en Saint Mihiel domineren, uit te schakelen. Dat wordt een opdracht voor de infanterie die zal ondersteund worden door sterke artillerie-eenheden. Sperforten zijn bolwerken die belangrijke opmarswegen voor vijandelijke troepen, metde hulp van hun artillerie en hun infanteriebezetting, moeten blokkeren.
Generaal von Strantz krijgt de taak om de sperforten in te nemen, allereerst die van:
·Troyon; Ligt ca. 10 km ten noorden van St. Mihiel op de oostelijke oever van de Maas.
·Les Paroches; Bevindt zich enige kilometers ten noorden van de stad op de westoever van de Maas.
·Camp des Romains; Ligt ca. 1 km ten zuiden van de stad.
Vervolgensmoet hij met zijn troepen, tussen Toul en Verdun, een doorbraak afdwingen. Hij moet de Maas oversteken plus de bevoorradingslijnen vanuit het zuiden naar Verdun afsnijden.
Op 20 september beginnen de Duitse aanvallen op de oostelijke hellingen van de Côtes Lorraines. Ze willen deze strategisch belangrijke heuvelrug veroveren om zo de Maas te kunnen oversteken.
De aanvallers krijgen extra artillerie-eenheden ter beschikking dit zijn:
·De1ste Afdeling 155mm houwitsers van het Beierse 3e Vestingartillerie Regiment.
·De 2e Afdeling-155mm houwitsers van het Beierse 2e Reserve Vestingartillerie Regiment.
·De 2e en 3e Afdeling 21cm houwitsers van het 18e Vestingartillerie Regiment
·Twee batterijen 10cm kanonnen van het 8ste Reserve Vestingartillerie Regiment.
·Een afdeling 155mm houwitsers van het 2e Reserve Vestingartillerie Regiment,
·Drie 28cm houwitsers en twee 30.5cm houwitsers van de Oostenrijkse 2e Zware Houwitserbatterij.
De slecht verharde wegen naar de nieuwe voorwaarts gelegen stellingen voor deze artillerie zijn door de aanhoudende regen vrijwel onbegaanbaar. Het kost ruim 24 uur voor de nieuwe stellingen ingenomen zijn.
Tengevolge de massale Franse beschietingen en hun hardnekkige tegenstand vorderen de Duitsers niet snel en worden vele dorpjes totaal vernield.
Voor Sarrail komt dit offensief niet onverwacht. Dit omdat een aanval op Verdun door het XIIIe en XVIe Lk van het Duitse 5e Leger vanuit de lijn Varennes-Montfaucon is vastgelopen. En omdat Franse patrouilles op 16 september tussen Etain en Thiaucourt al gevechtscontact hebben gehad met sterke Duitse voorposten. Hij ziet in dat het zwaartepunt van de vijandelijke aanval naar de rechter Maasoever is verlegd. Daarom tracht hij het Franse 8eLk te versterken. Het 8ste LKbevindt zich tussen de forten op deze Maasoever en het is opgerukt tot de rand van de Woëvre-vlakte.
De Duitse troepen rukken echter sneller op. Nog vóór deze Franse versterkingen de Maas oversteken drijven troepen van het Ve Duitse en het IIIe Beierse Lk de Fransen terug tot op de Maashoogten.
Al eerder, op 9 september, is de Franse verdediging op de oostelijke oever van de Maas tussen Les Paroches en St. Mihiel bedreigd door Duitse voorhoede-eenheden die Chaillon bereikten. Vanaf deze plaats begint een in westelijke richting verlopende laagte door de hoge heuvelrug langs de Maas in de richting van deze rivier. Wanneer de Duitsers hierdoor oprukken in de richting van de plaatsen Banoncourt en St. Mihiel, beiden gelegen tussen de sperforten Troyon en Camp des Romains, dan bestaat het gevaar dat zij op deze plaats de Maas gaan oversteken. Dat zou het Franse 3e Leger in de rug zal bedreigen.
Een kleine Duitse patrouille, waarbij enige pioniers zijn ingedeeld, kunnen in de nacht van 9 september de Maas over zwemmen en de hierlangs lopende spoorlijn St. Mihiel - Verdun op één plaats opblazen, daarna keren ze ongezien weer naar hun eenheid terug.
Direct gaat Sarrail de troepen op de Maashoogten met nieuwe eenheden en met talrijke batterijen veldartillerie versterkken. Hij verwacht immers een nieuwe Duitse inspanning om de rivier over te steken. Dit wordt zekerheid op 20 september. De Duitse artillerie beschiet het tactisch belangrijke knooppunt Hattonchâtel. De beschietingwordt gevolgd door een aanval uitgevooerd met drie legerkorpsen. Het Ve Lkvalt aan op de rechtervleugel, het Beierse IIIe Lk in het midden en het XIVe Lk op de linkervleugel.
De Franse troepen bevinden zich op de kam van de heuvelrug en controleren de vijandelijke bewegingen vanuit de regio Hattonchâtel. Geheel onverwachts vallen de Duitsers aan vanuit de bossen bij Harville, Beney en Thiaucourt, ze rukken op naar de lijn Fresnes - Wadonville - Hattonchâtel - Heu-dicourt - Essey - Limey.
Het Ve Lkslaagter in om de Franse troepen, tussen 20 en 25 september, op de rechtervleugel via Wadonville en St. Maurice terug te dringen tot de lijn Les Eparges - St. Rémy. De voorhoedes van enkele Duitse eenheden geraken via de zeer steile helling aan de oostzijde van de Côtes Lorraines op de heuvelrug. Zij overschrijden de beroemde Tranchée de Calonne en bereiken het hooggelegen dorp Vaux-les-Palameix van waaruit ze het Fort de Troyon kunnen zien liggen en gadeslaan. Hier brengen de Franse troepen met de hulp van over de Maas aangevoerde versterkingen en met de nodige krachtige artilleriesteun de vijandelijke opmars op 25 september tot staan.
Het Beierse Ve Lk rukt vanuit Haumont en St. Benoit op naar Hattonchâtel en naar de weg van Heudicourt naar St. Mihiel. Bij deze opmars worden de dorpen Hattonville, Vigneulles en Hattonchâtel veroverd net als Heudicourt en Woin- ville. Hierdoor worden de Franse troepen teruggedrukt tot de weg Apremont - Loupmont Xivray. Hier gaan ze zich ter verdediging organiseren en worden ondersteund door de kanonnen vanonder meer de forten Liouville en Gironville.
Het Duitse XIVe Lk op de linkerflank is op 20 september uit de omgeving van Thiaucourt en Essay in zuidelijke richting opgerukt. Het Lk loopt vast op de taaie tegenstand van de Fransen langs de weg D 958 vanaf het dorp Flirey via Limey naar Pont-à-Mousson.
Beierse troepen bij de gevechten in en bij de sector van Saint Mihiel
Beierse troepen bij de gevechten in en bij de sector van Saint Mihiel
Zoals al beschreven zijn de Duitse aanvallen op de oostelijke Maasoever bedoeld om een overgang over de Maas te forceren. Men wil zo de aanvoerlijnen voor de troepen in de vesting Verdun afsnijden.
Het Beierse IIIe Lk speelt een zeer belangrijke rol in deze gevechten. Deze vechtpartijen leiden tot de inname van St. Mihiel en het Fort Camp des Romains.
In de nacht van 21 op 22 september rukken eenheden van dit legerkorps op door de dichte bossen ten oosten van St. Mihiel. Zij bezetten hier de westelijke bosranden. Dat vanaf het Bois de Gaumont (op 3 km ten noordoosten van St. Mihiel) tot de Vieux Etaing Ferme (op 4,5 km ten oosten van de stad aan de weg naar Woinville). Dit heeft tot gevolg dat hun voorhoedes zich nu tegenover de forten Les Paroches en Camp des Romains bevinden, alwaar zij zich ingraven. Achter deze lijn wordt op 22 september zwaar belegeringsgeschut in stelling gebracht. Daaronder twee 30,5cm houwitsers van de Oostenrijkse 2e Zware Houwitserbatterij, de 2e en 7e Batterij 28cm houwitsers en enige batterijen 21cm en 15cm houwitsers. Het aanvoeren en in stelling brengen van al deze batterijen verloopt vlot.
De 11e Beierse Infanterie Brigade geraakt in een zware strijd verwikkeld. Op 22 september slaagt het hiertoe behorende 10e (BIR)Beierse infanterie regiment er niet in om de Franse troepen uit Lamorville en van de hoogten ten noorden en ten westen van dit dorp te verdrijven. In tegendeel, want om 10.00 uur gaan de Fransen in de tegenaanval, dat gebeurt vanuit het smalle Belouse-bos bij Lacroix-sur-Meuse dat op 2 km ten noordwesten van Lamorville is gelegen, evenals aan beide kanten van de weg Lacroix - Lamorville (thans de D 162).
Deze aanval wordt door het 10e BIR afgeslagen. Ze worden ondersteund door kanonnenvan het 3e Beierse veldartillerie regiment en door eenheden van de 20e Infanterie Brigade van het V e Lk (uit Deuxnouds), de Franse troepen trekken zich terug.
In de nacht van 21 op 22 september nemen de Fransen weer hun oude posities in ten noorden van Lamorville en Spade en voeren versterkingen aan.
De Beierse commandanten besluiten om aan te vallen om zo een mogelijke Franse aanval te voorkomen. In de avond van 23 september vallen ze aan. Dit gebeurt met het 3e Bataljon van het 11e Regiment en het 1e Bataljon van het 6e Regiment. Zij lukken er in om de tegenstander van hoogte 294 (ten noordwesten van Spada en ten westen van Lamorville) te verdrijven en tot Rouvrois-sur-Meuse door te dringen. De Beierse militairen kunnen hier echter niet overleven want gedurende de gehele 24e september liggen ze onder moordend Frans artillerievuur en leiden hierdoor ernstige verliezen. Zij trekken zich terug naar hun uitgangsstellingen zuidoost van Spada. Daarna gaan de Fransen hun oude stellingen op de hoogten tussen Lacroix, Lamorville en Spada weer bezetten. Dus de situatie is weer gelijk als die op de avond ervoor.
Intussen is het zware belegeringsgeschut van het Beierse IIIe Lk in stelling gebracht.
De val van Fort du Camp des Romains en de inname van Saint Mihiel
In de ochtend van 23 september beginnen om 08u30 de kanonnen van het Beierse III e Lk versterkt met negen batterijen van het Beierse 8e veldartillerie regiment, bestaande uit zes batterijen met 7,7cm kanonnen en drie batterijen met 10,5cm houwitsers, aan de beschieting van de forten Les Paroches, Camp des Romains en Liouville. Dat doen ze vanuit hun stellingen in de bossen ten westen van Varvinay en Savonnières, ondertussen neutraliseert de zware artillerie van het Duitse VeLk het Fort de Troyon.
De cadans van de granaatinslagen op Camp des Romains bedraagt zes schoten per minuut. Dus in de 44 uren durende beschieting is dit ongeveer 16.000 inslagen.
Al kort na de aanvang van de beschieting explodeert in het fort een munitiedepot. Het fort is net als Les Paroches en Troyon een gemetseld fort uit 1875. Het is niet bestand tegen de zware artilleriegranaten van het moderne Duitse en Oostenrijkse kanonnen.
De bewapening van Camp des Romains bestaat uit verouderde kanonnen met een kaliber van 9 en 12cm. Het zijn artilleriestukken van het type De Bange zonder rem- en vooruitbrenginrichting, ze hebben een lage vuursnelheid en een maximum schootsafstand van 8000 meter. Het fort heeft ook een dertigtal mortieren met een kleine dracht. Het gros van deze vuurmonden en mortieren
zijn zo goed als onbeschermd in de open lucht opgesteld en worden direct door het vijandelijke artillerievuur uitgeschakeld.
In de ochtend van 24 september verklaart de commandant van de Beierse zware artillerie, kolonel Niebann, dat het fort Camp des Romains murw is geschoten en bestormingklaar is. Er zijn grote bressen in de muren geslagen en de vuurmonden van het fort zwijgen. Hierop beveelt generaal Freiherr Von Gebsattel, de commandant van de Beierse 6e infanterie divisie, om het Camp des Romains in een stormaanval te veroveren. Ok St. Mihiel moet ingenomen worden en moet een bruggenhoofd over de Maas te vormen.
De aanval op Fort les Paroches op de westoever van de Maas wordt geannuleerd. De verbeten Franse weerstandzorgt er namelijk voor dat het Beierse Lk en de 11e Infanteriebrigade de tegenover het fort gelegen Maasoever niet kan bereiken.
Het 11eBeierse Infanterie Regiment (minus het IIIe Bataljon) moet het Fort Camp des Romains innemen. Het 6e Infanterie Regiment heeft de taak om de stad St. Mihiel te bezetten en er een bruggenhoofd over de Maas vormen
In de morgen van 24 september zet het 6e Beierse Infanterie Regiment de aanval op de stad in.De Fransen schatten de tactische situatie foutief in. Daardoor zijn er vrijwel geen Franse troepen in de stad aanwezig om de brug over de Maas te verdedigen. Er is weinig Franse tegenstand wanneer het IIe en het IIIe Bataljon van het 6e Beierse Infanterie Regiment de stad binnen dringen. De Duitsers veroveren de brug en ze bezetten ook de hoogten op de westoever van de Maas ten zuiden van Chauvoncourt.
De val van St.Mihiel heeft zeker een grote psychologische uitwerking op de Franse troepen die zich in de regio bevinden. Op 25, 26 en 27 september zijn er Franse tegenaanvallen. Ze hebben als doel de herovering van het bruggenhoofd, de attaques worden afgeslagen. Pas in september 1918 zal onder dreiging van een offensief door U.S. troepen tussen St. Mihiel en de Moezel, het bruggenhoofd ontruimd worden.
Het 11e Beierse Infanterie Regiment ruktop langs de westrand van het Bois Pernosse ten zuiden van de Ferme Marsoupe op. Ze wordenondersteund door de IIe Afdeling van het Beierse Veldartillerie Regiment. Zonder te zijn beschoten bereiken de troepen van het regiment tegen de avond van 24 september, Hoogte 332.Deze hoogte bevindt zich 1 km ten oosten van het fort Camp des Romains.
Op 25 september om 04 uur in de morgen meldt een vooruitgeschoven verkenningspatrouille dat het fort, ondanks de zwareartilleriebeschieting, nog niet stormrijp is.De verkenners vermoeden dat er nog een zeer sterke bezetting aanwezig is. Ze zien dat de prikkeldraadversperring op de buitenwallen ondanks alles slechts weinig schade geleden hebben. Deze berichten zijn in strijd met die van de zware belegeringsartillerie. Ondanks deze tegenstrijdige inlichtingen besluit de commandant van de Beierse 12e Infanterie Brigade om de aanval door te zetten. Zijn beslissing wordt ook mede beïnvloedt door het feit dat het fort tot op deze morgen nog geen ondersteuningvuur heeft gekregen van de Franse artillerie vanop de westelijke oever van de Maas. Er zijn op dit moment ook geen Franse troepen, dit zowel oostelijk als westelijk van de rivier, te zien. Hij vermoedt ook dat de situatie waarin het fort verkeert per telefoon is gemeld aan de autoriteiten in Toul en Verdun. Door deze veronderstelling verwacht hij Franse tegenaanvallenals het fort niet onmiddellijk wordt veroverd.
In de loop van de nacht van de 24ste op de 25ste hebben de beide bataljons van het Beierse 11e Infanterie Regiment hun uitgangsstellingen ingenomen. HetIeaan de noordzijde en het IIe aan de zuidzijde van het fort. Ondertussen hebben de bij deze eenheden ingedeelde pioniers van het 16e Pionierbataljon al doorgangen gemaakt in de prikkeldraadhindernissen.
Op 25 september om 05.30 uur zetten de acht compagnieën de aanval in. Elke compagnie wordt ondersteund door pioniers voorzien vano.a. stormladders, rookpotten, handgranaten, enz ..
De fortbezetting is best onthutst, maar ze herstelt zich snel en de aanvallers worden er onthaald op een hevig mitrailleurvuur en geweervuur. Er wordt uit alle schietgaten, ingangen en granaattrechters gevuurd en in de droge fortgracht doen de revolverkanonnen hun werk. Ondanks de verliezen slagen de aanvallers er in om binnen een korte tijdspanne over de fortgracht te komen en om het fort aan de noord- en zuidzijde te beklimmen. Om de oostzijde wordt er nog verbitterd gevochten. Aan Duitse zijde wordt hier ook nog de mitrailleurcompagnie van het 11eBeierse Infanterie Regiment ingezet.Ook het snel aangevoerde III 3eBataljon van het 6e Regiment wordt in de strijd geworpen.
Na een strijd van ruim drie uur, slagen de aanvallers er in de oostelijke bovenzijde van het fort te veroveren. Niet veel later dringen ze de hoofdingang binnen. Daarop volgend ontstaat er in de gangen, de galerijen en in de kazematten een verbitterd man tegen man gevecht. De overmacht van de aanvallers is te groot en één voor één worden de laatste Franse weerstandsnesten opgeruimd.
Om 08.30 uur geven de overlevenden zich over. Luitenant-kolonel Grignot, de fortcommandant ondertekent de capitulatie. Van de oorspronkelijke bezetting, bestaande uit 5 officieren en 453 artilleristen en infanteristen, zijn er 50 gesneuveld en 60 man gewond. Ruim 200 man zijn door allerlei andere oorzaken niet meer inzetbaar, zo zijn sommigen door instortingen geïsoleerd geraakt van de rest van de fortbemanning.
In overeenstemming met de capitulatievoorwaarden wordt de gehele fortbezetting als krijgsgevangenen beschouwd. De officieren mogen hun sabel behouden, de exodus van de fortbezetting is voorzien in de namiddag tussen twee en drie uur. De uittocht gebeurt onder militaire eer want de Duitsers hebben achting voor het taaie Franse verzet. De fransen marcheren naar buiten en lopen tussen twee rijen in paradehouding opgestelde Duitse overwinnaars. De fort commandant verlaat als laatste het fort, hiervoor behelpt hij zich met een wandelstok. Wanneer de Duitse legerkorpscommandant, luitenant-generaal Höhn, hem de hand drukt kan Grignot, door emotie bevangen, geen woord meer uitbrengen.
In de hierop volgende jaren stabiliseert het front zich in deze saillant. Het front ligt op een lijn even ten noorden van de weg van St.Mihiel naar Apremont-le-Fôret. In dit gebied wordt er doorlopend gevochten, maar dat gebeurt zonder noemenswaardige terreinwinst maar wel met grote verliezen aan beide zijden. De Franse troepen in dit gebied o.a. in het Bois Brûlé en langs de beruchte Tranchée du Soif, worden ondersteund door vuur van het sperfort Liouville en het hier naast gelegen artilleriefort Ste.Agnant en de Franse veldartilleriebatterijen ten westen hiervan.
De Duitsers bouwen in dit gebied veel permanente met beton versterkte loopgraven, bunkers en onderkomens en dit in meerdere linies achter elkaar. Aan Franse zijde legt men doorgaans veel ondiepe loopgraven en eenvoudige aarden versterkingen aan, die hebben zelden een permanent karakter. Dit is het verlangen van het Franse opperbevel, de troepen mogen zich niet te veilig voelen, want dan gaat de offensieve geest verloren!
Tot op de dag van vandaag zijn de Duitse linies met hun betonnen bouwwerken, vrijwel intact. Tegenwoordig liggen ze in een dicht bos en zijn bij uitstek geschikt om een reconstructie van de hier plaats gevonden gevechten te maken.
Tot aan het Amerikaanse offensief in 1918 blijft dit front intact en dit ondanks de voortdurende aanvallen. Vooral de Fransen vallen veel aan. Ze willen de saillant van St. Mihiel opruimen om zo de spoorlijn van deze stad naar Verdun weer te kunnen gebruiken.
De Duitse opmars mislukt. Ze slagen er niet in om via de Maashoogten de Maas te bereiken en de rivier over te steken. Deze mislukking is voor een groot deel te danken aan de hardnekkige tegenstand van de bemanning van het sperfort Troyon. Dit wapenfeit vindt plaats in de kritieke eerste dagen van de Duitse opmars van 8 tot 14 september.
De taken van de forten langs de Maas zijn:
·Het beveiligen van bepaalde gebieden ten westen van de Maas waarin het eigen veldleger bij mobilisatie gaat concentreren
·Verhinderen dat de vijand in de zwak verdedigde frontsectorenten oosten van de Maas troepen kan concentreren voor een aanval in de richting van de rivier en zijn bruggen. Zo heeft Troyon onder meer de taak de bruggen bij Ambly en La-croix-sur-Meuse te beveiligen.
·Het kanaliseren van een vijandelijke aanval in deze richting.
Le fort de TROYON: Le fort de Troyon est de type "à massif central" ou encore "à batterie basse", conçu par le général SERE de RIVIERE, construit en 1878.
Dimensions :largeur 320m,longueur 270m, surface 5 ha
Garnison : 800 hommes, mais 450 en 1914
Le fort de TROYON: Armement
Protection des fossés: 6 canons de 12 culasse d´assaut 6 canons révolver Hotchkiss de 40mm
Plates-formes de tir : 12 canon de 90mm en 3 batteries de 4 4 canons de 120mm
Armes de tir indirect: 2 mortiers-bouches "Louis-Philippe" de 15cm en bronze
Le fort disposait de 2 sections de mitrailleuses "Saint Etienne" de 1907 ainsi que 3 observatoires périscopiques. Il n´y avait pas de coupole blindée mais 18 plates-formes doubles pour 2 pièces à l´air libre.
Het fort de Troyon is zoals reeds gezegd een onderdeel van de defensieve linie "rideau défensif des Hauts de Meuse".Het is een ontwerp van Général Séré de Rivièresen is gelegen tussen de vesting Verdun en de vesting van Toul.
De bouw start in 1878 en wordt voltooid in 1879. In theorieis dit een bouwtijd van 20 maanden maar in praktijk is het niet meer dan 14 -16 maanden, want 's winters word er niet gebouwd. Het fort, gebouwd in de jaren 1878 -1879, is geheel uit metselsteen opgetrokken en afgedekt met een laag aarde van vijf meter dik. Het metselwerk is later niet met beton versterkt zoals de forten Douaumont, Vaux en Moulainville. Wel zijn er drie uit gewapend beton bestaande infanteriewaarnemingsposten boven op het fort gebouwd. Onder in het fort zijn er enkele bomvrije ruimten in de rotsachtige ondergrond uitgehouwen. Deze doen dienst als schuilplaats voor de fortbemanning en voor de opslag van munitie.
Het projectverbruikt 160 000 m3stenen 40 000 m3 metselwerk. Meer dan 1000 vakmensen hebben dagelijks gewerkt aan de bouw. Dit ingewikkelde bouwwerk, op de top van de heuvel, vereist 240 ton materiaal en meer dan 40 m3 water per dag.
Oorspronkelijk voorziet het fort de huisvesting van een garnizoen van 800 man en 40 vuurmonden, maarten tijde van de herhaaldelijke aanvallen in september 1914 is het voorzien van een bezetting van 450 man en eendertigtal oude kanonnen. Gesitueerd langs de weg te midden van "Place forte de Verdun" en de "Saillant de Saint-Mihiel", bezorgt het fort een plaats in de eerste linie van het front.
Het fort beschikt dus zoals reeds vermeld over verouderde kanonnen van het type De Bange en heeft geen gepantserde geschutskoepels en artilleriewaarnemingsposten. Er zijn 4 kanonnen van 120mm, 12 kanonnen van 90 mm, 2 gladde mortieren, 4 mitrailleurs en 6 kanonnen van 12mm en 6 revolver kanonnen Hotchkiss van 40mm
Een aantal kanonnen is boven op het fort opgesteld. Ze staan tussen hoge, met aarde gevulde manden en zullen dan ook, zoals later blijkt, bij de Duitse beschieting direct uitgeschakeld worden.
In het centrale deel van het fort bevindt zich de kazerne. Daarinbevindt zich de, de stafsectie, de keukens, de messes, de infirmerie de slaapzalen enz . Verder zijn er ruimten voor opslag van munitie, levensmiddelen en voor reparatiewerkzaamheden aan bewapening en uitrusting.
Het polygonaal-vormig Fort de Troyon is bijna 320 meter breed en 270 meter diep. Zijn vorm lijkt op een pijlpunt met de punt gericht naar het Noord-Oosten. Het wordt omringd door droge gracht van tien meter diep. Hierin bevinden zich vier caponnières. Deze hebben in totaal zes kanonnen van 12cm en zes revolverkanonnen met een kaliber van 40mm. Een caponnière is een bunker die in de fortgracht, meestal aan de buitenzijde tegenover een hoekpunt van het fort is gebouwd. Ze zijn doormiddel van tunnels met het fort is verbonden. Vanuit een caponnière kan de gehele fortgracht beschoten worden. Zo probeert men te verhinderen dat vijandelijke troepen hierin beschutting komen zoeken of dat ze via de fortgracht op het fort kunnen klimmen.
De keelzijde van het fort wordt verdedigd door zes 12cm kanonnen. Deze zijn in een halve cirkelvorm in het ravelin achter een borstwering opgesteld en onderling door aarden wallen van elkaar gescheiden zijn. Een ravelin is een ongeveer driehoekig buitenwerk dat midden voor het fort gelegen is en dient ter dekking van o.a. de toegangspoort.
Voorts zijn erboven de gracht op het fort achter een borstwering 18 opstellingsplaatsen voor 12cm kanonnen, deze worden gescheiden door met aarde gevulde hoge korven.
In september bestaat de fortbezetting uit 150 artilleristen van het 5e artillerie à pied onder bevel van onderluitenant Semoux en uit 300 infanteristen van het 166e R.I. die staan onder het bevel van kapitein Heym, die tevens de fortcommandant is. De infanterie heeft onder andere de taak om een doorgebroken vijandelijke eenheid te stoppen en te voorkomen dat deze het fort kan aanvallen. Kanonnen van het type Bange worden opgetakeld om op het fort in stelling te worden gebracht.
In de vroege morgen van 8 september wordt Heym door een paar burgers gewaarschuwd. Ze vertellen de kapitein dat er een sterke vijandelijke eenheid, waaronder artillerie, in de richting van Troyon oprukt. Maar zo wie zo is hij al verontrust.Een uitgezonden rijwielpatrouille en een aantal vooruitgeschoven luisterposten, in totaal 31 man, zijn niet op de vastgestelde tijd teruggekeerd.
Op 8 september om 08.20 uur start de beschieting. Het Fort krijgt het bevel om minstens 48 uur stand te houden. Dit verzet is van het grootste belang als men wil voorkomen dat de Duitsers Verdun in hun greep krijgen.
De eerste artilleriegranaat ontploft in op een dicht bij het fort gelegen weide. Een tweede granaat welke nog dichter bij het fort inslaat toont aan dat de vijandelijke artillerie aan het inschieten is. Inschieten; is met een kanon enige granaten afvuren op verschillende afstanden in de richting van het doel, de afstand tot dit doel wordt zo bepaald.Onmiddellijk hierna wordt het fort al door de eerste salvos getroffen, die maken een diepe indruk op de mannen in het fort. Het moreel krijgt nog een klap wanneer na het eerste salvo drie slachtoffers vallen. Een luitenant van de artillerie en een kanonnier worden ernstig verwond, een derde kanonnier wordt gedood. De op het fort opgestelde 12cm kanonnen moeten, na slechts een paar granaten te hebben afgevuurd zwijgen. Het vijandelijke vuur is er zo nauwkeurig dat het niet meer mogelijk is om de kanonnen te bedienen. Bovendien is het ook onmogelijk om de vijandelijke batterijen onder vuur te nemen omdat de plaats van hun opstelling niet bekend is. Om 09.15 uur krijgen debedieners van deartilleriestukken het bevel om zich in de onderkomens en in het munitiemagazijn in veiligheid te gaan stellen. Na drie uren neemt de intensiteit van de Duitse beschieting af. 180 treffers van 15cm-houwitsers hebben al zeven kanonnen en de bovenbouw van het fort zwaar beschadigd. In de namiddag vuren de nog inzetbare Franse 9cm-kanonnen een aantal granaten af op het Bois des Chênots en ook op Duitse loopgraven op 1200 meter van het fort. In de nacht van 8 op 9 september kan nog een Duits zoeklicht, dat met zijn lichtspoor het fort beschijnt, uitgeschakeld worden.Een Duitse artilleriegranaat die via een luchtkoker binnendringt explodeert onder in het fort, een onderluitenant wordt ernstig verwond.
Aan het einde van de eerste gevechtsdag, 8 september, telt de fortbezetting één gesneuvelde en twaalf gewonden. Voorts zijn de 12cm kanonnen onbruikbaar en is de stalen toegangsdeur uit zijn scharnieren geblazen. De taluds hebben de beschieting redelijk goed doorstaan zodat de fortmuren geen directe treffers hebben gekregen.
In de nacht van 8 op 9 september vermindert de beschieting. Debemanning van het fort krijgt zo eindelijk de kans om zich enigszins te verzorgen. Ze kunnen wat eten enrusten. Enige noodzakelijke herstellingen, o.a. aan de bewapening, worden uitgevoerd.
Vroeg in de ochtend van 9 september hervatten de Duitsers de beschieting in alle hevigheid. Om 10.00 uur stopt de beschieting plotseling.
Om 11.00 uur naderen drie Duitse ruiters, een van hen draagt een enorme witte vlag. Kapitein Heym laat ze tot op 30 meter van de fortgracht naderen. Het zijnblijkbaar twee artillerieofficieren en een trompetter.Een van hen is Majoor Neuhoff, een Duist stafofficier van de 10e divisie. Ze zijn gestuurd als woordvoerders, ze sommeren de onvoorwaardelijke overgave van het fort met zijn bezetting en bewapening. Bovendien verlangen zij dat het op hen gericht artillerievuur onmiddellijk wordt gestaakt omdat dit in strijd is met het oorlogsrecht. Het blijkt dat een, vanuit het fort van Génicourt, afgevuurde granaat op 15 meter van de onderhandelaars is ingeslagen! Heym vertelt hen dat hij geen verbinding heeft met Génicourt en deze beschieting dus niet kan tegenhouden. Als antwoord op de Duitse eis zegt hij arrogant tegen de Duitse onderhandelaars: Nooit! « Capituler? Ne jamais, je preferre de incinérer dans les ruines que capituler! »« Frankrijk heeft het fort aan mij toevertrouwd. Ik laat het liever in de lucht vliegen dan het over te geven Hij verzoekt de Duitsers op hun schreden terug te keren.
Vlak na het vertrek van de Duitse delegatie wordt de beschieting van het fort in alle hevigheid hervat. Nu gebeurt dat door de zware belegeringsartillerie, ze vuren granaten af met een kaliber van 28 en 30.5cm. Om nog meer verliezen te voorkomen beveelt Heym de fortbemanning dat ze zich moet terugtrekken in de schuilplaatsen. Deze bevinden zich onderaan in het fort, ook de gewonden worden daar ondergebracht. De waarnemingsposten op het fort en op het glacis blijven echter wel doorlopend bezet.
Tegen het vallen van de avond ontdekken de waarnemers op het glacis gecamoufleerde Duitsers die onopgemerkt de draadhindernissen voor het fort hebben kunnen bereiken. Deze zijn volop bezig om met draadscharen doorgangen te maken in de prikkeldraadversperring. Groepen infanteristen naderen in de richting van de zuidelijke caponnière. Ze zijn gecamoufleerd met strohalmen die zij uit korenschoven op de omliggende velden hebben gehaald.
Om 20.00 uur start de frontale aanval op het fort. Het fort opent het vuur op de aanvallers, dit gebeurt met alle bruikbare kanonnen, mortieren, mitrailleurs en geweren. Kapitein Heym houdt een peloton in reserve om dit indien nodig op het meest bedreigde punt te kunnen inzetten. Wanneer een sterke aanvalsgolf tot op 600 meter is genaderd, schiet de kapitein een lichtkogel af. Zo waarschuwt hij de forten Génicourt en Les Paroches dat Troyon wordt aangevallen en vuursteun nodig heeft. Beide forten openen dadelijk het vuur, maar de aanvallende Duitsers trekken zich niet terug.
De aanval gaat door tot aan het aanbreken van de dag. Met veel moeite slagen de verdedigerserin om een groep mitrailleurs op de borstwering in stelling te brengen. Deze is door de beschietingen grotendeels ingestort en ligt onder een hagel van vijandelijk vuur zowel van geweren als van mitrailleurs. De nog bruikbare kanonnen schieten in een hoog tempo. Een van de kanonnen vuurt een voltreffer af op een Duitse mitrailleur en die vliegt meters hoog de lucht in. Bij het aanbreken van de dag trekken de Duitse aanvallers zich terug. Ze doen dit om hun artillerie de gelegenheid te geven om het fort opnieuw te beschieten.
Tijdens deze aanval van 9 op 10 september tellen de Fransen tien gewonden, waaronder één stukscommandant en zes kanonniers en. Er zijn slechts nog zes 90mm-kanonnen inzetbaar.
De 10de september begint er om 04.00 uur een Duitse beschieting met 30,5cm-houwitsers. Een van de projectielen verwondt kapitein Heym aan zijn benen en rug, het is vrij ernstig. Deze beschieting duurt, met een korte onderbreking tussen 12.00 en 14.00 uur, tot 19.00 uur. Om 18.00 uur slaan twee 30,5cm-granaten zich door het gemetselde gewelf van schuilplaats nr. 9, hierdoor exploderen zes van de daar opgeslagen 90mm granaten. Tengevolge hiervan wordt de tunnel die naar de centrale caponnière leidt door puin geblokkeerd, twee soldaten zijn bedolven.
Om 19.00 uur stopt de beschieting. Franse voorposten bemerken enkele Duitse infanteristen bij de beschadigde prikkeldraadversperringen. Kapitein Heym laateen rode lichtkogel afvuren waarmee hij weer om artilleriesteun vraagt vanuit de forten Génicourt en Les Paroches. Bij het zien van deze lichtkogel trekken de Duitsers zich hals over kop terug. Op 10 september is één Franse infanterist gesneuveld en twee artilleristenverwond.
De nacht van 10 op 11 september is zeer donker en winderig, dit bemoeilijkt de waarneming, maar de verwachte vijandelijke acties blijven uit.
11 september, dag vier, om 05.00 uur beschieten 21cm-houwitsers het fort. Vele salvos van vier projectielen treffen het fort, het zwaartepunt van de beschieting ligt op het zuidelijke munitiemagazijn. De beschieting eindigt om 11.00 uur, geen enkel projectiel is tot in dit ondergrondse magazijn doorgedrongen.
Om 13.00 uur hervat de Duitse artillerie de beschieting. Het vuur is nu niet alleen op het zuidelijke munitiemagazijn gericht maar op het gehele fort. De schade is enorm, van twee ondergrondse kazematten zijn de gewelven ingeschoten. Twee luchtverversingskanalen zijn vernield en er ontstaan grote instortingen. De situatie wordt kritiek. Kapitein Heym heeft het bevel om alle belangrijke documenten, waaronder de codeboeken, te verbranden.
Omdat de beschieting na 18.00 uur wordt voortgezet verwacht men weer een nachtaanval. Deze verwachting wordt nog versterkt omdat de nacht van 11 op 12 september weer donker en winderig zal worden. Dat bemoeilijkt de eigen waarneming. Heym laat het voorterrein regelmatig onder vuur nemen. Hij wil zo de Duitsersbeletten om ongezien de zwaar beschadigde draadversperring te passeren. Dit onder vuur nemen gebeurt door een gedeelte van de infanteriebezetting. Om de twintig minuten vuurt elke man vier patronen af op de mogelijke naderingswegen en alle nog inzetbaar kanonnen vuurden twee of drie granaten af.
De verwachte aanval komt er niet.Bij het aanbreken van de dag, 12 september, houd het nachtelijke Duitse storingsvuur op. Om 08.00 uur beschiet men andermaal het fort, maar ditmaal minder intens. Om 10.00 uur kunnen 75mm-snelvuurkanonnen van de Franse veldartillerie de Duitse vuurmonden die het fort beschieten uit schakelen. Deze veldartillerie is, tesamen met infanterie-eenheden de Maas overgestoken, dit ter versterking van de Franse troepen op de Maashoogten. Tegen de middag wordt het fort beschoten door één 30,5cm-houwitser. Deze beschieting duurt, met een paar uren onderbreking, tot in de nacht van 12 op 13 september om 02.30 uur keert de rust terug.
Het fort is nu voor het overgrote deel hervormd in een puinhoop. Alle gangen en ruimten zijn ingestort of liggen vol met stenen en vernielt materiaal.Door al dat puin kan de fortbemanning zich zo goed als onmogelijk verplaatsen.
Het tijdstip van 02.30 uur op 13 september wordt beschouwd als het einde van de Duitse poging om Troyon in handen te krijgen. Tegen 07.00 uur bereikt een Franse patrouille het fort. Deze verkenningseenheid meldt dat de Duitsers zich onder de druk van Franse tegenaanvallen hebben teruggetrokken en datze hierbij heel wat materiaal hebben achtergelaten. Het fort is er in geslaagd om een complete vijandelijke divisie te belettende Maas te bereiken.
In de daarop volgende dagen wordt het fort door de overgebleven bemanning weer enigszins gevechtswaardig gemaakt, de noodzakelijke gangen en ruimten worden puinvrij gemaakt.
Tot 22 september wordt Troyon vrijwel niet meer beschoten.Op 24 september om 15.00 uur krijgt het noordelijke munitiemagazijn van het fort een voltreffer, het is geraakt door een 42cm-granaat. Bij deze explosie worden er 18 mannen gedood, ze worden onder het puin van het ingestorte magazijn bedolven. Tot op heden rusten zij nog steeds in dit fortgraf. Zij staan met naam en rang vermeld op een gedenkplaat, deze bevindt zich in de gang die naar het ingestorte magazijn leidt.
Het kleine garnizoen heeft de wapenspreuk welke in veel van de forten in de regio Verdun vermeld staat naar de letter: "S'ensevelir sous les ruines de fort plutôt que de le rendre" ("Liever sterven op de ruïnes van het fort dan de overgave!")
Na september 1914 wordt het fort een vooruitgeschoven post in de richting van het vier jaar door de Duitsers bezette Saint-Mihiel. Het fort doet in 1918 dienst als opvang voor de gewonde Amerikaanse soldaten na de herovering van Saint-Mihiel en de 'butte du Montsec'.
Kapitein Heym, die bij de aanval van 10 september vrij zwaar gewond is geraakt, hersteld. Vrijwillig keert hij terug naar het front, maar op 27 maart 1915 zal hij bij Marchéville sneuvelen
Besluit
Verdun was de deur voor de Duitse invasie, en Troyon was het scharniervan die deur. Voor de uiteindelijke victorie van de slag bij de Marne en het weerstaan van de eerste omsingelingspoging van de Duitsers van Verdun, was het van vitaal belang dat de het Fort de Troyon stand zou houden, en het Fort hield stand. Toen op 14 septemberde zege bij de Marne werd afgedwongen, trokken de Duitse troepen zich Noordelijk van Verdun terug, na een bombardement van meer dan 70 uur en ontelbare infanterieaanvallen op het Fort de Troyon. Na dit feit en het hierdoor mislukken van Oost-West verbinding der Duitse troepen besloot het Duitse 5e leger zijn aanvallen te concentreren op het bij Saint-Mihiel gelegen Fort "Camps des Romains", en bezetten de stad voor een periode van vier jaar waarbij de beroemde "Saillant de Saint-Mihiel" welke pas in 1918 door Amerikaanse troepen weer zou worden heroverd. Het was het einde van de bewegingsoorlog en het begin van de loopgravenoorlog, een voorbode van de slag om Verdun in 1916.
Langzamerhand is de geschiedenis rond het Fort de Troyon, ondanks de vele publicaties na de oorlog, uit het collectieve geheugen verdwenen, met als resultaat een jarenlangeleegstand van het fort. Het Fort de Troyon, zijn rol, zijn magnifieke architectuur en zijn geschiedenis kent zijn opleving dankzij de inspanningen van een stichting genaamd :"Ceux de Troyon". De vrijwilligers en donateurs steken al hun tijd en energie in hun passie. Zij willen de thans onbekende geschiedenis en rol van het fort tijdens de eerste wereldoorlog kenbaar maken aan het grote publiek.Het is hun wens om zo dit relaas uiteindelijk veilig te stellen voor toekomstige generaties.
De strijd om de saillant van Saint-Mihiel (1915-1918)
De strijd om de saillant van Saint-Mihiel (1915-1918)
Generaal Joffrewil met operaties van beperkte omvang het moreel van volk en leger op peilhouden en gelijktijdig de Duitsers het leven zuur maken. Joffre komt begin 1915 af met het plan om de saillant van Saint-Mihiel te verkleinen. Hij wil dit doen door een snelle aanval die bij een eventuele mislukking binnen drie of vier dagen dient te worden afgebroken. Hoofddoel van de operatie is om de druk op Verdun te verlichten, dit door een aanval vanuit het noordwesten op de saillant te ondernemen. Een ondersteunend offensief uit het zuiden, richting Thiaucourt, moet de aandacht afleiden van de hoofdaanval. Vanuit het Bois-le-Prêtre begint in de nacht van 29 op 30 maart 1915 de aanval, terwijl de hoofdoperatie op 5 april in de Woëvre-vlakte van start gaat. Ook deze Franse poging, mede door het slechte weer, kan men opschrijven in de lange lijst van bloedige mislukkingen.
Als gevolg van de slag bij Verdun moeten de Fransen in 1916 een deel van de Woëvre-vlakte ontruimen en hun verdediging aan de voet van hoogvlakte van de Maas inrichten langs de lijn Eix - Ronvaux - Les Eparges. Verder is er tot september 1918 van dit front geen nieuws.
Vanaf 1915 zijn er Amerikanen aanwezig in de Meuse streek. Het zijn eenheden van vrijwillige ambulanciers die er gewonde Poilus (benaming voor de Franse soldaten in de 1steW.O.) vervoeren. Het volgende jaar is er een squadron van de Amerikaanse luchtmacht boven Verdun actief, inderdaad het fameuze Lafayette squadron.
Op 6 april 1917 start de Verenigde Staten haar deelname aan de oorlog. Op 1 juni begint in Saint-Nazaire de ontscheping van 20.000 mannen van de 1st U.S. Infantry Division. Deze divisie installeert zich eind juli in de sector van Gondrecourt-le-Château, in het zuiden van het departement Meuse. De Fransen leveren hen kanonnen, mitrailleurs, geweren, munitie en ze zorgen voor de nodige fronttraining.
De Verenigde Staten hebben in de lente 1917 een slecht bewapend leger van 200.000 manschappen. Na de stemming van de dienstplichtwet, breidt de grootte van het V.S. expeditieleger zich uit van 77.000 manschappen begin november naar 335.000 vijf maanden later. Tegen de Wapenstilstand zijn er 42 Amerikaanse divisies aanwezig op Franse bodem, verdeeld over 3 legers, samen goed voor 1.894.000 manschappen. Hun deelname heeft zeker het einde van de oorlog versneld.
Eind maart 1918 zijn Amerikaanse eenheden betrokken bij de gevechten in de Meuse en ze leiden er vanzelfsprekend verliezen. In juli vertrouwt maarschalk Foch het Eerste Amerikaanse leger, onder leiding van generaal Pershing, de verovering van Le Saillant de Saint-Mihiel toe.De Saillant van Saint-Mihiel is nu al sinds september 1914 door de Duitsers bezet.
Met de steun van de Fransen begint de aanval op 12 september om 5 uur in de ochtend. De Amerikaanse divisies, gesteund door het Franse koloniale korps, vallen de voorruitstekende positie van Saint Mihiel aan. Meer dan 500.000 manschappen zijn erbij betrokken, ze beschikken over omvangrijke materiële middelen. Het wordt een snel succes, op 13 september treden generaal Pershing en generaal Pétain Saint-Mihiel binnen, de saillant is veroverd. Het succes is totaal in drie dagen nemen de Amerikanen het doelwit in. Zij maken daarbij 16.000 krijgsgevangenen en overmeesteren 440 kanonnen.
Aan de Maas heeft het jonge Amerikaanse leger van generaal Pershing briljant werk verricht. Het is in juni 1918 in de sector van Chateau Thierry in het Belleau-bos voor het eerst in de strijd getreden maar het is in Saint Mihiel en in de Argonne streek dat de Sammies, met het 550.000 man sterke eerste leger van de V.S., pas goed in actiezijn gekomen.
Op 26 september zet Pershing, die ondertussen over 1.200.000 manschappen, 2.500 kanonnen en 325 tanks beschikt, zijn troepen tussen de Maas en de Argonne in. Dat front is 24 kilometer breed. Op 7 november dringen de Amerikanen Sedan binnen.
In de Meuse hebben ze de eerste grootste strijd gestreden buiten de Amerikaanse landsgrenzen. Hun aanwezigheid in de Meuse laat een grote indruk na op de bevolking die er voor het eerst kennismaakt met jazzmuziek en baseball. Bovendien gaan de Amerikanen actief mee werken aan de heropbouw van meerdere dorpen in de Meuse. Rijke donateurs en diverse stichtingen financieren er de bouwvan gemeentehuizen, scholen, feestzalen, opvanghuizen voor wezen en armen, watervoorziening enz
Er zijn ontzettend veel plekken in de Meuse die de Amerikaanse aanvallen herdenken. De Amerikaanse begraafplaats van Saint-Mihiel (Thiaucourt, departement Meurthe-et-Moselle) omvat 4.153 graven. De Amerikanen bouwenindrukwekkende monumenten en gedenktekensop de plaatsenwaar ze vochten, het monument van Montsecis een van deze. Het indrukwekkende monument van Montsec overschouwt de vroegere frontsector.
Literatuur
De gevechten om de Maasovergangen in de sector Saint Mihiel in augustus en september 1914Door: J.H.Buitenhuis, Luitenant-kolonel b.d. der Artillerie
Deutsches Kriegsministerium: Der Weltkrieg 1914-1918
Colonel J.R.Rebold: La guerre forteresse
Heeres Artillerieschule: Deutsche Artillerie- und Minenwerfermunition
Reichsarchiv: Schlachten des Weltkrieges, Band 6: Von Nancy bis zum Camp des Romains
Otl.a.D.Herbert Jäger: German artillerie of WW 1
Marchand: Plans de concentration 1871-1914
Ian Hogg: The guns of 1914-1918
Christian Zentner; Illustrierte Geschichte des Ersten Weltkrieges.
Frossad: La fortification permanente pendant la guerre
Reichsarchiv:Die Bayern im Groszen Kriege 1914-1918
Duitse regimentsgeschiedenissen van deelnemende eenheden
Wie in Australië rondreist, ziet in elke stad of in elk dorp, hoe klein ook, een monument voor de slachtoffers uit de Eerste Wereldoorlog. Opdat we niet vergeten, is het opschrift op elke gedenksteen. De Australiërs noemen de Eerste Wereldoorlog de Great War. Veel meer dan de Tweede Wereldoorlog, geeft de Great War Australië in zijn hart en ziel getroffen
Op 1 januari 1901 sluiten de zeven staten van Australië zich aaneen tot één federatie, the Commonwealth of Australië, ze hebben één en dezelfde grondwet. Ze blijven nog steeds een onderdeel van het Britse Rijk, maar ze genieten van een vrij grote zelfstandigheid. Wanneer de Eerste Wereldoorlog uitbreekt, voelen de meeste Australiërs zich nog meer Brits dan Australisch. Als het Britse Rijk in oorlog is, dan is Australië ook in oorlog! Toch zal het deze oorlog zijn diede Australiërs zal leiden tot hun nationale trots en hun nationaal gevoel.
-Voor het eerst treden alle deelstaten samen aan in een buitenlands conflict.
-Het Australische leger is gedurende héél de oorlog een vrijwilligersleger en wetten die de dienstplicht willen opleggen worden steevast weggestemd.
-Hun troepen genieten de faam van stoutmoedig te zijn. Ze veroveren meestal hun doel, ook onder de moeilijkste omstandigheden.
-In de slotmaanden van de oorlog behalen ze hun grootste successen en dit onder een eigen Australisch bevel.
De balans van de Eerste Wereldoorlog voor zal zwaar ZIJN!
Geschatte bevolking van Australië in 1911: 2.470.000.
Vrijwillige dienstneming in de loop van de oorlog: 416.808 = 38,7 % van demannelijke bevolking tussen 18 en 44 jaar. Verscheepte troepen van Australië naar Europa: 331.781. Totaal aantal doden en gewonden: 215.585 = 64,98 % van de manschappen.
- In Europa (Gallipoli, Frankrijk, België) zullen er bijna 62.000 Australiërs sterven:
·ongeveer 38.500 onder hen krijgen een geïdentificeerd graf
·ongeveer 23.400 mannen blijven vermist
- In de strijd om Ieper zullen er ruim 15.000 Australiërs sterven:
·ongeveer 9.000 van hen hebben een geïdentificeerd graf in de omgeving van Ieper en6.198 blijven vermist en staan vermeld op de Menenpoort
Op 4 augustus1914 verklaart Groot-Brittannië de oorlog aan Duitsland. De Australische premierdoetde belofte dat Australië het moederland zal bij te staan tot de laatste man en de laatste shilling. Vanaf 10 augustus richt men rekruteringsbureaus op. De rekrutering kent meteen een bijzondere enthousiaste respons.
Van 11 september tot 9 december bezet de Australian Naval and Military Expeditionary Force Duits Nieuw Guinea en andere door Duitsland geregeerde eilanden in de Bismarck-Archipel. Op 12 september sneuvelen daarbij de eerste Australiërs.
De 1ste november vertrekt de 1st Division van de Australian Imperial Force van Albany, Western Australia, naar Egypte. Tijdens de volgende maanden vertrekken steeds meer troepenschepen vanuit Australië naar Egypte. Daar wordt de opleiding van de manschappen voltooid en ze moeten er frustrerend lang wachten tot zeeindelijk ingezet worden in de strijd. De trainingskampen in Engeland zitten overvol en daarom worden de Australiërs en Nieuw-Zeelanders in Egypte ondergebracht. Samen met de troepen uit Nieuw-Zeeland vormen de Australiërs het Australian and New Zealand Army Corps, kortweg ANZAC. In de loop van de oorlog wordt dit letterwoord een begrip dat staat voor moed, vriendschap en offervaardigheid. De manschappen worden ANZACs genoemd en de Australiërs zijn te herkennen aan hun typische Slouch hat. De Slouch hat is een breedgerande hoed waarvan ze één kant kunnen opslaan. Volgens de Australische militaire humor is dit om de meisjes te kunnen kussen zonder je hoed af te nemen! Aan de opgeslagen zijde zit de rising sun-badge van de Australian Imperial Force. ( Omwille van de reputatie van de ANZACs, zijn de hoed én de badge nog steeds in gebruik in het Australische leger.)
Op 25 april1915 is het lange wachten in Egypte voorbij, de manschappen komen voor het eerst in actie. Australische troepen landen bij dageraad op de stranden van Gallipoli, dit is een schiereiland van Turkije. De landing verloopt uiterst moeizaam en kost de eerste dag al het leven aan 2.000 Australiërs. Op 19 mei slaan de Australiërs hevige Turkse aanvallen af en behouden hun stellingen. Tijdens de slag bij Lone Pine van 6 tot 9 augustus verdienen zeven Australiërs het Victoria Cross. Dit is de hoogste onderscheiding voor moed op het slagveld. Op 07 augustus loopt de charge van de Australian Light Horse bij The Nek uit op een dramatische slachting. Pas na de oorlog kan men er de doden begraven. Op een terrein, kleiner dan een tennisveld, vindt men meer dan 300 lichamen.
December 1915, omdat de vijandelijkheden om het schiereiland niets opleveren, maar wel veel mensenlevens kost, besluit het Britse opperbevel het gebied op te geven en zich terug te trekken. De ANZACs zijn bijzonder ontgoocheld. Ze waren ervan overtuigd dat ze het schiereiland pas zouden verlaten als het doel bereikt was. Hun geloof in de Britse legeroverheid is niet bijster groot meer. Op 20 december verlaten de laatste Australische troepen het schiereiland, maar ze laten er wel 10.000 doden achter
Januari - maart1916, de ANZACs gaan terug naar Egypte, ze gaan er bekomen van hun expeditie in Gallipoli en gaan daar onder anderehelpen met de versterkingen van de verdedigingen van het Suez kanaal. Ze bereiden zich ook voor op hun vertrek naar het westfront. In de loop van maart worden de eerste troepen naar Frankrijk gestuurd.
De Eerste Wereldoorlog, 1914 1918, de Grote Oorlogis zogezegd de oorlog die een eind zal maken aan alle oorlogen. In dat oorlogsgebeuren is het Westelijk Front het belangrijkste strijdtoneel. In België en Frankrijk worden er grote slagen uitgevochten, de namen van die afslachtingen klinken door tot in Australië, dagelijks spreekt men er wel ergens over Fromelles, de Somme, Bullecourt, Mesen, Passendale, Dernancourt en Villers-Bretonneux enz...
Van de 295.000 Australiërs die op dit strijdtoneel met de Australian Imperial Force, de AIF,gaan vechten, zullen er velen in de strijd gedood worden of doodgaan aan hun verwondingen. Verspreid over het landschap van België en Frankrijk liggen honderden oorlogsbegraafplaatsen waar deze Aussies begraven liggen. Er staan monumenten waarop de namenvan de duizenden anderen die een onbekend graf hebben, de vermisten. in lijstvormworden vernoemd.
Het is 133 kilometer over de weg van het Belgische Ieper naar het Franse Péronne in Frankrijk. De streek tussen die twee steden, al over het Belgische West-Vlaanderen enal over de Franse gewesten in het noorden Pas-de-Calais en de Somme, isbezaaid met herinneringen aan die oorlog. Midden in de velden of in bochten van landwegen maar ook op heuvels in dorpen of stadjes en grote steden bevinden zich honderden militaire begraafplaatsen. Hier liggen de doden van de befaamde en betreurde veldslagen, waarvan de namen in de hele Engelstalige wereld bekend zijn. Wie heeft er nog niet gehoord van de Somme, Ieper of Arras en over Vimy, Bullecourt, Loos en Amiens?
Het noordelijke derde deel van het Westelijk Front loopt van 1914 tot 1918 door deze regio.De verdediging van dit gebied ligt in handen van de troepenmacht van Groot Brittannië en het Britse Rijk die bijeen zijn gebracht in een samengevoegd leger de BEF ( British Expeditionary Force).
De mannen van de Australian Imperial Force komen in april 1916 naar het Westelijk Front. Zeruilen hunherkenbare slouch hat voor deBritse Brodiestaalhelm. Althans aan het front want achter het front wordt de slouch hat een steeds vaker gezien beeld.De Britten zien de Australiërs als en stel ongedisciplineerde boeren en hebben geen positieve indruk van hun kunnen. Een groot verschil tussen het Brits leger en de Australiërs is natuurlijk dat al de Aussies vrijwilligers zijn. Endat er ook geen doodstraf voorzien is, en dat is zekereen doorn in het oog bij Sir Douglas Haig. De Australiërs zijn niet blij met het feit dat ze onder leiding staan van Britse bevelhebbers. Dit komt in deze begin periode vanaankomst in Frankrijk tot onenigheden tussen de Australiërs enBritten.
De Aussies gaan ten zuiden van de Franse stad Armentières de loopgraven in. In begin April 1916 gaande eerste Australiërs, 6deen 7debrigade, naar het front. Ze komen in de buurt van Armentiers waar ze de linies tegen over het Bois Grenier overnemen van de Britten. Op de gebruikelijke bombardementen na is dit een redelijk rustige sector. In het begin bestaan de werkzaamheden voornamelijk uit het aanleggen van versterkingen en loopgraven. Pas aan het einde van de maand April krijgen de Australiërs hun echte vuurdoop, in de buurt van Armentiers verrichten ze hun de eerste trenchraids. Op 26 April krijgen ze voor het eerst te maken met gas, dit wanneerde Duitsers traangas lossen als voorbereiding voor een raid.
Van die tijd tot begin oktober 1918 vechten ze in bijna mee in alle grote militaire acties van de BEF tegen het Duitse keizerlijke leger.
Op 11 november 1918 wanneer de wapenstilstand wordt afgekondigd, is de AIF voorbereidingen aan het maken voor een nieuwe aanval. Gedurende twee en een half jaar zijn er 295.000 Australische militairen, aan het Westelijk Front, in de gevechten betrokken. Er zijn 179.537 (60 procent) slachtoffers. Meer dan 46.000 van hen zijn in de strijd gedood of zijn later door hun opgelopen verwondingen overleden.
Langs het vroegere Westelijk Front liggen er 28.512 Australiërs op Commonwealth War Cemeteries begraven. Ze hebben allemaal een grafsteen waarop hun naam, eenheid en overlijdensdatum is gegraveerd.
Maar er liggen ook 7.200 mannen begraven die niet geïdentificeerd zijn, op hun grafstenen staan opschriften als: AN AUSTRALIAN SOLDIER OF THE GREAT WAR KOWN UNTO GOD of AN AUSTRALIAN OFFICER OF THE GREAT WAR KOWN UNTO GOD en zo verder . Deze mannen vormen een deel van de vermisten die een onbekend graf hebben. Het andere gedeelte van vermisten bestaat uit 11.078 Australiërs waarvan nooit iets is terug gevonden dat kon begraven worden. Samen zijn dit 18.278 mannen die in een onbekend graf of die nog ergens onder de grond van een vroeger slagveld begraven liggen. Hun namen worden op monumenten vermeld.
In de tijd na de Eerste Wereldoorlog rouwt men in duizenden huizen in heel Australië. Mensen treuren om het verlies van iemand die naar de oorlog vertrok en nooit meer is teruggekeerd. Die generatie lijdt enorme persoonlijke verliezen. De echtgenotes, moeders, vaders, broers, zussen, neven, nichten en vrienden van diegenen waarvan de graven en monumenten duizenden kilometers ver weg liggen, leven dan in een tijd waarin buitenlandse reizen ver buiten het bereik van gewone mensen ligt.
De wereld is ondertussen enorm veranderd de mensen zijn mobieler geworden. Duizenden mensen kunnen nu wel naar Gallipoli gaan, velen komen ook het oude Westelijk Front bekijken. Terwijl ze begraafplaatsen en monumenten bezoeken, leggen ze een kruisje of een klaproos in naam van degenen die nooit de gelegenheid hadden om zelf een bezoek te brengen aan hun familielid of vriend die ze verloren. Bij ieder monument en op elke begraafplaats wijzen de herdachte namen op persoonlijke verhalen en op wat het verdriet dat het dood gaan van elke man zijn verre familie en vrienden aandeed.