Wie in Australië rondreist, ziet in elke stad of in elk dorp, hoe klein ook, een monument voor de slachtoffers uit de Eerste Wereldoorlog. Opdat we niet vergeten, is het opschrift op elke gedenksteen. De Australiërs noemen de Eerste Wereldoorlog de Great War. Veel meer dan de Tweede Wereldoorlog, geeft de Great War Australië in zijn hart en ziel getroffen
Op 1 januari 1901 sluiten de zeven staten van Australië zich aaneen tot één federatie, the Commonwealth of Australië, ze hebben één en dezelfde grondwet. Ze blijven nog steeds een onderdeel van het Britse Rijk, maar ze genieten van een vrij grote zelfstandigheid. Wanneer de Eerste Wereldoorlog uitbreekt, voelen de meeste Australiërs zich nog meer Brits dan Australisch. Als het Britse Rijk in oorlog is, dan is Australië ook in oorlog! Toch zal het deze oorlog zijn diede Australiërs zal leiden tot hun nationale trots en hun nationaal gevoel.
-Voor het eerst treden alle deelstaten samen aan in een buitenlands conflict.
-Het Australische leger is gedurende héél de oorlog een vrijwilligersleger en wetten die de dienstplicht willen opleggen worden steevast weggestemd.
-Hun troepen genieten de faam van stoutmoedig te zijn. Ze veroveren meestal hun doel, ook onder de moeilijkste omstandigheden.
-In de slotmaanden van de oorlog behalen ze hun grootste successen en dit onder een eigen Australisch bevel.
De balans van de Eerste Wereldoorlog voor zal zwaar ZIJN!
Geschatte bevolking van Australië in 1911: 2.470.000.
Vrijwillige dienstneming in de loop van de oorlog: 416.808 = 38,7 % van demannelijke bevolking tussen 18 en 44 jaar. Verscheepte troepen van Australië naar Europa: 331.781. Totaal aantal doden en gewonden: 215.585 = 64,98 % van de manschappen.
- In Europa (Gallipoli, Frankrijk, België) zullen er bijna 62.000 Australiërs sterven:
·ongeveer 38.500 onder hen krijgen een geïdentificeerd graf
·ongeveer 23.400 mannen blijven vermist
- In de strijd om Ieper zullen er ruim 15.000 Australiërs sterven:
·ongeveer 9.000 van hen hebben een geïdentificeerd graf in de omgeving van Ieper en6.198 blijven vermist en staan vermeld op de Menenpoort
Op 4 augustus1914 verklaart Groot-Brittannië de oorlog aan Duitsland. De Australische premierdoetde belofte dat Australië het moederland zal bij te staan tot de laatste man en de laatste shilling. Vanaf 10 augustus richt men rekruteringsbureaus op. De rekrutering kent meteen een bijzondere enthousiaste respons.
Van 11 september tot 9 december bezet de Australian Naval and Military Expeditionary Force Duits Nieuw Guinea en andere door Duitsland geregeerde eilanden in de Bismarck-Archipel. Op 12 september sneuvelen daarbij de eerste Australiërs.
De 1ste november vertrekt de 1st Division van de Australian Imperial Force van Albany, Western Australia, naar Egypte. Tijdens de volgende maanden vertrekken steeds meer troepenschepen vanuit Australië naar Egypte. Daar wordt de opleiding van de manschappen voltooid en ze moeten er frustrerend lang wachten tot zeeindelijk ingezet worden in de strijd. De trainingskampen in Engeland zitten overvol en daarom worden de Australiërs en Nieuw-Zeelanders in Egypte ondergebracht. Samen met de troepen uit Nieuw-Zeeland vormen de Australiërs het Australian and New Zealand Army Corps, kortweg ANZAC. In de loop van de oorlog wordt dit letterwoord een begrip dat staat voor moed, vriendschap en offervaardigheid. De manschappen worden ANZACs genoemd en de Australiërs zijn te herkennen aan hun typische Slouch hat. De Slouch hat is een breedgerande hoed waarvan ze één kant kunnen opslaan. Volgens de Australische militaire humor is dit om de meisjes te kunnen kussen zonder je hoed af te nemen! Aan de opgeslagen zijde zit de rising sun-badge van de Australian Imperial Force. ( Omwille van de reputatie van de ANZACs, zijn de hoed én de badge nog steeds in gebruik in het Australische leger.)
Op 25 april1915 is het lange wachten in Egypte voorbij, de manschappen komen voor het eerst in actie. Australische troepen landen bij dageraad op de stranden van Gallipoli, dit is een schiereiland van Turkije. De landing verloopt uiterst moeizaam en kost de eerste dag al het leven aan 2.000 Australiërs. Op 19 mei slaan de Australiërs hevige Turkse aanvallen af en behouden hun stellingen. Tijdens de slag bij Lone Pine van 6 tot 9 augustus verdienen zeven Australiërs het Victoria Cross. Dit is de hoogste onderscheiding voor moed op het slagveld. Op 07 augustus loopt de charge van de Australian Light Horse bij The Nek uit op een dramatische slachting. Pas na de oorlog kan men er de doden begraven. Op een terrein, kleiner dan een tennisveld, vindt men meer dan 300 lichamen.
December 1915, omdat de vijandelijkheden om het schiereiland niets opleveren, maar wel veel mensenlevens kost, besluit het Britse opperbevel het gebied op te geven en zich terug te trekken. De ANZACs zijn bijzonder ontgoocheld. Ze waren ervan overtuigd dat ze het schiereiland pas zouden verlaten als het doel bereikt was. Hun geloof in de Britse legeroverheid is niet bijster groot meer. Op 20 december verlaten de laatste Australische troepen het schiereiland, maar ze laten er wel 10.000 doden achter
Januari - maart1916, de ANZACs gaan terug naar Egypte, ze gaan er bekomen van hun expeditie in Gallipoli en gaan daar onder anderehelpen met de versterkingen van de verdedigingen van het Suez kanaal. Ze bereiden zich ook voor op hun vertrek naar het westfront. In de loop van maart worden de eerste troepen naar Frankrijk gestuurd.
De Eerste Wereldoorlog, 1914 1918, de Grote Oorlogis zogezegd de oorlog die een eind zal maken aan alle oorlogen. In dat oorlogsgebeuren is het Westelijk Front het belangrijkste strijdtoneel. In België en Frankrijk worden er grote slagen uitgevochten, de namen van die afslachtingen klinken door tot in Australië, dagelijks spreekt men er wel ergens over Fromelles, de Somme, Bullecourt, Mesen, Passendale, Dernancourt en Villers-Bretonneux enz...
Van de 295.000 Australiërs die op dit strijdtoneel met de Australian Imperial Force, de AIF,gaan vechten, zullen er velen in de strijd gedood worden of doodgaan aan hun verwondingen. Verspreid over het landschap van België en Frankrijk liggen honderden oorlogsbegraafplaatsen waar deze Aussies begraven liggen. Er staan monumenten waarop de namenvan de duizenden anderen die een onbekend graf hebben, de vermisten. in lijstvormworden vernoemd.
Het is 133 kilometer over de weg van het Belgische Ieper naar het Franse Péronne in Frankrijk. De streek tussen die twee steden, al over het Belgische West-Vlaanderen enal over de Franse gewesten in het noorden Pas-de-Calais en de Somme, isbezaaid met herinneringen aan die oorlog. Midden in de velden of in bochten van landwegen maar ook op heuvels in dorpen of stadjes en grote steden bevinden zich honderden militaire begraafplaatsen. Hier liggen de doden van de befaamde en betreurde veldslagen, waarvan de namen in de hele Engelstalige wereld bekend zijn. Wie heeft er nog niet gehoord van de Somme, Ieper of Arras en over Vimy, Bullecourt, Loos en Amiens?
Het noordelijke derde deel van het Westelijk Front loopt van 1914 tot 1918 door deze regio.De verdediging van dit gebied ligt in handen van de troepenmacht van Groot Brittannië en het Britse Rijk die bijeen zijn gebracht in een samengevoegd leger de BEF ( British Expeditionary Force).
De mannen van de Australian Imperial Force komen in april 1916 naar het Westelijk Front. Zeruilen hunherkenbare slouch hat voor deBritse Brodiestaalhelm. Althans aan het front want achter het front wordt de slouch hat een steeds vaker gezien beeld.De Britten zien de Australiërs als en stel ongedisciplineerde boeren en hebben geen positieve indruk van hun kunnen. Een groot verschil tussen het Brits leger en de Australiërs is natuurlijk dat al de Aussies vrijwilligers zijn. Endat er ook geen doodstraf voorzien is, en dat is zekereen doorn in het oog bij Sir Douglas Haig. De Australiërs zijn niet blij met het feit dat ze onder leiding staan van Britse bevelhebbers. Dit komt in deze begin periode vanaankomst in Frankrijk tot onenigheden tussen de Australiërs enBritten.
De Aussies gaan ten zuiden van de Franse stad Armentières de loopgraven in. In begin April 1916 gaande eerste Australiërs, 6deen 7debrigade, naar het front. Ze komen in de buurt van Armentiers waar ze de linies tegen over het Bois Grenier overnemen van de Britten. Op de gebruikelijke bombardementen na is dit een redelijk rustige sector. In het begin bestaan de werkzaamheden voornamelijk uit het aanleggen van versterkingen en loopgraven. Pas aan het einde van de maand April krijgen de Australiërs hun echte vuurdoop, in de buurt van Armentiers verrichten ze hun de eerste trenchraids. Op 26 April krijgen ze voor het eerst te maken met gas, dit wanneerde Duitsers traangas lossen als voorbereiding voor een raid.
Van die tijd tot begin oktober 1918 vechten ze in bijna mee in alle grote militaire acties van de BEF tegen het Duitse keizerlijke leger.
Op 11 november 1918 wanneer de wapenstilstand wordt afgekondigd, is de AIF voorbereidingen aan het maken voor een nieuwe aanval. Gedurende twee en een half jaar zijn er 295.000 Australische militairen, aan het Westelijk Front, in de gevechten betrokken. Er zijn 179.537 (60 procent) slachtoffers. Meer dan 46.000 van hen zijn in de strijd gedood of zijn later door hun opgelopen verwondingen overleden.
Langs het vroegere Westelijk Front liggen er 28.512 Australiërs op Commonwealth War Cemeteries begraven. Ze hebben allemaal een grafsteen waarop hun naam, eenheid en overlijdensdatum is gegraveerd.
Maar er liggen ook 7.200 mannen begraven die niet geïdentificeerd zijn, op hun grafstenen staan opschriften als: AN AUSTRALIAN SOLDIER OF THE GREAT WAR KOWN UNTO GOD of AN AUSTRALIAN OFFICER OF THE GREAT WAR KOWN UNTO GOD en zo verder . Deze mannen vormen een deel van de vermisten die een onbekend graf hebben. Het andere gedeelte van vermisten bestaat uit 11.078 Australiërs waarvan nooit iets is terug gevonden dat kon begraven worden. Samen zijn dit 18.278 mannen die in een onbekend graf of die nog ergens onder de grond van een vroeger slagveld begraven liggen. Hun namen worden op monumenten vermeld.
In de tijd na de Eerste Wereldoorlog rouwt men in duizenden huizen in heel Australië. Mensen treuren om het verlies van iemand die naar de oorlog vertrok en nooit meer is teruggekeerd. Die generatie lijdt enorme persoonlijke verliezen. De echtgenotes, moeders, vaders, broers, zussen, neven, nichten en vrienden van diegenen waarvan de graven en monumenten duizenden kilometers ver weg liggen, leven dan in een tijd waarin buitenlandse reizen ver buiten het bereik van gewone mensen ligt.
De wereld is ondertussen enorm veranderd de mensen zijn mobieler geworden. Duizenden mensen kunnen nu wel naar Gallipoli gaan, velen komen ook het oude Westelijk Front bekijken. Terwijl ze begraafplaatsen en monumenten bezoeken, leggen ze een kruisje of een klaproos in naam van degenen die nooit de gelegenheid hadden om zelf een bezoek te brengen aan hun familielid of vriend die ze verloren. Bij ieder monument en op elke begraafplaats wijzen de herdachte namen op persoonlijke verhalen en op wat het verdriet dat het dood gaan van elke man zijn verre familie en vrienden aandeed.
Chronologische volgorde van de veldslagen waarin Australiërs strijd leveren. Dit vanaf hun aankomst op het Westelijk Front in april 1916 tot in de laatste gevechten van 1918.
In de maanden maart en juni worden ze getraind voor de oorlog tegen een sterkere vijand dan de turken. Op 20 maart arriveren de eerste Australiërs in Marseille dit is het eerste ANZAC corps onder bevel van Luitenant generaal Bridwood. In de weken nadat de Australiërs aangekomen zijn in Frankrijk worden ze getraind voor de oorlog in de loopgraven en ook voor de gasoorlog of ze voeren er werkzaamheden uit achter het front
13 juli 1916 aanval op het Duitse loopgraafsysteem genaamd The Lozenge ten westen van het plaatsje Le Bridoux. De aanval wordt uitgevoerd door het 6deBataljon van de 1ste AIF Divisie en de raid staat onder leiding van Luitenant Hyde en Laughlin. De groep bestaat uit 50 vrijwilligers gekozen uit de 400 man die zich hebben opgegeven. Het inleidende bombardement begint om 5 uur in de middag en de raid begint om 01 uur in de nacht. De raid Is een redelijk succes. De Australiërs tellen maar een paar doden en gewonden, ze komen redelijk ongeschonden uit de strijd. ze nemen 6 Duitse gevangen mee, de raid kost 10 Duitsers het leven.
Enkele dagen later zal het serieuze werk beginnen.
Fromelles 19 20 juli 1916: de Britten plannen een tweede poging om de salient bij Sugar Loaf te veroveren en vragen de Australiërs om hulp. Van dit plan word afgezien, maar het bericht komt te laat om de Australiërs te doen stoppen met de voorbereidingen voor een tweede aanval. Een aanval met rampzalige gevolgen, de Australische en Britse pogingen om de Sugar Loaf in te nemen mislukken volledig. De strijd schakelde de 5de Australische Divisie vele maanden voor aanvallende actie uit.
Pozières 23 juli 05 augustus 1916: tussen 23 juli en 5 augustus 1916 veroveren de Australische Eerste en Tweede Divisie Pozières en de heuvelrug van Pozières.Gedurende vijf dagen verliest de Eerste Divisie er 5285 man, gedood en gewond. De Tweede Divisie telt 6848 slachtoffers. Dit is het grootste verliesdat er ooit door een Australische divisie tijdens één tocht aan de frontlinie geleden is.
Mouquet Farm 08 augustus 03 september 1916: in minder dan zeven weken verliezen in de gevechten bij Pozières en Mouquet Farm drie Australische divisies 23.000 man. Van hen zijn er 6800 mannendood of sterven aan hun verwondingen. Dit verlies is vergelijkbaar met de slachtoffers die de Australiërs leden tijdens de acht maanden bij Gallipoli in 1915.
Winter van Flers en de Somme oktober 1916 februari 1917: de strijd gaat nu vooral om de inname van bruikbare stellingen tijdens de winter, want het is nu onmogelijk om grote militaire operaties uit te voeren Deze gevechten verlopen in de slechtste omstandigheden die de Australiërs aan het Westelijk Front zullen meemaken, maar het grootste gevecht is de strijd tegen de modder en het afzien in deregen enhet voorkomen van bevriezing.
Royal Australian Navy 1916 - 1918: Schepen van de Royal Australian Navy voegen zich in de Noordzee bij de Britse vloot en nemen deel aan de economische blokkade van Duitsland.
Opmars naar de Hindenburglinie februari april 1917: de Duitsers trekken zich begin 1917 terug in de Hindenburglinie. De nieuwe linie moet rechter en korter zijn waardoor er minder mannen nodig zijn om deze te bemannen.
Eerste Slag om Bullecourt 11 april 1917: de tank is langzamer dan een lopende man, het staal ervan is dun. Het dodelijke vuren van de Duitse artillerie betekent dat er geen enkele tank het prikkeldraad voor de Australische infanterie bereikt.Stafleden van de hogere rangen geloven dat de opmars vooruitgang boekt en niet tegengehouden word. Daarom geeft men de artillerie geen toestemming om te vuren en kunnen de Duitsers moeiteloos tegenaanvallen uitvoeren.
Tweede slag om Bullecourt 03 15 mei 1917: zowel Britse als Franse leiders komen overeen om een gezamenlijke Britse en Australische aanval uit te voeren op de Hindenburglinie en ditweer bij Bullecourtwaar de vorige attaque zo tragisch mislukte. Eén Australische historicus zal de strijd in Bullecourt beschrijven als de nutteloze inname van een dorpje zonder enig tactisch belan. Dit ten koste van meer dan 7.000 Australische slachtoffers.
De Slag om Mesen 07 juni 1917: de Slag om Mesen wordt een welslagen. Deze verwijdert de Duitse salient ten zuiden van Ieper en effent de weg voor het grote offensief dat op 31 juli 1917 zal beginnen. De twee Australische Divisies tellen er wel bijna 6800 slachtoffers.
De Slag om Menin Road 20 september 1917: op 20 september 1917 vallen er bij de Australiërs 5.000 doden en gewonden, maar de pakken en vasthouden tactiek levert zijn bewij. Het laatste doelwit, op 1.500 meter afstand van de startlinie, word bemachtigd. Tegen de middag hebben de Aussies alle doelen ingenomen en bevinden ze zich aan de westkant van Polygon Wood.
De Slag om Polygon Wood 26 september 1917: de grond is droog waardoor de granaatontploffingen een muur van stof en rook veroorzaken Zeven divisies, vijf Britse en twee Australische, rukken achter het scherm van granaten op en nemen de meeste doelen in.
De Slag om Broodseinde 04 oktober 1917: de Australiërs nemen al hun doelwitten in op de heuvelrug. Langs de hele linie is de aanval een succesvol. Voor het eerst sinds mei 1915 vangen de Britse strijdkrachten een glimp op van de lage gebiedendie achter de top van de heuvelrug liggen.
Passendale 09 en 12 oktober 1917: vooral de Nieuw-Zeelandse Divisie herinnert zich deze strijd als een afslachting.Bij de Aussies vallen er op 12 oktober 3.000 slachtoffers bij de Derde Divisi. 1.000 bij de Vierde Divisie en dit terwijl er geen terrein gewonnen wordt.
Winter 1917-1918:de Australiërs bezetten de sector van Mesen.
Dernancourt 28 maart en 05 april 1918: op 28 maart trachten de Duitsers hun opmars voort te zetten. De gevechten verspreiden zich langs het gehele frontgebied gelegen tussen Dernancourt en Albert. Op 5 april 1918 proberen de Duitsers het opnieuw. De Australiërsgaanin de tegenaanval en slagen erin om de Duitsers terug te dringen.
Morlancourt maart - mei 1918: op 27 maart lossen eenheden van de Australische Derde Divisie, in de driehoek tussen de Somme en de Ancre, er uitgeputte Britse infanteristen af. Ze houden in dit gebied de Duitse opmars op effectieve wijze tegen.Verdere gevechten bij Morlancourt tussen 4 en 9 mei leiden tot de inname van de nieuwe Duitse frontlinie.
Villers-Bretonneux april 1918: de Duitsers proberen om Villers-Bretonneux te veroveren en de rand van het plateau te bereiken dat Amiens binnen hun bereik van hun artillerie kan brengen. Villers-Bretonneux wordt op 25 april 1918 van vijandelijke troepen gezuiverd, dit op de derde verjaardag van de landing van de Anzacs bij Gallipoli. De Australische troepen brengen er in Villers-Bretonneux (Frankrijk) het Duitse lenteoffensief tot stilstand.
De Slag om Hamel 04 juli 1918: wanneer het Duitse offensief eind april 1918 in de richting van Amiens eindigt, vragen de Geallieerde legers zich af waar de Duitsers de volgende keer gaan aanvallen. De Australiërs moeten de linie ten oosten van Villers-Bretonneux bewaken. Vandaar blijven ze de Duitsers tussen april en juli 1918 bestoken met een tactiek die vriendelijke inname word genoemd. Alle Australische divisies vechten voortaan onder een eigen Australisch bevel van Sir John Monash. De slag is een voorbeeld van schitterend tijdschema en tactiek.
De Slag om Amiens 08 augustus 1918: de Canadese en Franse aanvallenverlopen goed, net als die van de Australiërs. 25 kilometers van het Duitse front ten zuiden van de Somme worden weggevaagd in een overwinning die alle voorgaande successen van het Britse leger aan het Westelijk Front verreweg overtreft.
Mont St Quentin Péronne 31 augustus 02 september 1918: de militairen zijn uitgeput ze hebben dagenlang gemarcheerd en zware gevechten gestreden tegen een vijand die nog lang niet verslagen is. Monash gaat nu nog meer van hen verlangen door Mont St Quentin en Péronne in te nemen. Op deze drie dagen delen de Australiërs - met een verlies van 3.000 slachtoffers - een geweldige klap uit aan vijf Duitse divisies en brengen een algemene Duitse terugtocht teweeg.
Voorpost van de Hindenburglinie: Bellenglise St Quentinkanaal 18 september 1918: op 18 september 1918 nemen de Australiërs 4300 krijgsgevangenen en veroveren 76 kanonnen, maar dit wel ten koste van 1260 slachtoffers. Ze tonen aan hoe zwak de verdediging van de Hindenburglinie is. Het lijkt nu of het eindelijk mogelijk zal zijnom de oorlog nog voor de winter van 1918-19 tot een einde te brengen.
Hindenburglinie en Montbrehain 27 september 05 oktober 1918: gedurende de laatste Australische infanteriegevechten aan het Westelijk Front vechten de troepen hevig om de Hindenburglinie te doorbreken en om Montbrehain te veroveren, dit ondanks hun uitputting en onderbemanning 29 september: bestorming van de Hindenburglinie.
11 november: einde van de Eerste Wereldoorlog
Bezetting van Duitsland: de Aussies nemen geen deel aan de bezetting van Duitsland (op één squadron van het Australian Flying Corps en een Casualty Clearing Station na.)In afwachting van hun repatriëring verblijven de Australische troepen nog maandenlang in de omgeving van Charleroi, waar goede vriendschapsbanden met de lokale bevolking ontstaan. De laatste ANZACs verlaten België in mei 1919.
Majoor Winters overleed al op 2 januari 2011. Maar de familie gaf er, mede op verzoek van Winters zelf, geen ruchtbaarheid aan. "Het tekent de bescheidenheid van Dick Winters", zegt kolonel b.d. Cole C. Kingseed, die in 2006 Winters' memoires publiceerde. Winters is zaterdag in besloten kring begraven in zijn woonplaats Hershey in Pennsylvania. Richard (Dick) Winterswerd geboren te Lancaster (Pennsylvania) op 21 januari 1918 en hij stierf op 2 januari in het nabijgelegen Palmyra. De veteraan werd 92 jaar en laat een vrouw en twee kinderen achter. Hij was een voormalig Amerikaans militair. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was hij officier bij Easy Company van het 506th Parachute Infantry Regiment, 101st Airborne, beschreven in het boek Band of Brothers en de televisieserie Band of Brothers. Winters groeide op in de regio van zijn geboorteplaats. Hij genoot een opleiding aan het Franklin and Marshall College en slaagde daarvoor in 1941.Tweede wereldoorlog. Nadat hij zijn 3 maand durende opleiding tot officier in Fort Benning had voltooid kwam Winters als tweede luitenant terecht bij Easy Company in Camp Toccoa in de staat Georgia. In eerste instantie had Winters kapitein Herbert Sobel als directe superieur boven zich, maar deze werd kort voor D-Day vervangen door eerste luitenant Thomas Meehan. Toen Meehan op D-Day omkwam bij de crash van de C-47 waarin hij zat, kreeg Winters het bevel over Easy Company. Op D-Day leidde Winters de acties in Manoir de Brécourt, waarbij een batterij Duitse 105mm kanonnen die gericht waren op Utah Beach onschadelijk werden gemaakt. Sink droeg Winters hiervoor de hoogste Amerikaanse onderscheiding, de Medal of Honor. De Medal of Honor werd voor de campagne in Normandië slechts uitgereikt aan één man per divisie. In de divisie van Winters ging deze eer naar luitenant-kolonel Robert G. Cole, die een bajonetaanval leidde. Richard Winters kreeg wel een Distinguished Service Cross toegekend, dat is de op een na hoogste onderscheiding in het Amerikaanse leger. Later vocht hij mee tijdens Operatie Market Garden in Nederland en in de Slag om de Ardennen. Voor de Operatie Market Garden werd Winters bevorderd tot kapitein. Een van de meest memorabele acties van Winters in Nederland was de succesvolle aanval met ongeveer twintig paratroepers op twee Duitse Volksgrenadiers-compagnieën (circa 175 soldaten) in het gebied van de grote rivieren ("The Island"). Door zijn inspanningen in de Slag om de Ardennen waarin hij en zijn bataljon vochten in de pocket van Bastenaken bij Noville en Foy, werd Winters gepromoveerd tot majoor. Winters werd uiteindelijk bataljonscommandant en kwam eind 1946 terug naar de VS. Na afloop van de oorlog werkte Winters enige tijd voor het familiebedrijf van zijn goede oorlogsvriend Lewis Nixon. In aanloop tot de Korea-Oorlog werd Winters opgeroepen om als ervaren officier een rol in die oorlog te gaan betekenen voor de VS. Maar voordat hij uitgezonden werd kreeg hij de kans om deze rol op te geven, Winters had genoeg van oorlog. Hij was tot 1997 gastdocent op de militaire academie van West Point. Als research voor het boek Band of Brothers bezocht hij o.a. Nederland, waaronder de Hoeve 'Schoonderlogt' in de Betuwe waar een bekende foto van hem gemaakt is tijdens de actie in de Betuwe (najaar 1944). ,.
Uiteindelijk trok Richard Winters zich terug op zijn boerderij in de staat Pennsylvania. Begin 2006 verscheen er een memo van de familie van Dick Winters dat hij "zich terugtrok uit het publieke leven" en geen brieven meer beantwoordt of op verzoek boeken signeert. Hij is nu voorgoed met pensioen. Zijn gezondheid is achteruit gegaan en tijdens het afronden van zijn autobiografie werden de geruchten over zijn slechte gezondheid steeds sterker. Dick Winters werd in 2007 het ereburgerschap van Eindhoven verleend. Op 28 februari 2007 ontving Dick Winters uit handen van de burgemeester van Eindhoven, Alexander Sakkers, het ereteken van de stad Eindhoven en het daarbij behorende certificaat. Daarvoor reisde de toenmalige burgemeester A. Sakkers naar Hershey.
Winters en Easy Company waren een belangrijke inspiratiebron voor het boek 'Band of Brothers' en de gelijknamige televisieserie. De Amerikaanse historicus Stephen Ambrose publiceerde in 1992 een boek over Winters en de soldaten van Easy Company. 'Band of Brothers' werd later door Steven Spielberg en Tom Hanks verwerkt tot een succesvolle televisieserie. De Engelse acteur Damian Lewis vertolkte daarin de rol van Winters, maar de veteraan was ook zelf te zien in enkele interviewfragmenten. In 2006 publiceerde Majoor Winters zelf zijn memoires: 'Beyond Band of Brothers'.
Easy Company, 2nd Battalion, 506th Parachute Infantry Regiment.Easy Company werd in 1942 opgericht en werd tijdens de landing in Normandië voor het eerst ingezet. Haar eerste echte gevechtshandeling voerde ze uit in de vroege morgen van D-Day. Er moest een Duitse batterij, met vier 105mm kannonen die op UTAH Beach waren gericht, onschadelijk worden gemaakt. Hierna leidde de compagnie de aanval op Carentan, nam deel aan Operatie Market Garden, hield stand tijdens de slag om Bastenaken, leidde het tegenoffensief tijdens de slag om de Ardennen, vocht mee in de Rijnlandcampagne en nam Hitlers Kehlsteinhaus in.
Major Richard "Dick" D. Winters (January 21, 1918 - January 2, 2011° was a United States Armyofficer and decorated war veteran. He commanded Company "E", 2nd Battalion, 506th Parachute Infantry Regiment, 101st Airborne Division, during World War II.Winters parachuted into Normandy in the early hours of D-Day, and fought across France, Belgium, the Netherlands, and eventually into Germany. Later in the war, Winters rose to command the 2nd Battalion. Following the end of hostilities Winters was discharged from the army and returned to civilian life, working in New Jersey.In 1951, during the Korean War, Winters was recalled to the Army from the inactive list and briefly served as a regimental planning and training officer on staff at Fort Dix, New Jersey. Although issued orders for deployment, he was not sent to Korea. After his discharge he worked at a few different jobs before founding his own company and selling farming products. Winters was featured in a number of books and was portrayed in the 2001 HBO mini-series Band of Brothers by Damian Lewis. He was a regular guest lecturer at the United States Military Academy at West Point. He retired in 1997.
Een aanval op de Lage Landen - Nederland, België en Luxemburg - is de volgende belangrijke stap is in het plan van Hitler om de controle over Europa te consolideren onder Duits bewind.Op 10 mei 1940 rolt de Wehrmacht over de Nederlandse, Luxemburgse en Belgischegrens in de inmiddels bekende Blitzkrieg stijl.Duitse parachutisten nemenstrategische punten in beslag, duikbommenwerpers vernietigen de tegenstandersen de infanterie volgt de Panzers.
Vrijdag 10 mei, de inval
Om 00u10 wordt de staf van de divisies telefonisch door het 1ste Legerkorps gealarmeerd. Tussen 00u40 en 01u30 worden de eenheden in hun kantonnementen verwittigd. Tegen 03u00 zijn de gevechtsstellingen bezet. Dit verloopt echter niet overal even vlot. Bij het innemen van hun posities langsheen het Albertkanaal ondervindt het 2deGrenadiers een aantal moeilijkheden.
Het zijn voorallogistieke problemen. De paarden die ze nodig hebben voor de munitiewagens te trekken, moeten 's nachts verzameld worden, aangezien die in overeenstemming met de voorschriften, door de landbouwers zijn gebruikt.
Vermits nog op 9 mei de beslissing is genomen om de extraverloven weer toe te laten ener manoeuvres zijn aangekondigd, nemen maar weinigen het alarm ernstig op. Sommige steunpunten worden zelfs helemaal niet bemand.
Ondertussen wachtten de ministers Pierlot, Spaak, Janson en Denis in spanning de gebeurtenissen af in het kabinet van Buitenlandse Zaken, in gezelschap van de secretaris van de koning en van de auditeur-generaal.
Vanaf ongeveer 04u00 's morgens komen de eerste berichten binnen over luchtaanvallen, en spoedig bestaat er geen twijfel meer over dat Duitsland een grootscheepse aanval heeft ingezet tegen België, Nederland en Luxemburg. Dat wordt trouwens bevestigd tijdens een onderhoud dat Spaak, in de vroege morgen, heeft met de Duitse ambassadeur von Bülow-Schwante.
Nu de neutraliteit is geschonden doet België onmiddellijk een beroep op de hulp van de Britten en de Fransen. Omstreeks 07u gaan de slagbomen aan de grensposten omhoog en treed het Dijleplan in werking. Franse en Britse Troepen rukken op naar Nederland, naar de Dijlestelling en ook in de richting van de Belgische Maas. Voor meer informatie kunt u terecht op mijn Blog: http://blog.seniorennet.be/tfront1940/
Op 4 augustus 1914 breekt de Eerste Wereldoorlog en tegen het einde van datzelfde jaar is de oorlog vastgelopen in een onbeweeglijke loopgravenoorlog. In 1915 worden vele pogingen ondernomen om een beslissende doorbraak te forceren. Deze inspanningenmislukken echter allemaal en ze leveren alleen maar afschuwelijke verliescijfers op. Beide partijen zijn ervan overtuigd dat het jaar 1916 hun de beslissende overwinning zal opleveren. Duitsland denkt deze te bereiken bij Verdun. De geallieerden willen deze overwinning realiseren met een gezamenlijke Frans-Britse actie aan de Somme!
Verdun is het symbool geworden van de verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog, van de zinloze slachtpartijen, de eindeloze opoffering van mensenlevens in de strijd om een paar vierkante kilometer grond. Verdun is het symbool van de totale vernietiging!
Het verhaal over de Slag bij Verdun gaat over verschrikkingen en zinloosheid van de loopgravenoorlog, de vleesmolen van Verdun die ontaardt in een 'Materialschlacht' waarin de mens tot moes wordt vermalen door de Koningin van het slagveld, de artillerie. We kunnen ons nauwelijks iets voorstellen bij de gruwelen van het slagveld van de Hel van Verdun , het strijdtoneel waar mannen rondkruipen in een wereld zonder enig houvast . En indien ze overleven, hoe kunnen ze blijven geloven in het leven wanneer ze de verschrikkingen ervan onder ogen hebben gezien? Hoe kan deze bestialiteit ooit nog samengaan met het normale leven, met schoonheid, liefde en levenslust?
D/2010/Wim Degrande, uitgever, ISBN:978-90-9025521-7. Het boek telt 328 paginas. Prijs 25,00 + port Te
verkrijgen bij de uitgever op het vermeld mailadres en enkele musea. Beperkte oplage.
Dit boek brengt ons de strijd in de Argonne tijdens de Eerste Wereldoorlog. Het is geen vervolg van Verstild en
Vergeten noch een reisgids. Feldgrau in de Argonne schetst de strijd op het terrein van de Argonne van de eerste moeilijke oorlogsmaanden in1914 over het jaar 1915 tot en met de jaren van de stellingenoorlog 1916-1918. Er werd uitsluitend geput uit Duits bronnenmateriaal. Het verloop en de ontwikkeling van deze gevechten werden daarmee enkel bekeken vanuit Duitsezijde. Naast dit overzicht werden nog vijf specifieke hoofdstukken toegevoegd met Argonne themas zoals de mijnenoorlog, deArgonnebahn (smalspoor) of de (verdwenen) Duitse begraafplaatsen en monumenten. Dit is het eerste Nederlandstalig werk dat de ongekende strijd in de Argonne integraal naar voor brengt.
De eerste uren van de bevrijding van Vichte in oktober 1918; door Jef Bogaert
De eerste uren van de bevrijdingvan Vichte in oktober 1918; door Jef Bogaert. Na vier jaar gevechten in modderige loopgraven slaagden de Geallieerden op 28 september 1918 erin een doorbraak te forceren en door te stoten in oostelijke richting. Na een oponthoud van ongeveer tien dagen aan de Flandren I Stellung(1) werd het Geallieerde eindoffensief verder gezet. Twee dagen later werden de Leieboorden bereikt. Samen met de vaart Bossuit-Kortrijk vormde deze natuurlijke hindernis de Hermann-Lys Stellung, een eerder zwak uitgebouwde verdedigingslijn. Lees dit zeer interessante artikel, geschreven door Jef Bogaert op:http://www.vichte.be/index.php/ons-dorp/geschiedenis/100-de-eerste-uren-van-de-bevrijding-te-vichte
Britse oorlogsbegraafplaats Harlebeke New British Cemetry.
Britse oorlogsbegraafplaats Harlebeke New British Cemetry.
Harelbeke werd in de nacht van 19 op 20 oktober 1918 bevrijd door de '9th (Scottish) Division'.
Harlebeke New British Cemetery is een verzamelbegraafplaats van na de Wapenstilstand, die ontstaan is door de concentratie van graven uit de omliggende slagvelden van het Geallieerde Bevrijdingsoffensief van 1918 en door de concentratie in 1924-1925 van graven die op Duitse of gemeentelijke begraafplaatsen begraven lagen. Toen in 1920 de eerste gesneuvelden aan de Deerlijksesteenweg werden herbegraven had men enkel de bedoeling om de veldgraven uit de omliggende gemeenten te concentreren. Voornamelijk Ieren van de 36th (Ulster) Division die na 16 oktober 1918 sneuvelden zijn in deze periode naar Harelbeke overgebracht. De begraafplaats is een ontwerp van architect W.H. Cowlishaw (18701957), die over de 200 begraafplaatsen ontwierp. Het duurde vier jaar vooraleer de Britten officieel een stuk Harelbeekse grond kregen om er hun doden te herbegraven.
In 1924 kwamen er graven uit meer dan veertig Duitse begraafplaatsen uit de Ieperboog de dodenakker aanvullen. Hierdoor werd de Britse oorlogsbegraafplaats in Harelbeke een verzamelbegraafplaats met een mix aan oorlogsslachtoffers van diverse regimenten die gestorven zijn op verschillende tijdstippen en plaatsen
De graven van het Bevrijdingsoffensief kwamen terecht in de perken I tot X. De graven van de latere concentraties kwamen terecht op de perken I en II en op de perken XI tot XIX. Hiertoe behoren vele doden die in oktober 1914 omgekomen zijn.
In mei 1950 werden de 33 graven die naast de kerk van Harelbeke begraven lagen, naar de 'New British Cemetery' overgebracht. Er liggen eveneens 10 doden uit het Verenigd Koninkrijk, die in mei 1940 omgekomen zijn tijdens de terugtrekking naar Duinkerke.
Er liggen nu, volgens het meest recente register, 895 geïdentificeerde en 179 ongeïdentificeerde doden uit het Verenigd Koninkrijk begraven, naast zeven Australiërs (waarvan één ongeïdentificeerd), 29 Canadezen (waarvan één ongeïdentificeerd), twee doden uit India en vier doden uit Zuid-Afrika. Samen met de tien Britse doden uit de Tweede Wereldoorlog maakt dit een totaal van 1.126 doden, die hier begraven zijn of herdacht worden.
Eén dode uit het Verenigd Koninkrijk, waarvan aangenomen wordt dat hij zich onder de niet-geïdentificeerde doden bevindt, wordt herdacht met een zgn. 'special memorial'. 19 andere doden, wiens graf verloren ging op hun oorspronkelijke begraafplaatsen, worden eveneens herdacht met een 'special memorial' en met twee 'duhallow blocks'. Ze lagen oorspronkelijk begraven op de gemeentelijke begraafplaatsen van Geluwe en Neuville, op de Duitse begraafplaatsen van 'Granate Farm' (Zillebeke), Hollesbosch (Beselare), Klephoek (Dadizele) en bij de kerk van Moorslede, resp. op de Duitse begraafplaatsen van Geluwe, Koelenberg (Geluwe) en Kasteelhoek (Hollebeke)..
De Begraafplaats met een grondplan in de vorm van een langgerekte trapezium en een oppervlakte van 4.468 vierkante meter is omgeven door een muur uit grijsbruine natuursteen, afgewerkt met witte natuursteen. Kronkelende voormuur, waarin gebogen witte natuurstenen landplaten verwerkt zijn. Open toegang met witte paaltjes en geplaveid met grijsbruine en witte natuursteen.
Bij de toegang is het opschrift "HARLEBEKE NEW BRITISH CEMETERY MCMXVIII", het registerkastje en iets verder de metalen informatieplaat op een lage, schuine tafel terug te vinden. De begraafplaats wordt in tweeën gedeeld door een middenas met het 'Cross of Sacrifice' (type A) vooraan en achteraan de 'Stone of Remembrance' op een verhoog van treden. Ook de twee achterste perken zijn op een hoger niveau aangelegd. Achter de 'Stone of Remembrance' staat een hoge, gebogen muur uit grijsbruine natuursteen, afgewerkt met witte natuursteen, met gebogen zitbank en links en rechts telkens uitmondend in een gebouwtje met rondbogige nis en zitbank. In de noordoostelijke hoek staat een dienstgebouw. De grafstenen in witte Portlandsteen moesten in het voormalig open landschap van ver opgemerkt worden. Bij elk grafzerk wordt door militaire en religieuze symbolen de identiteit van de gesneuvelde verduidelijkt. Architect Wiliam Harrison Cowlishaw kreeg de opdracht om de graven te ordenen en het geheel een aantrekkelijk uitzicht te geven. Elk graf kreeg zoals gezegd een witte Portlandsteen waarop de militaire rang, de naam, de regimentsnaam, het regimentsembleem en de datum van overlijden met de hand werd gebeiteld. Families die dat wilden konden een grafschrift laten aanbrengen op de grafsteen. Hiervoor diende per letter te worden betaald.
De graven zijn verdeeld over 19 perken, met de perken I tot X op het achterste (meest noordelijke) deel van de begraafplaats en de perken XI tot XIX op het voorste gedeelte.
De begraafplaats telt 181 graven waarop Known tot God staat gebeiteld. De identiteit van de soldaat ontbreekt. Links en rechts van de ingang staat een Duhallow Block met daarachter respectievelijk 9 en 12 grafstenen 'special memorials' die tegen de kerkhofmuur staan. Onder deze grafstenen ligt niemand begraven. Tijdens ontgravingen in 1924 werden de stoffelijke resten van deze soldaten niet meer teruggevonden. Gezien deze gesneuvelden niet als vermist werden geordend staan hun namen niet op de Menenpoort, maar worden ze herdacht op een grafsteen op naam. De ene 'duhallow block' staat er voor zeven graven die verloren gegaan zijn op de gemeentelijke begraafplaatsen van 'Gheluwe' en 'Neuville' en op de Duitse begraafplaatsen van 'Granate Farm', 'Hollesbosch', 'Klephoek' en bij de kerk van Moorslede. Op de andere 'duhallow block' worden twaalf verloren graven van op de Duitse begraafplaatsen van 'Gheluwe', 'Kolenberg Forest' en 'Kastelhoek' herdacht. Eén ander 'special memorial' bij perk IV herdenkt een dode, waarvan aangenomen wordt dat hij onder een naamloze grafsteen ligt.
De begraafplaats wordt getooid met bloemperken, siergrassen, struiken en haagbeuken. Het 'Cross of Sacrifice' wordt geflankeerd door twee coniferen.
Op dit dodenakker ligt onder meer William Thomas Leggett begraven, die behoorde tot het '1st Life Guards'. William Thomas Leggett was een jonge Australiër die zijn carrière als communicatiespecialist verder wilde uitbouwen. Hij reisde hiervoor naar Zuid-Afrika, Amerika en Groot-Brittannië. Tijdens zijn verblijf op het Britse eiland liet hij zich in januari 1912 inlijven bij de King's Life Guards. Toen twee jaar later de oorlog uitbrak werd hij als cavalerist bij het 1st Life Guards naar België gestuurd. Op 14 oktober werden tussen Menen en Ieper Duitse patrouilles gesignaleerd. Legett en enkele van zijn kompanen werden er op afgestuurd. Tijdens een achtervolging werd de korporaal van zijn paard geschoten. Hij stierf onmiddellijk. Deze 23-jarige Corporal of Horse was de eerste Australiër die in de Ieperboog het leven liet en dit enkele dagen vóór het losbreken van de eigenlijke Eerste Slag bij Ieper.. Hij is ook de eertsgestorvene die op Harelbeke New British Cemetery begraven ligt. Hij werd aanvankelijk in Geluwe begraven en werd na de oorlog naar Harlebeke New British Cemetery overgebracht. In Geluwe herinneren een gedenksteen en een kunstwerk ons aan hem.
Harlebeke village was taken on the night of 19-20 October 1918 by the 9th (Scottish) Division. Harlebeke New British Cemetery was made after the Armistice when graves were brought in from the surrounding battlefields of 1918 and, in 1924-25, from German cemeteries or plots in Belgium. The earlier concentrations are in Plots I and X, and the later in Plots I, II and XI to XIX. In the latter group are many graves of October 1914. In May 1940, The British Expeditionary Force was involved in the later stages of the defence of Belgium following the German invasion, and suffered many casualties in covering the withdrawal to Dunkirk. Commonwealth forces did not return until September 1944. The cemetery now contains 1,116 Commonwealth burials and commemorations of the First World War. 181 of the burials are unidentified and a special memorial is erected to one casualty who is believed to be buried among them. Other special memorials record the names of 19 casualties buried by the Germans in other burial grounds whose graves could not be found on concentration. There are also ten burials of the Second World War in the cemetery. The cemetery was designed by W H Cowlishaw.
Bronnen: Vanwalleghem A. & Creyf S. 2009: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Harelbeke, Deel I: Stad Harelbeke, Deel II: Deelgemeenten Bavikhove en Hulste, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL42, (onuitgegeven werkdocumenten).
Remembring Private Rufus Rigney 48BN Australian Infantry
REMEMBERing Private Rufus Rigney 48BN Australian InfantryNgarrindjeri aboriginal(°1898 - +1917) Op zondag 5 december 2010 Australische kwamen jongeren van het Connecting Spirits project naar het Harlebeke New British Cemetery in de Deerlijksesteenweg in Harelbeke. Daar brachten ze hulde aan aboriginalsoldaat Rufus Rigney. Onder de jongeren bevonden zich twee familieleden van Rufus namelijk Hayley Shaw en Katie Reid.De Australische groep bestonduit 27 leerkrachten en studenten ( waaronder twee familieleden van Rufus Rigney) van de Birdwood High School en de Meningie Area School uit South Australia, Australië. Rufus Rigney heeft een gekend grafmaar zijn broer Cyril Rigneydie op het slagveld van Mesen vermist bleef staat op de Menenpoort vermeld.Rufus Gordon Rigney was afkomstig van Point Mc Leay in Zuid-Australië. Op 21 september 1916 vertrok hij uit de haven van Adelaide naar Groot-Brittannië. Na een opleiding in het trainingskamp te Hurdcott in North-Devon werd hij naar het oorlogsfront in Frankrijk gestuurd. Tijden de derde Slag om Ieper (1917) raakte hij zwaar gewond. Duitse brancardiers hadden de halfdode soldaat opgemerkt en brachten hem samen met Duitse gekwetsten naar Feldlazarett nr. 112 in Izegem. Op 16 oktober 1917 overleed hij aan zijn verwondingen. In 1924 kreeg deze Aussie een nieuw graf in Harelbeke. Rufus Gordon Rigney was een van de weinige Australische Aboriginals die de oorlog meemaakten. Bij de Ngarrindjeri-bevolking in Australië wordt zijn naam nog altijd in eer gehouden. Hij groeide uit tot een bekende figuur in Australië. De Connecting Spirits groep kon opnieuw rekenen op de aanwezigheid en steun van het Stadsbestuurvan Harelbeke en een delegatie van de Australische Ambassade. De plechtiheid vond plaats om 10 uur 30 en was tevens een hulde aan de andere Ngarrindjeri die tijdens de Eerste Wereldoorlog sneuvelden en op het slagveld vermist bleven.Tijdens de plechtigheid werden klaprozen en Ngarrindjeri pelikaanveer-bloemen geplaatst en weden er rituele Ngarrindjeri voorwerpen bij het graf Rufus Rigney van gelegd, dit terwijl een Lament‟ speelde, die uitgevoerd werd met een doedelzak en Aboriginal clap sticks (cd).
Andere Australische Ngarrindjeri aboriginal die werden herdacht:
Private Francis Alban Varcoe 27BN Australian Infantry (°16.10.1895 +05.05.1917 Bullecourt - Frankrijk)
Private Arthur Thomas Walker 10BN Australian Infantry (°1883 +16.08.1916 Pozières - Frankrijk)
Alle Ngarrindjeri die tijdens de Eerste Wereldoorlog streden op het westelijke front
Alfred Cameron Jnr (°1890 +1949)
Roland Wenzel Carter (°1892 +1960)
Walter Gollan (°1898 +1950)
George Karpany (°1892 +1964)
William Karpany (°1896 +1973)
Miller Mack (°1894 +1919)
Hurtle Charles Ervan Muckray (°1893 +1967)
Andrew James Enoch Rankine (°1898 +1963)
Ridgeway William Rankine (°1896 +1962)
Gordon Wilfred Rigney (°1888 +1953)
Everett Luke Sumner (°1896 +1966)
Wiltshire Sumner (°1894 +1971)
Hubert Frank Tripp (°1891 +1961)
Clifford Tony Wilson (°1890 +1955)
Eustace Garnet Wilson (°1897 +1962)
Lush Wilson (°1896 +1944)
Proctor Martin Wilson (°1888 +1961)
Er bestaan geen precieze cijfers over hoeveel Australische Aboriginals er meevochten tijdens de Eerste Wereldoorlog. Vast staat wel dat Aboriginals tijdens die oorlog in principe niet toegelaten werden tot de strijdende eenheden van het Australische leger. Toch wensten velen toe te treden tot de Australian Imperial Forces, vaak met de hoop dat hen dit na de oorlog gelijke rechten zou geven als blanke Australiërs.Er wordt aangenomen dat er slechts tussen de vier- en vijfhonderd Aboriginals in slaagden om bij het leger te geraken (er namen meer dan 400.000 Australiërs dienst.) Vandaar ook dat er op een totaal van meer dan 61.000 Australische gesneuvelden in de Eerste Wereldoorlog amper een 60-tal Aboriginals zijn.Deze herdenking was een vervolg op de plechtigheid van 4 december 2004, toen Julie Reece met een groep van de Mount Barker High School naar Harelbeke kwam. Toenmalig studente Donna Handke bracht bij die gelegenheid hulde aan Ngarrindjeri Rufus Rigney. Bij het graf werd toen zand uitgestrooid uit het woongebied van de Ngarrindjeri en er werd aarde van bij het graf meegenomen. Die Harelbeekse aarde werd op 23 april 2005 uitgestrooid in het woongebied van de Ngarrindjeri. (Om de in- en uitvoeren van aarde mogelijk te maken werd toen de Australische wetgeving aan-gepast.) Uit deze bijzondere plechtigheden groeide de gedachte om de jongeren van het Ngarrindjeri volk naar hier te brengen zodat zij zelf de plaatsen zouden zien waar hun voorouders gestreden en geleden hadden en om hen de mogelijkheid te bieden om op hun eigen wijze hulde te brengen aan de gesneuvelden. "Connecting Spirits" werd een uniek en ambitieus project waarbij vooral het financiële aspect een bijzon-der zware uitdaging betekende. Dank zij de samenwerking tussen verschillende scholen en heel wat sponsoring slaagden Julie Reece en Donna Handke er toch in om alle aboriginal jongeren die er voor in aanmerking kwamen, de reis te laten ma-ken. Mede daardoor werden de herdenking van 2006, 2008 (en ook die van 2010) een heel bijzonder gebeuren. Opnieuw krijgen enkele aboriginaljongeren de tocht naar de slagvelden van het westelijke front in Frankrijk en België. (Als gevolg van mogelijk terreurdreiging verbiedt de regering van South Australia spijtig genoeg het onderdeel van de reis naar de slagvelden van Gallipoli in Turkije.)Het logo van Connecting Spirits werd in 2006 ontworpen door Ngarrindjeri jongere Rita Lindsay : De pelikaan is het symbool voor de Coorong rivier, de meren en de zee. De vogel is ook een totem (Ngatji) van het Ngarrindjerivolk. De blauwe strepen stellen heet water, de gele bogen de zon, Gever van alle Leven. De kring van cirkels staat voor het verbinden van de gemeenschappen en studenten met de soldaten van de Eerste Wereldoorlog. De cirkels staan tevens voor het samenkomen van mensen met verschillende achtergronden en woonplaatsen (Europa Australië) voor een ge-meenschappelijk streven. Het witte centrum van elke cirkel staat symbool voor de spirituele link tussen verleden en heden. Bron: Johan en Hilde Durnez-Vanhaverbeke en het boek Van den anderen oorlog. Harelbeke, Bavikhove en Hulste 1914-1918' van Fhilip Vannieuwenhuyse
De replica van het vliegtuig waarmee Guynemer zijn eerste overwinning behaalde
De replica van het vliegtuig waarmee Guynemer zijn eerste overwinning behaalde. Deze replica van een Morane-Saulnier vliegtuig (schaal 1/1)werd vorig jaar gebouwd rond een originele vliegtuigmotor uit de Eerste Wereldoorlog door leerkrachten en leerlingen van het Vrij Technisch Instituut van leper. Het is op een dergelijk toestel dat Guynemer samen met zijn dappere mecanicien en boordschutter Charles Guerder zijn eerste officiële overwinning behaalde.Dit vliegtuig heeft dankzij het gemeentebestuur en het Guynemercomité een mooie plaats gekregen dicht bij het Guynemermonument, in de zaal gelegen achter herberg 'Den Ouden Hert' tegenover de kerk van Poelkapelle Momenteel is de ruimte met de vlieger ook voorzien van de nodige informatie over de luchtmacht tijdens de grote oorlog door het Guynemercomité met hulp van o.a. het V.T.I., de Franse organisatie van oudstrijders (l'O.N.A.C), het Frans archief van de luchtmacht (S.H.A.A.), het Guynemercomité uit Frankrijk en uiteraard het gemeentebestuur van Langemark -Poelkapelle.INFO:Gemeentebestuur Langemark-Poelkapelle - Kasteelstraat 1 - 8920 Langemark-Poelkapelle tel 057/49.09.10 - ¡nfo@langemark-poelkapelle.be
Wie of wat is "The Western Front Association - België, v.z.w."?
Wij trachten geïnteresseerden in de Eerste Wereldoorlog en in het bijzonder het Westelijk Front te verenigen, los van elke politieke of ideologische overtuiging. Onze vereniging vindt zijn wortels in de Britse organisatie "The Western Front Association". De Belgische afdeling werd gesticht in 1989 en staat als v.z.w. volledig onafhankelijk van de Britse moederorganisatie. De WFA-België speelt vooral in op de specifieke noden en interesses van het Belgische publiek. De voorbije jaren is zij dan ook uitgegroeid tot een bloeiende vereniging met meer dan 500 leden.
Tijdschrift Shrapnel
WFA-België geeft driemaandelijks het tijdschrift "Shrapnel" uit, telkens meer dan 50 bladzijden met bijdragen over diverse onderwerpen die in verband staan met de Eerste Wereldoorlog. De meeste bijdragen worden geleverd door de eigen leden.
Activiteiten
Elk jaar organiseert "The Western Front Association - België, v.z.w." een zevental activiteiten. Dit zijn vaak uitstappen "te velde" in België of Frankrijk. Hierbij valt zeker de fronttoer te vermelden, een meerdaagse verkenning van een bepaalde regio van het Westelijk Front. Er vinden natuurlijk eveneens lezingen plaats over onderwerpen die betrekking hebben op de Eerste Wereldoorlog
Indien u belangstelling heeft voor de geschiedenis van de Eerste Wereldoorlog, dan moet u beslist overwegen om lid te worden van "The Western Front Association - België, v.z.w.".
In België is het dragen van de poppy meer en meer populair geworden, doe mee aan deze traditie.
De Britse, Canadese en Amerikaanse militairen, die in 1914 in Vlaanderen toekwamen, waren overweldigd door de pracht van de klaprozen in de Vlaamse velden. Flanders Fields werden een begrip en de klaprozen werden meteen een symbool voor de herdenking aan de gesneuvelden.
De traditie van het dragen van de klaproos op de kledij, werd als eerste gestart door de Amerikaanse lerares Moina Bell Michael, in 1920. Zij verkocht als eerste de zijden poppies, om geld in te zamelen voor haar vereninging van oudgediende militairen.
Wegens het overweldigend succes werd de klaproos het grote en enige symbool voor alle Amerikanen en Britten. Het jaar nadien, in 1921, sprak men al van de eerste Poppy Day.
Er is een verschil in de periode wanneer de klaproos wordt gedragen. In Canada vanaf de laatste vrijdag van oktober, tot en met 11 november.
In de Verenigde Staten en Groot-Brittannië, zal men er elk jaar mee starten wanneer de BBC-presentatoren ze beginnen te dragen, dit werd voor het jaar 2009 vastgelegd op 24 oktober, om 6 uur s morgens, tot en met 11 november. Let nu goed op de uitzendingen van de BBC ,want ook dit jaar zullen hun presentatoren als eersten de poppy dragen.
De plaats op de vest (kraag),waar de poppy wordt gedragen, is eender. Toch zal men bijvoorbeeld in Groot-Brittannië de poppy aan de linkerkant op de vest dragen, de voorziene plaats voor deonderscheidingen.
Wat is de rol van de klaprozen (poppies)? Klaprozen bloeien als andere planten in de buurt dood zijn. Klaprozenzaden kunnen jarenlang op de grond liggen en pas beginnen te groeien als de nabije planten en struiken weg zijn, bijvoorbeeld als de grond werd omgewoeld en vervuild. De meeste klaprozen zijn altijd waar te nemen op plekken waar slooppuin in de grond ligt.
Natuurlijk was de grond rond de loopgraven in de Eerste Wereldoorlog grondig 'omgespit' en besmet door de gevechten en bombardementen. McCrae moet dan ook honderden klaprozen hebben zien bloeien toen hij in 1915 het gedicht schreef.
Maar de klaproos heeft nog een andere betekenis in In Flanders fields. Sommige klaprozen, die gerekend worden tot de papavers, worden gebruikt om opium en morfine van te maken; morfine is een sterk verdovend middel dat vaak werd gebruikt om de pijn van gewonde soldaten te stillen - soms voor eeuwig. De laatste verzen We shall not sleep, though poppies grow / In Flanders fields duiden op de verdovende werking van morfine.
A Tribute to "Piper" Bill Millin 14 juli 1922 - 17 augustus 2010
In vroegere tijden liepen er tijdens veldslagen in Schotland en Ierland altijd doedelzakspelersrond. Het doel van die pipers was om de spirit en de moed van de manschappen op te vijzelen.
Tegen de Tweede Wereldoorlog was dat gebruik al duchtig verwaterd. Het Britse leger ontmoedigde officieel alle gebruik van doedelzakspelers,alleen in de achterhoede mocht er nog geblazen worden. Maar op D-Day, 6 juni 1944, besloot de Schot Simon Fraser, the 15th Lord Lovat, dat officiële oordeel aan zijn laars te lappen. Lord Lovat was de 25eChief van de Clan Fraser en hechtte veel belang aan tradities. Bovendien vond hij dat hij zijn mannen elk lichtpuntje moest gunnen, dit terwijl ze de zwaarbewapende stranden van Normandië bestormden.
En zo kwam het dat in de vroege uren van D-Day Bill Millin op het Normandische strand, op Sword Beach, rondliep. Hij droeg de traditionele kilt en speelde op zijn bagpipes. Millin, beter bekend als Piper Bill, was de persoonlijke doedelzakspeler van Lord Lovat. Terwijl zijn kameraden rondom hem sneuvelden, liep Bill, gewapend met alleen een doedelzak, het strand op. Millin, toen een jonge snaak van 21, speelde "Hielan' Laddie".
Toen hij klaar was met "Hielan' Laddie"., vroeg Lord Lovat om een ander deuntje te spelen. "Well, wat tune would you like, Sir?" "How about The Road to the Isles?" "Would you want me to walk up and down, Sir?" "Yes, that would be nice - walk up and down." Hij kwam ongedeerd uit de strijd tevoorschijn, alleen zijn pipes kregen wat granaatscherven te verduren. Hij repareerde ze en trok mee met zijn kameraden naar Pegasus Bridge en speelde "Blue Bonnets over the Border". Deze actie werd later verfilmd in The Longest Day (1962). Millin werd toen vertolkt door Pipe Major Leslie de Laspee, de officiële piper van de Queen Mother in 1961.
Welgeteld 92 jaar na het einde van de Eerste Wereldoorlog betaalt Duitsland zijn laatste oorlogsschulden aan de geallieerden. De laatste overboeking is een achterstallige rentebetaling over de jaren 1945 tot 1952. In 1990 was afgesproken dat Duitsland nog twintig jaar de tijd kreeg voor de betaling. Eind juni stond nog een schuld van 75 miljoen euro in de boeken. De geallieerden verplichtten Duitsland in 1919 tot grote herstelbetalingen wegens de schade van de Eerste Wereldoorlog. De geallieerden hielden Duitsland geheel verantwoordelijk voor die oorlog. De laatste betaling heeft toepasselijk plaats op de nationale Dag van de Eenheid. Zondag 03-10-2010 is het precies twintig jaar geleden dat West- en Oost-Duitsland formeel samengingen .
De Eerste Wereldoorlog is 91 jaar na het Verdrag van Versailles eindelijk voorbij. De Vrede van Versailles legde Duitsland na de Eerste Wereldoorlog loodzware herstelbetalingen op van 226 miljard goudmarken. Vooral overwinnaar Frankrijk was eropuit om het machtige buurland een poot uit te draaien.
De opperbevelhebber van de geallieerden noemde het verdrag om die reden geen vrede maar een wapenstilstand voor twintig jaar. De Britse econoom John Keynes, die als delegatielid de conferentie bijwoonde, diende uit onvrede met het verdrag zelfs zijn ontslag in. Het kon in zijn ogen alleen maar leiden tot het failliet van Duitsland. Duitsland betaalde, ook toen de claim gehalveerd werd tot het huidige equivalent van euro 26 mrd, maar mondjesmaat af. Na de krach van 1929 en bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog stokten de betalingen zelfs volledig. Toen in 1953 de betalingen werden hervat, bedong de Bondsrepubliek Duitsland dat de rente over de periode 1945-1952 pas betaald zou worden bij een hereniging van de twee Duitslanden. Het Duitse gebaar van nu komt te laat om de overwinnaars van 14-18, Groot-Brittannië, Frankrijk, Verenigde Staten en Italië, financieel te laten profiteren. In de jaren tachtig werd waardepapier voor Duitse herstelbetalingen massaal gedumpt. Institutionele beleggers in deze landen geloofden niet dat het IJzeren Gordijn ooit zou worden opgetrokken. Daarom delen vooral particuliere beleggers, verzamelaars en een enkel pensioenfonds met lange adem in het Duitse feestje. Zij hebben het historische schuldpapier nu grotendeels in handen.
Militaire gesneuvelden begraven in individuele graven was in 1914 nog zeker geen algemene praktijk. In het verleden wierp men de gesneuvelden vaak in massagraven of stapelde men de skeletten in knekelhuizen op.
In tegenstelling tot de andere nationaliteiten opteerden de Britten er voor om geen gesneuvelden uit de Wereldoorlogen te repatriëren naar het thuisland. De Britten vormden dus in het geallieerde kamp een uitzondering.
In 1914 was het Britse rijk nog een heel stuk groter dan het United Kingdom van vandaag. Sedertdien heeft niet alleen Ierland zich afgescheurd, het bezat toen nog talrijke koloniën, protectoraten en semionafhankelijke gebieden. Uit die vier windstreken kon het British Empire manschappen rekruteren voor de oorlog op het Europese vaste land. Het gemak en de omvang waarmee dat in het begin gebeurde was verbazend. Jonge mannen lieten zich met veel enthousiasme inlijven voor een wel bijzonder ver afgelegen conflict die zou escaleren tot een nooit gezien bloedbad. De opwelling naar een groot avontuur zal wel de belangrijkste stimulans geweest zijn. Het speelde zich af in een tijd waarin men het gevoel had zich verschrikkelijk te vervelen naast de opwelling om het oerinstinctieve krijgerschap lijfelijk te gaan beleven. Dat de oorlog inmiddels industrieel geredigeerd werd zal nagenoeg tot geen enkele geest zijn doorgedrongen
In september 1914 arriveerde Fabian Ware aan het front om ingeschakeld te worden in een Rode Kruiseenheid. Hij stelde al snel vast dat er geen georganiseerde manier van gravenregistratie bestond, en begon dan maar op eigen initiatief dergelijk systeem op poten te zetten . Al snel werd zijn werk erkend door de overheid, wat aanleiding gaf tot de oprichting van de Graves Registration Commission in 1915.
In 1917 werd de Imperial War Graves Commission opgericht, om op een blijvende manier de herinnering en zorg voor de doden in ere te houden.
Voor de aanleg van de Britse militaire begraafplaatsen deed men een beroep enkele vooraanstaande architecten. We spreken hier wel van Britse begraafplaatsen en niet zoals in de volksmond van Engelse kerkhoven want; ten eerste er liggen niet enkel Engelsen begraven maar ook Schotten, Ieren, Indiërs, Australiërs, Canadezen enz .
En ten tweede een kerkhof onderscheid zich van een begraafplaats omdat een kerkhof nu eenmaal rond een kerk ligt wat vroeger bijna altijd het geval was. Er liggen relatief weinig militairen op (burger)kerkhoven. Het enige mij bekend, uitsluitend militair kerkhof, ligt rond het kerkje van Oeren nabij Alveringem maar daar liggen Belgische militairen begraven.
Zoals gezegd werden Enkele vooraanstaande architecten aangesproken om het ontwerp en constructie van de begraafplaatsen en herdenkingsmonumenten in goede banen te leiden:
Sir Herbert Baker: ontwerper Tyne Cot Cemetery te Passendale
Sir Reginald Blomfield: o.a. ontwerper van het Cross of Sacrifice, het kruis dat op praktisch alle Commonwealth begraafplaatsen staat, ook ontwerper van de Menenpoort.
Sir Edwin Lutyens: naast de vele riante landhuizen ontwierp hij ook de tijdloze tuinbank ( dikwijls in teak ) met golvende rugleuning, en werkte samen met de bekende tuinontwerpster Gertrude Jeckyll .
Soms wordt ook Charles Holden tot deze hoofdarchitecten van de Commissie gerekend. Deze mannen, die tot het kruim van de toenmalige ontwerpers behoorden, werden bijgestaan door vele assistant-architects en beeldhouwers met naam, zodat het niet verwonderlijk was dat de stijlkenmerken van de verschillende begraafplaatsen soms sterk verschilden.
De drie hoofdarchitecten lieten hun 'handtekening' na in het gebruik van de materialen:
·Baker : omheiningmuur en dikwijls een overdekt toegangspoortje uit flintstones (silexkeien)
·Blomfield : natuursteen en veel metselwerk in baksteen
·Lutyens : rechtlijnige ontwerpen en een op elkaar stapelen van blokken
Aan de praktische uitwerking ging echter een stevige en bijwijlen geëmotioneerde publieke gedachtewisseling vooraf. Het verbod op repatriëring en het eenvormige type van grafsteen die niet in de vorm van een kruis ontworpen was waren suggesties of beslissingen die flink omstreden waren. De voorstanders van gelijkheid in de dood ,waaronder Winston Churchill, wonnen het pleidooi, en de stelregel van de uniforme steen werd weerhouden, alhoewel er toch enkele uitzonderingen voorkomen.
De voormannen van de Commissie waren zeker ook niet van de minste. Een van hen was Rudyard Kipling, bij ons bekend als de schrijver van Het Jungleboek. Hij had een zoon die officier was bij de Irish Guards en die vermist was in Noord - Frankrijk, hetgeen zijn engagement zeker kan verklaren. Het organisatietalent van de Commissie werd behoorlijk op de proef gesteld. Meer dan 500.000 grafstenen moesten aangemaakt worden . Alleen al het kappen van de gegevens in de stenen was een enorm werk, temeer daar dit aanvankelijk handwerk was later zou dit machinaal gebeuren.
De tweede wereldoorlog droeg nog meer bij tot het belang van de dienst. In 1960 werd de term " Imperial" geschrapt, en kreeg de organisatie de huidige benaming
De Britse begraafplaatsen variëren in grootte, en liggen verspreid over heel de wereld. De Commonwealth War Graves Commission, de Britse organisatie die verantwoordelijk is voor deze begraafplaatsen, heeft deze dodenakkers tot een soort kunstvorm verheven.
Zaols al gezegd al snel na de oorlog nam men in Groot-Brittannië het besluit de gesneuvelden niet te gaan repatriëren maar hen te laten rusten op of bij de plaats waar ze gesneuveld waren. Met de betrokken landen werd afgesproken dat het grondgebied van de dodenakkers voor eeuwig ter beschikking van Groot-Brittannië kwam en dat het onderhoud voor rekening van de Britten zou komen.