1914-1918 & 1939-1945 EERSTE & TWEEDE WERELDOORLOG
13-04-2012
The Lady of Loos
The Lady of Loos
Emilienne
Moreau, gekend als de Lady of Loos, werd geboren op 4 juni 1899 in Wingles
gelegen in de noordelijke regio van Pas-de-Calais. Haar vader had 38 jaar in de
mijn gewerkt en nu had hij een kleine kruidenierswinkel. In oktober 1914 werd
Loos waar Emilienne Moreau woonde bezet door de Duitsers. Deze plunderden het
dorp evenals het huis van haar familie. Emilienne die de ambitie had om
onderwijzeres te worden organiseerde in februari 1915, in een kelder, een
school. De lessen werden in beurtrol gegeven want de kinderen waren tussen
dedrie en zestien jaar oud. In
september 1915 wilden de Britten Loos heroveren. Er volgden vier dagen van
hevig vechten. Emilienne Moreau begon haar oorlogsbijdrage met het uitdelen van
chocolade en koeken aan de Britse militairen. Ze veranderde haar ouders huis in
een tijdelijke schuilplaats en verbandpost, waar ze zorgde voor Britse
gewonden. Zij observeerde de Duitse lijnen en hun troepenbeweging en deelde die
informatie mee aan de Britten. Op een bepaald ogenblik, om het leven van een
Britse soldaat te redden, trok zij gewapend met handgranaten en een revolver de
straat op, zij doodde vijf Duitsers!
Emilienne
Moreau Kreeg, zowel van Britse als van Franse zijde, erkenning voor haar
bijdrage aan de oorlog. Ze kreeg o.a. het Franse Croix de Guerre en de
BritseMilitary Medal en de titel van
"The Lady or Heroine of Loos". Het Royal Red Cross erkende haar hulp
aan de gewonde militairenmet een First
Class Award. Sir Douglas Haig noemde haar affectief the Jeanne dArc of Loos.
In 1932
huwde zij met Just Evrard, de vicesecretaris
generaal van de Socialistische Federatievan Pas-de-Calais. Ze hadden twee kinderen. Bij de val van
Frankrijk in juni 1940, geraakte Emilienne Moreau weer betrokken bij de
oorlogsinspanningen. De Duitsers plaatsten haar, gezien haar daden inde vorige oorlog, onder surveillance maar dat
hield haar niet tegen. Ze verdeelde pamfletten en werd een contactpersoonvan de British Information Services. Ze
richtte verschillende weerstandsgroepen op. Wanner haar echtgenoot in 1941
gearresteerd werd veranderde ze haar naam in Jeanne Poirier. Ze diende
eerstals agent in het Brutus netwerk en
vervolgens bij de propaganda groep France Fights. Ze moest noodgedwongen onderduiken
in de regio van Lyon, waar ze missies tussen Lyon en Zwitserland organiseerde.
Ze speelde er een belangrijke en moedige rol. in 1944 moest ze noodgedwongen
bezet Frankrijk verlaten en trok naar Algerije, ook daar bleef ze actief. Later
dat jaar, na D Day, keerde ze naar Frankrijk terug met een Canadese tank
eenheid. Opnieuw kreeg ze hele reeks onderscheidingen opgespeld.
Le
Calvaire dune Jeune Fille
Toute la France connaît le nom d'Émilienne Moreau. Il est désormais inséparable de la
bataille dont Loos-en-Gohelle, en septembre dernier, fut le théâtre. Elle
venait de s'y installer dans une petite boutique de la place de la République
avec sa sur, un très jeune frère et son père, brave porion du Nord retraité
après trente-huit ans de service à la mine, quand la guerre éclate en coup de
foudre. Un matin d'octobre les uhlans arrivent, et c'est
aussitôt l'invasion méthodique et atroce. Les hordes campent, insolentes et
brutales. Pendant un an pas une douleur n'est épargnée à cette enfant de
dix-sept ans, pas une horreur ne fait grâce à ses yeux bleus. Les vivres
manquent. En quelques semaines la faim, les privations, la torture de voir le
pays violé par la botte étrangère, viennent à bout d'un père qui a résisté à
toute une vie dans la mine: il succombe dans ses bras. Elle n'a même pas, la
pauvre enfant, la consolation de pouvoir l'ensevelir dignement. Il ne reste
plus un menuisier à Loos, plus de bois. Les Allemands ont tout pris. Elle court
en chercher jusque dans les lignes ennemies. Sous les balles, sous les obus,
elle s'en va, pieuse Antigone, voler les quelques planches dont elle
confectionne, avec un petit frère de seize ans, un cercueil pour son père.
Et le calvaire continue, interminable série de
douleurs. A peine s'est-elle redressée sous un coup, qu'un second s'abat sur elle.
Un jour elle apprend la mort d'un frère tombé dans les rangs français; le
lendemain, un obus allemand éclate près d'elle sur la place et blesse
grièvement sa jeune sur. Rien
ne décourage sa vaillance.
Na de gevechten in het voorjaar van
1915: Vimy, Lorette,
Neuve-Chapelle,
Festubert,
Ieper, is de zomer op het Britse front in de Artois
en Vlaanderen een relatief kalme periode. Geen enkele grote aanval
wordt ondernomen, toch verliezen de oorlogsvoerders iedere dag honderden mannen
door het sporadisch artillerievuur en actieve snipers (scherpschutters). De
twee kampen benutten deze kalmere periode om hun loopgraven te herstellen en te
versterken, tevens voertmen een
geniepige oorlog met landmijnen. Op vraag van de Fransen breidt het Britse
leger de bufferzone van het front uit tot ten noorden van Ieper en in het
zuiden tot aan Lens. Het nieuwe 3eleger gaat zich in augustus 1915 tussen de
Somme en Hébuterne installeren, dit is in het zuiden van de Pas-de-Calais.
Tussen mei en september 1915 arriveren zon vijftien divisies van het nieuwe
leger Kitcheners Army in Frankrijk en België.
De enige noemenswaardige gebeurtenis
op het Franse front speelt zich af op 15 en 16 juni 1915 bij
Givenchy-lès-La-Bassée. Deze actie gaat gecopuleerd met de hervatting van het
Franse offensief in de Artois door Foch. Dat gebeurt ter voorbereiding van een
grotere operatie in het zuiden bij Loos om de hoger gelegen punten in te nemen.
Het voorbereidende bombardement tegen een uiterst sterk verdedigde zone stelt in
feite niets voor en veroordeelt de infanterie tot een bloedbad! Van een
compagnie van vijf officieren en 170 mannen van de 2nd Yorks ontglippen
slechts 40 man aan de dood of aan verwondingen. Voor de Britten en Canadezen
die aan de gevechten deelnemen loopt de aanval al snel uit op een complete fiasco.
Velen zijn immers nog niet volledig gerecupereerd van de Tweede Slag bij Ieper.
De Slag bij Loos,in september-oktober
1915, is de Britse bijdrage van de grote
geallieerde aanval in de Artois. De
Britten hebben de LOOS-sector pas een maand voor de
aanval van de Fransen overgenomen. Dit in verband met de groei van het Britse
leger. Joffre spreekt bij die gelegenheid over een ideaal terrein voor een
infanterieaanval. LOOS is in die tijd een mijnstadje
omgeven door kolenmijnen met de daarbij behorende installaties en afvalbergen.
Het terrein is over het algemeen open en vlak. Het ligt in een lichte
terreininzinking met een flauwe helling. Een lichte verhoging loopt, in oostelijke
richting, naar heuvel 70. De Duitsers bevinden zich op de wat hoger gelegen
grond, verschanst achter prikkeldraad en in ook naar achteren uitgebouwde
loopgraven met prima schootsvelden voor hun mitrailleurs.
De Franse opperbevelhebber Joffre start
deze actie tegelijkertijd met het Franse hoofdoffensief in de Champagnestreek. Joffre
meent dat het tijdelijke numeriek overwicht van zijn leger een beslissende
doorbraak moet kunnen mogelijk maken. De Fransen gaan zich concentreren op de
heuvelrug van Vimy, de Britten op de mijnstreek in de omgeving van het lager
gelegen Loos-Hulluch op de vlakte van Gohelle. Generaal Haig, die altijd bereid
is om grootschalige aanvallen te ontketenen en zonder rekening te houden met de
massale menselijke verliezen van zijn eenheden, heeft dit keer ondanks een zeer
negatief perspectief zes divisies opgetrommeld. Zijn troepen zijn uitgeput door
de geleden verliezen in het voorjaar en er heerst nog steeds een schrijnend
gebrek aan munitie. Hij rekent echter op een beduidend getalsmatig overwicht
,van 1 op 7, voor de aanval op de
gekozen smalle zone van het front. De Slag bij Loos is voor de Britten door het
aantal betrokken manschappen een van de grootste aanvallen sinds het begin van
de oorlog en wordt door de initiatiefnemers ingeschat als de Big Push.
De
Britten beginnen hun voorbereidende beschieting bij het aanbreken van de dag op
21 september met 110 zware vuurmonden en 84 lichtere vuurmonden, rekening
houdend met een frontbreedte van 12 km. Een ononderbroken bombardement van
vier dagen ennachten werpt 250.000
artilleriegranaten neer op de Duitse verdedigingslinies. Weliswaar zonder reëel
effect.
Door
de moeilijk te voorspellen ontwikkeling van de windrichting besluit de door
twijfels gekwelde Haig pas op het laatste moment om gas te gebruiken. De
Britten verspreiden in de ochtend van 25 september 1915 140 ton chloorgas. Ze
doen dat door middel van 5.000, in de eerste linie, geplaatste gascilinders.
Dat chloorgas wordt gelost als aanvulling op het spervuur van de artillerie
waarvan men denkt dat het niet voldoende is geweest. Na de gruwelijkekennismaking ( in april) met het Duitse chloorgas
nabij Ieper, maken de geallieerden voor het eerst gebruik van dit wapen nabij
Loos! Met dat gas willen ze de eerste Duitse linie uit te schakelen. De Britten
beschikken zelf slechts over zeer primitieve gasmaskers. De draaiende wind
jaagt op sommige plaatsen de gassen terug naar de Britse loopgraven. Gelukkig
telt men aan Britse kant slechts zeven doden, maar toch zijn er meer dan 2.600
mannen met het gas in aanraking gekomen en buiten gevecht gesteld. De Duitsers
slaan in de eerste instantie in paniek. Aan hun kant komen ongeveer 600
soldaten om door vergassing.
Om
06.30 word de aanval ingezet met zes divisies, 75.000 Britse
infanteriesoldaten kruipen uit de loopgraven. De zuidelijke zone van de aanval
registreert op de eerste dag een spectaculair succes. De aanvallers,
gedeeltelijk aan het zicht onttrokken door rookschermen, nemen het dorp Loos in
vanaf heuvel 70 en trekken op naar Lens. De opmars is echter van korte duur
vanwege het munitiegebrek en de vertraging van de versterking. De Duitsers
nemen heuvel 70 terug. Meer naar het noorden is de Britse opmars beperkter want
de aanvallers stuiten op de sterke fortificaties van de Hohenzollern Schans.
Dit is een uitgebreid complex van loopgraven en onderaardse stevige schuilplaatsen.
Ze worden bedolven onder mitrailleurvuur, maar nemen desondanks een deel van de
versterkte eerste linie in, voornamelijk rond de Hohenzollern Schans. De Duitse
mitrailleurs hebben schade aangericht, de Britten tellen in één dag 8.500
doden, het grootste verlies sinds het begin van de oorlog.
De volgende dag, op 26 september,
arriveert de Duitse versterking in groten getale om de bressen te vullen. De
Britten lanceren een aanval, maar zonder voorafgaand bombardement. Het loopt
uit op een bloedbad! Het merendeelwordt
gedood door mitrailleurvuur. De Britten beginnen met sommige nieuw verworven
stellingen van de vorige dag te verlaten. De sporadische gevechten, veelal rond de Hohenzollern Schans, aduren nog
enkele dagen voort, voordat het Britse opperbevel eindelijk besluit tot
terugtrekking en constateert dat de slag een totale mislukking is. De Britten doen een nieuwe poging op 13
oktober, weer met gebruik van oorlogsgassen. Ook deze aanval mislukt! In tien
minuten verliest de 46eDivisie 180 officieren en 3.583 manschappen voor
de Hohenzollern Schans.
Dit keer zijn de Britse verliezen
angstwekkend hoog!! Er zijn 50.000
gewonden, doden en vermisten (minstens 20.000 doden). Onder de vermisten, de
enige zoon van schrijver Rudyard Kipling. Rudyard Kipling, schrijver van het
Jungleboek, Nobelprijswinnaar in 1907, is in 1914 een voorstander van inmenging
van het Britse Rijk in de Eerste Wereldoorlog. Zijn enige zoon John, aan wie
hij in 1910 het beroemde gedicht 'If' (you'll
be a Man, my son) opdraagt, wenst, zoals zijn opvoeding hem
ingeeft, ten strijde te trekken. John wordt eerst geweigerd op grond van zijn
slechte gezichtsvermogen. Door toedoen van zijn vader wordt hij alsnog
ingedeeld bij de Irish
Guards. Kipling blijft ontroostbaar en te vergeefs de omgeving van
Gohelle afzoeken naar sporen van zijn vermiste zoon. De stoffelijke resten van
John Kipling worden pas in 1991 geïdentificeerd en rusten nu op de
begraafplaats Saint-Marys Advanced Dressing Station Cemetery in
Haisnes. Diverse nieuwe eenheden met rekruten die voor het eerst vochten, zijn volledig
uiteengeslagen. De verliezen zijn bijzonder hoog bij de Schotse troepen en officieren.
De Duitse verliezen liggen voor de helft lager. Tegelijk met de Britse
nederlaag in Loos eindigen de Franse offensieven in de Artois en de
Champagnestreek na een hoopvol begin ook op wrede teleurstellingen.
De grootste consequentie van het
falen bij Loos is de vervanging van generaal French als opperbevelhebber van
het Britse leger door Haig, dat gebeurt op 19 december 1915. Ondanks de ondergane
beproevingen is het nieuwe Britse leger begin 1916 in volle bloei. De Duitse
aanval op Verdun heeft een nieuwe uitbreiding van het Britse westfront als
gevolg. Vanaf maart 1916 loopt het front van Ieper tot aan de Somme, de Fransen
hebben immers de Artois verlaten om het hete hangijzer Verdun aan te pakken.
Nadat
de gevechten bij LOOS tot stilstand zijn gekomen
claimden beide partijen de overwinning . Hoewel er objectief bezien geen
sprake van overwinning kan zijn trachten de Engelsen in hun literatuur daar
toch wat inhoud aan te geven: A great deal of nonsense has been written about LOOS. The real tragedy of that battle was its nearness to
complete succes. But, alas, neither ammo nor reinforcements were immediately
available and the great opportunity passed.
Hoewel
er in de Eerste Wereldoorlog vaak word gesproken van les Généraux de
Châteaux, omdat de gevechten op de hogere niveaus veelal geleid worden vanuit
wat meer achterwaarts gelegen kastelen (die zijn er nu eenmaal veel in
Frankrijk), is het des te opmerkelijker, dat er in de slag bij LOOS drie Britse generaals zijn gesneuveld. Bijvoorbeeld de
commandant van de 7e divisie, die voorin zijn troepen leidt,
sneuvelt wanneer hij een van de laatste reservepelotons in de strijd voorgaat
omdat de pelotonscommandant voor zijn voeten is neer gevallen.
Het is een schrikwekkende
constatering dat de ernstige fouten van het opperbevel tijdens de Slag bij Loos
over het hoofd zijn gezien en dus herhaald worden op de eerste dag van de Slag
bij de Somme, die op 1 juli 1916 uitloopt op de grootste ramp in de hele Britse
militaire geschiedenis.
GOTT MIT UNS Tijdelijke tentoonstelling in het IJzertorenmuseum
Tijdelijke tentoonstelling
GOTT
MIT UNSin het
IJzertorenmuseum
IJzerdijk 49 te 8600
Diksmuide
In de geschiedenis zien
we steeds dat de mens zijn krachten wil vergelijken met de goden. Wie een
oorlog wilde winnen, moest aan een oorlogsgod offeren. Daarna kwamen dan de
oorlogen die werden gevoerd voor godsdienstige redenen: de kruistochten, de
conflicten tussen katholieken en protestanten, recent nog, de Jihad. Ook het
Amerikaans leger probeert nu nog mensen in te lijven onder de leuze... 'based
ons Christian values'.
Bij het uitbreken van WO
I zien we dat de strijdende partijen de naam van God nog vaak gebruiken in hun
militaire attributen en hun waarden, o.a. Gott mit uns, God strafe England,
Dieu avec nous, ... Daarnaast
willen we tonen hoe dat geloof in de loopgraven tot uiting kwam: uitingen van
verschillende godsdiensten (met oa. link naar Talbot house Poperinge),
misvieringen in en achter de loopgraven, aalmoezeniers, brancardiers,
bedevaarten naar Lourdes, beschermingsmedailles, ... Wat was het standpunt van
Kardinaal Mercier en de paus tijdens de oorlog ? Wat met de niet-gelovigen? Wat
met de Franse anti-clericalistische strekking ?
De tentoonstelling 'Gott mit uns' hebben wij o.a. te danken
aan de grote inzet van Philippe
Oosterlinck,Frankie
Van Rossem en conservator Peter Verplancke.
Bayernwald is een unieke site in Wijtschatedie de herinnering aan de Eerste Wereldoorlog levig houdt. Ze werd na een jaar restauratie geopend in april 2004.Bayernwald is de enige Duitse site uit de Eerste Wereldoorlog in Vlaanderen met een unieke combinatie van een loopgravenstelsel, een mijnenschacht en bunkers. Men kan er zien hoe de Duitsers, onder leiding van Rupprecht van Beieren, op deze plek in de huidige gemeente Heuvelland een heuvel omgebouwd hebben (tussen 1914 en 1917) tot een onneembare vestingombouwden. Wat nu nog te zien is maakt amper 10% uit van wat het ooit was. Vier betonnen bunkers, 320 meter loopgraven en twee mijnschachten, 25 meter diep, zijn gerestaureerd. Ze maakten deel uit van de Duitse versterkingen op de Wijtschate-Messines Ridge.
Momenteel is een nieuwe fase in de restauratiewerken bezig. Ze biedt de bezoekers een interessante inkijk op het technisch vernuft van de Duitse loopgraven zoals die vanaf 1916 op die plaats effectief in gebruik werden genomen.
De heuvelrug waarop 'Bayernwald' gelegen is, vormt de laatste natuurlijke hindernis op weg naar de zee. Bayernwald ligt op een hoogte van 40 meter en heeft hierdoor uiteraard een heel grote militair-strategische waarde. Wie tijdens de oorlog op een hoogte of heuvel ligt , heeft immers het nodige zicht op het front. Hij kan zijn artillerie trefzekerder richten en zijn stellingen makkelijker verdedigen. Daarom strijden Franse en Beierse militairen in november 1914 verbeten om het bezit van deze plaats. De Duitsers winnen het treffen en Kroonprins Rupprecht von Bayern geeft de plaats officieel de naam van Bayernwald. Rond Diksmuide loopt het front vast door de onderwaterzetting van de IJzervlakte. Beide partijen graven zich in! Het fundamentele probleem van de Eerste Wereldoorlog is dan ook dat van de doorbraak. Van 1914 tot de zomer van 1917 bouwen de Duitsers hetBayernwald uit tot een onneembare vesting. Wat nu nog rest is maar 10% van wat het Bayernwald ooit in 1917 geweest is.
Tijdens de oorlog is het hier op het eerste gezicht, een vrij (relatief)rustige frontsector, de beide legers zitten vast in hun stellingenoorlog. Om deze te kunnenlaten openbarsten trachten ze ondergronds elkaars posities te gaan ondermijnen. De Duitsers in Bayernwald denken dat hun loopgraven op grote diepte worden ondergraven en dat de Britten er duizenden kilos springstof zullen plaatsen. De Duitsers bouwen en graven als tegenactie metersdiepe luisterschachten om de werkzaamheden van de Britten beter te kunnen volgen. Ze gaan ook tientallen raids in het vijandelijk gebied uitvoeren, ze hopen om zo te weten te komen wat de Britten van plan zijn. Maar de verschillende dieptemijnen die in 1917 gaan ontploffen, worden elders geplaatst. Na deze mijnenslag van 1917 komt Bayernwald ver achter de Britse linies te liggen. Tijdens de slag om de Kemmelberg, in het voorjaar van 1918, heroveren de Duitsers deze positie. Hun aanwezigheid is er deze maal van kortere duur, het bos wordt op 28 september 1918 door Britse eenheden van de 34steDivisie heroverd. Op 11 november is de oorlog voorbij.
De Britten bereiden in 1916een groot offensief voor. Ze willen de Duitsers, letterlijk, uit hun hoger gelegen posities wegblazen. Ze gaan over de gehele frontlinie op 24 plaatsen en op grote diepte mijnschachten graven, hun tunnels lopen tot onder de Duitse stellingen. Aan het einde van de tunnel is een kamer gegraven waarin de Britten duizenden kilos springstoffen plaatsen.
In het Bayernwaldzijn de Duitsers ongerust. De blauwe klei die ze wat verderop bij het Bois Carré, nabij Sint-Elooi en ook nabij de Hollandse Schuur zien, toont aan dat de Britten diep aan het graven zijn. De Duitsers graven als reactie luisterschachten uit, zoals de Berta 1 tot de Berta 6. Daar diep onder de grond hopen ze te kunnen horen waar de vijand aan het graven is, om zo dan deze vijandige werken proberen te vernietigen. In realiteit werken de Britten er aan een 400 meter lange infanterieverbinding, zo kunnen hun manschappen veilig van en naar hun eerste en tweede frontlijn lopen.
In 1971 wordt de Berta 4 die bij toeval door de familie Becquart ontdekt. In de zomer van 1971 zijn André Becquart en zijn zoon Ignace aan het jagen in het Croonaertbos te Wijtschate. Wanneer ze de vermoedelijke schuilplaats van een gewond konijn beginnen uit te graven, gaat de grond plotseling schuiven en wordt een diepe schacht zichtbaar.
De schacht heefteen diepte van 25 meter, met daar boven de resten van een houten schachtbarak. Hierin stond tijdens de oorlog een windassysteem om de klei naar boven te halen of om deDuitse gravers naar beneden te laten. De bestaande constructie is nog 17 meter diep en er zijn nog restanten van een luchtpijp en van een ijzeren ladder.
In de Wytschaeteboog wordt de Duitse verdediging geconcentreerd rond vooruitgeschoven posities op die natuurlijke hoogtes, zoals 'Sint-Elooi', 'Bayernwald', 'Hollandse Schuur', 'Petit Bois', 'Maedelstede', 'Peckham', 'Spanbroekmolen', Op 7 juni 1917 laten de Britten tussen Ieper en Mesen de 24 dieptemijnen ontploffen, maarvijf dieptemijnen weigeren dienst en ontploffen niet. Duizenden kilosaarde, beton, stellingen, wapentuig en uiteraardDuitse militairen vliegen de lucht in. De ontploffingen van in totaal 500.000 kg springstof zijn oorverdovend en dus ver hoor- en voelbaar. De desorganisatie is onbeschrijfbaar. Tijdens de daarop volgende Britse verrassingsaanval wordt er uiteraard Duits gebied veroverd. Achterafgetuigen de Britten dat Bayernwald het de best verdedigde ondergrondse sector in Vlaanderen was. Vanaf 1916 richten de Duitsers hun verdediging en bunkerstellingen op de hoogtesin. Overal worden mitrailleurs opgesteld die alles onder vuurkunnen houden en elke aanval moeten afslaan. Veel betonnen bunkerszitten half ingegraven, waardoor ze moeilijk te zien zijn.
De bunkers in Bayernwald hebben slechts een hoogte van 1,20 meter. Ze zijn alleen bedoeld als een veilig schuiloord tijdens beschietingen.a De meeste bunkers zijn in gegoten beton. Daar waar het nabij de frontlijn te onveilig is om bunkers te gieten, gaan de Duitsers bunkers bouwen met betonstenen. De overblijvende bunkers in het Bayernwald behoren tot beide types en dateren van de zomer 1916. De bunkers zijn gebouwd op gegoten platforms en rusten op een laag van zachtere stabilisering. Al de bunkers bestaan uit twee kamers, die binnenin verbonden zijn met een deuropening en iedere kamer heeft een koker voor een kachelaansluiting en/of periscoopgebruik. In september 1918 staan er in het oorspronkelijke Bayernwald tien betonnen bunkers die samen ruimte bieden aan 47 Duitse soldaten. Na de oorlog zijn de betonnen stenen gegeerde materialen voor de heropbouw, zodat dit bunkertype heden ten dage zeldzaam is geworden.
In 1914 maakt ook het stuklandbouwgrond, gelegen aan de overkant van de toegangsweg, deel uit van Bayernwald. Hier brengen de Duitsers, in moeilijke omstandigheden, de eerste drie winters van de oorlog door. Door de hoge grondwaterstand worden de loopgraven vooral met zandzakken opgebouwd. De vele beschietingen maken er een drassig en chaotisch geheel van. Daarom beginnen de Duitsers, op de huidige site Bayernwald, in hetvoorjaar 1916 met de aanleg van een goed verdedigbare tweede lijn. Een linie met ingegraven loopgraven en betonbunkers. De materialen worden met behulp van een smalspoorlijn tot op de plaats aangevoerd. In februari 1917 trekken de Duitsers zich dan bijna geheel op deze nieuwe frontlijn terug, maar er blijven wel nog een aantal verbindingsloopgraven bestaan naar enkele vooruitgeschoven posten. Eén ervan bevindt zich op deze site. De huidige loopgraven zijn volledig gereconstrueerd op basis van archeologisch onderzoek en oude Duitse stellingskaarten. De onderbouw van de loopgraaf bestaat uit omgekeerde A-frames met daarop de loopplanken, het water wordt eronder weggevoerd. De wanden zijn gesteund met stevig verankerd vlechtwerk in wilgentenen.
(Info: Persmap naar aanleiding van de officiële opening van Bayernwald te Wijtschate-Heuvelland)
De gemeente Heuvelland heeft een gebruikersovereenkomst op zak met eigenaar René Declercq en heeft het recht van opstal voor didactisch materiaal. De gemeente staat ook in voor het opvolgen van de restauratiewerken en de subsidiedossiers. Bayernwald werd ingehuldigd door Prins Wolfgang van Beieren. De bouwer was een broer van zijn grootvader.
Om Bayernwald te bezoeken dienen bezoekers zich eerst aan te melden in het VVV-kantoor te Kemmel.
De weg tussen Ieper en Menen
speelde een belangrijke rol tijdens de Eerste Wereldoorlog. Beide partijen
gebruikten de kasseienweg en spoorlijn voor aanvoer van bevoorrading (munitie,
wapens, troepen, voedsel, ...) en het evacueren van gewonden en doden op het
slagveld. Het is dan ook niet verwonderlijk dat vier jaar lang een hevige
strijd woedde om de Menin Road. Niet voor niets groeven de Duitsers een tunnel
tussen 't Hooge en 't Kantientje. Of plaatsten de Britten camouflage langs de
weg. Of werden nieuwe wapens ingezet in de hoop het front te kunnen doorbreken.
Als afsluitervan de cursus The Menin Road
Experience werd op zaterdag 24 maart een wandeling georganiseerd met
als thema "De Slagen bij 't Hooge". Tijdens de wandeling, onder de deskundige begeleiding van Wouter Feys, werd een o.a.
bezoek gebracht aan het Menin Road Museum, het Hooge Crater Museum de loopgravensite van Kasteel hof t Hooge,
Bellewaerde Farm, Railway Wood...
KAASKERKE - Het Vlaamse Gewest restaureert de Calvarieberg en de Duitse
bunker bij de Dodengang. Daarmee wordt een uniek stukje Kaaskerkse geschiedenis
tegen aftakeling beschermd. 'De Calvarieberg langs de IJzerdijk is destijds
gebouwd als protest tegen de bouw van de IJzertoren. De Belgicisten gingen er
aanvankelijk op bedevaart. De Duitse bunker even verderop is al even
merkwaardig. Die bunker staat op werpafstand van de Dodengang. Er zijn weinig
plaatsen in het oorlogsverleden waar de Belgen zo dicht bij de vijand gelegerd
waren. Beide legers konden letterlijk met munitie naar elkaar gooien'.
De Vlaamse overheid is via Waterwegen en Zeekanaal eigenaar van beide beschermde
oorlogsmonumenten. 'Tijdens de bijeenkomst met de stad is gebleken dat de
Vlaamse overheid beide monumenten nog dit jaar zal restaureren. Als eigenaar
betaalt de Vlaamse overheid de factuur van de werken.
Beschrijving Locatie:Gelegen laangs de IJzerdijk, langs de
IJzer, in een bocht van de straat, op ongeveer 200m van de Hoge Brug, ter
hoogte van het huisnummer 56.
Beschrijving Relict:Wit rechthoekig gebouw met 2
verdiepingen. De voorgevel is in trapvorm opgebouwd, met een licht
vooruitstekend deel waarvan de muurvlakken geprofileerd zijn en met in het
midden de toegangsdeur. Op het dakterras, waarvan de voorgevel trapsgewijs
opgebouwd is en dat bereikbaar is via twee zijtrappen aan de buitenzijde,
bevindt zich een kruis op een hoge eveneens trapsgewijs versmallende sokkel.
Het draagt een bronzen Christus aan het kruis. In de kapel bevindt zich een
altaar. Boven de ijzeren toegangspoort in vlakreliëf, in drukletter, 'O Crux
Ave Spes Unica', '1914-1918'. Verder nog 'Cette chapelle fut renovée par
Baugniet Marcel de Marcinelle'. H. 1321 cm x Br. 1005 cm x D. 425 cm
Uitvoering: Carl Beyaert architecte, Iseghem (gesigneerd)
Historische Achtergrond: Reeds op 30 maart
1924 kondigt het blad de Poperingenaar de oprichting van deze Calvarieberg aan.
Het monument, een initiatief van de Brugse bisschop, mgr. G.J. Waffelaert,
waarvan men ten onrechte schreef dat het zich bevond op de plaats van de
Dodengang, werd echter pas op 23 september 1928 ingewijd door de bisschop, in
aanwezigheid van prins Leopold en prinses Astrid. Merkwaardig is dat, om een
onbekende reden, de gemeenteraad van Diksmuide beslist had op het stadhuis geen
officiële ontvangst van de prinsen en de personaliteiten te organiseren, naar
aanleiding van deze plechtigheid. Het monument was bedoeld als religieus
monument voor alle aan de IJzer gesneuvelde geallieerde soldaten, maar
ongetwijfeld ook als een concurrent voor de in opbouw zijnde IJzertoren. De
enkele naoorlogse bedevaarten werden spoedig stopgezet. Vroeger stond rechts
naast de ingang nog in vervaagde letters 'Aan onze gesneuvelden - A nos morts -
... our fallen [soldiers]'. Deze tekst werd overschilderd, toen het gebouw in
1985 werd herschilderd.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd hevig gevochten om de bossen net ten zuiden van Zonnebeke. Tijdens de 1steSlag bij Ieper moesten de Duitsers zelfs hun Pruisische elitetroepen inzetten om het bos te veroveren. En ook tijdens de beruchte 3deSlag bij Ieper werd het bos tot een bloedig slagveld omgetoverd.
Op zondag 12 februari 2012 wandelde ik samen met andere leden van War And Remembrance vzwdoor 'Polygone Wood'. Dit gebeurde in het interessante gezelschap van Johan Vandewalle, amateur archeoloog en dé kenner van de ondergrondse oorlog, hij leidde ons doorheen Polygone Wood. We bezochten er o.a. enkele betonconstructies, gingen op zoek naar sporen van loopgraven en brachten uiteraard ook een bezoekje aan de militaire begraafplaatsen.
Polygoonbos - Polygon Wood De Polygoonbos word ook wel eens "Doelbos" genoemd en ligt een anderhalve km van Zonnebeke dorp. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd het bos compleet verwoest. De Duitsers werden eind oktober 1914 door de Britten uit het bos verdreven die later op 3 mei tijdens de Tweede Slag om Ieper werd heroverd door de Duitsers. Op het einde van september 1917, werden de Duitsers door de Australische troepen uit het bos verdreven zodat de Australische troepen het bos in handen kregen. Tijdens het Duitse Lente-offensief, heroverde de Duitsers het bos maar werden voorgoed verdreven door de 9th Scottish Division op 28 september 1918.
Polygon Wood Cemetery De aanleg van de Polygon Wood Cemetery begon in september 1917 tot april 1918. Een jaar na het ontstaan werd de begraafplaats opnieuw gebruik genomen. De begraafplaats bevat 103 Commonwealth militairen, waarvan 17 niet-geïdentificeerde, van de Eerste Wereldoorlog waarvan 60 militairen van New Zeeland en 1 Duitser. De begraafplaats bestaat uit twee delen. Bij het intreden van de eerste gedeelte, bevind het offerkruis. De graven, liggen op het tweede gedeelte van de begraafplaats. De begraafplaats heeft een oppervlakte van 1780 m² die door een ruwstenen muur is omgeven. Polygon Wood Cemetery ligt in de Lange Dreve in Zonnebeke tegenover de Buttes New British Cemetery, Polygon Wood. Het kreeg de naam van de nabij gelegen staatsbos, Polygoonbos.
BUTTES NEW BRITISH CEMETERY, POLYGON WOOD Een wandelpad met langs weerszijden een muur leidt van Polygon Wood Cemetery, langsheen het Cross of Sacrifice, naar Buttes New British Cemetery. Deze begraafplaats werd na de oorlog aangelegd door de bijzetting van een groot aantal stoffelijke overschotten van de slagvelden rond Zonnebeke. De meesten stierven in 1917, enkelen in 1914, 1916 of 1918.Er werden 2103 doden begraven of herdacht. Hieronder zijn er 1675 niet-geïdentificeerde. Er kwamen 'special memorials' voor 23 Nieuw-Zeelandse militairen en 12 van het Verenigd Koninkrijk "Known/Believed to be buried in this cemetery".Op de begraafplaats staat ook een vermistenmonument voor Nieuw-Zeelandse militairen die in deze omgeving sneuvelden van september 1917 tot mei 1918. De begraafplaats heeft een oppervlakte van 15145 m² en is door een ruwstenen muur omgeven. Bijzettingen (Commonwealth War Graves Commission) : Verenigd Koninkrijk : 1295, Canada : 50 ,Australië : 564, Nieuw-Zeeland : 162, Niet-identificeerbaar : 30 ,Totaal Commonwealth : 2101
Lichamen van Duitse militairen gevonden, 94 jaar na dat ze werden gedood !
Lichamen van Duitse militairen gevonden, 94 jaar na dat ze werden gedood in een tunnel. De Duitsers waren mannen van de 6eCompagnie van het 94eReserve Infanterie Regiment. De tunnel was +- 100m lang en zat zon 5meter diep en werd ontdekt nabij het Franse stadje Carspach in Elzas. In de tunnel konden 500 man schuilen. De schuilplaats op 18 maart 1918 door de Fransen vernietigt.
MailOnline Last updated at 6:37 PM on 10th February 2012 The 'Pompeii' of the Western Front: Archaeologists find the bodies of 21 tragic World War One German soldiers in perfectly preserved trenches where they were buried alive by an Allied shell
Men were killed when a huge Allied shell exploded above the tunnel in eastern France in 1918, causing it to cave in
Engineers find trench network 18ft beneath the surface near town of Carspach while excavating for a new road
Scene likened to Pompeii after skeletal remains found in same positions the men had been in at the time of the collapse By Graham Smith
The bodies of 21 German soldiers entombed in a perfectly preserved World War One shelter have been discovered 94 years after they were killed. The men were part of a larger group of 34 who were buried alive when a huge Allied shell exploded above the tunnel in 1918, causing it to cave in. Thirteen bodies were recovered from the underground shelter, but the remaining men had to be left under a mountain of mud as it was too dangerous to retrieve them. Nearly a century later, French archaeologists stumbled upon the mass grave on the former Western Front in eastern France during excavation work for a road building project. Many of the skeletal remains were found in the same positions the men had been in at the time of the collapse, prompting experts to liken the scene to Pompeii. A number of the soldiers were discovered sitting upright on a bench, one was lying in his bed and another was in the foetal position having been thrown down a flight of stairs. As well as the bodies, poignant personal effects such as boots, helmets, weapons, wine bottles, spectacles, wallets, pipes, cigarette cases and pocket books were also found. Even the skeleton of a goat was found, assumed to be a source of fresh milk for the soldiers. Archaeologists believe the items have been so well-preserved because hardly any air, water or lights had penetrated the trench. The 300ft-long tunnel was located 18ft beneath the surface near the small town of Carspach in the Alsace region of France.Michael Landolt, the archaeologist leading the dig, said: 'It's a bit like Pompeii. Everything collapsed in seconds and is just the way it was at the time. 'Here, as in Pompeii, we found the bodies as they were at the moment of their death. Some of the men were found in sitting positions on a bench, others lying down. One was projected down a flight of wooden stairs and was found in a foetal position. 'The collapsed shelter was filled with soil. The items were very well-preserved because of the absence of air and light and water.'Metal objects were rusty, wood was in good condition and we found some pages of newspapers that were still readable. Leather was in good condition as well, still supple. 'The items will be taken to a laboratory, cleaned and examined. Archaeologists also uncovered the wooden sides, floors and stairways of the shelter. The dead soldiers were part of the 6th Company, 94th Reserve Infantry Regiment. Their names are all known - they include Musketeer Martin Heidrich, 20, Private Harry Bierkamp, 22, and Lieutenant August Hutten, 37, whose names are inscribed on a memorial in the nearby German war cemetery of Illfurth. The bodies have been handed over to the German War Graves Commission but unless relatives can be found and they request the remains to be repatriated, it is planned that the men will be buried at Illfurth. The underground tunnel was big enough to shelter 500 men and had 16 exits. It would have been equipped with heating, telephone connections, electricity, beds and a pipe to pump out water. The French attacked the shelter on March 18, 1918 with aerial mines that penetrated the ground and blasted in the side wall of the shelter in two points.
Memorial voor de verdwenen US begraafplaats te Foy
Memorial voor de verdwenen US begraafplaats te Foy.
Het monument bevind zich recht voor de Duitse befraafplaats van Recogne.
Het herinnert er ons aan dat hier een grote Amerikaanse begraafplaats was met graven van slachtoffers van de Ardennen slag. De 2701 graven werden overgebracht naar andere begraafplaatsen of overgebracht naar de U.S.A.
Memorial Former American Cemetery Foy
The monument is right across the German cemetery from Recogne. It commemorates the fact that there was a large American Cemetery over here, with graves of casualties of the Battle of the Bulge. The 2701 graves on this cemetery were replaced to other cemeteries or to the U.S.A.
Opschrift van het monument: The memorial contains the following appealing inscription:
We have only died in vain if you believe so; You have to decide the wisdom of our choice, By the World which you shall build upon headstones, And the everlasting truth, which have your voice.
Though dead, we are no heroes yet, nor can be, til the living by their lives which are the tools. Carve us the epitaph of wise men, And give us not the epitaph of fools.
Oradour-sur-Glane is een gemeente en plaats in Frankrijk. Het dorp werd in 1944 verwoest in het bloedbad van Oradour-sur-Glane. Na de oorlog werd het dorp nabij de ruïnes herbouwd.
Oradour-sur-Glane was een dorpje zoals zovele in Frankrijk. Onbezorgd en idyllisch trok de oorlog aan het dorp voorbij. Af en toe kwam er wel eens een verdwaalde Duitser uit Limoges, zo'n 15 kilometer ten noordoosten van Oradour in het dorpje langs. Ondanks dat het een klein dorp was, had het drie schooltjes, een kleuterschool en een jongens- en meisjesschool. Tegen het einde van 1940 was het nodig een extra schooltje op te richten voor de vluchtelingen uit Moselle (Moezelstreek) die uit hun huizen waren gejaagd door de Duitsers. Een paar keer per dag liep er een tram naar Limoges en haalde en bracht het werkvolk en dagjesmensen. De laatste zondag van augustus was de jaarlijkse feestdag in Oradour waarbij de jeugd in draaimolens zat en de ouderen hun wijn dronken.
Het bloedbad van Oradour-sur-Glane vond plaats op de 10ejuni van 1944. Dat inferno vond plaats in de Franse gemeente Oradour-sur-Glane. Het dorp werd die dag door het eerste regiment 'Der Führer' van de 2eSS-Panzer-Division Das Reich bezet en werd dan finaal vernietigd. Bij deze verschrikking werden 642 mensen vermoord. Slechts zes personen overleefden de moordpartij.
De legereenheid stond onder commando van A, majoor Diekmann, kapitein Kahn en luitenant Heinz Barth.Er zouden ook militairen uit Elzas deel hebben uitgemaakt van deze divisie. Deze Frans sprekende militairen zouden gedwongen geweest zijn om deel uit te maken van Lammerdings elitetroepen. (Fransen uit de Elzas die tijdens de Duitse bezetting na de annexatie in het Duitse Rijk vanaf 1942 onder dwang ingelijfd waren bij de Wehrmacht of de SS)
Hypothesen over de aanleiding; over de reden van de overval op Oradour bestaan slechts vermoedens!
-Als andere aanleiding wordt de actie genoemd van het Franse verzet op 8 juni 1944. Toen werd in Saint-Junien, een plaatsje nabij Oradour, een spoorbrug opgeblazen.Hierbij werden twee Duitse militairen gedood, waaronder een zekere Kämpfe, die een persoonlijk vriend was van majoor Diekmann, onder wiens bevel het regiment stond dat de massamoord in Oradour pleegde. MAAR dat verhaal klopt niet met het werkelijke verhaal van SS-Sturmbahnführer Helmut Kämpfe! Het was juni 1944, de dag na D-Day. SS-Sturmbahnführer (Majoor) Helmut Kämpfe was onderweg naar zijn divisie in de Franse regio Limousin. Hij had het bevel gekregen om de divisie te mobiliseren en naar Normandië te gaan om daar de geallieerden terug te slaan. Plotseling dook er een groep Franse verzetsstrijders op, en na een kort vuurgevecht werd de majoor gevangen genomen. De volgende dag werd Kämpfe in Oradour-sur-Vayres door het verzet geëxecuteerd. Kämpfe had de hoogste rang van alle Duitsers die het verzet tot dan in handen had gekregen. Zijn terechtstelling moest een voorbeeld stellen tot wat zij in staat waren. De wraak van de Duitsers bleef echter niet lang uit Zodra het duidelijk werd dat Kämpfe gekidnapt was door het verzet, zonden de Duitse bezetters troepen uit om hem te vinden. Hieronder was ook het 1stebataljon van de 4deregiment SS Panzergrenadiers onder het commando van Adolf Diekmann, een persoonlijke vriend van Kämpfe. Op 10 juni vernam Diekmann, van twee leden van de Franse geheime politie het nieuws over Kämpfes executie. Hij plande een wraakactie.Zijn troepen werden verzameld, en de colonne trok naar Oradour-sur-Glane (door een misverstand verwisseld met Oradour-sur-Vayres, waar de executie plaats vond).
-Een andere hypothese: Het zou een represaillemaatregel geweest zijn, waarbij de keuze op Oradour viel omdat dit dorp tevens een opvangplaats was geworden voor vluchtelingen uit de Moezelstreek sinds eind 1940. Deze vreemdelingen hadden in Oradour een thuis gevonden en maakten inmiddels deel uit van het dorp: voor hen en met hen werden scholen gesticht en er werd een speciale leraar (ene Gougeon) aangetrokken uit de Moezelstreek.
De reden voor de massamoord in Oradour kan dus een combinatie zijn van een aantal drijfveren! Een revanche voor D-day, een represaille voor de gebeurtenissen in St. Junien, de moord op SS-Sturmbahnführer Helmut Kämpfeen het vereffenen van een oude rekening met het lastige volk uit de Moezelstreek die werden geacht verdreven en verspreid te zijn en hadden desondanks een nieuw thuis gevonden.
Welke reden ook, geen enkele kan gerechtvaardigd worden!!!!!
Het bloedbad
De wraakdaad vond plaats op zaterdag na 12.00 uur. De Duitse majoor Dickman bracht alles in paraatheid naar Oradour te gaan. Zijn colonne kwam om 13.30 uur aan in Oradour. Binnen de 30 minuten was het gehele dorp omsingeld en alle toegangswegen en in- en uitgangen werden afgesloten. Diekmann richtte zijn commandopost op in een boerderij die tussen Oradour en het dorpje Bordes lag. Het in der haast uitgedachte plan bleek koel en efficiënt. Als reden van de overrompeling werd verwezen naar een routineuze identiteitscontrole, waarvoor alle inwoners op het marktplein moesten bijeenkomen. Daarna werden mannen en vrouwen gescheiden. Rond 16.00 begon de moord!
1953het proces!!
Drie jaar na het beëindigen van het onderzoek, op 12 januari1953, startte voor de militaire rechtbank te Bordeaux het proces tegen 21 beklaagden. Onder hen de reeds in 1951, voor het Bloedbad van Tulle, ter dood veroordeelde Lammerding. Deze verbleef in Düsseldorf en werd ondanks herhaalde aanvragenniet uitgeleverd. Ook Heinz Barth stond terecht samen met veertien zogeheten Malgré-Nous (Fransen uit de Elzas). Slechts een van hen was als vrijwilliger in dienst getreden. In eerste instantie voorzag de Franse wet op oorlogsmisdaden echter niet in de eventuele vervolging van landgenoten. Slechts na een bezoek van de Franse president Vincent Auriol aan Oradour in 1947 werd op 15 september1948 door de Assemblée Nationale een wet goedgekeurd die voorzag in een groepsverantwoordelijkheid voor oorlogsmisdaden, in zoverre deze groep tijdens de Processen van Neurenberg als criminele organisatie erkend was. Dit was het geval voor de SS.
In eerste instantie vochten de advocaten van de Elzassers, onder wie de stafhouder van de balie van Straatsburg en oud-gedeporteerde Mr.Schrechenberg de rechtsgeldigheid van de vervolging op basis van de wet van 1948 aan maar zonder resultaat. Tijdens de daaropvolgende verhoren ontkenden op een na alle beklaagden hun betrokkenheid bij de moordpartij. Maar nog tijdens het proces op 27 januari wordt de wet van 1948 na hevige debatten in het parlement afgeschaft. Nochtans besloot de voorzitter van de rechtbank dat het proces tegen de beschuldigden verdergezet zou worden op basis van de individuele responsabiliteit van de beklaagden.
De uitspraak viel in de nacht van 12 op 13 februari1953. Van de Duitse beklaagden werd sergeant Lenz ter dood veroordeeld. Eén die zijn afwezigheid tijdens het bloedbad kon bewijzen werd vrijgesproken. De overige beklaagden kregen straffen van tien tot twaalf jaar dwangarbeid. De Malgré-Nous kregen straffen van vijf tot twaalf jaar dwangarbeid of vijf tot acht jaar gevangenis. Alleen de Waffen-SS vrijwilliger werd ter dood veroordeeld voor landverraad.
Het vonnis zorgde meteen voor weerwerk in de hele Elzas, en parlementslid Pierre Pflimlin, verkozene uit de streek, stuurt een spoedtelegram naar René Pleven, de minister van Defensie, met de vraag tot directe opschorting van de straffen tegen de dertien Elzassers. De minister wees de vraag af, maar liet weten dat een wetsvoorstel tot amnestie bij hoogdringendheid kan behandeld worden. Al op 17 februari1953 wordt een voorstel ingediend, door leden van alle politieke partijen behalve de communistische, en op 19 februari1953 werd de wet met 319 stemmen tegen 211 goedgekeurd. In de ochtend van de 21ewerden de dertien Elzassers al vrijgelaten en keerden terug bij hun familie in de Elzas. De vijf Duitsers zagen hun straffen verminderd worden en kwamen enkele maanden later reeds vrij. De twee doodstraffen werden in september 1954 omgezet in levenslang. De bij verstek veroordeelden bleven geheel buiten schot.
Toen dit in Oradour bekend werd, stuurde de burgemeester de onderscheiding het Légion d'honneur terug! Het dorp had na 1945 van de regering deze medaille als huldeblijkontvangen. Gedurende de zeventien jaren die volgden verbrak Oradour alle betrekkingen met de overheid en ook weigerde men om de resten van de slachtoffers bij te laten zetten in het monument dat door de Staat zou worden opgericht. In 1983 werd door de rechtbank in Berlijn de doodstraf van luitenant Barth omgezet in levenslange gevangenisstraf. Zijn kompanen waren inmiddels al overleden.
In de hallelujastemming van de geallieerde invasie en de daarop volgende vrede in mei 1945, is het drama van Oradour ongemerkt aan de wereld voorbijgegaan. Na het bloedbad van het Tsjechische dorp Lidice (10 juni1942) in Tsjecho-Slowakije volgde een golf van sympathiebetuigingen, maar de slachtoffers van Oradour raakten voor lange tijd in de vergetelheid.Kort na de oorlog kwam Charles de Gaulle naar Oradour. Hij besliste dat de overblijfsels en de puinhopen van het oude dorp de functie moesten verkrijgen van monument. Hij besloot ook dat het nieuwe Oradour op steenworpafstand weer opgebouwd moest worden. De overblijvende inwoners van Oradour huisden er enige jaren in primitieve omstandigheden, dit totdat het nieuwe Oradour in 1953 werd ingewijd. De regering besloot dat de bevolking van Oradour rouwkleding moest dragen en dat het nieuwe Oradour ook deze sfeer moest uitademen.Oradour mocht alleen de grijze kleur hebben.
Centre de la Mémoire;
Bij de ingang van het dorp is in 1999 een museum ingericht, het Centre de la Memoire. Het is een ondergronds museum. Wie de ingang van het museum passeert komt midden in het dorp weer bovengronds. Daar zijn alle ruïnes nog in de staat van na de verwoesting. Kleine plaquettes op de huizen geven aan of er een winkel, kapperszaak, garage of kledingatelier gevestigd was. Alles is zo gelaten zoals het de fatale dag is achtergelaten, ook de auto van de huisarts, die nog op het dorpsplein staat.Men kan zelfs horloges bezichtigen die zijn gestopt om 16.00 door de schok en de hitte van de explosie in de kerk.
De tiende juni44 getuigenis van Robert Hébras
Robert Hébras (29 juni1925) is één van de zes overlevenden van het bloedbad van Oradour-sur-Glane op 10 juni 1944. Hij was toen 19 jaar oud en ondergedoken in een boerenschuur. Over de tragedie heeft hij een boek geschreven Oradour: the tragedy hour by hour.
Een zaterdag zoals alle zaterdagen. Oradour maakte zich op voor de zondag. De huisvrouwen deden hun inkopen en de mannen waren gewoon aan het werk en veel mannen waren al gewoon thuis omdat de zondag voor de deur stond (hierin kan ook de reden liggen voor het tijdstip van de operatie: zaterdag na 12.00 uur).
Voor de bewoners van Oradour was alles rustig, maar 10 kilometer verderop bracht de Duitse majoor Diekmann alles in paraatheid om richting Oradour te gaan. Zijn colonne arriveerde om 13.30 uur in Oradour en tegen zijn mensen vertelde de Tweede-Luitenant Barth in het gehucht Bellevue, dat "zij vandaag konden zien hoe er bloed ging vloeien". Binnen een half uur was het gehele dorp omsingeld en alle in- en uitgangen en toegangswegen werden afgesneden. De majoor Diekmann richtte een boerderij in als commandopost, die tussen Oradour lag en het dorpje Bordes.
Het in haast bedachte plan bleek koel en efficiënt. Als reden voor de overval werd een routinematige identiteitscontrole opgegeven, waartoe alle inwoners zich op het marktplein moesten verzamelen.
Naarmate de tijd verstreek werd het aantal mensen steeds groter. Eén van de overlevenden, Robert Hébras, schrijft hierover dat hij in Oradour nog nooit zoveel mensen bij elkaar had gezien. Over de stemming zegt hij voorts dat deze gemoedelijk was. De mensen praatten normaal met elkaar en her en der was er een schampere opmerking te horen. Ook werden hier en daar door de Duitsers geruststellende opmerkingen gemaakt. Bekend is de opmerking tegen de pasteibakker, toen deze zich zorgen ging maken over de cakes die hij net in de oven had gedaan, dat hij zich geen zorgen hoefde te maken en dat "wij" er wel even op zouden letten. Gerustgesteld zou de man zich omgedraaid hebben en een gesprek met anderen hebben aangeknoopt.
Om 15.00 begonnen de soldaten de mannen en de vrouwen van elkaar te scheiden. De mannen aan de ene kant van het terrein en de vrouwen en kinderen aan de andere kant. Een bevel in het Duits werd gegeven en de groep met vrouwen en kinderen werden naar een uitgang van het dorp gedreven, waar ook de kerk lag.
Op dat moment zou, volgens Hébras, er nog een weinig dreigende houding van de Duitsers zijn uitgegaan. De gesprekken waren nog steeds levendig. Een Duits officier, die goed Frans sprak, verzocht burgemeester Desourteaux zich te melden. Deze deed een stap vooruit. De officier beval hem gijzelaars aan te wijzen, wat hij weigerde en zichzelf als gijzelaar aanbood. Intussen moesten de wapens van de bewoners ingeleverd worden.
Inmiddels brachten de Duitsers hun wapens in stelling tegen de mannen. De gesprekken verstomden. De mannen werden opgesplitst en opgesloten in diverse schuren.
Om 16.00 uur hoorde Hébras een grote knal, waarvan hij dacht dat het een granaat was. Direct hierna begonnen de machinegeweren te ratelen. Overal hoorde hij kreunende mannen. De geur van bloed vermengde zich met de geur van hooi, stof en kruitdamp. Hébras was onder de lichamen van anderen terechtgekomen en schrijft zich nog niet gerealiseerd te hebben, wat er op dat moment aan de hand was. Hij noemt hierbij in zijn verslag, dat de schuur veranderd was in "een hel op aarde".
Later hoorde hij Franse stemmen, die hij herkende aan het accent van zijn geboortestreek. Dit waren vier andere vrienden, die de slachting overleefd hadden en met hen wist hij zichzelf in veiligheid te brengen. Zij verscholen zich in drie grote konijnenhokken achter de schuur en hervonden hun vrijheid.
Wat het lot van de vrouwen en de kinderen betreft, laat hij mevrouw Rouffanche aan het woord. Zij vertelt dat zij om 14.00 opeens Duitse soldaten in haar huis vond, die haar dwongen naar het marktplein te gaan, waar de mannen en de vrouwen van elkaar gescheiden werden. Alle vrouwen, veel moeders hadden hun kinderen op de arm of tegen zich aangedrukt, werden in de kerk bijeengedreven. Met grote angst wachtten zij de gebeurtenissen in de kerk af.
Omstreeks 16 uur kwamen twee jonge soldaten de kerk binnen en plaatsten een soort kist in het koor van de kerk. Uit deze kist hingen lange draden tot aan de grond. De mensen moeten door een hel gegaan zijn. Plotseling een grote knal, waardoor de hele kerk in brand vloog en alle vrouwen en kinderen levend verbrandden. Mevrouw Rouffanche wist met behulp van een knielbankje naar een kerkraam toe te klimmen en werd daarbij gevolgd door een jonge vrouw en haar baby, die door de Duitsers naar beneden geschoten werden en stierven. Mevrouw Rouffanche raakte zelf gewond en liet zich naar beneden vallen. Gedurende twaalf lange uren hield zij zich verborgen tussen erwtenplanten.
De moordenaars slachtten honderden vrouwen en kinderen af. De jongste van hen was nog geen week oud. Later op de dag werd de rest van het dorp in brand gestoken. In de loop van de middag kwam een tram, die een proefrit maakte, met een paar bewoners in Oradour aan. Deze passagiers werkten bij de trammaatschappij. Eén van hen stapte uit en werd doodgeschoten. De nazi's stuurden de tram met de andere passagiers terug naar Limoges. Toen de volgende tram in Oradour arriveerde om 19.30 uur, mochten de 20 bewoners van Oradour uitstappen. Zij kregen van de Duitse soldaten te horen, dat zij hun gelukkig gesternte mochten danken, omdat de rest van Oradour was afgeslacht.
De Duitsers hadden inmiddels Oradour geplunderd en gingen weg. Twee dagen later kwamen ze terug om twee grote massagraven te delven. Een paar dagen later zonden de Duitsers een paar officieren naar Oradour. Hun taak was de effectiviteit van de operatie te inventariseren. Een paar inwoners van Oradour, met wat pluimvee, bleven ontredderd en verslagen achter. Zij hadden de droeve taak om de doden te identificeren en te begraven of hun as veilig te stellen.
Background to Oradour
Prof. H.W. Koch
France had been defeated and its head of state, Marshal Pétain, had been appointed by the French National Assembly and given virtually dictatorial powers. The armistice agreement contained an entire section under which the French were to refrain from taking up arms again and any opposition to the occupying power carried draconian penalties. In this respect Churchill's policy to 'set Europe ablaze' was bound to have repercussions which would in the main be borne by the innocent. Two incidents shortly after D-Day to this day remain symbols of remorseless Waffen-SS brutality: those at Tulle and Oradour-sur-Glane.
On 8 June 1944 Field Marshal von Rundstedt forwarded an OKW [i.e. High Command of the Armed Forces] directive according to which active members of the French Resistance were to be treated as guerrillas. At the same time all army and SS units were ordered to apply relentless rigour 'to remove the danger to the rear of our fighting troops'. The 2nd Waffen-SS Division Das Reich was ordered to come by road from southern France to Normandy. The vanguard of the division had already been under fire en route in the town of Tulle, which for a short time was in the hands of the French Resistance, where they found 62 mutilated bodies of German soldiers who had surrendered to the Resistance. In accordance with their orders no hostages were taken, but with the aid of the local prefect and the mayor all male strangers in the town were identified and segregated, of whom 21 were released because of their youth and the remaining 99 were hanged. The dead bodies were not, as has often been maintained, thrown into the river but were handed over to the bishop of Tulle for burial. For this act of retribution the divisional commander Lammerding and the officer carrying out the execution were in 1951 sentenced to death in absentia.
On the same day, 9 June 1944, Lammerding was informed from the SD-office in Limoges that the Maquisards [i.e. the French Resistance] had a strong point in Oradour, further to the north. This was confirmed a few hours later by First Lieutenant Gerlach, who arrived tattered and torn at the divisional headquarters. He had been a member of the vanguard, was captured by armed civilians and taken through Oradour, which was full of Maquisards. He and his driver were going to be shot but the driver's resistance caused a temporary commotion in which he was killed but which allowed Gerlach to escape and make his way back. A few hours later news was received that the highly decorated and popular Lt Colonel Kämpfe had also fallen into the hands of the Resistance. His car was found, and his military identification card. During the course of the morning of 10 June Major Diekmann, a close friend of Kämpfe's, reported that two French civilians had announced that a high German officer had been taken prisoner and was to be publicly burned in Oradour. It could only have been Kämpfe since no other officer was missing.
Two decisions were taken by the divisional headquarters. Firstly a captured Maquisard was released on condition that he got in touch with the headquarters of the Maquisards, offering 30 French Resistance fighters held captive in Limoges plus 40,000 francs in exchange for Kämpfe. However, the freed Resistance fighter reported back only once by telephone saying that as yet he had not established contact with the Maquisards. The second decision was to accede to the request made by Diekmann, that he might take a company to Oradour to free Kämpfe. He was given strict orders that if he could not find Kämpfe he was to take as many Maquisards as possible prisoner in order that an exchange could be arranged. Diekmann took one company of the regiment Der Führer to Oradour, a company consisting largely of Alsatian conscripts.
On entering Oradour the company found by the roadside a smouldering German army ambulance in which the driver and co-driver had been chained to the steering wheel and burnt alive together with their wounded passengers. Due to the geographic configuration Diekmann was out of radio contact with the division and made his own decisions. All male inhabitants were rounded up, and all women and children arrested and held in the church. Thereupon Diekmann ordered a house-to-house search for Kämpfe and for any weapons or ammunition. Houses in which arms were found were to be burnt down. As this was going on Diekmann was told to come to a local bakery, where the remnants of a corpse were still smouldering; upon closer examination of the remnants, a Knight's Cross was found which Diekmann identified as belonging to his friend Kämpfe.
What happened then is still shrouded in mystery but Diekmann appears to have lost his nerve. All male prisoners were shot, except for a few who managed to escape. Houses in which weapons were found were burnt and explosions occurred. According to one version the SS set fire to the church and the women and children were burned to death, except for two women and one child who managed to escape the inferno, assisted by two SS men. However, according to the testimony of these survivors the church burned down because fires raging in its immediate vicinity caused an explosion in the belfry, which had served as an arms and ammunition dump for the Maquisards. In any event, Diekmann had exceeded his orders; he submitted his report and court martial proceedings were initiated against him, but before it came to a hearing Diekmann was killed in Normandy.
The Oradour trial took place in Bordeaux in the early months of 1953. Lammerding, in spite of the death sentence pronounced against him in 1951, offered to go to France to give evidence. Both the German authorities in Bonn and the French authorities turned down the offer. The sentences given at the Oradour trial were extremely light, because most of the accused were Alsatians and there was considerable unrest in Alsace over the case. Furthermore many of the accused had in the meantime served with distinction in Indo-China. By the end of 1958 all those convicted over Tulle and Oradour had been freed. General de Gaulle put a 100-year embargo on all files relating to these cases, an embargo which is still in force. When in 1960 Lammerding tried to have the case reviewed, he was again turned down by Germans and French alike. In the days of the Franco-German rapprochement between de Gaulle and Adenauer it was apparently an embarrassing topic to both sides. (From Aspects of the Third Reich, ed. H.W. Koch (New York: St Martin's Press, 1985), pp. 386-89. The title above is editorial. )
Adolf Diekmann (* 18. Dezember1914; 29. Juni1944 in der Normandie) war als deutscher Offizier der Waffen-SS ein Kriegsverbrecher. Zuletzt hatte er den Range eines SS-Sturmbannführers inne. Vor dem Kriegseinsatz war Diekmann an den SS-Junkerschulen Dozent. Im Sommer 1944 kommandierte er das 1. Bataillon des zur 2. SS-Panzerdivision Das Reich gehörenden Panzergrenadier-Regiments Der Führer. In dieser Eigenschaft befahl er am 10. Juni 1944 die Ermordung der Bewohner des Dorfes Oradour-sur-Glane bei Limoges (Frankreich); 642 Menschen, darunter 207 Kinder und 254 Frauen, kamen dabei ums Leben. Adolf Diekmann fiel am 29. Juni bei der Operation Overlord in der Normandie im Gefecht. Sein Grab befindet sich in La Cambe. In den späteren Berichten und Gerichtsprozessen über Oradour-sur-Glane wurde er häufig als "Otto Diekmann" bezeichnet, was aber auf eine Verwechslung mit dem Vornamen eines weiteren Beschuldigten, Otto Kahn, zurückzuführen ist
Op 9 december 2011 bezocht ik voor de tweede keer de Bastogne Barracks, het was me al vlug duidelijk dat er veel verandert was sedert mijn vorige bezoek in 2009. Ik was enthousiast, maar ik was helemaal verast toen ik het geluk had om in het vroegere hoofdkwartier van Generaal McAuliffe er zijn achterneef te ontmoeten. In het putje van een ijskoude winter, op 16 december 1944, , lanceerden de Duitsers een laatste tegenoffensief in de Ardennen. Eén man, generaal Mac Auliffe, zou de loop van de historie beïnvloeden. Als tweede hoogste in rang van de 101steAirborne Divisie bracht hij zijn hoofdkwartier onder in de kazerne Onderluitenant Heintz. In de kelder van deze kazerne sprak hij zijn beroemde Nuts uit, dit als antwoord op het ultimatum van de Duitse troepen die Bastogne omsingelden. Deze korte maar krachtige uitspraak zou de Slag om de Ardennen grondig beïnvloeden.
Sinds 01 oktober 2010 is de kazerne nu een Interpretatiecentrum voor de Tweede Wereldoorlog. Breng zeker een bezoek aan de Nuts-kelder die de belangrijkste fasen uit het sleutelmoment van de Slag om de Ardennen illustreert, evenals aan de veelvuldige tentoonstellingszalen. U kan er ook het Vehicle Restoration Centre ontdekken, waar de pantservoertuigen van het Koninklijk Legermuseum een tweede leven krijgen. In de kazerne bevindt zich ook het museum -traditie zalen -van het 1ste en 3de Artillerie van het Belgische leger.
McAuliffe's Kerstboodschap aan de 101st Division (24-12-1944)
34eMarche du perimeter à Bastogne,samedi 10 DECEMBRE 2011.
(Foire aux noix et Marche du perimeter 10 et 11 decembre.)
Op zaterdag 10 december namen we met enkele vrienden deel aan de herdenkingsmars in en rond Bastogne. De koude wind en de gladdige en modderige wegen maakten deel uit van de sfeer 1944, enkel de sneeuw ontbrak!
De Slag om Bastenaken (Bastogne) was een belangrijk gebeuren in de strijd tijdens de Tweede Wereldoorlog in en rondom het Belgische stadje Bastogne als onderdeel van de Slag om de Ardennen. Deze slag begon in 20 december1944 en kwam ten einde in 27 december1944. De slag eindigde in een geallieerde overwinning.
De sleutel voor de doorbraak van het 5de Duitse pantserleger was het wegenknooppunt Bastogne. De inname ervan was essentieel voor het succes van operatie Herbstnebel. Bastogne was het centrum van het kleine netwerk van verharde wegen van de Eifel via de Ardennen naar het westen van België. Het was toen een marktstadje met zo'n vierduizend inwoners.
Bastogne ligt op een plateau in een landschap van weiden en glooiende heuvels die een opmerkelijk contrast vormen met het beboste, sterk geaccidenteerde terrein waaruit het grootste deel van de Ardennen bestaat. De omringende heuvels vormden de enige natuurlijke verdediging van het stadje, maar de degelijk gebouwde boerderijen die in concentrische cirkels rond het stadje lagen, boden goede uitgangspunten voor defensieve stellingen. Het hoofdplein van Bastogne lag aan de zuidrand van de stad en was het knooppunt van vijf grote en drie secundaire wegen, waarmee het in militair opzicht voor de Duitsers en Amerikanen van even groot belang was.
1944. La ville de Bastogne est encerclée par les Allemands. Ces derniers envoient un messager demandant la reddition. Il reviendra avec un mot qui deviendra culte « Nuts », que lon traduit poliment par « des noix », mais qui voulait surtout dire « Allez vous faire voir » Ce mot est inscrit à jamais dans les livres dhistoire.