1914-1918 & 1939-1945 EERSTE & TWEEDE WERELDOORLOG
01-01-2011
De eerste uren van de bevrijding van Vichte in oktober 1918; door Jef Bogaert
De eerste uren van de bevrijdingvan Vichte in oktober 1918; door Jef Bogaert. Na vier jaar gevechten in modderige loopgraven slaagden de Geallieerden op 28 september 1918 erin een doorbraak te forceren en door te stoten in oostelijke richting. Na een oponthoud van ongeveer tien dagen aan de Flandren I Stellung(1) werd het Geallieerde eindoffensief verder gezet. Twee dagen later werden de Leieboorden bereikt. Samen met de vaart Bossuit-Kortrijk vormde deze natuurlijke hindernis de Hermann-Lys Stellung, een eerder zwak uitgebouwde verdedigingslijn. Lees dit zeer interessante artikel, geschreven door Jef Bogaert op:http://www.vichte.be/index.php/ons-dorp/geschiedenis/100-de-eerste-uren-van-de-bevrijding-te-vichte
Britse oorlogsbegraafplaats Harlebeke New British Cemetry.
Britse oorlogsbegraafplaats Harlebeke New British Cemetry.
Harelbeke werd in de nacht van 19 op 20 oktober 1918 bevrijd door de '9th (Scottish) Division'.
Harlebeke New British Cemetery is een verzamelbegraafplaats van na de Wapenstilstand, die ontstaan is door de concentratie van graven uit de omliggende slagvelden van het Geallieerde Bevrijdingsoffensief van 1918 en door de concentratie in 1924-1925 van graven die op Duitse of gemeentelijke begraafplaatsen begraven lagen. Toen in 1920 de eerste gesneuvelden aan de Deerlijksesteenweg werden herbegraven had men enkel de bedoeling om de veldgraven uit de omliggende gemeenten te concentreren. Voornamelijk Ieren van de 36th (Ulster) Division die na 16 oktober 1918 sneuvelden zijn in deze periode naar Harelbeke overgebracht. De begraafplaats is een ontwerp van architect W.H. Cowlishaw (18701957), die over de 200 begraafplaatsen ontwierp. Het duurde vier jaar vooraleer de Britten officieel een stuk Harelbeekse grond kregen om er hun doden te herbegraven.
In 1924 kwamen er graven uit meer dan veertig Duitse begraafplaatsen uit de Ieperboog de dodenakker aanvullen. Hierdoor werd de Britse oorlogsbegraafplaats in Harelbeke een verzamelbegraafplaats met een mix aan oorlogsslachtoffers van diverse regimenten die gestorven zijn op verschillende tijdstippen en plaatsen
De graven van het Bevrijdingsoffensief kwamen terecht in de perken I tot X. De graven van de latere concentraties kwamen terecht op de perken I en II en op de perken XI tot XIX. Hiertoe behoren vele doden die in oktober 1914 omgekomen zijn.
In mei 1950 werden de 33 graven die naast de kerk van Harelbeke begraven lagen, naar de 'New British Cemetery' overgebracht. Er liggen eveneens 10 doden uit het Verenigd Koninkrijk, die in mei 1940 omgekomen zijn tijdens de terugtrekking naar Duinkerke.
Er liggen nu, volgens het meest recente register, 895 geïdentificeerde en 179 ongeïdentificeerde doden uit het Verenigd Koninkrijk begraven, naast zeven Australiërs (waarvan één ongeïdentificeerd), 29 Canadezen (waarvan één ongeïdentificeerd), twee doden uit India en vier doden uit Zuid-Afrika. Samen met de tien Britse doden uit de Tweede Wereldoorlog maakt dit een totaal van 1.126 doden, die hier begraven zijn of herdacht worden.
Eén dode uit het Verenigd Koninkrijk, waarvan aangenomen wordt dat hij zich onder de niet-geïdentificeerde doden bevindt, wordt herdacht met een zgn. 'special memorial'. 19 andere doden, wiens graf verloren ging op hun oorspronkelijke begraafplaatsen, worden eveneens herdacht met een 'special memorial' en met twee 'duhallow blocks'. Ze lagen oorspronkelijk begraven op de gemeentelijke begraafplaatsen van Geluwe en Neuville, op de Duitse begraafplaatsen van 'Granate Farm' (Zillebeke), Hollesbosch (Beselare), Klephoek (Dadizele) en bij de kerk van Moorslede, resp. op de Duitse begraafplaatsen van Geluwe, Koelenberg (Geluwe) en Kasteelhoek (Hollebeke)..
De Begraafplaats met een grondplan in de vorm van een langgerekte trapezium en een oppervlakte van 4.468 vierkante meter is omgeven door een muur uit grijsbruine natuursteen, afgewerkt met witte natuursteen. Kronkelende voormuur, waarin gebogen witte natuurstenen landplaten verwerkt zijn. Open toegang met witte paaltjes en geplaveid met grijsbruine en witte natuursteen.
Bij de toegang is het opschrift "HARLEBEKE NEW BRITISH CEMETERY MCMXVIII", het registerkastje en iets verder de metalen informatieplaat op een lage, schuine tafel terug te vinden. De begraafplaats wordt in tweeën gedeeld door een middenas met het 'Cross of Sacrifice' (type A) vooraan en achteraan de 'Stone of Remembrance' op een verhoog van treden. Ook de twee achterste perken zijn op een hoger niveau aangelegd. Achter de 'Stone of Remembrance' staat een hoge, gebogen muur uit grijsbruine natuursteen, afgewerkt met witte natuursteen, met gebogen zitbank en links en rechts telkens uitmondend in een gebouwtje met rondbogige nis en zitbank. In de noordoostelijke hoek staat een dienstgebouw. De grafstenen in witte Portlandsteen moesten in het voormalig open landschap van ver opgemerkt worden. Bij elk grafzerk wordt door militaire en religieuze symbolen de identiteit van de gesneuvelde verduidelijkt. Architect Wiliam Harrison Cowlishaw kreeg de opdracht om de graven te ordenen en het geheel een aantrekkelijk uitzicht te geven. Elk graf kreeg zoals gezegd een witte Portlandsteen waarop de militaire rang, de naam, de regimentsnaam, het regimentsembleem en de datum van overlijden met de hand werd gebeiteld. Families die dat wilden konden een grafschrift laten aanbrengen op de grafsteen. Hiervoor diende per letter te worden betaald.
De graven zijn verdeeld over 19 perken, met de perken I tot X op het achterste (meest noordelijke) deel van de begraafplaats en de perken XI tot XIX op het voorste gedeelte.
De begraafplaats telt 181 graven waarop Known tot God staat gebeiteld. De identiteit van de soldaat ontbreekt. Links en rechts van de ingang staat een Duhallow Block met daarachter respectievelijk 9 en 12 grafstenen 'special memorials' die tegen de kerkhofmuur staan. Onder deze grafstenen ligt niemand begraven. Tijdens ontgravingen in 1924 werden de stoffelijke resten van deze soldaten niet meer teruggevonden. Gezien deze gesneuvelden niet als vermist werden geordend staan hun namen niet op de Menenpoort, maar worden ze herdacht op een grafsteen op naam. De ene 'duhallow block' staat er voor zeven graven die verloren gegaan zijn op de gemeentelijke begraafplaatsen van 'Gheluwe' en 'Neuville' en op de Duitse begraafplaatsen van 'Granate Farm', 'Hollesbosch', 'Klephoek' en bij de kerk van Moorslede. Op de andere 'duhallow block' worden twaalf verloren graven van op de Duitse begraafplaatsen van 'Gheluwe', 'Kolenberg Forest' en 'Kastelhoek' herdacht. Eén ander 'special memorial' bij perk IV herdenkt een dode, waarvan aangenomen wordt dat hij onder een naamloze grafsteen ligt.
De begraafplaats wordt getooid met bloemperken, siergrassen, struiken en haagbeuken. Het 'Cross of Sacrifice' wordt geflankeerd door twee coniferen.
Op dit dodenakker ligt onder meer William Thomas Leggett begraven, die behoorde tot het '1st Life Guards'. William Thomas Leggett was een jonge Australiër die zijn carrière als communicatiespecialist verder wilde uitbouwen. Hij reisde hiervoor naar Zuid-Afrika, Amerika en Groot-Brittannië. Tijdens zijn verblijf op het Britse eiland liet hij zich in januari 1912 inlijven bij de King's Life Guards. Toen twee jaar later de oorlog uitbrak werd hij als cavalerist bij het 1st Life Guards naar België gestuurd. Op 14 oktober werden tussen Menen en Ieper Duitse patrouilles gesignaleerd. Legett en enkele van zijn kompanen werden er op afgestuurd. Tijdens een achtervolging werd de korporaal van zijn paard geschoten. Hij stierf onmiddellijk. Deze 23-jarige Corporal of Horse was de eerste Australiër die in de Ieperboog het leven liet en dit enkele dagen vóór het losbreken van de eigenlijke Eerste Slag bij Ieper.. Hij is ook de eertsgestorvene die op Harelbeke New British Cemetery begraven ligt. Hij werd aanvankelijk in Geluwe begraven en werd na de oorlog naar Harlebeke New British Cemetery overgebracht. In Geluwe herinneren een gedenksteen en een kunstwerk ons aan hem.
Harlebeke village was taken on the night of 19-20 October 1918 by the 9th (Scottish) Division. Harlebeke New British Cemetery was made after the Armistice when graves were brought in from the surrounding battlefields of 1918 and, in 1924-25, from German cemeteries or plots in Belgium. The earlier concentrations are in Plots I and X, and the later in Plots I, II and XI to XIX. In the latter group are many graves of October 1914. In May 1940, The British Expeditionary Force was involved in the later stages of the defence of Belgium following the German invasion, and suffered many casualties in covering the withdrawal to Dunkirk. Commonwealth forces did not return until September 1944. The cemetery now contains 1,116 Commonwealth burials and commemorations of the First World War. 181 of the burials are unidentified and a special memorial is erected to one casualty who is believed to be buried among them. Other special memorials record the names of 19 casualties buried by the Germans in other burial grounds whose graves could not be found on concentration. There are also ten burials of the Second World War in the cemetery. The cemetery was designed by W H Cowlishaw.
Bronnen: Vanwalleghem A. & Creyf S. 2009: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Harelbeke, Deel I: Stad Harelbeke, Deel II: Deelgemeenten Bavikhove en Hulste, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL42, (onuitgegeven werkdocumenten).
Remembring Private Rufus Rigney 48BN Australian Infantry
REMEMBERing Private Rufus Rigney 48BN Australian InfantryNgarrindjeri aboriginal(°1898 - +1917) Op zondag 5 december 2010 Australische kwamen jongeren van het Connecting Spirits project naar het Harlebeke New British Cemetery in de Deerlijksesteenweg in Harelbeke. Daar brachten ze hulde aan aboriginalsoldaat Rufus Rigney. Onder de jongeren bevonden zich twee familieleden van Rufus namelijk Hayley Shaw en Katie Reid.De Australische groep bestonduit 27 leerkrachten en studenten ( waaronder twee familieleden van Rufus Rigney) van de Birdwood High School en de Meningie Area School uit South Australia, Australië. Rufus Rigney heeft een gekend grafmaar zijn broer Cyril Rigneydie op het slagveld van Mesen vermist bleef staat op de Menenpoort vermeld.Rufus Gordon Rigney was afkomstig van Point Mc Leay in Zuid-Australië. Op 21 september 1916 vertrok hij uit de haven van Adelaide naar Groot-Brittannië. Na een opleiding in het trainingskamp te Hurdcott in North-Devon werd hij naar het oorlogsfront in Frankrijk gestuurd. Tijden de derde Slag om Ieper (1917) raakte hij zwaar gewond. Duitse brancardiers hadden de halfdode soldaat opgemerkt en brachten hem samen met Duitse gekwetsten naar Feldlazarett nr. 112 in Izegem. Op 16 oktober 1917 overleed hij aan zijn verwondingen. In 1924 kreeg deze Aussie een nieuw graf in Harelbeke. Rufus Gordon Rigney was een van de weinige Australische Aboriginals die de oorlog meemaakten. Bij de Ngarrindjeri-bevolking in Australië wordt zijn naam nog altijd in eer gehouden. Hij groeide uit tot een bekende figuur in Australië. De Connecting Spirits groep kon opnieuw rekenen op de aanwezigheid en steun van het Stadsbestuurvan Harelbeke en een delegatie van de Australische Ambassade. De plechtiheid vond plaats om 10 uur 30 en was tevens een hulde aan de andere Ngarrindjeri die tijdens de Eerste Wereldoorlog sneuvelden en op het slagveld vermist bleven.Tijdens de plechtigheid werden klaprozen en Ngarrindjeri pelikaanveer-bloemen geplaatst en weden er rituele Ngarrindjeri voorwerpen bij het graf Rufus Rigney van gelegd, dit terwijl een Lament‟ speelde, die uitgevoerd werd met een doedelzak en Aboriginal clap sticks (cd).
Andere Australische Ngarrindjeri aboriginal die werden herdacht:
Private Francis Alban Varcoe 27BN Australian Infantry (°16.10.1895 +05.05.1917 Bullecourt - Frankrijk)
Private Arthur Thomas Walker 10BN Australian Infantry (°1883 +16.08.1916 Pozières - Frankrijk)
Alle Ngarrindjeri die tijdens de Eerste Wereldoorlog streden op het westelijke front
Alfred Cameron Jnr (°1890 +1949)
Roland Wenzel Carter (°1892 +1960)
Walter Gollan (°1898 +1950)
George Karpany (°1892 +1964)
William Karpany (°1896 +1973)
Miller Mack (°1894 +1919)
Hurtle Charles Ervan Muckray (°1893 +1967)
Andrew James Enoch Rankine (°1898 +1963)
Ridgeway William Rankine (°1896 +1962)
Gordon Wilfred Rigney (°1888 +1953)
Everett Luke Sumner (°1896 +1966)
Wiltshire Sumner (°1894 +1971)
Hubert Frank Tripp (°1891 +1961)
Clifford Tony Wilson (°1890 +1955)
Eustace Garnet Wilson (°1897 +1962)
Lush Wilson (°1896 +1944)
Proctor Martin Wilson (°1888 +1961)
Er bestaan geen precieze cijfers over hoeveel Australische Aboriginals er meevochten tijdens de Eerste Wereldoorlog. Vast staat wel dat Aboriginals tijdens die oorlog in principe niet toegelaten werden tot de strijdende eenheden van het Australische leger. Toch wensten velen toe te treden tot de Australian Imperial Forces, vaak met de hoop dat hen dit na de oorlog gelijke rechten zou geven als blanke Australiërs.Er wordt aangenomen dat er slechts tussen de vier- en vijfhonderd Aboriginals in slaagden om bij het leger te geraken (er namen meer dan 400.000 Australiërs dienst.) Vandaar ook dat er op een totaal van meer dan 61.000 Australische gesneuvelden in de Eerste Wereldoorlog amper een 60-tal Aboriginals zijn.Deze herdenking was een vervolg op de plechtigheid van 4 december 2004, toen Julie Reece met een groep van de Mount Barker High School naar Harelbeke kwam. Toenmalig studente Donna Handke bracht bij die gelegenheid hulde aan Ngarrindjeri Rufus Rigney. Bij het graf werd toen zand uitgestrooid uit het woongebied van de Ngarrindjeri en er werd aarde van bij het graf meegenomen. Die Harelbeekse aarde werd op 23 april 2005 uitgestrooid in het woongebied van de Ngarrindjeri. (Om de in- en uitvoeren van aarde mogelijk te maken werd toen de Australische wetgeving aan-gepast.) Uit deze bijzondere plechtigheden groeide de gedachte om de jongeren van het Ngarrindjeri volk naar hier te brengen zodat zij zelf de plaatsen zouden zien waar hun voorouders gestreden en geleden hadden en om hen de mogelijkheid te bieden om op hun eigen wijze hulde te brengen aan de gesneuvelden. "Connecting Spirits" werd een uniek en ambitieus project waarbij vooral het financiële aspect een bijzon-der zware uitdaging betekende. Dank zij de samenwerking tussen verschillende scholen en heel wat sponsoring slaagden Julie Reece en Donna Handke er toch in om alle aboriginal jongeren die er voor in aanmerking kwamen, de reis te laten ma-ken. Mede daardoor werden de herdenking van 2006, 2008 (en ook die van 2010) een heel bijzonder gebeuren. Opnieuw krijgen enkele aboriginaljongeren de tocht naar de slagvelden van het westelijke front in Frankrijk en België. (Als gevolg van mogelijk terreurdreiging verbiedt de regering van South Australia spijtig genoeg het onderdeel van de reis naar de slagvelden van Gallipoli in Turkije.)Het logo van Connecting Spirits werd in 2006 ontworpen door Ngarrindjeri jongere Rita Lindsay : De pelikaan is het symbool voor de Coorong rivier, de meren en de zee. De vogel is ook een totem (Ngatji) van het Ngarrindjerivolk. De blauwe strepen stellen heet water, de gele bogen de zon, Gever van alle Leven. De kring van cirkels staat voor het verbinden van de gemeenschappen en studenten met de soldaten van de Eerste Wereldoorlog. De cirkels staan tevens voor het samenkomen van mensen met verschillende achtergronden en woonplaatsen (Europa Australië) voor een ge-meenschappelijk streven. Het witte centrum van elke cirkel staat symbool voor de spirituele link tussen verleden en heden. Bron: Johan en Hilde Durnez-Vanhaverbeke en het boek Van den anderen oorlog. Harelbeke, Bavikhove en Hulste 1914-1918' van Fhilip Vannieuwenhuyse
De replica van het vliegtuig waarmee Guynemer zijn eerste overwinning behaalde
De replica van het vliegtuig waarmee Guynemer zijn eerste overwinning behaalde. Deze replica van een Morane-Saulnier vliegtuig (schaal 1/1)werd vorig jaar gebouwd rond een originele vliegtuigmotor uit de Eerste Wereldoorlog door leerkrachten en leerlingen van het Vrij Technisch Instituut van leper. Het is op een dergelijk toestel dat Guynemer samen met zijn dappere mecanicien en boordschutter Charles Guerder zijn eerste officiële overwinning behaalde.Dit vliegtuig heeft dankzij het gemeentebestuur en het Guynemercomité een mooie plaats gekregen dicht bij het Guynemermonument, in de zaal gelegen achter herberg 'Den Ouden Hert' tegenover de kerk van Poelkapelle Momenteel is de ruimte met de vlieger ook voorzien van de nodige informatie over de luchtmacht tijdens de grote oorlog door het Guynemercomité met hulp van o.a. het V.T.I., de Franse organisatie van oudstrijders (l'O.N.A.C), het Frans archief van de luchtmacht (S.H.A.A.), het Guynemercomité uit Frankrijk en uiteraard het gemeentebestuur van Langemark -Poelkapelle.INFO:Gemeentebestuur Langemark-Poelkapelle - Kasteelstraat 1 - 8920 Langemark-Poelkapelle tel 057/49.09.10 - ¡nfo@langemark-poelkapelle.be
Wie of wat is "The Western Front Association - België, v.z.w."?
Wij trachten geïnteresseerden in de Eerste Wereldoorlog en in het bijzonder het Westelijk Front te verenigen, los van elke politieke of ideologische overtuiging. Onze vereniging vindt zijn wortels in de Britse organisatie "The Western Front Association". De Belgische afdeling werd gesticht in 1989 en staat als v.z.w. volledig onafhankelijk van de Britse moederorganisatie. De WFA-België speelt vooral in op de specifieke noden en interesses van het Belgische publiek. De voorbije jaren is zij dan ook uitgegroeid tot een bloeiende vereniging met meer dan 500 leden.
Tijdschrift Shrapnel
WFA-België geeft driemaandelijks het tijdschrift "Shrapnel" uit, telkens meer dan 50 bladzijden met bijdragen over diverse onderwerpen die in verband staan met de Eerste Wereldoorlog. De meeste bijdragen worden geleverd door de eigen leden.
Activiteiten
Elk jaar organiseert "The Western Front Association - België, v.z.w." een zevental activiteiten. Dit zijn vaak uitstappen "te velde" in België of Frankrijk. Hierbij valt zeker de fronttoer te vermelden, een meerdaagse verkenning van een bepaalde regio van het Westelijk Front. Er vinden natuurlijk eveneens lezingen plaats over onderwerpen die betrekking hebben op de Eerste Wereldoorlog
Indien u belangstelling heeft voor de geschiedenis van de Eerste Wereldoorlog, dan moet u beslist overwegen om lid te worden van "The Western Front Association - België, v.z.w.".
In België is het dragen van de poppy meer en meer populair geworden, doe mee aan deze traditie.
De Britse, Canadese en Amerikaanse militairen, die in 1914 in Vlaanderen toekwamen, waren overweldigd door de pracht van de klaprozen in de Vlaamse velden. Flanders Fields werden een begrip en de klaprozen werden meteen een symbool voor de herdenking aan de gesneuvelden.
De traditie van het dragen van de klaproos op de kledij, werd als eerste gestart door de Amerikaanse lerares Moina Bell Michael, in 1920. Zij verkocht als eerste de zijden poppies, om geld in te zamelen voor haar vereninging van oudgediende militairen.
Wegens het overweldigend succes werd de klaproos het grote en enige symbool voor alle Amerikanen en Britten. Het jaar nadien, in 1921, sprak men al van de eerste Poppy Day.
Er is een verschil in de periode wanneer de klaproos wordt gedragen. In Canada vanaf de laatste vrijdag van oktober, tot en met 11 november.
In de Verenigde Staten en Groot-Brittannië, zal men er elk jaar mee starten wanneer de BBC-presentatoren ze beginnen te dragen, dit werd voor het jaar 2009 vastgelegd op 24 oktober, om 6 uur s morgens, tot en met 11 november. Let nu goed op de uitzendingen van de BBC ,want ook dit jaar zullen hun presentatoren als eersten de poppy dragen.
De plaats op de vest (kraag),waar de poppy wordt gedragen, is eender. Toch zal men bijvoorbeeld in Groot-Brittannië de poppy aan de linkerkant op de vest dragen, de voorziene plaats voor deonderscheidingen.
Wat is de rol van de klaprozen (poppies)? Klaprozen bloeien als andere planten in de buurt dood zijn. Klaprozenzaden kunnen jarenlang op de grond liggen en pas beginnen te groeien als de nabije planten en struiken weg zijn, bijvoorbeeld als de grond werd omgewoeld en vervuild. De meeste klaprozen zijn altijd waar te nemen op plekken waar slooppuin in de grond ligt.
Natuurlijk was de grond rond de loopgraven in de Eerste Wereldoorlog grondig 'omgespit' en besmet door de gevechten en bombardementen. McCrae moet dan ook honderden klaprozen hebben zien bloeien toen hij in 1915 het gedicht schreef.
Maar de klaproos heeft nog een andere betekenis in In Flanders fields. Sommige klaprozen, die gerekend worden tot de papavers, worden gebruikt om opium en morfine van te maken; morfine is een sterk verdovend middel dat vaak werd gebruikt om de pijn van gewonde soldaten te stillen - soms voor eeuwig. De laatste verzen We shall not sleep, though poppies grow / In Flanders fields duiden op de verdovende werking van morfine.
A Tribute to "Piper" Bill Millin 14 juli 1922 - 17 augustus 2010
In vroegere tijden liepen er tijdens veldslagen in Schotland en Ierland altijd doedelzakspelersrond. Het doel van die pipers was om de spirit en de moed van de manschappen op te vijzelen.
Tegen de Tweede Wereldoorlog was dat gebruik al duchtig verwaterd. Het Britse leger ontmoedigde officieel alle gebruik van doedelzakspelers,alleen in de achterhoede mocht er nog geblazen worden. Maar op D-Day, 6 juni 1944, besloot de Schot Simon Fraser, the 15th Lord Lovat, dat officiële oordeel aan zijn laars te lappen. Lord Lovat was de 25eChief van de Clan Fraser en hechtte veel belang aan tradities. Bovendien vond hij dat hij zijn mannen elk lichtpuntje moest gunnen, dit terwijl ze de zwaarbewapende stranden van Normandië bestormden.
En zo kwam het dat in de vroege uren van D-Day Bill Millin op het Normandische strand, op Sword Beach, rondliep. Hij droeg de traditionele kilt en speelde op zijn bagpipes. Millin, beter bekend als Piper Bill, was de persoonlijke doedelzakspeler van Lord Lovat. Terwijl zijn kameraden rondom hem sneuvelden, liep Bill, gewapend met alleen een doedelzak, het strand op. Millin, toen een jonge snaak van 21, speelde "Hielan' Laddie".
Toen hij klaar was met "Hielan' Laddie"., vroeg Lord Lovat om een ander deuntje te spelen. "Well, wat tune would you like, Sir?" "How about The Road to the Isles?" "Would you want me to walk up and down, Sir?" "Yes, that would be nice - walk up and down." Hij kwam ongedeerd uit de strijd tevoorschijn, alleen zijn pipes kregen wat granaatscherven te verduren. Hij repareerde ze en trok mee met zijn kameraden naar Pegasus Bridge en speelde "Blue Bonnets over the Border". Deze actie werd later verfilmd in The Longest Day (1962). Millin werd toen vertolkt door Pipe Major Leslie de Laspee, de officiële piper van de Queen Mother in 1961.
Welgeteld 92 jaar na het einde van de Eerste Wereldoorlog betaalt Duitsland zijn laatste oorlogsschulden aan de geallieerden. De laatste overboeking is een achterstallige rentebetaling over de jaren 1945 tot 1952. In 1990 was afgesproken dat Duitsland nog twintig jaar de tijd kreeg voor de betaling. Eind juni stond nog een schuld van 75 miljoen euro in de boeken. De geallieerden verplichtten Duitsland in 1919 tot grote herstelbetalingen wegens de schade van de Eerste Wereldoorlog. De geallieerden hielden Duitsland geheel verantwoordelijk voor die oorlog. De laatste betaling heeft toepasselijk plaats op de nationale Dag van de Eenheid. Zondag 03-10-2010 is het precies twintig jaar geleden dat West- en Oost-Duitsland formeel samengingen .
De Eerste Wereldoorlog is 91 jaar na het Verdrag van Versailles eindelijk voorbij. De Vrede van Versailles legde Duitsland na de Eerste Wereldoorlog loodzware herstelbetalingen op van 226 miljard goudmarken. Vooral overwinnaar Frankrijk was eropuit om het machtige buurland een poot uit te draaien.
De opperbevelhebber van de geallieerden noemde het verdrag om die reden geen vrede maar een wapenstilstand voor twintig jaar. De Britse econoom John Keynes, die als delegatielid de conferentie bijwoonde, diende uit onvrede met het verdrag zelfs zijn ontslag in. Het kon in zijn ogen alleen maar leiden tot het failliet van Duitsland. Duitsland betaalde, ook toen de claim gehalveerd werd tot het huidige equivalent van euro 26 mrd, maar mondjesmaat af. Na de krach van 1929 en bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog stokten de betalingen zelfs volledig. Toen in 1953 de betalingen werden hervat, bedong de Bondsrepubliek Duitsland dat de rente over de periode 1945-1952 pas betaald zou worden bij een hereniging van de twee Duitslanden. Het Duitse gebaar van nu komt te laat om de overwinnaars van 14-18, Groot-Brittannië, Frankrijk, Verenigde Staten en Italië, financieel te laten profiteren. In de jaren tachtig werd waardepapier voor Duitse herstelbetalingen massaal gedumpt. Institutionele beleggers in deze landen geloofden niet dat het IJzeren Gordijn ooit zou worden opgetrokken. Daarom delen vooral particuliere beleggers, verzamelaars en een enkel pensioenfonds met lange adem in het Duitse feestje. Zij hebben het historische schuldpapier nu grotendeels in handen.
Militaire gesneuvelden begraven in individuele graven was in 1914 nog zeker geen algemene praktijk. In het verleden wierp men de gesneuvelden vaak in massagraven of stapelde men de skeletten in knekelhuizen op.
In tegenstelling tot de andere nationaliteiten opteerden de Britten er voor om geen gesneuvelden uit de Wereldoorlogen te repatriëren naar het thuisland. De Britten vormden dus in het geallieerde kamp een uitzondering.
In 1914 was het Britse rijk nog een heel stuk groter dan het United Kingdom van vandaag. Sedertdien heeft niet alleen Ierland zich afgescheurd, het bezat toen nog talrijke koloniën, protectoraten en semionafhankelijke gebieden. Uit die vier windstreken kon het British Empire manschappen rekruteren voor de oorlog op het Europese vaste land. Het gemak en de omvang waarmee dat in het begin gebeurde was verbazend. Jonge mannen lieten zich met veel enthousiasme inlijven voor een wel bijzonder ver afgelegen conflict die zou escaleren tot een nooit gezien bloedbad. De opwelling naar een groot avontuur zal wel de belangrijkste stimulans geweest zijn. Het speelde zich af in een tijd waarin men het gevoel had zich verschrikkelijk te vervelen naast de opwelling om het oerinstinctieve krijgerschap lijfelijk te gaan beleven. Dat de oorlog inmiddels industrieel geredigeerd werd zal nagenoeg tot geen enkele geest zijn doorgedrongen
In september 1914 arriveerde Fabian Ware aan het front om ingeschakeld te worden in een Rode Kruiseenheid. Hij stelde al snel vast dat er geen georganiseerde manier van gravenregistratie bestond, en begon dan maar op eigen initiatief dergelijk systeem op poten te zetten . Al snel werd zijn werk erkend door de overheid, wat aanleiding gaf tot de oprichting van de Graves Registration Commission in 1915.
In 1917 werd de Imperial War Graves Commission opgericht, om op een blijvende manier de herinnering en zorg voor de doden in ere te houden.
Voor de aanleg van de Britse militaire begraafplaatsen deed men een beroep enkele vooraanstaande architecten. We spreken hier wel van Britse begraafplaatsen en niet zoals in de volksmond van Engelse kerkhoven want; ten eerste er liggen niet enkel Engelsen begraven maar ook Schotten, Ieren, Indiërs, Australiërs, Canadezen enz .
En ten tweede een kerkhof onderscheid zich van een begraafplaats omdat een kerkhof nu eenmaal rond een kerk ligt wat vroeger bijna altijd het geval was. Er liggen relatief weinig militairen op (burger)kerkhoven. Het enige mij bekend, uitsluitend militair kerkhof, ligt rond het kerkje van Oeren nabij Alveringem maar daar liggen Belgische militairen begraven.
Zoals gezegd werden Enkele vooraanstaande architecten aangesproken om het ontwerp en constructie van de begraafplaatsen en herdenkingsmonumenten in goede banen te leiden:
Sir Herbert Baker: ontwerper Tyne Cot Cemetery te Passendale
Sir Reginald Blomfield: o.a. ontwerper van het Cross of Sacrifice, het kruis dat op praktisch alle Commonwealth begraafplaatsen staat, ook ontwerper van de Menenpoort.
Sir Edwin Lutyens: naast de vele riante landhuizen ontwierp hij ook de tijdloze tuinbank ( dikwijls in teak ) met golvende rugleuning, en werkte samen met de bekende tuinontwerpster Gertrude Jeckyll .
Soms wordt ook Charles Holden tot deze hoofdarchitecten van de Commissie gerekend. Deze mannen, die tot het kruim van de toenmalige ontwerpers behoorden, werden bijgestaan door vele assistant-architects en beeldhouwers met naam, zodat het niet verwonderlijk was dat de stijlkenmerken van de verschillende begraafplaatsen soms sterk verschilden.
De drie hoofdarchitecten lieten hun 'handtekening' na in het gebruik van de materialen:
·Baker : omheiningmuur en dikwijls een overdekt toegangspoortje uit flintstones (silexkeien)
·Blomfield : natuursteen en veel metselwerk in baksteen
·Lutyens : rechtlijnige ontwerpen en een op elkaar stapelen van blokken
Aan de praktische uitwerking ging echter een stevige en bijwijlen geëmotioneerde publieke gedachtewisseling vooraf. Het verbod op repatriëring en het eenvormige type van grafsteen die niet in de vorm van een kruis ontworpen was waren suggesties of beslissingen die flink omstreden waren. De voorstanders van gelijkheid in de dood ,waaronder Winston Churchill, wonnen het pleidooi, en de stelregel van de uniforme steen werd weerhouden, alhoewel er toch enkele uitzonderingen voorkomen.
De voormannen van de Commissie waren zeker ook niet van de minste. Een van hen was Rudyard Kipling, bij ons bekend als de schrijver van Het Jungleboek. Hij had een zoon die officier was bij de Irish Guards en die vermist was in Noord - Frankrijk, hetgeen zijn engagement zeker kan verklaren. Het organisatietalent van de Commissie werd behoorlijk op de proef gesteld. Meer dan 500.000 grafstenen moesten aangemaakt worden . Alleen al het kappen van de gegevens in de stenen was een enorm werk, temeer daar dit aanvankelijk handwerk was later zou dit machinaal gebeuren.
De tweede wereldoorlog droeg nog meer bij tot het belang van de dienst. In 1960 werd de term " Imperial" geschrapt, en kreeg de organisatie de huidige benaming
De Britse begraafplaatsen variëren in grootte, en liggen verspreid over heel de wereld. De Commonwealth War Graves Commission, de Britse organisatie die verantwoordelijk is voor deze begraafplaatsen, heeft deze dodenakkers tot een soort kunstvorm verheven.
Zaols al gezegd al snel na de oorlog nam men in Groot-Brittannië het besluit de gesneuvelden niet te gaan repatriëren maar hen te laten rusten op of bij de plaats waar ze gesneuveld waren. Met de betrokken landen werd afgesproken dat het grondgebied van de dodenakkers voor eeuwig ter beschikking van Groot-Brittannië kwam en dat het onderhoud voor rekening van de Britten zou komen.
Headstones De grafstenen van de geïdentificeerde dragen meestal vier regels informatie: het stamnummer (in het korps of regiment), de voornaam of voorletters, de familienaam, afkorting(en) van militaire onderscheidingen, eenheid, de sterfdatum en leeftijd. Af en toe is de sterfdatum op een grafsteen niet nauwkeurig want die was na dagenlange strijd dikwijls moeilijk te bepalen. Ook de leeftijd wordt wel eens foutief aangeduid.
Er is ook een embleem en meestal een kruis uitgehouwen. Het herkenningsteken verwijst naar een korps of regiment. Zo kan je gemakkelijk zien van welk land de militair afkomstig was: uit Canada, Zuid-Afrika, Australië, of Nieuw-Zeeland, Op de grafstenen van Indiërs en Chinezen vinden we geen herkenningsteken, maar daar kunnen we door de vreemde lettertekens de graven onderscheiden. Af en toe vinden we in plaats van een kruis een davidster als symbool van het joodse geloof. In die ster zien we vijf hebreeuwse letters, het is een letterwoord voor een wens: Moge zijn ziel rusten in vrede. Als we geen kruis en geen davidster aantreffen, dan gaat het om iemand van een ander geloof of zonder geloof.
Op naamloze graven staat een Latijns kruis tussen de woorden A soldier of the Great War en Known unto God (een ongekende soldaat).
De meeste Britse militaire begraafplaatsen hebben ook nabij de ingang een kastje met een bronzen deurtje. Daarin vinden we een 'cemetery register' met een grondplan van de begraafplaats, de geschiedenis ervan en een alfabetische lijst (met heel wat details) van de doden en met aanduiding van hun plaats op het dodenakker. We vinden er ook een bezoekersboek waarin geïnteresseerden hun mening kunnen neerschrijven.
Cross of Sacrifice: Op elke begraafplaats van meer dan 40 graven werd een Cross of Sacrifice opgericht als een symbool van "offerbereidheid".
Stone of Remenbrance: Op grotere begraafplaatsen, in principe meer dan 1.000 graven, werd een Stone of Remenbrance geplaatst als symbool voor "vereeuwiging". Op de steen lezen we een zin uit het boek Ecclesiasticus : 'Their Name Liveth for Ever More', gekozen door Kipling.
Britse graven headstones: Alle Britse graven zien er ongeveer hetzelfde uit dit door de eenvoud en eenvormigheid van de gebruikte steen. De grafstenen zijn ongveere 76cm hoog en 38cm breed, met een gebogen bovenvlak. Ze zijn in hoofdzaakvervaardigd in witte portland, dit was zandsteen afkomstig uit Zuid-Engeland. De Portlandgroeven zijn nu echter uitgeput en ter vervanging gebruikt men nu Botticino marmer uit Noord-Italië. Beschadigde stenen worden uiteraard vervangen door nieuwe. Op die grafstenen, headstones, staan persoonlijke en militaire gegevens, soms ook een door de nabestaanden gekozen tekst.
De headstones van geïdentificeerden dragen meestal vier regels gegevens:
·stamnummer en soort soldaat (bv. private, gunner, ) ofwel rang (bv. captain, sergeant, );
·voornaam of voorletter en familienaam met eventuele afkortingen voor eervolle onderscheiding(en);
·eenheid (korps, regiment of bataljon);
·sterfdatum en leeftijd.
Er is ook een badge uitgehouwen in de headstone. Voor de doden van het Verenigd Koninkrijk staat er een kenteken van de eenheid, meestal van het regiment. Voor de doden van de overzeese gebieden staat er een teken van hun land. Voor Canadezen is dat een esdoornblad, voor Australiërs een insigne in de vorm van een opgaande zon, voor Nieuw-Zeelander een varentak, voor Zuid-Afrikanen een springbok, voor Newfoundlanders een kariboe. Er kan ook een embleem van een korps, regiment of bataljon uitgehouwen zijn. Meestal staat er ook een godsdienstig symbool (bv. kruis, Davidsster).
Onderaan staat gewoonlijk een grafschrift, door nabestaanden gekozen of geschreven.
Grafstenen van niet geïdentificeerde gesneuvelden dragen de tekst : 'A soldier of the Great War. Known unto God' ( soldier kan vervangen zijn door een andere militaire graad). Deze zin werd gekozen door Rudyard Kipling.
Soms liggen er onder één grafsteen ook meerdere militairen begraven.
Grafstenen voor eventuele Duitse militairen op de begraafplaats hebben een lichtjes afwijkende vorm : de plaat is iets dikker en de bovenkant was vroeger vlak, nu driehoekig.
De omgevingwerd en wordt smetteloos onderhouden door speciale teams van tuiniers. De eerste decennia bestonden deze teams vaak uit achtergebleven Britse militairen. Eigen plantenkwekerijen werden opgezet, en sommige variëteiten werden speciaal voor de dodenakkers ontwikkeld, zoals ondermeer een speciale roos. De beplanting is een heel belangrijk onderdeel in de aanleg van de Britse begraafplaatsen. De frontborders zijn smalle stroken grond vóór de headstones. Deze stroken zijn beplant met bodembedekkers die beletten dat slijkspatten de stenen zouden bekladden bij regenbuien. Ter variatie worden meestal ook rozen geplant. De backborders aan de achterzijde van de grafstenen, meestal achter iedere derde rij hebben hogere planten of heesters. De bedoeling ervan is om de monotonie van de witte grafstenente doorbreken.
Commonwealth War Graves Commission(CWGC) . Het hoofdkantoor bevindt zich te Maidenhead (UK) . In de Elverdingestraat te Ieper is de zetel voor Noord-Europa . Waren de arbeiders oorspronkelijk allemaal afkomstig uit de landen van het Gemenebest, dan is dit nu verschoven naar meer lokale werkkrachten.
Naast de kwestie van de begraafplaatsen werden er ook regelingen getroffen voor de vele vermisten. Verschillende " Memorials to the Missing" werden opgetrokken. Het grootste staat in de streek van de Somme, te Thiepval (meer dan 72.000 namen). Het meest bekende in Vlaanderen is de Menenpoort (> 54.000 inscripties), maar ook op Tyne Cot staat een halfronde muur met ongeveer 35.000 namen.
Naam
Alle Britse dodenakkers kregen een naam.Die naam verwijst veelal naar de naam die de Britse strijdkrachten aan deze plaats gaven gedurende de Eerste Wereldbrand.Andere namen zijn officiëler bevoorbeeld: Vlamerthinge New Cemetery is gewoon de nieuwe begraafplaats in Vlamertinge, even buiten de dorpskom, aangelegd omdat de oude stampvol was. Soms herkennen we Vlaamse namen in de Britse naam: Godezonne Farm Cemetery bijvoorbeeld was een begraafplaats nabij de boerderij van Goudeseune
De Duitsers veroverden Poelkapelle op de Fransen dit gebeurde tijdens de 'Eerste Slag bij Ieper', op 20 oktober 1914. Op 4 oktober 1917, gedurende de 'Derde Slag bij Ieper', slaagde de Britse'11th Division' er in om het dorp te heroveren. In april 1918 werd het dorp door de Britten opnieuw uit handen gegeven, dit gebeurde gedurende de terugtrekking naar Ieper toe. Belgische troepen heroverden Poelkapelle op 28 september 1918, nu wel voorgoed.
Na de oorlog telde Poelkapelle meerdere Duitse militaire begraafplaatsen. Vlakbij Poelcapelle British Cemetery bevonden zich Poelcapelle East German Cemetery, door Duitsers tijdens de oorlog aangelegd, en Poelcapelle New German Cemetery, door Britse opgravingploegen na de oorlog aangelegd.
Poelcapelle British Cemetery ontstond na de oorlog in 1919, dit door de centralisatie van verspreide graven uit de omliggende slagvelden en door de ontruiming van kleine begraafplaatsen die naar hier werden overgebracht. Meer dan 80% van de doden die hier begraven zijn , konden jammerlijk niet meer geïdentificeerd worden. De overgrote meerderheid stierf in de tweede helft van 1917, vooral in oktober tijdens de Derde Slag bij Ieper. Het Poelcapelle British Cemetery is na het Tyn Cot Cemetery te Passendale en het Lijsenthoek (Remy Farm) Cemetery te Poperingede derde grootste begraafplaats in de Ypers Salient.
Enkele perken (IA, VIA, VIIA, LI en LXI) bevatten ook veel graven met doden uit 1914 en 1915. De volgende begraafplaatsen werden ontruimd en naar hier overgebracht :
HOUTHULST FOREST NEW MILITARY CEMETERY (Langemark) Deze begraafplaats bevond zich langs de weg Poelkapelle-Houthulst dicht bij de zuidkant van Houthulstbos. Hier lagen een aantal Franse militairen begraven en 21 militairen en 2 vliegeniers uit het Verenigd Koninkrijk die stierven in de winter 1917-1918.
KEERSELAERE FRENCH CEMETERY (Sint-Juliaan) Op deze begraafplaats die door de Duitsers werd aangelegd op 800m ten W van Keerselare, lagen 29 Franse militairen, 5 Canadezen en 2 uit het Verenigd Koninkrijk die stierven in 1915.
PILCKEM ROAD GERMAN CEMETERY (Langemark) Deze begraafplaats lag ten ZW van de brug over de Hanebeek en bevatte 13 militairen uit het Verenigd Koninkrijk en 1 uit Canada die door de Duitsers werden begraven in de periode 1914-1917.
POELCAPELLE COMMUNAL CEMETERY (Poelkapelle) Het kerkhof van Poelkapelle bevatte 1 militair uit het Verenigd Koninkrijk gestorven in 1915.
POELCAPELLE GERMAN CEMETERY N°.2 (Poelkapelle) Deze Duitse begraafplaats lag ten ZO van het dorp en bevatte de graven van 96 militairen uit het Verenigd Koninkrijk en Canada die stierven in 1914-1915.
ST. JEAN CHURCHYARD (Sint-Jan) Op het kerkhof van Sint-Jan werden in 1915 44 militairen uit het Verenigd Koninkrijk begraven. De begraafplaats raakte tijdens latere gevechten volledig verwoest.
STADEN FRENCH MILITARY CEMETERY (Staden) Deze Franse begraafplaats bevatte de graven van 80 Franse militairen en 1 officier van de 'Royal Air Force'.
VIJFWEGEN GERMAN CEMETERY N°.1 (Vijfwegen) Deze Duitse begraafplaats dicht bij de spoorweghalte bevatte de stoffelijke overschotten van 3 militairen uit het Verenigd Koninkrijk die er door de Duitsers begraven werden.
Poelcappelle British Cemetery werd ontworpen door Major Charles Holden als hoofdarchitect en Captain W. C. Von Berg als hulparchitect.
De begraafplaats heeft een vierkant grondplan, met een oppervlakte van 22586m². Het terrein is licht glooiend en in verschillende niveaus aangelegd. De begraafplaats wordt omgeven door een rode bakstenen muur, afgedekt met witte deksteen. De begraafplaats ligt lager dan het straatniveau. Via een hoog poortgebouw, opgetrokken uit rode baksteen en afgewerkt met witte natuursteen, met rondboog en een smeedijzeren hekken, kan de begraafplaats via trapjes betreden worden.
Bovenaan het toegangsgebouw staat 'Poelcapelle British Cemetery' te lezen, aan de zijkant '1919'. In het poortgebouw bevinden zich eveneens het registerkastje, de landplaten en de metalen CWGC-infoplaat. Een deel van dit gebouw fungeert als dienstgebouw.
Het 'Cross of sacrifice', staat bij het binnenkomen links op een speciaal daartoe aangelegd plateau. Erachter staan de 'special memorials'. Vlakbij, maar een niveau lager, staat de 'Stone of remembrance'. Deze gedenksteen staat middenin een verlaagd perk, waarvan de hoeken met cirkelvormige stenen motieven geaccentueerd zijn.
Helemaal achteraan links op de begraafplaats is er een tweede, stenen dienstgebouw met een kleine plantenkwekerij en rechts een derde, houten dienstgebouw met een afvalhoop. Centraal tegen de rechtermuur zijn 2 schuilgebouwen in rode baksteen en witte natuursteen en 2 zitbanken in witte natuursteen aangebracht.
Er bevinden zich op de begraafplaats 61 perken. Volgens het huidige register liggen er nu 7478 doden uit de Eerste Wereldoorlog en 1 dode (een Brit) uit de Tweede Wereldoorlog begraven, waarvan er 6231 doden niet meer geïdentificeerd konden worden. Voor 9 militairen, waarvan aangenomen wordt dat ze ergens onder een naamloos graf liggen, werd een 'special memorial' opgericht. Voor 27 andere doden, wiens graf na de oorlog niet meer teruggevonden kon worden, werd eveneens een 'special memorial' opgericht. Een 'duhallow block' vermeldt de begraafplaatsen waar deze vermisten oorspronkelijk begraven lagen.
Wat de doden uit WOI betreft: er liggen 1042 geïdentificeerde en 5536 niet-geïdentificeerde doden uit het Verenigd Koninkrijk, 38 geïdentificeerde en 79 niet-geïdentificeerde doden uit Australië, 116 geïdentificeerde en 420 niet-geïdentificeerde doden uit Canada, 46 geïdentificeerde en 191 niet-geïdentificeerde doden uit Nieuw-Zeeland en tenslotte 5 geïdentificeerde en 5 niet-geïdentificeerde doden uit Zuid-Afrika.
John Condon : blok 56 F8
(Patrick Condon, alias John Condon juni 1901 - bij Ieper, 24 mei 1915)
In het register van Poelkapelle British Cemetery vinden we o.a. de volgende gegevens : "Condon Pte John 6322 2nd Bn. Royal Irish Regiment 24th may 1915 Age 14 Son of John and Mary Condon of Waterford LVI F8"
Deze koele gegevens hebben betrekking op de (zogezegd) jongste Britse gesneuvelde uit de eerste wereldoorlog.
(Patrick) John Condon werd geboren op de parochie van Holy Trinity Without, in Waterford, in juni 1901. Hij was een flink gebouwde jongen, die in 1913 voor een zeventienjarige kon doorgaan. Hij engageerde zich in het 2e bataljon van het Irish Regiment, voordien de North Tipperary Light Infantery. Deze eenheid rekruteerde op dat ogenblik enkel parttime militairen. Hij loog over zijn leeftijd en slaagde erin hen te doen geloven dat hij zestien jaar oud was toen hij dienst nam in juni 1913 en hij was nog steeds in de krijgsmacht wanneer de oorlog uitbrak in 1914.
Zijn echte voornaam was in feite Patrick, maar hij de voornaam van zijn oudere broer John aangenomen. Hij kwam in een depot in Clonmel terecht, waar hij gedurende de eerste dagen van de oorlog verbleef. Maar in april 1915 werd het bataljon in actieve dienst aangevuld en John kon het zo schikken, dat hij op de actieve lijst geraakte. Hij vertrok naar her front op dat ogenblik wist zijn familie niet dat hij Ierland verlaten had. Het 2e bataljon, het Royal Irish Regiment, was in gevechten in Sint-Juliaan en omgeving gewikkeld, wat inhield vier dagen in de vuurlinie, gevolgd door vier dagen rust.
Op 24 mei 1915 legde de Duitsers een hevige artilleriebarrage op de eerste lijn en John was tussen de tweeëntwintig man, die op die dag omkwamen. Hij verloor het leven toen zijn bataljon ten westen en noordwesten van Mouse Trap Farm de laatste Duitse gasaanval van de tweede slag om Ieper te verduren kreeg.
Precies op diezelfde dag ontdekte zijn familie, dat hij niet meer in de kazerne in Ierland was, maar naar het front vertrokken was. In een brief aan Minister-president Lloyd George onthulden ze zijn echte leeftijd met het verzoek hem naar huis te zenden. Maar de tussenkomst kwam te laat. Hij stierf op 24 mei 1915 op dertien jaar, elf maanden en twee weken. Zijn graf heeft als opschrift:6322 Private John Condon Royal Irish Regiment 24th May 1915 age 14.
Nu zijn er heel wat vraagtekens bijgekomen over de leeftijd van John Condon en als het ook wel hijzelf is die onder het grafsteen ligt in Poelkapelle. Recent historisch onderzoek doet vermoeden dat Condon denkelijk ouder was en dat hij daarenboven niet onder deze grafsteen ligt. Een mysterie die misschien ooit zal worden opgelost.
Links van John ligt Private T. Carthy (Royal Irish Rgt.) die de oudste van het regiment was (47 jaar) ...De 10 doden in de rij van Condon zijn waarschijnlijk allen overgebracht van een begraafplaats bij Railway Wood (de gegevens kloppen althans volgens de registers van de CWGC op één na). Deze werden overgebracht in 1923 naar Poelkapelle. Condon en Carthy waren eerst begraven als onbekenden, bij de ontgraving werden ze geïdentificeerd aan de hand van hun identificatieplaatjes.
T O'SHEA:Special memorials, de eerste rij stenen / 1ste grafsteen 2nd Bn. Royal Irish Regiment, dit is het zelfde regiment als van Condon, gestorven op 25 mei,dat is een dag na Condon, aan zijn verwondingen. Hij was krijgsgevangen genomen en oorspronkelijk door de Duitsers begraven op de burgerlijke begraafplaats van Poelkapelle.
2nd Lt. Hugh Gordon LANGTON:2de rij Special Memorials / 3de grafsteen Believed to be buried in this cemetery4th Bn. London Rgt. (Royal Fusiliers) Killed in action 26 oktober 1917 Age 32 Leerling van de professoren Secvik (Praag); Wirth (Berlijn) en Auer (Rusland) Begaafd muzikant Let op de notenbalk als grafschrift.
Rij graven Plot 17 Rij C : Eyre; Byrne, Lloyd, Greaves, Tilley, Bentham en Williams. Ze moesten de begraafplaats helpen aanleggen en zorgden voor de ontgravingen. Ze stierven op 20 oktober 1919 toen ze een vuurtje maakten op de begraafplaats om hun potje te koken, toevallig lag op die plaats een onontplofte granaat onder de grond verdoken... allen verloren hierbij het leven.
- Pte Robert Alfred Eyre (34) graf 11-48th Coy Labour Corps - Pte John Byrne graf 12 - 26th Bn The King's Liverpool Regiment Labour Corps -Pte D.Lloyd graf 13- 9th Bn Welsh Regiment Labour Corps - Corporal Arthur Greaves (38) graf 14- 48th Coy Labour Corps -Pte B. Tilley graf 15 - lst/5th Bn Manchester Regt Labour Corps - Pte J. Bentham graf 16- East Lancashire Regt Labour Corps - Sapper J.L. Williams graf 17 no.3- Prov Coy Royal Engineers Labour Corps
R.E. MILLS: Age 19 Gestorven op 30 mei 1940 (meidagen WO II) Apart graf in linker verste hoek.
Drie officieren van het 2nd Bn Royal Welch Fusiliers sneuvelden in de namiddag van 26 september 1917 in het Polygoonbos. Dit gebeurde omzeggens gelijktijdig, met slechts enkele minuten tijdsverschil, major Roger Alvin Poore (47), 2nd Lt RandallAlexander Casson (23) en 2nd Lt Ernest Forbes Campbell Colquhoun (28). Zij werden naast mekaar begraven in perk LV-rij F-graf 11, 12 en 13.
De hoogste in rang die hier begraven ligtis Lieutenant Colonel T.M. Rixon (MC - Military Cross) van 6th Bn attd 8 Bn King's Royal Rifle Corps -19 september 1917 LVIII-C-2
Lieutenant Hugh James Pattullo (20) van 28th Bde Royal Field Artillery sneuvelde op 29 september 1918 en was drager van het Belgische Ridder Kruis in de Orde van de Kroon en het Oorlogskruis met palm XXXVIII-F-11
2nd Lt Harold Charles Organ (28) LI-C-1 4th Bn Gloucestershire Regt 9th October 1917 Organ (orgel) had wel een voorbestemde naam, want hij was de organist van de Gloucester katedraal.
Rev. P. Looby, Chaplain 4th Class van Army's Chaplain's Dept is de enige legeraalmoezenier hier begraven - 26 oktober 1917 VI-E-13
Jongste frontsoldaat (14) had er een broertje aan dood
JOHN CONDON IS EIGENLIJK PATRICK CONDON
NIEUWSBLAD dinsdag 11 september 2001
Auteur: Piet LESAGE
IEPER, POELKAPELLE - Recent ONDERZOEK heeft uitgewezen dat het niet John Condon is die begraven ligt op de Britse militaire begraafplaats in Poelkapelle. Meer zelfs, hij heeft nooit deelgenomen aan de Groote Oorlog . Condon ging verkeerdelijk door voor de jongste Engelse soldaat die deelnam aan Wereldoorlog I. Maar bijna zeker gebeurde er een persoonsverswisseling en was het zijn jongere broer Patrick die er sneuvelde.
ADHESE IMU (in artikel) - 2K - NIET VERWIJDEREN
Het graf van John Condon op de Britse militaire begraafplaats in Poelkapelle is een van de drukst bezochte plaatsen van de Ieperse frontstreek. Vooral scholen zoeken de plaats op waar het jongste militaire slachtoffer van de Eerste Wereldoorlog -- 14 jaar -- begraven ligt. Niets spreekt een klas 14-jarigen meer aan dan het graf van een leeftijdsgenoot. Radio 1-journalist en jeugdauteur Geert Spillebeen uit Izegem heeft vorig jaar een jeugdroman over John Condon geschreven. Hij verrichtte heel wat opzoekingen, onder meer in de Zuid-Ierse havenstad Waterford, waar Condon vandaan kwam.
Dit geromantiseerd verhaal trok de aandacht van Roger Verbeke en Dominiek Dendooven van het documentatiecentrum In Flanders Fields. Zij gingen de zaak dieper uitspitten en kwamen tot een aantal merkwaardige vaststellingen.
Dominiek Dendooven: ,,We zijn bijna zeker dat er een persoonsverwisseling heeft plaatsgevonden. John Condon was achttien jaar in 1913. Zijn jongere broer Patrick was er twaalf. Dat blijkt uit diens geboorteakte. Ze kwamen uit een heel eenvoudig arbeidersgezin, waar John meer verdiende dan Patrick. Wellicht hebben deze economische gegevens meegespeeld om tot een persoonsverwisseling over te gaan.''
Fors gebouwd Patrick was nogal fors gebouwd, zodat het niet opviel toen hij zich als ,,John'' ging melden bij de Britse legerreserve. De echte John bleef als bottelaar in een brouwerij thuis. Zo kan het kloppen dat de vermeende ,,John'' veertien jaar was toen hij in 1915 sneuvelde, zoals trouwens op het graf vermeld staat. Hij werd eerst begraven nabij Railway Wood naast de spoorweg Ieper-Zonnebeke.
In 1923 werd zijn stoffelijk overschot ontgraven als Unknown British Soldier met nog enkele identificatiestukken waaronder een Piece of Boot (stukje laars).
Dendooven: ,,Het is aan de hand van dat stukje bottine, waarin zijn stamnummer ingestempeld stond, dat Private John Condon -- of dus eigenlijk zijn broer Patrick -- geïdentificeerd werd. Hij werd opnieuw begraven op Poelkapelle British Cemetery. Op zijn graf staat terecht als leeftijd: Age 14. Maar in feite is het dus niet John, maar Patrick die daar ligt.''
Mysterieus 85 jaar na de feiten is het erg moeilijk om alles exact te reconstrueren. Er blijven nog meer mysteries over. ,,Zo is het vreemd dat Condon eerst begraven werd nabij Railway Wood, terwijl zijn bataljon kilometers verder bij Mousetrap Farm in een gasaanval betrokken was. Een evacuatie via Railway Wood is erg onwaarschijnlijk, omdat de evacuatielijn dan evenwijdig zou gelopen hebben met de frontlijn.''
Het hele verhaal van John Condon werd onder impuls van Robert Missine van de Vrije Basisschool St.-Juliaan in een overzichtelijke educatieve website gegoten. Je vindt het op www.westhoek.be/age14
Age 14, the youngest soldier killed in the Great War? The John Condon myth explained
In Flanders fields the poppies blow Between the crosses, row on row, That mark our place; and in the sky The larks, still bravely singing, fly Scarce heard amid the guns below.
We are the Dead. Short days ago We lived, felt dawn, saw sunset glow, Loved and were loved, and now we lie In Flanders fields.
Take up our quarrel with the foe: To you from failing hands we throw The torch; be yours to hold it high. If ye break faith with us who die We shall not sleep, though poppies grow In Flanders fields.
John McCrae
John McCrae was een Canadese arts, die dienst deed in een militair noodhospitaal in West-Vlaanderen (1914). In de zomer van 1915 werd hij overgeplaatst naar de medische dienst in Frankrijk. Hij overleed daar in 1918 aan longontsteking. 'In Flanders Fields' werd geschreven gedurende de tweede slag om Ieper. Het werd het bekendste gedicht over de eerste wereldoorlog.