In dit kader ben ik op zoek naar nabestaanden (familieleden) van Rijkswachters die aan de Slag hebben deelgenomen.
Onder hen:
DE COCK Octave Armand Geboren te OOIGEM 26/07/1976
Zoon van Desideer en Philomena Maria Theresia DE VUYST
Echtgenoot van Elodia VAN DE VELDE Wachtmeester bij de Rijkswacht te Voet Gesneuveld bij de Slag aan de EDEMOLEN te NAZARETH op 07/10/1914 Aanvankelijk begraven op het kerkhof te NAZARETH Nu op de Gemeentelijke Begraafplaats van ZOMERGEM
Ken jij iemand die hiervoor in aanmerking komt en die je met mij met hen in contact kan brengen.
Je zou er mij en nog vele anderen een grote dienst bewijzen en er plezier mee doen. leon.de.winter@telenet.be
Dodengang, de laatste overlevenden van de Grote oorlog
Dodengang, de laatste overlevenden van de
Grote oorlog
65 minuten Over vijf overlevenden
van de Eerste Wereldoorlog, die nog hebben gevochten in de Dodengang bij
Diksmuide. John Appel sprak met Anton Visser (101), Henri Dasseville (100),
Jules Vandamme (101), Victor Pelgrims (104) en Paul Ooghe (99) over hun
herinneringen aan de oorlog
Op de linkeroever van de IJzer, bij kilometerpaal 15, staat de
naamsteen 'Petroleumtanks'.
Daar had een Duitse eenheid een observatiepost die een bedreiging vormde voor
de Belgische stellingen op dezelfde oever. Na verschillende verovering pogingen
werd in de IJzerdijk een naderingsgang gegraven en versterkt, die uiteindelijk
uitgroeide tot een gevechtsloopgraaf: de beruchte 'Boyau de la Mort', de
Dodengang, met daarop de dwarse ruiterschans.De Dodengang is wellicht de plaats
waar men het best de Eerste Wereldoorlog kan aanvoelen. Gedurende vier jaar was
de Dodengang een vooruitgeschoven loopgravenstelling van de Belgische
verdediging aan de IJzer en werd er om iedere meter grond bitter gestreden. De
Dodengang of Boyau de la mort heeft zijn naam zeker niet gestolen. Van
dit loopgravencomplex, dat werd uitgegraven in de IJzerdijk, kwam er tijdens de
Eerste Wereldoorlog alleen maar onheilsnieuws. De Belgische militairenzaten daar in een gevaarlijke positie. Ze
werden er van drie kanten onder vuur genomen. De huidige Dodengang is een
reconstructie. De zandzakjes of "vaderlandertjes" zijn gevuld met
versteende cement, de grond is er nu verhard, maar in werkelijkheid ploeterden
soldaten in de modder tussen muren van aardezakjes. Op amper enkele tientallen
meters van de vijand liepen ze er een zenuwslopende wacht, schuilend voor neerstuikende
artillerie- of handgranaten en knetterend geweervuur. De dood lag er steeds
weer op de loer. De Het bezoekerscentrum van de Dodengang uit 2004 geeft u een
duidelijk beeld van de beklemmende sfeer en de erbarmelijke omstandigheden die
er heersten aan het front tijdens de Eerste Wereldoorlog.
De Dodengang bestaat uit
twee evenwijdige loopgraven gegraven in de dijk van de IJzer over een lengte
van 400 meter. Dicht bij het water ligt de gevechtsloopgraaf, daarachter de
steunloopgraaf. Verder vindt u hier waarnemers- en schietposities, bunkers en
op het einde van de gang, de Duitse bunker, de muizenval bestaande uit twee
observatieposten (sector van de petroleumtanks en rechteroever van de IJzer) en
enkele meters erachter een bunker met schietposities.
De Ruiterschans Een echt fort van zandzakken op twee niveaus met
zijn mitrailleur posten, zijn scherpschutters- en waarnemersposities, zijn
signalisatiepost, de ondergrondse doorgang naar de eigenlijke Dodengang.
De huidige site is een reconstructie uit 1927-1928 van dit
verdedigingscomplex. Buiten de omheining staat een afgetakelde maar authentieke
Duitse bunker.
Historische Achtergrond
Na de Slag aan de IJzer
(oktober-november 1914) bezetten de Duitsers nog enkele stellingen op de
linkeroever van de IJzer. Een beduchte stelling waren de Petroleumtanks: van
hieruit konden ze de Belgische stellingen in de bocht van de IJzer ter hoogte
van kilometerpaal 16 onder vuur nemen. Ook vanuit het ZO, vanaf de Minoterie,
werden de Belgische stellingen bij Poste de la borne 16 beschoten. De
Belgische 3deLegerdivisie
ondernam in mei 1915 enkele bloedige aanvallen op de Petroleumtanks, maar
tevergeefs. Bij deze aanvallen kon evenwel wat terrein op de vijand veroverd
worden, dat niet verloren mocht gaan. Generaal-Majoor Jacquet van de 3deLegerdivisie besloot dat een sappe (=
naderingsgang of boyau) moest uitgegraven worden langs de Ijzerdijk, ten O van
het verharde jaagpad vanaf kilometerpaal 16 zo'n 700m noordwaarts. Vanaf 18 mei
1915 werden de bestaande schutterskuilen en stukjes dwarsliggende
gevechtsloopgraven (die om de 40 à 50m waren uitgegraven) met elkaar verbonden
door het graven van de sappe. Een gevaarlijke klus, want de omgeving van
kilometerpaal 16 lag voortdurend onder vijandelijk geschut. Op 27 mei ontdekte
men bovendien dat de Duitsers eveneens vanaf de Petroleumtanks begonnen waren
te graven, richting kilometerpaal 16, zodat beide partijen elkaar naderden tot
op enkele luttele meters. Tijdens een nachtelijke aanval drongen ze zelfs door
tot in het Belgische sappenhoofd. Het uitgraven van zowel de Belgische als de
Duitse naderingsgang werd gestopt. Vanaf juni 1915 werd de smalle en ondiepe
greppel van ongeveer 350m lang ingericht tot een verbindingsgang: Boyau de
Communication de la Borne 16 de l'Yser. Dit werd vanaf eind '15 omgedoopt tot
Boyau de la mort, wegens het heel gevaarlijke werk en de vele slachtoffers
die er vielen. De gang werd verder uitgegraven en opgebouwd, tot ze een diepte
van ca 180cm had en zo'n 120cm breed was. De wanden werden verstevigd met
'vaderlandekes' (aardezakjes). Hier en daar werd een abri in de wanden
ingebouwd, een schuilplaats onder zware houten balken. De boyau liep in de IJzerdijk
niet echt zigzag, zoals een gewone sappe, maar tamelijk rechtlijnig. Er werden
dwarswallen opgericht om zich in te dekken tegen het enfiladevuur (in de
lengte). De boyau werd steeds meer als gevechtsloopgraaf (tranchee) gebruikt
en ingericht: wanden werden verstevigd, er kwamen schietposten en
schuilplaatsen, prikkeldraadversperringen In juli 1915 werd een terugkeergang
in de westkant van de IJzerdijk aangelegd, een bijna rechtlijnige gang, met
daarin een houten smalspoor. Beide gangen werden steeds verder uitgebouwd: ze
hadden een breedte van 150cm, met borstweringen van gemiddeld 170 à 180cm hoog.
Het uiteinde van de Dodengang, slechts op enkele meters verwijderd van de
Duitse stellingen, was geregeld het toneel van hevige Duitse aanvallen. Om
vijandelijke invallen in de Belgische stellingen te vermijden, liet de genie
van de 3de Legerdivisie op 11 oktober 1915 een dijkbres van zo'n 6m diep en 15
à 20m breed ontstaan, door de explosie van een mijn op het voorste deel van de
Belgische stelling. De Belgische stelling werd dan ook onder vuur genomen
vanuit drie kanten: de Bloemmolens in Diksmuide, de vijandelijke loopgraven
tegenover de Dodengang en Duitse scherpschutters, die zich in de bocht van de IJzer
hadden opgesteld. In september 1915 werd gestart met de uitbouw van de
Ruiterschans (kortweg Ruiter of Cavalier genoemd), een gevechtsstelling
bestaande uit 2 evenwijdige loopgraven, waarbij de bovenste als een ruiter te
paard boven de andere is aangelegd. De bovenste loopgraaf fungeerde als
gevechtsloopgraaf, van waaruit men de beide IJzer oevers onder schut kon nemen.
De parallelle loopgraven werden met elkaar verbonden via ladders en trappen. De
uitbouw van de Ruiter verliep niet steeds makkelijk, door het vijandelijk
geschut dat vooral in mei 1916 hevig was, maar het bolwerk werd in de loop van
1916 steeds meer geperfectioneerd tot een onneembare vesting. In juli 1916
werd een observatiepost geplaatst, bestaande uit sterke staalplaat, met een op
de vijand gerichte kijkspleet en een periscoop, en verbonden met de
bevelhebbers via telefoonlijnen. In 1917 waren er 4 stelplaatsen voor
Maxim-mitrailleurs, een observatiepost en een seinpost aanwezig in de bovenste
loopgraaf. Onderaan beschikte men over een stelplaats voor mitrailleurs, 2
plaatsen voor mortieren Van Deuren en drie plaatsen voor machinegeweren. Er
zijn momenteel op de Ruiter 13 schuilplaatsen aanwezig, zowel in beton als in
hout opgetrokken, voor het logement van de manschappen of voor het opslaan van
munitie. Het uiteinde van de Dodengang, dat met wolfijzers en
prikkeldraadversperringen werd beschermd tegen de zeer nabije vijand, werd in
1917 uitgebouwd tot een onneembare vesting, waar een vijandelijke indringer als
een muis in de val zou zitten. De Muizenval, met haar grote betonnen bunker,
voorzien van stalen deuren, granaat- en schietgaten, werd met de Ruiterschans
verbonden door een vibrator, een toestel die door middel van trillingen alarm
kon slaan. Ze was het sluitstuk van de ontdubbelde boyau. De ruimte tussen de
betonnen bunker en de 2 wachtposten werd ingericht met valkuilen en
prikkeldraad en omgeven van 3m hoge muren van aardezakjes. De Dodengang was
oorspronkelijk ingegraven in de IJzerberm. Om het jaagpad langs de IJzer
opnieuw operationeel te maken, werd de IJzerberm in 1924 verbreed en werd het
huidige jaagpad aangelegd. De site werd voor een eerste keer hersteld in 1924
en was nog herhaaldelijke keren onderhevig aan herstellingswerken, o.m. in
1962, 1973, 1981, 1995 en 1998. De originele aardezakjes werden vervangen door
cementzakjes. Sommige stukken van de Dodengang en terugkeergang waren versterkt
met gevlochten takken en blinderingen van balken en planken, terwijl de bodem
bestond uit lange stukken hout, met dwarslatten, die als loopplanken dienden.
De bodem nu bestaat grotendeels uit een betonnen vloer, net zoals de originele
trappen vervangen zijn door betonnen trappen. Ook de bres, die in de IJzerdijk
geslagen werd tussen de Muizenval en de Duitse bunker, werd opgevuld. De
prikkeldraadversperringen zijn verdwenen.
Beschrijving
Dodengang
Het loopgravenstelsel bestaat uit een eerste
verdedigingsstelling, de Cavalier of Ruiter geheten, iets ten ZW van
kilometerpaal 16 en naar het NW uitgebouwd. Vervolgens de Dodengang,
bestaande uit een loopgraaf met traversen of dwarswallen, met een
parallelle, rechtlijnige terugkeergang ten W. De Dodengang mondt in het NW uit
in een verdedigingsstelling, de Muizenval geheten. De loopgraven worden
vandaag de dag gevormd met cementzakjes (ca. H.15xL.50xD.25cm), een betonnen
vloer en betonnen constructies, met diverse uitzichten en functies. Het
loopgravenstelsel wordt betreden via de Ruiter. Rechts 2 betonnen
staanplaatsen, die uitkijken naar de IJzer. Ze zijn opgetrokken uit
betonblokken (ca. H.20xL.40xD.20cm) en gegoten beton. De eerste, meest
westelijke constructie bevat een smalle kijkspleet, in de tweede constructie
steken horizontaal ijzeren balken waarvan 1 balk 2 smalle kijkgleuven en 2
kleine schietgaatjes bevat, respectievelijk voor een rechtse en een linkse
schutter. Er zijn nog inscripties te bespeuren. Via een bedekte doorgang,
waarvan de zijkanten bestaan uit beton, gegoten tegen een houten bekisting en
waarbij nog restanten hout te zien zijn aan het plafond, wordt de eigenlijke
Dodengang bereikt. Deze betonnen 'overdekte loopgraaf', met twee gangen, is
evenzeer als schuilplaats voor manschappen uitgebouwd. De eigenlijke Boyau de
la mort of Dodengang was initieel als verbindingsgang bedoeld, maar groeide
uit tot een ontdubbelde gevechtsloopgraaf en terugkeergang. De oostelijke
loopgraaf bevat verschillende dwarswallen of traversen. Na enkele
tientallen meters worden de dwarswallen regelmatiger en breder. Een bedekte
doorgang verbindt de gevechtsloopgraaf met de terugkeergang. Meer noordwaarts
staat links van de gevechtsloopgraaf een betonnen bunker, van ca. 2 op 2m, met
schietgat naar het N gericht en een deurgat naar het Z gericht (dat met balken
gebarricadeerd kon worden), opgetrokken uit betonblokken (volgens kop en strek patroon).
Het is de eerste van 5 gelijkaardige bunkers, de volgende 4 staan rechts in de
loopgraaf en maken deel uit van de opeenvolgende dwarswallen. Ze kunnen zowel
als schuilplaats als schietpost fungeren. Het dak van de bunkers wordt dikker
naarmate meer noordelijk gelegen. Links van de vijfde bunker/schuilplaats, in
de terugkeergang, staat een grotere betonnen constructie, van ca. 4 op 4m, met
stalen balken, de vorm van I-profiel boven deurgat en in plafond. Iets ten N
van de 5de bunker/schuilplaats staat een nagenoeg even grote betonnen
constructie, die evenwel volledig gegoten is. In de rechtlijnige terugkeergang
zijn her en der nog betonnen schuilplaatsen onder de borstweringen aanwezig. De
bredere ruimte in de terugkeergang - net vóór het punt waar de
gevechtsloopgraaf versterkt wordt met betonnen constructies is de plaats waar
het Décauvillespoor (die in 1915 in de terugkeergang werd aangelegd) eindigde.
De Dodengang mondt via een grote betonnen constructie uit in de Muizenval. De
Muizenval bestaat in haar meest noordelijke punt uit 2 betonnen
observatieposten, waarvan de rechtse uitkijkt op de IJzer en de linkse uitgeeft
op de Duitse bunker, die slechts enkele tientallen meters verwijderd is. Deze
constructies zijn opgetrokken uit betonblokken, het dak is gegoten tegen
golfplaten. Achter de 2 observatieposten ligt een open ruimte van ca. 6 op 6m,
die in het Z afgesloten wordt door een grote betonnen constructie, die een
halve meter ingegraven is en aan de zijde van de open ruimte 1 deuropening bevat.
De muren van deze constructie bevatten aan de kant van de open ruimte, maar ook
aan de W en O-kant verschillende kijk-, schiet- en granaatgaten. De
dakbedekking is zo'n 70cm dik. Binnenin is de ruimte ca. 160cm hoog. Hier zijn
de namen van 11 soldaten gegrift, behorende tot het 2de regiment Genie. Het
plafond bestaat uit een laag stalen staven en een laag beton. Aan de Z-kant
heeft de bunker 2 deuropeningen, respectievelijk de toegangen tot de
gevechtsloopgraaf en de rechtlijnige terugkeergang. De Ruiter of Cavalier
is een bovengrondse stelling uit 2 verdiepingen, bedoeld om vijandelijke
aanvallen vanaf de overkant van de IJzer en vanaf de Petroleumtanks af te
slaan. Ze bestaat uit 2 evenwijdige loopgraven, met kantelend patroon met
dwarswallen. De loopgraaf dichtst bij de Dodengang, ligt het hoogst gelegen en
is uitgebouwd als gevechtsloopgraaf. Er zijn nog delen van de oorspronkelijke
treden bewaard, waarmee de bovenste loopgraaf met de onderste werd verbonden.
Het geheel is uitgerust met (restanten van) mitrailleur posten,
observatieposten en een seinpost, naast gebetonneerde, vaak heel ruime
schuilplaatsen.
Voor wie meer info wil is er het boek Het drama van de
Dodengang van
Siegfried Debaeke
Paperback
Reeds zesde druk!
160 blz., 24 op 16 cm
80 illustraties
16,95 EUR
ISBN 90-5508-064-0
·Bronze
Star (Appenwihr, Frankrijk, 1 februari 1945)
A Different Kind of
Christmas
De buurt van Grandmenil,
België 25 december 1944
Net na middernacht ...
De
twintig jaar oude soldaat-Daniel R. "Bob" Shine gehurkt in een
greppel langs de weg in het kniediepe ijskoude water, klemde zijn M-1 geweer
vast , er was nergens waar hij naartoe kon gaan. Momenten voordien, was hij al
naar het oosten opgerukt met zijn Compagnie in een totale duisternis. Vanachter
een bocht in een vuile slijkerige zandweg waren drie tanks gekomen. Aangezien
de tanks dichterbij kwamen, realiseerden de GI ‟s zich dat het Duitse
tijgertanks waren De soldaten aan de rechterkant beklommen een dijk en zochten
dekking achter rotsen en bomen, voor degenen die aan de linkerkant waren was de
enige beschikbare cover een sloot bedekt met ijs. Toen ze in de sloot sprongen
brak het ijs en werden ze doorweekt van het ijswater. Dichter en dichter kwamen
de Tijgers. Net als de leidende tank Shine bijna bereikt had begon een van de G.I‟s
te panikeren en met zijn geweer te vuren naar de tanks.
De
voorste tank kwam tot een plotselinge stilstand op een armlengte van Shine. De
geschutstoren begon in de richting van de helling te draaien, het kanon begon
te vuren en met mitrailleurvuur gepaard troffen ze de Amerikaanse posities.
Shine keek rond, er was nergens mogelijkheid om te ontsnappen. Hij kon alleen
maar blijven zitten in het modderige ijskoude water en hopen op verlossing - of
een snel einde.
Het
gecombineerde geluid van de tankmotor, kanon en machinegeweren was bijna
oorverdovend in de verte begon hij het geschreeuw te horen van gewonde
infanteristen. Op een moment begon de colonne tanks vooruit te rijden. Wat nu?
Zou er Duitse infanterie volgend? Shine dacht aan het vorige kerstfeest dat hij
thuis met zijn familie had doorgebracht daar in Connecticut, en hij voelde zich
eenzaam en verlaten, zou dit een slachting worden? In zijn jonge ogen leek de
situatie hopeloos. Hun landing in Europa was niet dramatisch afgelopen. Het 289eInfanterie Regiment was op een troepenschip
naar Frankrijk gekomen, en aangemeerd in Le Havre. Hun divisie, de 75e
, was een van de vele die haastig gevormd was, voor de laatste grote slag die
de bondgenoten zou leveren in Duitsland. De weken die hadden gevolgd op hun
landing waren gevuld met lange, monotone herfstdagen, ze bivakkeerden in een
modderig Frans weiland.
Dan,
op kerstavond, zonder waarschuwing werden ze in half-tracks geladen zonder dak.
Wel bepakt en zo dicht bijeen, men kon niets anders doen dan staan, de infanteristen waren met
verbazing geslagen als hun trucks naar het oosten brulden, een vier uur durende
tocht door de koude nacht, een tocht langs smalle onverharde wegen van
Frankrijk naar België. Niemand had verteld wat ze konden verwachten, ze hadden
geen idee van de massale Duitse penetratie die in de Geallieerde lijnen aan
gang was. Duitse tanks en infanterie hadden in een verrassingsaanval, een
enorme bult gecreëerd in de Amerikaanse linies, in de Belgische bossen bekend
als de Ardennen.
De
Slag van de Ardennen had nog niet
eens zijn naam. Maar dat het een bloedig conflict zou zijn leed geen twijfel,
zoals Nazi-Duitsland fanatiek probeerde een laatste doorbraak te forceren en de
geallieerden wanhopig vochten en zich vast te houden aan hun posities.
Shine
schatte dat ze ongeveer aan 60 km per uur reden op de onverharde wegen. Andere
voertuigen op de weg probeerden om plaats te maken voor het konvooi van
vrachtwagens die hun reis in het donker zonder de hulp van koplampen voortzetten.
Als een ander voertuig er niet in geslaagd had een breed genoeg pad te maken
werd het van de weg gereden, door de half tracks werd het tempo niet vertraagd.
Shine begon zich te realiseren dat er iets heel ernstigs aan de hand was naar
waartoe ze werden geleid, en dat er van hun zou worden verwacht dat ze het
moesten helpen rechtzetten. De geallieerde generaals hadden het 75ebevolen om vooruit te trekken en zo de 3rd
Armored Division af te lossen.Buiten Grandmenil, stapten de mannen van de Compagnie uit
hun vrachtwagens en begaven zich te voet in de richting van het dorp. Toen ze
na een tijdje gevorderd waren, werden ze begroet door elementen van de 3de
, die zich terugtrokken uit het slagveld. 'Wat is er aan deze weg? "
"Niets. All clear!" De Compagnie trok voorwaarts, gerustgesteld. Ze
rukten uit in twee colonnes een langs elke kant van de weg. In het midden van
de weg kwam de 3de , die zich aan terugtrekken was om zich te
hergroeperen. Shine s Compagnie passeerden troepen die zich naar achter verplaatsten
, ze waren te voet, samen met een aantal Sherman tanks, jeeps en half tracks.
Enige tijd nadat de laatste van de 3devoorbij was, zagen zij nog drie tanks naderen,
en hadden die niet herkend als de vijand totdat het te laat was. Het was bijna
0100 uur, en Shine bleef kruipen in de sloot. De Tijger was gestopt met
schieten, en begon te bewegen in de richting van hun achterhoede. Toen de
Tijger ongeveer 100 meter verder was vuurde een Amerikaans bazooka team een
gat in zijn radiator, de tank was uitgeschakeld . De andere twee tanks, bij het
zien van de flitser en uitgeschakelde tank die de weg blokkeerde, draaiden zich
om en zochten voor hun veiligheid de eigen stellingen op. Nu deze dreiging
geëlimineerd was, werd de Compagnie opnieuw gevormd en op de onverharde wegen
werd hun mars naar Grandmenil voortgezet , Shines laarzen en wollen broek
waren nu doorweekt, en zouden zo blijven voor vele dagen.
Gedurende
de vroege ochtend uren, marcheerden de infanteristen op de besneeuwde zandweg,
door de bossen van de Ardennen, en verder in de richting van Grandmenil. Shine
en zijn ploeg leidden de voorhoede, marcheerden behoedzaam vooruit met hun
geweren in aanslag en klaar voor onmiddellijke actie. Met het maan en
sterrenlicht verduisterd door de zware bewolking, zou het bijna onmogelijk om
een plek met een ingegraven vijand te spotten tot je bijna op de top van hem
was. Dit waren hun angsten als ze uit de beschermende bossen waren gekomen en
ze de velden betraden rondom Grandmenil. De M-1 "Garand" geweren die
de infanteristen droegen werden een vertrouwde last op deze marsen. Ze wogen
bijna tien pond, en ondermijnden snel de kracht in de armen. Maar de G.I.s
hielden van hun M-1s, voor hun ontzagwekkende vuurkracht en dodelijke precisie.
De M-1's 30-'06 cartridges konden met een koperen-mantel kogel door het midden
van een boom schieten en de vijand daar achter verborgen doden, als het
noodzakelijk zou zijn. Om in de strijd een geweer af te vuren gelijk de M-1s was
echt een oorverdovende ervaring..
In
de vroege ochtend op eerste kerstdag, wachtte de Compagnie aan de rand van
Grandmenil, een dorp zo klein dat het kan te voet kon worden doorkruist in
minder dan vijf minuten - tenzij natuurlijk het dorp gevuld was met wachtende
Duitse soldaten - en dat was zo. De taak om het dorp te bevrijden was gevallen op de jonge
Amerikaanse schouders. Wanneer de soldaten wachtten op het bevel om aan te
vallen, begonnen de Duitsers een spervuur te openen vanuit hun positie. De
Compagnie was het dorp aan het aanvallen met de steun van Sherman tanks. Twee
van Shine's vrienden zaten ineengedoken achter een van de tanks, op zoek naar
beschutting tegen het vuur van deDuitse kleine wapens dat juist was begonnen. Shine
zag, hoe een granaat landde en ontplofte vlak bij de twee, hun lichamen werden tegen de tank geworpen. Ze
waren op slag dood, er waren bijna geen zichtbare verwondingen, maar door de
kracht van de explosie liet het de twee dode Amerikanen lijken als klompen
brooddeeg gegooid en geplat tegen de muur.
De
Amerikanen begonnen hun aanval. De Sherman tanks avanceerden eerst door de
straten, vuurden hun kanonnen point-blank ( extreem close range ) in de bezette
huizen van Grandmenil. Gevolgd door de infanterie. Eerst gooiden ze
handgranaten in de huizen, onmiddellijk na de explosies, zij beschoten de
binnenkant van de huizen met geweervuur, en vervolgens stapten ze binnen. Shine
en een andere jonge soldaat betraden een huis. In het huis, was een verdwaasde
Duitser naar zijn geweer aan het reiken. Er was geen tijd om hem te vragen zich
over te geven, de soldaat bij Shinehief
snel hij zijn automatisch pistool en vuurde. De .45 kaliber kogel trof de
Duitse soldaat recht in het voorhoofd, en de bovenkant van zijn hoofd werd
volledig weggeblazen. De Duitsers vochten wanhopig, de Amerikanen werden
gedwongen om Grandmenil huis voor huis in te nemen. Terwijl Kerstmis dag
vorderde, gaven veel jonge Amerikanen en Duitsers het grootste offer voor hun
land.
Aan
het eind van dag, had de Compagnie de Duitsers uit Grandmenil verdreven, en
hadden ze hun schuttersputjes gegraven in een verdedigingslinie langs de rand
van de gemeente. Vierentwintig uur eerder, had geen van hen ooit een veldslag,
meegemaakt .. nu waren ze veteranen. Kerstnacht zou weer een koude bewolkte
nacht worden met temperaturen onder de twintig graden.
De
winter van 1944-1945 zou herinnerd worden als de koudste winter in veertig
jaar, en de mannen van de 75edie grootste deel van de tijd buiten waren zaten
met bevroren voeten. Terwijl hij zich voor zijn eerste slaap in twee dagen
gereed maakte, werd Shine weer bewust van zijn voeten, die pijnlijk koud
aanvoelden. Grappig, maar hij had ze de ganse tijd niet gevoeld. Achter hem,
smeulden en branden Grandmenil's ruïnes. Shine dacht aan zijn grootmoeders
geboorteplaats van Zell, in het Moezeldal in Duitsland vijftig mijl naar hun
oosten. Hij kon het niet helpen, maar vroeg zich af of hij had gevochten tegen
een van zijn Duitse neven die dag, of als hij tegen hen zou komen te staan in
de volgende dagen. Ze konden geen gebruik maken van hun slaapzakken die nacht -
"Purple Heart Bags" werden ze genoemd. Als de Duitsers een
tegenaanval tijdens de nacht zouden uitvoeren, konden de Amerikanen gebajoneteerd
worden in hun slaapzakken voordat ze zichzelf konden bevrijden en hun wapens
grijpen. Dus Shine en de rest van de Cie lagen in de bevroren aarde, met hun
bevroren voeten en rilden zich in een onrustige slaap. Een slaap vol met
gedachten van degenen, die zij hadden gedood, en die vrienden die nooit meer
naar huis zouden gaan, vrienden die nu bevroren lagen op de besneeuwde grond
van Grandmenil. En ondertussen, waren thuis koren aan het zingen van vrede op
aarde, Good Will to Men. Amerika! Christmas! Terwijl hij in slaap viel in ,
vroeg Shine zich af of hij ooit zijn huis zou weerzien, ja hij zich afvroeg of
hij nog zou leven en een andere kerst zou zien.
bijdragen en offers van
die Amerikanen die hebben gevochten in voorbije oorlogen.
Dit is dan ook bedoeld om ons
te herinneren aan diegenen unwarlike ( geen gepaste vertaling gevonden )
strijders die hebben gevochten onder onze natievlag in de naam van de vrijheid.
Verder is het de vraag om ons te herinneren aan
Als ‟s
middags de hemel begon te verduisteren benaderde een jonge soldaat voorzichtig
de Compagnielijn van besneeuwde foxholes. Voor de nabij gelegen mannen zag hij
eruit als een rookie, hij was duidelijk beschaamd over zijn intrede op deze plaats
van dood en vernietiging. Zijn uniform was nog bijna vlekkeloos.
Zonder
twijfel had hij warme "C" rantsoenen gegeten en tot nu toe onder
dekking geslapen. Ze namen hem terloops waar. Een veteraan kon in de regel
vertellen of een nieuwe zou panikeren onder vuur, alleen maar door te kijken
naar hem.Je wilt niet dat hij kraakt
terwijl je met hem je schuttersputje deelt. Deze bijzondere man had een baby
gezicht, en had zich waarschijnlijk nog nooit geschoren. Hij kon niet meer dan
achttien zijn. Een Duitse mortiergranaat ,die af en toe in de buurt viel, zorgde
ervoor dat hij sprong.
Vanuit
zijn schuttersputje, sprak sergeant Gilbert met de nieuwe en wees hem op een
open plek in de lijn van schuttersputjes. De vervanging draaide zich om en
maakte zijn weg naar de aangewezen plek. Hij leunde met zijn M-1 tegen een
boom, en haalde zijn verankering tool. In momenten gleed hij over het bevroren
oppervlak van de Belgische bodem. Gedurende de volgende twintig minuten, vulde
het geluid van hakken en graven de lucht. Twee keer terwijl de vervanger aan
het delven was gleed de hij uit en viel in zijn onvoltooid schuttersputje. De mannen waren stil als hij rond keek, hij probeerde zijn waardigheid terug te winnen.
Tot slot, was zij gat ( put ) voltooid, de vervanger greep zijn geweer, stapte
erin en nam zijn positie op de lijn. Geen twijfel bestond erover dat hij
probeerde te achterhalen wat er zou gebeuren. Hij had waarschijnlijk nog nooit
gehoord van het wapperende geluid van de naderende mortiergranaat, maar de
mannen om hem heen wel, en ze doken dieper in hun schuttersputjes. Een abrupte
explosie schudde de grond en gooide stukjes van iets door de lucht, er waren de
plotselinge geur van verbrand cordiet en geschroeid vlees. De soldaten keken in
afschuw over de schuttersputje van de nieuwe vervanger. Rook kolkte eruit, en
stukken van bloederige vlees waren overal. Gescheurde stukjes van zijn uniform
en een stuk van een darm opgehangen aan afgebroken takken boven het verbrande
schuttersputje, en naast de boom lag een laars met een deel van een been er nog
in. Dat was het, dacht Private Daniel R. "Bob" Shine en hij zat in
zijn schuttersputje te kijken naar de dag die zich omdraaide in de nacht. Het
ene moment ben je levend en in een stuk, de volgende minuut ben je weg en ben
je niets meer, niemand heeft zelfs de tijd gehad om uit te vinden wie je was.
Hoewel hij en de andere mannen deze dingen al hadden gezien was niemand er ooit
echt aan gewend geraakt. De nacht viel en het ving aan te sneeuwen, de witte
vlokken begonnen met het maskeren van de bevroren delen van wat was ooit
een man was.
In
de vroege ochtend uren verzamelde de Compagnie bijeen voor hun aanval van
Salmchateau. Vandaag zouden worden geconfronteerd met elementen van de 326eVolksgrenadiers en de restanten van de
62eVolksgrenadiers. Shine
was de bodyguard van luitenant Rocco Durante. Hij en de luitenant leidden hun
peloton door de besneeuwde duisternis en de vroege dageraad. Zodra het volledig
licht werd, verlieten ze het bos en volgden een onverharde weg in het dorp. Dit
was meestal het moment waarop dingen begonnen te gebeuren, en als de tweede man
in de oprukkende kolom, werd Shine bang. Zoals vaak gezegd, "Iedere man
die niet bang was op deze momenten zou krankzinnig moeten zijn. Ze waren bijna
bij een brug die naar de stad leidde, toen was er een scherpe krak aan het
rechtse front, en de luitenant zeeg neer. Shine, drie passen na hem , rolde
Durante over en zag een kogelgat in de riem van zijn gordel. Juist tegen de
gesp. Toen hij de luitenants broek naar beneden trok, zag hij dat de punt van
de kogel juist het scheuren van de huid in de buurt van de luitenants lies had veroorzaakt.
Blijkbaar was de kogel afgeketst op een bot. Om in een plek als deze stil te
blijven staan, was een ramp uitnodigen.
Shine en de anderen verplaatsten zich naar voren, en
lieten de luitenant over aan de zorgen
van de medics, die zouden volgen. Voor de infanterist van de Tweede
Wereldoorlog, was er niets meer geruststellender dan het gevoel van een M-1
geweer in zijn handen. Het beloofde kracht en nauwkeurigheid bij het trekken
van de haan. Het beloofde ook om een zware last te zijn op een lange mars. Het M-1
geweer woog bijna tien kilo - ongeveer twee keer het gewicht van een M-1
karabijn. In de infanterie, droegen de mannen geweren en officieren droegen karabijnen.
Achter Shine keek Private Krizan naar het M-1 karabijn dat de Luit. had laten
vallen. Net als de meeste schutters, deden zijn armen pijn van het dragen van
de zware geweer, hier was iets aantrekkelijkers. Hij pakte de karabijn en
hervatte zijn weg. Dat was de laatste fout die hij ooit gemaakt had. Er was nog
een scherp kraken vanop de hoge grond op hun rechter kant, Krizan viel neer en
rolde op zijn rug. Shine keek weer naar Krizan, hij lag daar met een keurig
kogelgat recht tussen zijn glazige ogen. Onder zijn hoofd begon zich een karmijn
rode vlek te verspreiden in de witte sneeuw. De sluipschutter had bij het zien
van een karabijn in de handen van Krizan hem verward met een officier, en
doodde hem.
Rond
deze tijd dacht Shine dat zijn nummer was komen. Hij rende en haalde de ploeg
in, net als ze gereed waren om het eerste huis aan hun kant van de straat te
zuiveren!!!!. Private(soldaat) "Snuffy" Toth ging naar binnen langs
de voordeur, in de hand een fragmentatie granaat met uitgetrokken pin, hij gooide
de granaat en draaide zich om buiten te komen. Toen hij zich omdraaide, gleed
hij uit over de keramische tegelvloer en viel. Voordat hij kon opstaan
ontplofte de granaat. Snuffy wankelde de deur uit en viel opnieuw. Hij was
zwaar geschokt en de ploeg liet hem achter voor de medici. Ze trokken verder
door de stad , van het huis tot huisen
zuiverden het zo, een na een . Het merendeel van de Duitsers was gevlucht. Er
was geen snipervuur meer (sniper = scherpschutter) , maar wel nog enkele inkomende artillerie inslagen
en in enkele van de huizen werd er nog weerstand geboden. Laat in de avond, vonden ze
aan andere kant van stad drie of vier Duitsers in een keldergat. Een van hen
maakte een dreigende beweging en de drie Amerikanen tegenover hen vuurden in
een keer. Het resultaat was verwoestend. De Compagnie richtte de aanval op
Salmchateau en won de stad, dus ze voldeed aan de doelstelling. De gelederen
waren die dag uitgedund door de dood, door verwondingen en bevriezing.
Snuffy
Toth lot eindigde als een front soldaat, de explosie van zijn granaat had hem
een shell-schok bezorgd. Hij werd uiteindelijk geëvacueerd. Luitenant Durante
was ook geëvacueerd, en zij zagen hem niet meer terug. Shine en de ploeg
brachten de nacht door ingekwartierd in de stucco en stenen huizen van
Salmchateau, en dat terwijl daar buiten, de doden van beide legers bevroren in
groteske posities.
Private
Daniel R. "Bob" Shine keek in ongeloof omhoog naar de met sneeuw
bedekte bergkam. Dit zou zeker het einde voor hem worden. De luitenants woorden
klonken in zijn oren: "Als we de richel bestormen lopen jullie drie recht
naar dat grote fox-hole en knock it out. " Beschut door het hoge
schuttersputje waren drie Duitse soldaten aan het schieten met Schmeisser
machinepistolen op de Amerikanen. Als de eerste golf die heuvelrug zou
bestormen, zou het van deze drie jonge G.I ‟s afhangen om die specifieke
dreiging te elimineren. De drie Duitsers leken elk voordeel te hebben, ze zaten
in de hoogte, ze hadden voldoendebesutting, en ze hadden allemaal snelle vuurwapens.
Shine hoorde de Schmeissers nu duidelijk. Ze schoten zo snel dat het klonk als doek
scheuren. Direct in de richting van dat schuttersputje chargeren leek bijna
suïcidaal. Shine dacht aan zijn ouders thuis en aan zijn meisje Muriel. Hij
wilde dat hij hun allemaal nog een keer kon zien. Nou ja, alles zou thuis
moeten gaan zonder hem, dacht hij. Shine nam een moment om een gebed te zeggen
hopend om zijn overleving in deze aanval. Als hij zou worden geraakt, hoopte
hij dat de wond diep genoeg zou zijn om hem naar huis te sturen. Als het zijn
lot was om te sterven op deze dag, hoopte hij dat het einde snel zou zijn en
schoon, en niet een langzame dood zoals van zovelen dat hij had zien lijden.
Hij kon het niet helpen, maar hij vroeg zich af of God aan het luisteren was
naar de Amerikaanse of Duitse gebeden deze dag. Voordat ze het dorp Salmchateau
hadden aangevallen, hadden de soldaten in Shine's ploeg hun M-1 geweren voor de
M-3 "vetspuit" submachineguns verwisseld, die waren nuttig voor
huis-aan-huis gevechten. De Grease gun was in staat om heel veel lood af
te vuren, dit was ook goed in tijden als deze. Shine haatte de vetspuit want ze
hadden een dodelijke ontwerpfout.
Grease
gun is de bijnaam voor het Amerikaans
machinepistool M3. De Verenigde Staten startten de productie in 1942, maar
beëindigden deze in 1944 vanwege de hoge productiekosten. In totaal zijn er
680.000 exemplaren van de Grease gun gemaakt, wat minder was dan van tevoren
gepland.
Deze pistoolmitrailleur
was bedoeld als een goedkoper te maken en minder wegende (1,2 kg minder)
vervanger van de M1 Thompson. De M3 Grease gun heeft het kaliber .45 ACP en een
magazijn voor 30 patronen. Het is een volautomatisch vuurwapen dat zeer
geschikt is voor close combat gevechtssituaties. De vuursnelheid is
(theoretisch) ongeveer 350/450 schoten per minuut en het is nauwkeurig tot op
50/55 meter. Doordat het wapen zo klein was, werd het vaak gebruikt door
parachutisten en de bemanning van tanks.
Het magazijn
ontgrendelmechanisme stak op een slechte plaats : waar de soldaat vaak tegen
stootte met zijn lichaam, daardoor viel het magazijn met munitie op de grond
aan zijn voeten. Dit liet de G.I. met een leeg geweer, meestal op het slechtst
mogelijke moment. Net als nu.
Op het signaal, renden de
drie schutters op hoogste snelheid, samen met de rest van de eerste golf, springend
van links naar rechts om het vijandelijk vuur te ontwijken, naar boven. Slechts
zes voet afstand van elkaar, waren ze een uitstekend doel voor de Duitsers
boven hen. Op de nok van de steile hellingen liepen de drie ze werden
opgeslorpt door het lawaai en woede van de oorlog en het afvuren van hun wapens
in korte uitbarstingen. Dat allemaal terwijl ze liepen. Naar links en rechts
liepen soldaten die plotseling vielen, de sneeuw kleurde helder rood onder hen.
Op elk moment, dacht Shine dat een kogel hem zou raken . Tegen de tijd dat de
Amerikanen het schuttersputje hadden bereikt, waren de drie Duitsers geraakt.
Ze lagen in de sneeuw, kronkelend en bloedend uit lelijke wonden, en ze
maakten van die vreemde geluiden die stervende mannen te maken.
Een gewonde Duitser, kon echter
nog steeds in je rug schieten als je voorbij hem kwam. Dus de drie Amerikanen,
op wonderbaarlijke wijze niet gekwetst, maakten de Duitsers af en zetten hun
stormloop verder. Aan weerszijden van hen, liepen andere overlevenden van de
eerste golf , sommige vallend of vurend het objectief werd ingesloten. De
Duitsers waren die dag verdreven uit de richel boven Salmchateau. Maar de
kosten waren duur. Veel van Shine vrienden in de compagnie werden gedood en nog
veel meer gewond.
Ze
waren allemaal hulpeloos als ze hun sergeant zagen. Roberts was doodgebloed na de
inslag van een granaatscherf, een wond in de rug. De medische CLS-ers en de
schutters in de ploeg Roberts hadden geprobeerd hem te bereiken, maar werden
vastgepind onder zwaar vuur. Dus Roberts was overleden, alleen in de bloedige
sneeuw.
Ze
groeven zich in op de richel : nog een bevroren nacht in het veld.
Salmchateau en
"Bloody Ridge"
zoals
het bekend zou worden, was nu in Amerikaanse handen.
Shine
kroop in zijn schuttersputje en keek door de duisternis in de richting van waar
de vijand moest zijn. Op een of andere manier was zijn nummer vandaag niet
gekomen. De drie Duitsers in het schuttersputje waren erg jong en onervaren
"Volkssturm" Troopers, en niet strijdbare geharde veteranen.
Deze
gelukslag had de drie Amerikanen gered, en had het leven gekost aan de drie
jonge Duitsers. Maar wat morgen, en de volgende dag? Vandaag had hij zijn
sergeant verloren . Gisteren werd zijn luitenant, Durante, geëvacueerd naar een
naar achtergelegen ziekenhuis nadat hij werd neergeschoten door een
sluipschutter, hij was geraakt in de heup. Hoe lang zou Shine zijn eigen geluk
blijven houden? Er waren - en er zouden geen medailles zijn voor de drie
Amerikanen die dat schuttersputje bestormden, vandaag was het simpelweg een
gewone job geweest. Ook was er geen opgetogenheid, noch wroeging, maar het
vermoeide besef dat ze nog een dag overleefd hadden, en ze waren een dag
dichter bij het einde van de oorlog. Terwijl de duisternis van de slaap de duisternis
van de Belgische winterse nachten elkaar ontmoeten bad Shine, smerig, hongerig, uitgeput en
bevroren, voor zijn geluk om het net een beetje langer vasthouden - en om de
oorlog te beëindigen voordat het geluk verliep.
... Decennia verstreken sinds die verschrikkelijke maanden
toen we de modder van Lotharingen doorstonden, de bittere kou van de Ardennen,
de vochtige kelders van Saarlutern. . . We waren ellendig hadden het koud en
waren de meeste tijd uitgeput, we waren allemaal doodsbang. . . Maar we waren
jong en sterk en in het bezit van de prachtige veerkracht van de jeugd, en voor
alle ellende en angst en de haat van elk moment ervan, was de oorlog groot
altijd een angstaanjagend avontuur. Niet een man onder ons zou willen om er
weer te gaan, maar we zijn er allemaal trots op , zo zwaar getest te zijn en
geschikt bevonden. De enige spijt is voor onze vrienden die we nooit meer terug
zullen zien.
Bronze Star
Appenwihr, Frankrijk
1
februari 1945
Terwijl
de schreeuwende artilleriegranaten vielen en ontploften om hen heen, sprintten een
tiental GI's naar de veiligheid van de verre bossen en hun eigen lijnen. De
diepe sneeuw zoog op hun voeten en zorgde er voor dat ze gleden als de
ontploffende granaten een douche bezorgden met kluiten bevroren vuil. De Duitse
artillerie leek zeker om hen te kunnen vernietigen op elk gewenst moment.
Private Daniel R. "Bob" Shine voelde alsof zijn longen zou barsten.
Als radioman voor de verkenning selectie, droeg hij al zijn normale
gevechtsuitrusting , plus hun SCR-300 korte golf radio, dat was gepakt in een
grote rugzak. In totaal was hij actief met meer dan zeventig pond van
apparatuur vastgebonden aan zijn lichaam. Shine voelde zich alsof hij niet een
stap kon rennen, maar lopen deed hij. Lopen of aan stukken worden gereten op
dit open veld buiten het dorp Appenwihr. BOOM! Een shell viel veel dichterbij
dan de rest, de landing op minder dan veertig voet (voet ong 30.5 cm ) afstand.
Een lopende GI struikelde en viel. Toen hij weer op zijn voeten stond, was het
duidelijk dat de kracht van de explosie met zijn hoofd had gerammeld. De bossen
kwamen dichter, maar zo kwamen ook de explosies. Zouden ze het op tijd maken?
De geallieerden hadden gevochten en wonnen de Slag om de Ardennen.
Het
had ze over een maand gekost om de grond te hernemen van de Duitsers; verloren
in die paar dagen voor Kerstmis, 1944.
Voor
de frontlinie infanteristen, was het een maand van de grimmige terreur. Elke
soldaat heeft levendige herinneringen van kameraden die waren omgekomen in de
inspanning.
Herinneringen
aan hen die stoïcijns waren overleden, en degenen die hadden hun leven
opgegeven , terwijl ze riepen om hun moeders en hun God om hen te redden. Het
maakte niet uit wat hun rang of hoe ze gestorven waren, de dood bracht hen
samen alles is nu gelijk aan, stil en
gevoelloos onder de velden van België liggen.
Aan
het einde van de Bulge , werden de overlevenden van de 75edivisie op goederenwagons geladen.
Dit
waren zogenaamde "40 en 8s" - Franse Boxcars ( treinwagons )
overschotten van WWI. Aan de zijkanten van de wagens waren borden in het Frans,
"40 mannen, acht paarden." De 40 en de 8-en waren niet geventileerd,
onverwarmd en zij hadden geen sanitaire accommodaties. Maar dat kon de GI's
niet schelen, want er was een gerucht dat ze van het strijdperk moesten worden
genomen en naar achteren gebracht worden voor een broodnodige rust. Dit mocht niet zijn. De stoomlocomotieven
hadden de lange troep wagons gedurende twee ellendige lange dagen naar het
zuiden getrokken, en de infanteristen waren toen uitgestapt in het oosten van
Frankrijk, waar de uitlopers van de Alpen samenkomen met de Vogezen.
Daar
hadden de Duitsers ervoor gekozen om stil te staan en te vechten in een hoek
van Frankrijk dat bekend staat als de Colmar Pocket. In de laatste
maanden van de oorlog, had Hitler zijn krimpende legers versterkt door het
gebruik van 15 jaar oude jongens en 45 jaar oude mannen als zijn Volkssturm
troopers. Ze waren over het algemeen niet zo effectief als doorgewinterde
soldaten en vaak gaven ze zich over of werden ze onnodig gedood. Maar de
Duitsers in de Colmar Pocket waren het gewone leger, de mannen van de 305eVolksgrenadiers en de Wermacht de 198eDivision. Ze waren geharde veteranen en
goed uitgerust.
En
ze waren nog steeds in staat om de Amerikanen duur te laten betalen voor elke
stad die ze inpalmden. Op het moment dat de Amerikanen waren ontscheept uit de
treinen , begon het besef te komen dat ze het ene in een met sneeuw bedekt
slagveld voor een ander verwisseld hadden. De eerder hoopvolle stemming van de troepen werd
al snel somber en angstig. Toch hadden ze meteen de getroffen steden Holzwihr
en Bishwihr, en op een gecoördineerde aanval, veroverden ze de zwaar verdedigde
stad Andolsheim.
Toch
waren er nog meer steden die genomen moesten worden, en nog steeds vochten de
Amerikaanse infanteristen met natte en bevroren voeten. En door de lange
nachten, bleven ze slapen in schuttersputjes gehakt uit de besneeuwde grond.
Bijna was de hongersnood zo levensbedreigend als het vijandelijk vuur. Onlangs
waren de GI‟s gedwongen geweest om hun voedsel te stelen om te kunnen eten. Het
was een echte uitdaging om in het gezicht van deze tegenspoed te blijven
vechten, en om eervol te vechten en niet te worden zoals een dier. Voor
zonsopgang de volgende ochtend, kregen de Amerikanen het bevel om Appenwihr aan
te vallen. Gelukkig was hun opmars voorafgegaan door een artillerie bombardement.
Dan reden de tanks voorop. De soldaten liepen zorgvuldig in het spoor van de
tanks om zo de wachtende landmijnen te ontwijken . Shine‟s ploeg was een van
degenen gekozen om de aanval te leiden en Shine, die was de luitenants
lijfwacht . Hij was dicht bij het front en bij de actie als de infanteristen over
het open veld uitrukten. "Infanterie," dacht hij bij zichzelf. Letterlijk:
"de kinderen." Dat was precies wat Shine voelde als ze naar voren
leken te komen. Kleine, schijnbaar weerloos, maar hurling (sport om zoveel
mogelijk punten te maken Ierland ) zelf meedogenloos tegen een krachtige,
ingegraven vijand. Hij kon hun opmars zien, vanaf een afstand, kleine soldaten
overschaduwd door de bossen en de omliggende bergen. Het vijandelijk vuur was
aan het intensiveren. Ze waren er bijna nu. . . CLANG! Shine's hoofd werd
ineens gewrongen naar één kant en hij viel, niet wetend of hij leefde, dood of
stervend was. Een intense beltoon was te horen in zijn oren en plotseling deed
zijn hoofd en nek deed pijn.
Bij
het opstaan liet hij zijn vingers over zijn stalen helm tasten, op zoek naar de
oorzaak van zijn pijn. Aan de linkerkant, net boven zijn oor, was het zachte
entree gat gemaakt door een kogel. Net boven zijn andere oor was het grillige
gat waar de kogel de helm verliet.. Door de pijn en de verdwaasdheid heen
besefte Shine dat hij eens te meer ongelooflijk geluk had gehad. De kogel had
tussen zijn helm en voering gevlogen en de helm verlaten zonder hem ooit te
raken. Voor de aanval van de GI's 'op Appenwihr, was de artillerie ter ondersteuning
van de Duitse troepen verwoest geworden door Amerikaanse houwitsers, ze konden doelgericht
vuren door de dappere artillerie spotters vliegend in een eenzitter Piper cup (verkenningsvliegtuig).
Zonder
artillerie ondersteuning, werden de Duitsers gedwongen zich terug te trekken.
Maar het was een langzaam, met tegenzin, georganiseerde terugtocht, en op geen
enkele wijze een nederlaag. De Amerikanen zouden een te hoge prijs blijven
betalen voor hun winsten. Tegen de avondschemering had Shine‟s peloton een lijn
van schuttersputjes gegraven net buiten Appenwihr. De Duitsers waren
teruggedrongen naar het volgende dorp, Hettenschlag. Middernacht. Nog een nacht,
een andere stad, een ander bevroren schuttersputje. In het hart van de nacht,
kon een man zo verschrikkelijk alleen zijn. Alleen met de geesten van de mensen
die hij had gedood alsof ze hem wilden doden. Alleen met herinneringen aan zijn
huis, zijn familie, en bovenal, zijn meisje. Hij glimlachte toen hij dacht aan
Muriel in haar witte verpleegster uniform, en vergeleek het met zijn eigen
uniform, dat stonk naar zweet en modder en erger.
Hij
glimlachte weer als hij dacht aan zijn laatste douche, dat was weken geleden.
Warm water. En zeep. Hoe goed het had gevoeld! Hun uniformen waren tot ver
buiten de tijd om te reinigen, dus ze werden nieuwe wollen broeken en tunieken
gegeven. Nu die kleren ook de vlekken droegen van voedsel en modder en pistoololie.
Shine kon niet slapen. Zijn maag draaide, hij had ook de diarree die de meeste
van de mannen teisterde. Hij dacht aan het nemen van Andolsheim een paar dagen
voordien. Tijdens de gevechten ,had zijn vriend Joe Feeney naar hem
geschreeuwd, "Uw jas is in brand!" Daar direct boven zijn hart, was
een grote granaatscherf komen te liggen. Nog warm van de explosie die het had
bevrijd, hoe kwam het dat een stalen scherf een smeulend gat had veroorzaakt in
zijn overjas voordat Shine het zelf had gemerkt.
Hoe kwam
het dat hij was gespaard gebleven van de dood of van verschrikkelijks letsels,
zo vaak en op zoveel manieren? In de duisternis zette hij zijn laarzen en natte
sokken opzij en begon zijn voeten wrijven zoals de GIs het waren opgelegd te
doen om bevriezing te voorkomen. Zoals elke frontlinie soldaat, had Shine zijn
tweede paar sokken opgeknoopt rond zijn nek , om te drogen. Hij verwijderde hen
van zijn nek en trok hen en zijn natte schoenen weer aan. De natte sokken
werden vervolgens opgehangen om zijn nek, en het proces werd voortgezet. Door
hun lekkende lederen laarzen hadden ze voortdurend natte voeten, dat was zo voor
iedereen, en Shine's voeten waren al sedert weken fel rood.
Iedereen
wist dat waterproof, geïsoleerde shoepacks overvloedig werden gegeven in de
achterste gelederen. Op een dag misschien worden ze geleverd aan de jongens die
ze het meest nodig hadden. Het aantal evacuaties en amputaties door bevriezing was
een epidemie geworden.
In
de bevroren duisternis, wervelde zijn geest. Hij dacht terug aan de nacht dat
ze ingekwartierd waren in een Belgische schuur. Die nacht sliepen ze op een bed
van hooi, de schuur werd opgewarmd door de lichaamswarmte van de binnen
gehouden koeien . Een van de dogfaces ( zelf gegeven lapnaam ) had zich gedurende
de nacht in zijn slaap gerold en gedraaid en had daardoor een van zijn
fragmentatie granaten ontstoken, gelukkig was hij de enige die gedood was. In
zijn geest ging, het gezicht van de kapitein Applegate aan hem voorbij. Goede
oude kapitein Applegate, commandant van Shine‟s K Compagnie. Ik keek naar hem
op en respecteerde Applegate, net als alle soldaten die hem kenden. Net die dag
had Shine Applegate's jeep en chauffeur gezien geparkeerd in de achterste
gelederen. "Hoe is het met Applegate ? vroeg hij. De bestuurder gaf hem
een grappige smile en wees met een duim op het kleine GI deken opgevouwen op de
achterbank van de jeep. Gewikkeld in die deken zat, was alles wat overbleef van de kapitein, hij werd die
dag geraakt door een ver staand Duits
kanon. En Shine aan het denken aan die radiorugzak. Die verdomde SCR-300, dat
de aandacht trok van de sluipschutters overal. Sluipschutters. Hij dacht aan
het team van sluipschutters dat die dag kort hun aanval had gestopt in
Appenwihr, totdat een bazooka team de kerktoren had opgeblazen waarin ze
beschut werden. Shine had herhaalde uitnodigingen verworpen om een noncom (
onderofficier ) te worden, dus ze plaatsten hem naast de luitenant, aan het hoofd
van elke aanval. En hij zag, met het verlies van een luitenant per maand dat
dit geen gezonde plek was om te wezen. Een keuze doel, dat is wat hij geworden was.
Eindelijk viel Shine in slaap, achtervolgd door het gekwelde beeld van zichzelf
in het vizier van een sluipschutter zijn telescoop. Naarmate de 75ede bevrijding van de dorpen rond Colmar
voltooide, nam het Franse 1eLeger Colmar zelf in.
Vervolgens
voegden de gecombineerde Amerikaanse en Franse troepen zich tezamen en deden de
Duitsers terugtrekken over de Rijn en verder in Duitsland .
Vanaf
dat moment, zou de Duits niet langer vechten op vreemde bodem, maar nu zou hij
vechten voor huis en vaderland. Geen twijfel dat het zijn vechtlust zou
versterken, en dat van hem en zijn kameraden kon worden verwacht om te vechten,
zoals demonen uit de hel. De mannen van de 75ebereiden zich voor om aan boord van trucks te
stappen en zo verder naar een aantal verre en onbekende slagvelden te gaan.
Alle wegen leken naar Berlijn te leidden, en een van die wegen zou de hune
zijn. De vrachtwagens zouden ze naar een spooraansluiting brengen waar ze zouden
aan boord gaan van troeptreinen richting het noorden van Nederland. 09 februari
zou voor de 75ede laatste
dag in de Colmar Pocket worden. Het was bij toeval het begin van de warmte waarvoor
de GI‟s hadden gebeden. Eindelijk, zou hun natte voeten veilig zijn voor de
gevreesde bevriezing. Terwijl ze bezig waren te vertrekken voor hun volgende
gevecht, kwamen verscheidene vrachtwagens plotseling brullend toe en deze
werden gelost. De GI's staarden, met stomheid geslagen. Eindelijk hadden ze wat
ze niet meer nodig hadden, de geïsoleerde, waterdichte shoepacks! Voor zijn
maanden van dienst als de bodyguard van zijn peloton leider, en voor zijn trouw
en plicht en voor de extreme risico's genomen in de strijd, verdiende Shine een
citaat en later de Bronze Star voor moed. In alle, diende hij onder vier luitenants.
In die tijd werden drie van hen gedood of gewond.
'GNR A E
WHEELER R.H.A. BORN 19 AUG 1887 WOUNDED 01 JUL 1916 ZILLEBEKE DIED 07 MAY 1982'
and at the bottom 'RESTING WITH HIS COMRADES'.
Het privé
monument of gedenkteken staat in een perkje langs de s Herenthagestraat, tussen
huisnummers 9 en 11 (eigendom van huis nr 9), aan de O-grens van de gemeente
Zillebeke en nabij het Domein Godschalk. Het is een witmarmeren rechtopstaande
gedenksteen.De gedenksteen heeft feitelijk de vorm
aan van een 'headstone', het typische grafzerk dat terug te vinden is op de
Britse militaire begraafplaatsen. H. 86 x Br. 40 x D. 8cm.Volgende tekst staat gegrift in de steen: 'GNR
A.E. Wheeler R.H.A. - born 16 Aug 1897 - wounded 01 Jul 1916 - Zillebeke - Died
07 May 1982', eronder het kenteken van de artillerie (kruis met de leuze
'Ubique Quo Fas et Gloria Ducunt'), helemaal onderaan 'Resting with his
comrades'.
Albert Edwin Wheeler(N° 76586),
geboren op 16 augustus 1897, en als 'Gunner' (kanonier) diende hij aanvankelijk bij de Royal
Field Artillery in de 110th Brigade (R.F.A./345/B 110bde) en later bij de Royal Horse Artillery. Albert raakte zwaar
gewond te Zillebeke op 1 juli 1916. Voor hem was de oorlog voorbij maar hij zou
gedurende de vier volgende jaren in maar liefst 29 hospitalen verzorgd worden.
Later emigreerde hij naar Canada, waar hij op 7 mei 1982 overleed. Het was zijn
laatste wens om begraven te worden bij zijn gestorven vrienden in 'Flanders
Fields'. Zijn as werd op 1 augustus 1982, tijdens een kleine plechtigheid,
verstrooid op Bedford House Cemetery. In 1983 wilde zijn zoon een
herdenkingssteen laten plaatsen op de begraafplaats, maar de Commonwealth War
Graves Commission verleende hiervoor geen toelating. In hetzelfde jaar werd een
herinneringssteen geplaatst op private grond in de 's Herenthagestraat 9.
Memorial: Headstone at Herenthagestraat, Zillebeke, SE
of Ypres.
Albert Edwin Wheeler was born on 19 August 1897 and
died on 7 May 1982. In those eighty four years he had fought in the Great War,
married Violet May Wilton, had a family and emigrated to Canada.
But the Great War had made
a great impression on him. He served in 345 Battery Royal Field Artillery in
110 Brigade and later the Royal Horse Artillery with whom he was seriously
wounded on 1 July 1916 by the lake at Zillebeke. That was the end of his war
but the beginning of treatment which to last four years.
Towards the end of his life
he expressed a wish to be buried with his comrades in Flanders Fields and by a
chance meeting in the Middle East of his son and a member of the Renson family
from Zillibeke this came true. Mr Wheeler could not be buried in a military
cemetery, of course but at a ceremony at Bedford House his ashes were scattered
among his comrades on 1 August 1982. And the necessary consents having been
obtained, a memorial headstone in marble was erected in 1983 on land belonging
to the Renson family who undertook to maintain it. The inscription reads:
'GNR A E WHEELER R.H.A.
BORN 19 AUG 1887 WOUNDED 01 JUL 1916 ZILLEBEKE DIED 07 MAY 1982' and at the
bottom 'RESTING WITH HIS COMRADES'.
In 1993 the land was sold
to Mr and Mrs Vanhove who still look after the memorial and say they are
"proud to have it on their property". The memorial stands close to
the site of the Herenthage Chateau near the crest of what the British called
Tower Hamlets Ridge.
Paarden en muildieren uit de Groote Oorlog, Militaire Kapel Brugge
They shoot horses, dont they?
Paarden en muildieren
uit de Groote Oorlog, Militaire Kapel Brugge
Op zaterdag 21 april 2012 opende Mendop vzw (Mens & Dier op papier)
de tentoonstelling They shoot horses,
dont they? Paarden en muildieren uit de Groote Oorlog. (Van zaterdag 21 april tot en met donderdag 3 mei
2012)http://www.mendop.org/mendop.html
Het was een bijzondere tentoonstelling op een locatie in Brugge waar zelfs veel
Brugge-lingen nog nooit van hebben gehoord: de Militaire Kapel, een voormalige kloosterkerk in het hart van de
stad. Onder het altaar van deze Kapel bevindt zich sinds 1926 een crypte ter
ere van de oorlogsslachtoffers uit Wereldoorlog I.
In dit bijzondere kader, dat maar af
en toe voor het publiek toegankelijk is, toonde Mendop vzw in primeur skeletten en botresten van paarden
en muildieren uit Wereldoorlog I die onlangs in de frontstreek van de Westhoek
(bij Poperinge en Reningelst) uit massagraven zijn opgegraven.Ook brengt Mendop voor het
eerst in Vlaanderen het verhaal over de duizenden muildieren die vanuit Noord-Amerika naar de slagvelden van onder
meer Ieper en de IJzer werden overgebracht.
Wereldoorlog I was de eerste oorlog
waaruit bleek dat de cavalerie als geduchte aanvals-eenheid niet langer tegen de
vuurkracht van machinegeweren bleek opgewassen. In totaal lieten in 1914-18
acht miljoen paarden en muildieren het leven, net zoveel als er militairen en
burgers omkwamen.
De tentoonstelling belichtte ook de
kennis die men uit zulke opgegraven
dierenbeenderen kan afleiden, het wedervaren van paarden en muildieren aan het toenmalige front, de
herkomst en het vroegere gebruik van het muildier (kruising ezelshengst x paardenmerrie) en de glorietijd
van het cavaleriepaard in het Belgischeleger, met unieke oude fotos
van het ruiterkamp van Beverlo (nu
Leopoldsburg), de militairepaardenrijschool van Ieper (1847-1914)
en uiteraard de cavalerie-eenheden (Regiment
Lansiers) die tot 1926 in de Brugse
binnenstad nabij de Kruispoort gekazerneerd waren.
Militaire Kapel,
In 1565 kochten de kartuizerinnen een
pand aan de huidige Kartuizerinnenstraat als refugehuis. In de 17de eeuw
bouwden ze op dezelfde plaats een bescheiden klooster uit. Dat werd afgeschaft
in 1796, in de 19de eeuw herbestemd als ziekenhuis en in 1893 tot OCMW-kantoor.
De voormalige kapel van de kartuizerinnen werd vanaf 1893 gebruikt door de
Militaire Kring en zou uitgroeien tot het Brugse oorlogsgedenkteken bij uitstek
voor de slachtoffers van de twee wereldoorlogen. In 1926 werd er een crypte
gebouwd ter herdenking van WO I, met het monument van August Nobels. Het
klooster werd in 2002 beschermd als monument.
UITSTAP: 'België bezet 1940-1944'(zaterdag 28 april 2012)
De Duitse troepen walsen in mei door België en
kunnen al na 18 dagen de capitulatie van de Belgen ontvangen. Van dan af aan
begint een streng bezettingsregime. Er ontstaat al gauw een heel netwerk van
spionnen en weerstanders die in het geheim het verzet organiseren en de Britse
militaire overheid over heel belangrijke informatie laat beschikken. Spioneren
was echter niet zonder gevaar, en meer dan eens werd een netwerk door de
Duitsers opgerold. Opsluiting in concentratiekampen of onmiddellijk ter dood
veroordeling waren dan meestal het gevolg voor wie ontmaskerd werd.
Een bezoek aan Fort Breendonk bracht ons het
verhaal van hoe de nazi's zich vergrepen aan misdaden zonder gelijke. We
brachten ook een bezoek aan het Nationaal Museum van de Weerstand en het
Koninklijk Legermuseum in Brussel om het verhaal van de bezetting van België te
ontdekken.
Philippe
Delameilleure is één van de weinige specialisten omtrent het thema Tweede
Wereldoorlog. Als verwoed verzamelaar slaagde hij erin een unieke collectie bijeen
te garen (waarvan delen in verscheidene gekende musea te bewonderen zijn), en
zijn expertise kent geen gelijke. Ga mee op stap en kom alles te weten over hoe
de Belgische burgerbevolking de aanwezigheid van de nazi's verwerkten.
Onzegidsen
waren Wouter Feys & ik zelf (Philippe Delameilleure)
ANZAC Day25 april 2012 ZONNEBEKE: op ANZAC Day (Australian and New Zealand Army Corps Day) worden de
Australische en Nieuw-Zeelandse militairen herdacht die in diverse oorlogen
gevallen zijn. Het Australian and New Zealand Army Corps was een legereenheid
van Australische en Nieuw-Zeelandse troepen die in dienst stonden van Groot Brittannië
en de rest van het Gemenebest. Op woensdag 25 april 2012, ANZAC Day, werd overal ter
wereld de inzet van de Australische en Nieuw-Zeelandse troepen herdacht. Op
deze symbolische dag ging het Australian and New Zealand Army Corps (ANZAC)
in 1915 de Eerste Wereldoorlog in met de landing op Gallipoli (Turks Gelibolu), een schiereiland in het zuiden
van Europees Turkije. Hierbij kwamen veel Australiërs en Nieuw-Zeelanders om. In
Zonnebeke was het op woensdag vroeg dag met om 6.00 uur een ingetogen Dawn
Service voor de gesneuvelde Australiërs en Nieuw-Zeelanders.
Nadat de
Duitsers op 22 april 1915 voor het eerst gifgas als wapen inzetten aan het
front, gaven de Britten hen lik op stuk. In het offensief bij Loos werden niet
alleen de New Armies van Kitchener voor het eerst massaal ingezet, de Britten
maakten ook gebruik van chloorgas. Een taktiek en wapen dat ze duidelijk nog
niet helemaal onder de knie hadden...
Op zaterdag
21 april 2012 reden we via Armentières, Fromelles en Aubers naar Dud Corner Cemetery
& Loos Memorial. Wat
verderop in het dorpscentrum bezochten we het Loos Memorial Museum. Na een
verkwikkende lunch reden we langsheen enkele sleutelposities van de Slag bij
Loos. Zo kwamen we o.a. voorbij aan Hill 70, Lone Tree en het 46th (North
Midland) Division Memorial. We eindigden ons bezoek op Quarry Cemetery.
Gedenkplaat
voor LT Lee Scott MC Polygon
Wood (Polygoon bos)
Enkele dagen terug vertelde Marc Vanthournout mij dat hij achter de Buttes
War Cemetery een herdenkingsplaquette
van een Australiër had gezien. Ik was
verwonderd, ik kende die niet en vroeg hem om een foto door te mailen!
Inderdaad op de foto zag ik dat een het gedenkplaat is voor de Australische luitenant
Lee Scott. Na wat zoekwerk vond ik dat deze plaquette daar pas in de loop van
2011 is aangebracht, daarop besloot ik om dat eens ter plaatse te gaan
bekijken!
De
gedenkplaat geplaatst bevindt zich in de noordoostelijke hoek van het bos. Het
memoreert de moed van de Australische luitenant Lee Scott, die in de buurt van
deze plek in september 1917 de flank van het 56th bataljon moest beschermen.
Hierbij veroverde hij twee Duitse betonnen schuilplaatsen (bunkers) die de
Australische actiebemoeilijkten.
Hiervoor kreeg hij het MC (Military Cross) toegekend. Hij voerde ook geregeld
patrouilles uit om de bewegingen van de vijand waar te nemen, ondanks het
aanhoudende gevaar toonde hij zich een competent leider. Hij was ook de broer
van luitenant-kolonel Humphrey Scott DSO, die in oktober 1917 in het Polygoon
bos sneuvelde. Humphrey Scott's lichaam werd begraven in de
buurt waar hij viel in het Buttes War Cemetery, Polygon
Wood,vlakbij de gedenkplaat
van zijn broer Lee. Op 18 oktober 1917 werd LT Lee Scott opgenomen in het 3rd
London General Hospital Wandsworth hij leed aan gematigde gasvergiftiging. Hij
overleefde de oorlog en keerde terug naar Australië.
Dedication
plaque at the NE corner of Polygon Wood, this is a dedication to the bravery of
LT Lee Scott MC, who took 2 bill boxes near this spot in Sept 1917, he was also
the brother of Lt Col Scott DSO, who was KIA Oct 1917 in Polygon Wood.
Emilienne
Moreau, gekend als de Lady of Loos, werd geboren op 4 juni 1899 in Wingles
gelegen in de noordelijke regio van Pas-de-Calais. Haar vader had 38 jaar in de
mijn gewerkt en nu had hij een kleine kruidenierswinkel. In oktober 1914 werd
Loos waar Emilienne Moreau woonde bezet door de Duitsers. Deze plunderden het
dorp evenals het huis van haar familie. Emilienne die de ambitie had om
onderwijzeres te worden organiseerde in februari 1915, in een kelder, een
school. De lessen werden in beurtrol gegeven want de kinderen waren tussen
dedrie en zestien jaar oud. In
september 1915 wilden de Britten Loos heroveren. Er volgden vier dagen van
hevig vechten. Emilienne Moreau begon haar oorlogsbijdrage met het uitdelen van
chocolade en koeken aan de Britse militairen. Ze veranderde haar ouders huis in
een tijdelijke schuilplaats en verbandpost, waar ze zorgde voor Britse
gewonden. Zij observeerde de Duitse lijnen en hun troepenbeweging en deelde die
informatie mee aan de Britten. Op een bepaald ogenblik, om het leven van een
Britse soldaat te redden, trok zij gewapend met handgranaten en een revolver de
straat op, zij doodde vijf Duitsers!
Emilienne
Moreau Kreeg, zowel van Britse als van Franse zijde, erkenning voor haar
bijdrage aan de oorlog. Ze kreeg o.a. het Franse Croix de Guerre en de
BritseMilitary Medal en de titel van
"The Lady or Heroine of Loos". Het Royal Red Cross erkende haar hulp
aan de gewonde militairenmet een First
Class Award. Sir Douglas Haig noemde haar affectief the Jeanne dArc of Loos.
In 1932
huwde zij met Just Evrard, de vicesecretaris
generaal van de Socialistische Federatievan Pas-de-Calais. Ze hadden twee kinderen. Bij de val van
Frankrijk in juni 1940, geraakte Emilienne Moreau weer betrokken bij de
oorlogsinspanningen. De Duitsers plaatsten haar, gezien haar daden inde vorige oorlog, onder surveillance maar dat
hield haar niet tegen. Ze verdeelde pamfletten en werd een contactpersoonvan de British Information Services. Ze
richtte verschillende weerstandsgroepen op. Wanner haar echtgenoot in 1941
gearresteerd werd veranderde ze haar naam in Jeanne Poirier. Ze diende
eerstals agent in het Brutus netwerk en
vervolgens bij de propaganda groep France Fights. Ze moest noodgedwongen onderduiken
in de regio van Lyon, waar ze missies tussen Lyon en Zwitserland organiseerde.
Ze speelde er een belangrijke en moedige rol. in 1944 moest ze noodgedwongen
bezet Frankrijk verlaten en trok naar Algerije, ook daar bleef ze actief. Later
dat jaar, na D Day, keerde ze naar Frankrijk terug met een Canadese tank
eenheid. Opnieuw kreeg ze hele reeks onderscheidingen opgespeld.
Le
Calvaire dune Jeune Fille
Toute la France connaît le nom d'Émilienne Moreau. Il est désormais inséparable de la
bataille dont Loos-en-Gohelle, en septembre dernier, fut le théâtre. Elle
venait de s'y installer dans une petite boutique de la place de la République
avec sa sur, un très jeune frère et son père, brave porion du Nord retraité
après trente-huit ans de service à la mine, quand la guerre éclate en coup de
foudre. Un matin d'octobre les uhlans arrivent, et c'est
aussitôt l'invasion méthodique et atroce. Les hordes campent, insolentes et
brutales. Pendant un an pas une douleur n'est épargnée à cette enfant de
dix-sept ans, pas une horreur ne fait grâce à ses yeux bleus. Les vivres
manquent. En quelques semaines la faim, les privations, la torture de voir le
pays violé par la botte étrangère, viennent à bout d'un père qui a résisté à
toute une vie dans la mine: il succombe dans ses bras. Elle n'a même pas, la
pauvre enfant, la consolation de pouvoir l'ensevelir dignement. Il ne reste
plus un menuisier à Loos, plus de bois. Les Allemands ont tout pris. Elle court
en chercher jusque dans les lignes ennemies. Sous les balles, sous les obus,
elle s'en va, pieuse Antigone, voler les quelques planches dont elle
confectionne, avec un petit frère de seize ans, un cercueil pour son père.
Et le calvaire continue, interminable série de
douleurs. A peine s'est-elle redressée sous un coup, qu'un second s'abat sur elle.
Un jour elle apprend la mort d'un frère tombé dans les rangs français; le
lendemain, un obus allemand éclate près d'elle sur la place et blesse
grièvement sa jeune sur. Rien
ne décourage sa vaillance.
Na de gevechten in het voorjaar van
1915: Vimy, Lorette,
Neuve-Chapelle,
Festubert,
Ieper, is de zomer op het Britse front in de Artois
en Vlaanderen een relatief kalme periode. Geen enkele grote aanval
wordt ondernomen, toch verliezen de oorlogsvoerders iedere dag honderden mannen
door het sporadisch artillerievuur en actieve snipers (scherpschutters). De
twee kampen benutten deze kalmere periode om hun loopgraven te herstellen en te
versterken, tevens voertmen een
geniepige oorlog met landmijnen. Op vraag van de Fransen breidt het Britse
leger de bufferzone van het front uit tot ten noorden van Ieper en in het
zuiden tot aan Lens. Het nieuwe 3eleger gaat zich in augustus 1915 tussen de
Somme en Hébuterne installeren, dit is in het zuiden van de Pas-de-Calais.
Tussen mei en september 1915 arriveren zon vijftien divisies van het nieuwe
leger Kitcheners Army in Frankrijk en België.
De enige noemenswaardige gebeurtenis
op het Franse front speelt zich af op 15 en 16 juni 1915 bij
Givenchy-lès-La-Bassée. Deze actie gaat gecopuleerd met de hervatting van het
Franse offensief in de Artois door Foch. Dat gebeurt ter voorbereiding van een
grotere operatie in het zuiden bij Loos om de hoger gelegen punten in te nemen.
Het voorbereidende bombardement tegen een uiterst sterk verdedigde zone stelt in
feite niets voor en veroordeelt de infanterie tot een bloedbad! Van een
compagnie van vijf officieren en 170 mannen van de 2nd Yorks ontglippen
slechts 40 man aan de dood of aan verwondingen. Voor de Britten en Canadezen
die aan de gevechten deelnemen loopt de aanval al snel uit op een complete fiasco.
Velen zijn immers nog niet volledig gerecupereerd van de Tweede Slag bij Ieper.
De Slag bij Loos,in september-oktober
1915, is de Britse bijdrage van de grote
geallieerde aanval in de Artois. De
Britten hebben de LOOS-sector pas een maand voor de
aanval van de Fransen overgenomen. Dit in verband met de groei van het Britse
leger. Joffre spreekt bij die gelegenheid over een ideaal terrein voor een
infanterieaanval. LOOS is in die tijd een mijnstadje
omgeven door kolenmijnen met de daarbij behorende installaties en afvalbergen.
Het terrein is over het algemeen open en vlak. Het ligt in een lichte
terreininzinking met een flauwe helling. Een lichte verhoging loopt, in oostelijke
richting, naar heuvel 70. De Duitsers bevinden zich op de wat hoger gelegen
grond, verschanst achter prikkeldraad en in ook naar achteren uitgebouwde
loopgraven met prima schootsvelden voor hun mitrailleurs.
De Franse opperbevelhebber Joffre start
deze actie tegelijkertijd met het Franse hoofdoffensief in de Champagnestreek. Joffre
meent dat het tijdelijke numeriek overwicht van zijn leger een beslissende
doorbraak moet kunnen mogelijk maken. De Fransen gaan zich concentreren op de
heuvelrug van Vimy, de Britten op de mijnstreek in de omgeving van het lager
gelegen Loos-Hulluch op de vlakte van Gohelle. Generaal Haig, die altijd bereid
is om grootschalige aanvallen te ontketenen en zonder rekening te houden met de
massale menselijke verliezen van zijn eenheden, heeft dit keer ondanks een zeer
negatief perspectief zes divisies opgetrommeld. Zijn troepen zijn uitgeput door
de geleden verliezen in het voorjaar en er heerst nog steeds een schrijnend
gebrek aan munitie. Hij rekent echter op een beduidend getalsmatig overwicht
,van 1 op 7, voor de aanval op de
gekozen smalle zone van het front. De Slag bij Loos is voor de Britten door het
aantal betrokken manschappen een van de grootste aanvallen sinds het begin van
de oorlog en wordt door de initiatiefnemers ingeschat als de Big Push.
De
Britten beginnen hun voorbereidende beschieting bij het aanbreken van de dag op
21 september met 110 zware vuurmonden en 84 lichtere vuurmonden, rekening
houdend met een frontbreedte van 12 km. Een ononderbroken bombardement van
vier dagen ennachten werpt 250.000
artilleriegranaten neer op de Duitse verdedigingslinies. Weliswaar zonder reëel
effect.
Door
de moeilijk te voorspellen ontwikkeling van de windrichting besluit de door
twijfels gekwelde Haig pas op het laatste moment om gas te gebruiken. De
Britten verspreiden in de ochtend van 25 september 1915 140 ton chloorgas. Ze
doen dat door middel van 5.000, in de eerste linie, geplaatste gascilinders.
Dat chloorgas wordt gelost als aanvulling op het spervuur van de artillerie
waarvan men denkt dat het niet voldoende is geweest. Na de gruwelijkekennismaking ( in april) met het Duitse chloorgas
nabij Ieper, maken de geallieerden voor het eerst gebruik van dit wapen nabij
Loos! Met dat gas willen ze de eerste Duitse linie uit te schakelen. De Britten
beschikken zelf slechts over zeer primitieve gasmaskers. De draaiende wind
jaagt op sommige plaatsen de gassen terug naar de Britse loopgraven. Gelukkig
telt men aan Britse kant slechts zeven doden, maar toch zijn er meer dan 2.600
mannen met het gas in aanraking gekomen en buiten gevecht gesteld. De Duitsers
slaan in de eerste instantie in paniek. Aan hun kant komen ongeveer 600
soldaten om door vergassing.
Om
06.30 word de aanval ingezet met zes divisies, 75.000 Britse
infanteriesoldaten kruipen uit de loopgraven. De zuidelijke zone van de aanval
registreert op de eerste dag een spectaculair succes. De aanvallers,
gedeeltelijk aan het zicht onttrokken door rookschermen, nemen het dorp Loos in
vanaf heuvel 70 en trekken op naar Lens. De opmars is echter van korte duur
vanwege het munitiegebrek en de vertraging van de versterking. De Duitsers
nemen heuvel 70 terug. Meer naar het noorden is de Britse opmars beperkter want
de aanvallers stuiten op de sterke fortificaties van de Hohenzollern Schans.
Dit is een uitgebreid complex van loopgraven en onderaardse stevige schuilplaatsen.
Ze worden bedolven onder mitrailleurvuur, maar nemen desondanks een deel van de
versterkte eerste linie in, voornamelijk rond de Hohenzollern Schans. De Duitse
mitrailleurs hebben schade aangericht, de Britten tellen in één dag 8.500
doden, het grootste verlies sinds het begin van de oorlog.
De volgende dag, op 26 september,
arriveert de Duitse versterking in groten getale om de bressen te vullen. De
Britten lanceren een aanval, maar zonder voorafgaand bombardement. Het loopt
uit op een bloedbad! Het merendeelwordt
gedood door mitrailleurvuur. De Britten beginnen met sommige nieuw verworven
stellingen van de vorige dag te verlaten. De sporadische gevechten, veelal rond de Hohenzollern Schans, aduren nog
enkele dagen voort, voordat het Britse opperbevel eindelijk besluit tot
terugtrekking en constateert dat de slag een totale mislukking is. De Britten doen een nieuwe poging op 13
oktober, weer met gebruik van oorlogsgassen. Ook deze aanval mislukt! In tien
minuten verliest de 46eDivisie 180 officieren en 3.583 manschappen voor
de Hohenzollern Schans.
Dit keer zijn de Britse verliezen
angstwekkend hoog!! Er zijn 50.000
gewonden, doden en vermisten (minstens 20.000 doden). Onder de vermisten, de
enige zoon van schrijver Rudyard Kipling. Rudyard Kipling, schrijver van het
Jungleboek, Nobelprijswinnaar in 1907, is in 1914 een voorstander van inmenging
van het Britse Rijk in de Eerste Wereldoorlog. Zijn enige zoon John, aan wie
hij in 1910 het beroemde gedicht 'If' (you'll
be a Man, my son) opdraagt, wenst, zoals zijn opvoeding hem
ingeeft, ten strijde te trekken. John wordt eerst geweigerd op grond van zijn
slechte gezichtsvermogen. Door toedoen van zijn vader wordt hij alsnog
ingedeeld bij de Irish
Guards. Kipling blijft ontroostbaar en te vergeefs de omgeving van
Gohelle afzoeken naar sporen van zijn vermiste zoon. De stoffelijke resten van
John Kipling worden pas in 1991 geïdentificeerd en rusten nu op de
begraafplaats Saint-Marys Advanced Dressing Station Cemetery in
Haisnes. Diverse nieuwe eenheden met rekruten die voor het eerst vochten, zijn volledig
uiteengeslagen. De verliezen zijn bijzonder hoog bij de Schotse troepen en officieren.
De Duitse verliezen liggen voor de helft lager. Tegelijk met de Britse
nederlaag in Loos eindigen de Franse offensieven in de Artois en de
Champagnestreek na een hoopvol begin ook op wrede teleurstellingen.
De grootste consequentie van het
falen bij Loos is de vervanging van generaal French als opperbevelhebber van
het Britse leger door Haig, dat gebeurt op 19 december 1915. Ondanks de ondergane
beproevingen is het nieuwe Britse leger begin 1916 in volle bloei. De Duitse
aanval op Verdun heeft een nieuwe uitbreiding van het Britse westfront als
gevolg. Vanaf maart 1916 loopt het front van Ieper tot aan de Somme, de Fransen
hebben immers de Artois verlaten om het hete hangijzer Verdun aan te pakken.
Nadat
de gevechten bij LOOS tot stilstand zijn gekomen
claimden beide partijen de overwinning . Hoewel er objectief bezien geen
sprake van overwinning kan zijn trachten de Engelsen in hun literatuur daar
toch wat inhoud aan te geven: A great deal of nonsense has been written about LOOS. The real tragedy of that battle was its nearness to
complete succes. But, alas, neither ammo nor reinforcements were immediately
available and the great opportunity passed.
Hoewel
er in de Eerste Wereldoorlog vaak word gesproken van les Généraux de
Châteaux, omdat de gevechten op de hogere niveaus veelal geleid worden vanuit
wat meer achterwaarts gelegen kastelen (die zijn er nu eenmaal veel in
Frankrijk), is het des te opmerkelijker, dat er in de slag bij LOOS drie Britse generaals zijn gesneuveld. Bijvoorbeeld de
commandant van de 7e divisie, die voorin zijn troepen leidt,
sneuvelt wanneer hij een van de laatste reservepelotons in de strijd voorgaat
omdat de pelotonscommandant voor zijn voeten is neer gevallen.
Het is een schrikwekkende
constatering dat de ernstige fouten van het opperbevel tijdens de Slag bij Loos
over het hoofd zijn gezien en dus herhaald worden op de eerste dag van de Slag
bij de Somme, die op 1 juli 1916 uitloopt op de grootste ramp in de hele Britse
militaire geschiedenis.
GOTT MIT UNS Tijdelijke tentoonstelling in het IJzertorenmuseum
Tijdelijke tentoonstelling
GOTT
MIT UNSin het
IJzertorenmuseum
IJzerdijk 49 te 8600
Diksmuide
In de geschiedenis zien
we steeds dat de mens zijn krachten wil vergelijken met de goden. Wie een
oorlog wilde winnen, moest aan een oorlogsgod offeren. Daarna kwamen dan de
oorlogen die werden gevoerd voor godsdienstige redenen: de kruistochten, de
conflicten tussen katholieken en protestanten, recent nog, de Jihad. Ook het
Amerikaans leger probeert nu nog mensen in te lijven onder de leuze... 'based
ons Christian values'.
Bij het uitbreken van WO
I zien we dat de strijdende partijen de naam van God nog vaak gebruiken in hun
militaire attributen en hun waarden, o.a. Gott mit uns, God strafe England,
Dieu avec nous, ... Daarnaast
willen we tonen hoe dat geloof in de loopgraven tot uiting kwam: uitingen van
verschillende godsdiensten (met oa. link naar Talbot house Poperinge),
misvieringen in en achter de loopgraven, aalmoezeniers, brancardiers,
bedevaarten naar Lourdes, beschermingsmedailles, ... Wat was het standpunt van
Kardinaal Mercier en de paus tijdens de oorlog ? Wat met de niet-gelovigen? Wat
met de Franse anti-clericalistische strekking ?
De tentoonstelling 'Gott mit uns' hebben wij o.a. te danken
aan de grote inzet van Philippe
Oosterlinck,Frankie
Van Rossem en conservator Peter Verplancke.
Bayernwald is een unieke site in Wijtschatedie de herinnering aan de Eerste Wereldoorlog levig houdt. Ze werd na een jaar restauratie geopend in april 2004.Bayernwald is de enige Duitse site uit de Eerste Wereldoorlog in Vlaanderen met een unieke combinatie van een loopgravenstelsel, een mijnenschacht en bunkers. Men kan er zien hoe de Duitsers, onder leiding van Rupprecht van Beieren, op deze plek in de huidige gemeente Heuvelland een heuvel omgebouwd hebben (tussen 1914 en 1917) tot een onneembare vestingombouwden. Wat nu nog te zien is maakt amper 10% uit van wat het ooit was. Vier betonnen bunkers, 320 meter loopgraven en twee mijnschachten, 25 meter diep, zijn gerestaureerd. Ze maakten deel uit van de Duitse versterkingen op de Wijtschate-Messines Ridge.
Momenteel is een nieuwe fase in de restauratiewerken bezig. Ze biedt de bezoekers een interessante inkijk op het technisch vernuft van de Duitse loopgraven zoals die vanaf 1916 op die plaats effectief in gebruik werden genomen.
De heuvelrug waarop 'Bayernwald' gelegen is, vormt de laatste natuurlijke hindernis op weg naar de zee. Bayernwald ligt op een hoogte van 40 meter en heeft hierdoor uiteraard een heel grote militair-strategische waarde. Wie tijdens de oorlog op een hoogte of heuvel ligt , heeft immers het nodige zicht op het front. Hij kan zijn artillerie trefzekerder richten en zijn stellingen makkelijker verdedigen. Daarom strijden Franse en Beierse militairen in november 1914 verbeten om het bezit van deze plaats. De Duitsers winnen het treffen en Kroonprins Rupprecht von Bayern geeft de plaats officieel de naam van Bayernwald. Rond Diksmuide loopt het front vast door de onderwaterzetting van de IJzervlakte. Beide partijen graven zich in! Het fundamentele probleem van de Eerste Wereldoorlog is dan ook dat van de doorbraak. Van 1914 tot de zomer van 1917 bouwen de Duitsers hetBayernwald uit tot een onneembare vesting. Wat nu nog rest is maar 10% van wat het Bayernwald ooit in 1917 geweest is.
Tijdens de oorlog is het hier op het eerste gezicht, een vrij (relatief)rustige frontsector, de beide legers zitten vast in hun stellingenoorlog. Om deze te kunnenlaten openbarsten trachten ze ondergronds elkaars posities te gaan ondermijnen. De Duitsers in Bayernwald denken dat hun loopgraven op grote diepte worden ondergraven en dat de Britten er duizenden kilos springstof zullen plaatsen. De Duitsers bouwen en graven als tegenactie metersdiepe luisterschachten om de werkzaamheden van de Britten beter te kunnen volgen. Ze gaan ook tientallen raids in het vijandelijk gebied uitvoeren, ze hopen om zo te weten te komen wat de Britten van plan zijn. Maar de verschillende dieptemijnen die in 1917 gaan ontploffen, worden elders geplaatst. Na deze mijnenslag van 1917 komt Bayernwald ver achter de Britse linies te liggen. Tijdens de slag om de Kemmelberg, in het voorjaar van 1918, heroveren de Duitsers deze positie. Hun aanwezigheid is er deze maal van kortere duur, het bos wordt op 28 september 1918 door Britse eenheden van de 34steDivisie heroverd. Op 11 november is de oorlog voorbij.
De Britten bereiden in 1916een groot offensief voor. Ze willen de Duitsers, letterlijk, uit hun hoger gelegen posities wegblazen. Ze gaan over de gehele frontlinie op 24 plaatsen en op grote diepte mijnschachten graven, hun tunnels lopen tot onder de Duitse stellingen. Aan het einde van de tunnel is een kamer gegraven waarin de Britten duizenden kilos springstoffen plaatsen.
In het Bayernwaldzijn de Duitsers ongerust. De blauwe klei die ze wat verderop bij het Bois Carré, nabij Sint-Elooi en ook nabij de Hollandse Schuur zien, toont aan dat de Britten diep aan het graven zijn. De Duitsers graven als reactie luisterschachten uit, zoals de Berta 1 tot de Berta 6. Daar diep onder de grond hopen ze te kunnen horen waar de vijand aan het graven is, om zo dan deze vijandige werken proberen te vernietigen. In realiteit werken de Britten er aan een 400 meter lange infanterieverbinding, zo kunnen hun manschappen veilig van en naar hun eerste en tweede frontlijn lopen.
In 1971 wordt de Berta 4 die bij toeval door de familie Becquart ontdekt. In de zomer van 1971 zijn André Becquart en zijn zoon Ignace aan het jagen in het Croonaertbos te Wijtschate. Wanneer ze de vermoedelijke schuilplaats van een gewond konijn beginnen uit te graven, gaat de grond plotseling schuiven en wordt een diepe schacht zichtbaar.
De schacht heefteen diepte van 25 meter, met daar boven de resten van een houten schachtbarak. Hierin stond tijdens de oorlog een windassysteem om de klei naar boven te halen of om deDuitse gravers naar beneden te laten. De bestaande constructie is nog 17 meter diep en er zijn nog restanten van een luchtpijp en van een ijzeren ladder.
In de Wytschaeteboog wordt de Duitse verdediging geconcentreerd rond vooruitgeschoven posities op die natuurlijke hoogtes, zoals 'Sint-Elooi', 'Bayernwald', 'Hollandse Schuur', 'Petit Bois', 'Maedelstede', 'Peckham', 'Spanbroekmolen', Op 7 juni 1917 laten de Britten tussen Ieper en Mesen de 24 dieptemijnen ontploffen, maarvijf dieptemijnen weigeren dienst en ontploffen niet. Duizenden kilosaarde, beton, stellingen, wapentuig en uiteraardDuitse militairen vliegen de lucht in. De ontploffingen van in totaal 500.000 kg springstof zijn oorverdovend en dus ver hoor- en voelbaar. De desorganisatie is onbeschrijfbaar. Tijdens de daarop volgende Britse verrassingsaanval wordt er uiteraard Duits gebied veroverd. Achterafgetuigen de Britten dat Bayernwald het de best verdedigde ondergrondse sector in Vlaanderen was. Vanaf 1916 richten de Duitsers hun verdediging en bunkerstellingen op de hoogtesin. Overal worden mitrailleurs opgesteld die alles onder vuurkunnen houden en elke aanval moeten afslaan. Veel betonnen bunkerszitten half ingegraven, waardoor ze moeilijk te zien zijn.
De bunkers in Bayernwald hebben slechts een hoogte van 1,20 meter. Ze zijn alleen bedoeld als een veilig schuiloord tijdens beschietingen.a De meeste bunkers zijn in gegoten beton. Daar waar het nabij de frontlijn te onveilig is om bunkers te gieten, gaan de Duitsers bunkers bouwen met betonstenen. De overblijvende bunkers in het Bayernwald behoren tot beide types en dateren van de zomer 1916. De bunkers zijn gebouwd op gegoten platforms en rusten op een laag van zachtere stabilisering. Al de bunkers bestaan uit twee kamers, die binnenin verbonden zijn met een deuropening en iedere kamer heeft een koker voor een kachelaansluiting en/of periscoopgebruik. In september 1918 staan er in het oorspronkelijke Bayernwald tien betonnen bunkers die samen ruimte bieden aan 47 Duitse soldaten. Na de oorlog zijn de betonnen stenen gegeerde materialen voor de heropbouw, zodat dit bunkertype heden ten dage zeldzaam is geworden.
In 1914 maakt ook het stuklandbouwgrond, gelegen aan de overkant van de toegangsweg, deel uit van Bayernwald. Hier brengen de Duitsers, in moeilijke omstandigheden, de eerste drie winters van de oorlog door. Door de hoge grondwaterstand worden de loopgraven vooral met zandzakken opgebouwd. De vele beschietingen maken er een drassig en chaotisch geheel van. Daarom beginnen de Duitsers, op de huidige site Bayernwald, in hetvoorjaar 1916 met de aanleg van een goed verdedigbare tweede lijn. Een linie met ingegraven loopgraven en betonbunkers. De materialen worden met behulp van een smalspoorlijn tot op de plaats aangevoerd. In februari 1917 trekken de Duitsers zich dan bijna geheel op deze nieuwe frontlijn terug, maar er blijven wel nog een aantal verbindingsloopgraven bestaan naar enkele vooruitgeschoven posten. Eén ervan bevindt zich op deze site. De huidige loopgraven zijn volledig gereconstrueerd op basis van archeologisch onderzoek en oude Duitse stellingskaarten. De onderbouw van de loopgraaf bestaat uit omgekeerde A-frames met daarop de loopplanken, het water wordt eronder weggevoerd. De wanden zijn gesteund met stevig verankerd vlechtwerk in wilgentenen.
(Info: Persmap naar aanleiding van de officiële opening van Bayernwald te Wijtschate-Heuvelland)
De gemeente Heuvelland heeft een gebruikersovereenkomst op zak met eigenaar René Declercq en heeft het recht van opstal voor didactisch materiaal. De gemeente staat ook in voor het opvolgen van de restauratiewerken en de subsidiedossiers. Bayernwald werd ingehuldigd door Prins Wolfgang van Beieren. De bouwer was een broer van zijn grootvader.
Om Bayernwald te bezoeken dienen bezoekers zich eerst aan te melden in het VVV-kantoor te Kemmel.
De weg tussen Ieper en Menen
speelde een belangrijke rol tijdens de Eerste Wereldoorlog. Beide partijen
gebruikten de kasseienweg en spoorlijn voor aanvoer van bevoorrading (munitie,
wapens, troepen, voedsel, ...) en het evacueren van gewonden en doden op het
slagveld. Het is dan ook niet verwonderlijk dat vier jaar lang een hevige
strijd woedde om de Menin Road. Niet voor niets groeven de Duitsers een tunnel
tussen 't Hooge en 't Kantientje. Of plaatsten de Britten camouflage langs de
weg. Of werden nieuwe wapens ingezet in de hoop het front te kunnen doorbreken.
Als afsluitervan de cursus The Menin Road
Experience werd op zaterdag 24 maart een wandeling georganiseerd met
als thema "De Slagen bij 't Hooge". Tijdens de wandeling, onder de deskundige begeleiding van Wouter Feys, werd een o.a.
bezoek gebracht aan het Menin Road Museum, het Hooge Crater Museum de loopgravensite van Kasteel hof t Hooge,
Bellewaerde Farm, Railway Wood...
KAASKERKE - Het Vlaamse Gewest restaureert de Calvarieberg en de Duitse
bunker bij de Dodengang. Daarmee wordt een uniek stukje Kaaskerkse geschiedenis
tegen aftakeling beschermd. 'De Calvarieberg langs de IJzerdijk is destijds
gebouwd als protest tegen de bouw van de IJzertoren. De Belgicisten gingen er
aanvankelijk op bedevaart. De Duitse bunker even verderop is al even
merkwaardig. Die bunker staat op werpafstand van de Dodengang. Er zijn weinig
plaatsen in het oorlogsverleden waar de Belgen zo dicht bij de vijand gelegerd
waren. Beide legers konden letterlijk met munitie naar elkaar gooien'.
De Vlaamse overheid is via Waterwegen en Zeekanaal eigenaar van beide beschermde
oorlogsmonumenten. 'Tijdens de bijeenkomst met de stad is gebleken dat de
Vlaamse overheid beide monumenten nog dit jaar zal restaureren. Als eigenaar
betaalt de Vlaamse overheid de factuur van de werken.
Beschrijving Locatie:Gelegen laangs de IJzerdijk, langs de
IJzer, in een bocht van de straat, op ongeveer 200m van de Hoge Brug, ter
hoogte van het huisnummer 56.
Beschrijving Relict:Wit rechthoekig gebouw met 2
verdiepingen. De voorgevel is in trapvorm opgebouwd, met een licht
vooruitstekend deel waarvan de muurvlakken geprofileerd zijn en met in het
midden de toegangsdeur. Op het dakterras, waarvan de voorgevel trapsgewijs
opgebouwd is en dat bereikbaar is via twee zijtrappen aan de buitenzijde,
bevindt zich een kruis op een hoge eveneens trapsgewijs versmallende sokkel.
Het draagt een bronzen Christus aan het kruis. In de kapel bevindt zich een
altaar. Boven de ijzeren toegangspoort in vlakreliëf, in drukletter, 'O Crux
Ave Spes Unica', '1914-1918'. Verder nog 'Cette chapelle fut renovée par
Baugniet Marcel de Marcinelle'. H. 1321 cm x Br. 1005 cm x D. 425 cm
Uitvoering: Carl Beyaert architecte, Iseghem (gesigneerd)
Historische Achtergrond: Reeds op 30 maart
1924 kondigt het blad de Poperingenaar de oprichting van deze Calvarieberg aan.
Het monument, een initiatief van de Brugse bisschop, mgr. G.J. Waffelaert,
waarvan men ten onrechte schreef dat het zich bevond op de plaats van de
Dodengang, werd echter pas op 23 september 1928 ingewijd door de bisschop, in
aanwezigheid van prins Leopold en prinses Astrid. Merkwaardig is dat, om een
onbekende reden, de gemeenteraad van Diksmuide beslist had op het stadhuis geen
officiële ontvangst van de prinsen en de personaliteiten te organiseren, naar
aanleiding van deze plechtigheid. Het monument was bedoeld als religieus
monument voor alle aan de IJzer gesneuvelde geallieerde soldaten, maar
ongetwijfeld ook als een concurrent voor de in opbouw zijnde IJzertoren. De
enkele naoorlogse bedevaarten werden spoedig stopgezet. Vroeger stond rechts
naast de ingang nog in vervaagde letters 'Aan onze gesneuvelden - A nos morts -
... our fallen [soldiers]'. Deze tekst werd overschilderd, toen het gebouw in
1985 werd herschilderd.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd hevig gevochten om de bossen net ten zuiden van Zonnebeke. Tijdens de 1steSlag bij Ieper moesten de Duitsers zelfs hun Pruisische elitetroepen inzetten om het bos te veroveren. En ook tijdens de beruchte 3deSlag bij Ieper werd het bos tot een bloedig slagveld omgetoverd.
Op zondag 12 februari 2012 wandelde ik samen met andere leden van War And Remembrance vzwdoor 'Polygone Wood'. Dit gebeurde in het interessante gezelschap van Johan Vandewalle, amateur archeoloog en dé kenner van de ondergrondse oorlog, hij leidde ons doorheen Polygone Wood. We bezochten er o.a. enkele betonconstructies, gingen op zoek naar sporen van loopgraven en brachten uiteraard ook een bezoekje aan de militaire begraafplaatsen.
Polygoonbos - Polygon Wood De Polygoonbos word ook wel eens "Doelbos" genoemd en ligt een anderhalve km van Zonnebeke dorp. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd het bos compleet verwoest. De Duitsers werden eind oktober 1914 door de Britten uit het bos verdreven die later op 3 mei tijdens de Tweede Slag om Ieper werd heroverd door de Duitsers. Op het einde van september 1917, werden de Duitsers door de Australische troepen uit het bos verdreven zodat de Australische troepen het bos in handen kregen. Tijdens het Duitse Lente-offensief, heroverde de Duitsers het bos maar werden voorgoed verdreven door de 9th Scottish Division op 28 september 1918.
Polygon Wood Cemetery De aanleg van de Polygon Wood Cemetery begon in september 1917 tot april 1918. Een jaar na het ontstaan werd de begraafplaats opnieuw gebruik genomen. De begraafplaats bevat 103 Commonwealth militairen, waarvan 17 niet-geïdentificeerde, van de Eerste Wereldoorlog waarvan 60 militairen van New Zeeland en 1 Duitser. De begraafplaats bestaat uit twee delen. Bij het intreden van de eerste gedeelte, bevind het offerkruis. De graven, liggen op het tweede gedeelte van de begraafplaats. De begraafplaats heeft een oppervlakte van 1780 m² die door een ruwstenen muur is omgeven. Polygon Wood Cemetery ligt in de Lange Dreve in Zonnebeke tegenover de Buttes New British Cemetery, Polygon Wood. Het kreeg de naam van de nabij gelegen staatsbos, Polygoonbos.
BUTTES NEW BRITISH CEMETERY, POLYGON WOOD Een wandelpad met langs weerszijden een muur leidt van Polygon Wood Cemetery, langsheen het Cross of Sacrifice, naar Buttes New British Cemetery. Deze begraafplaats werd na de oorlog aangelegd door de bijzetting van een groot aantal stoffelijke overschotten van de slagvelden rond Zonnebeke. De meesten stierven in 1917, enkelen in 1914, 1916 of 1918.Er werden 2103 doden begraven of herdacht. Hieronder zijn er 1675 niet-geïdentificeerde. Er kwamen 'special memorials' voor 23 Nieuw-Zeelandse militairen en 12 van het Verenigd Koninkrijk "Known/Believed to be buried in this cemetery".Op de begraafplaats staat ook een vermistenmonument voor Nieuw-Zeelandse militairen die in deze omgeving sneuvelden van september 1917 tot mei 1918. De begraafplaats heeft een oppervlakte van 15145 m² en is door een ruwstenen muur omgeven. Bijzettingen (Commonwealth War Graves Commission) : Verenigd Koninkrijk : 1295, Canada : 50 ,Australië : 564, Nieuw-Zeeland : 162, Niet-identificeerbaar : 30 ,Totaal Commonwealth : 2101
Lichamen van Duitse militairen gevonden, 94 jaar na dat ze werden gedood !
Lichamen van Duitse militairen gevonden, 94 jaar na dat ze werden gedood in een tunnel. De Duitsers waren mannen van de 6eCompagnie van het 94eReserve Infanterie Regiment. De tunnel was +- 100m lang en zat zon 5meter diep en werd ontdekt nabij het Franse stadje Carspach in Elzas. In de tunnel konden 500 man schuilen. De schuilplaats op 18 maart 1918 door de Fransen vernietigt.
MailOnline Last updated at 6:37 PM on 10th February 2012 The 'Pompeii' of the Western Front: Archaeologists find the bodies of 21 tragic World War One German soldiers in perfectly preserved trenches where they were buried alive by an Allied shell
Men were killed when a huge Allied shell exploded above the tunnel in eastern France in 1918, causing it to cave in
Engineers find trench network 18ft beneath the surface near town of Carspach while excavating for a new road
Scene likened to Pompeii after skeletal remains found in same positions the men had been in at the time of the collapse By Graham Smith
The bodies of 21 German soldiers entombed in a perfectly preserved World War One shelter have been discovered 94 years after they were killed. The men were part of a larger group of 34 who were buried alive when a huge Allied shell exploded above the tunnel in 1918, causing it to cave in. Thirteen bodies were recovered from the underground shelter, but the remaining men had to be left under a mountain of mud as it was too dangerous to retrieve them. Nearly a century later, French archaeologists stumbled upon the mass grave on the former Western Front in eastern France during excavation work for a road building project. Many of the skeletal remains were found in the same positions the men had been in at the time of the collapse, prompting experts to liken the scene to Pompeii. A number of the soldiers were discovered sitting upright on a bench, one was lying in his bed and another was in the foetal position having been thrown down a flight of stairs. As well as the bodies, poignant personal effects such as boots, helmets, weapons, wine bottles, spectacles, wallets, pipes, cigarette cases and pocket books were also found. Even the skeleton of a goat was found, assumed to be a source of fresh milk for the soldiers. Archaeologists believe the items have been so well-preserved because hardly any air, water or lights had penetrated the trench. The 300ft-long tunnel was located 18ft beneath the surface near the small town of Carspach in the Alsace region of France.Michael Landolt, the archaeologist leading the dig, said: 'It's a bit like Pompeii. Everything collapsed in seconds and is just the way it was at the time. 'Here, as in Pompeii, we found the bodies as they were at the moment of their death. Some of the men were found in sitting positions on a bench, others lying down. One was projected down a flight of wooden stairs and was found in a foetal position. 'The collapsed shelter was filled with soil. The items were very well-preserved because of the absence of air and light and water.'Metal objects were rusty, wood was in good condition and we found some pages of newspapers that were still readable. Leather was in good condition as well, still supple. 'The items will be taken to a laboratory, cleaned and examined. Archaeologists also uncovered the wooden sides, floors and stairways of the shelter. The dead soldiers were part of the 6th Company, 94th Reserve Infantry Regiment. Their names are all known - they include Musketeer Martin Heidrich, 20, Private Harry Bierkamp, 22, and Lieutenant August Hutten, 37, whose names are inscribed on a memorial in the nearby German war cemetery of Illfurth. The bodies have been handed over to the German War Graves Commission but unless relatives can be found and they request the remains to be repatriated, it is planned that the men will be buried at Illfurth. The underground tunnel was big enough to shelter 500 men and had 16 exits. It would have been equipped with heating, telephone connections, electricity, beds and a pipe to pump out water. The French attacked the shelter on March 18, 1918 with aerial mines that penetrated the ground and blasted in the side wall of the shelter in two points.
Memorial voor de verdwenen US begraafplaats te Foy
Memorial voor de verdwenen US begraafplaats te Foy.
Het monument bevind zich recht voor de Duitse befraafplaats van Recogne.
Het herinnert er ons aan dat hier een grote Amerikaanse begraafplaats was met graven van slachtoffers van de Ardennen slag. De 2701 graven werden overgebracht naar andere begraafplaatsen of overgebracht naar de U.S.A.
Memorial Former American Cemetery Foy
The monument is right across the German cemetery from Recogne. It commemorates the fact that there was a large American Cemetery over here, with graves of casualties of the Battle of the Bulge. The 2701 graves on this cemetery were replaced to other cemeteries or to the U.S.A.
Opschrift van het monument: The memorial contains the following appealing inscription:
We have only died in vain if you believe so; You have to decide the wisdom of our choice, By the World which you shall build upon headstones, And the everlasting truth, which have your voice.
Though dead, we are no heroes yet, nor can be, til the living by their lives which are the tools. Carve us the epitaph of wise men, And give us not the epitaph of fools.
Oradour-sur-Glane is een gemeente en plaats in Frankrijk. Het dorp werd in 1944 verwoest in het bloedbad van Oradour-sur-Glane. Na de oorlog werd het dorp nabij de ruïnes herbouwd.
Oradour-sur-Glane was een dorpje zoals zovele in Frankrijk. Onbezorgd en idyllisch trok de oorlog aan het dorp voorbij. Af en toe kwam er wel eens een verdwaalde Duitser uit Limoges, zo'n 15 kilometer ten noordoosten van Oradour in het dorpje langs. Ondanks dat het een klein dorp was, had het drie schooltjes, een kleuterschool en een jongens- en meisjesschool. Tegen het einde van 1940 was het nodig een extra schooltje op te richten voor de vluchtelingen uit Moselle (Moezelstreek) die uit hun huizen waren gejaagd door de Duitsers. Een paar keer per dag liep er een tram naar Limoges en haalde en bracht het werkvolk en dagjesmensen. De laatste zondag van augustus was de jaarlijkse feestdag in Oradour waarbij de jeugd in draaimolens zat en de ouderen hun wijn dronken.
Het bloedbad van Oradour-sur-Glane vond plaats op de 10ejuni van 1944. Dat inferno vond plaats in de Franse gemeente Oradour-sur-Glane. Het dorp werd die dag door het eerste regiment 'Der Führer' van de 2eSS-Panzer-Division Das Reich bezet en werd dan finaal vernietigd. Bij deze verschrikking werden 642 mensen vermoord. Slechts zes personen overleefden de moordpartij.
De legereenheid stond onder commando van A, majoor Diekmann, kapitein Kahn en luitenant Heinz Barth.Er zouden ook militairen uit Elzas deel hebben uitgemaakt van deze divisie. Deze Frans sprekende militairen zouden gedwongen geweest zijn om deel uit te maken van Lammerdings elitetroepen. (Fransen uit de Elzas die tijdens de Duitse bezetting na de annexatie in het Duitse Rijk vanaf 1942 onder dwang ingelijfd waren bij de Wehrmacht of de SS)
Hypothesen over de aanleiding; over de reden van de overval op Oradour bestaan slechts vermoedens!
-Als andere aanleiding wordt de actie genoemd van het Franse verzet op 8 juni 1944. Toen werd in Saint-Junien, een plaatsje nabij Oradour, een spoorbrug opgeblazen.Hierbij werden twee Duitse militairen gedood, waaronder een zekere Kämpfe, die een persoonlijk vriend was van majoor Diekmann, onder wiens bevel het regiment stond dat de massamoord in Oradour pleegde. MAAR dat verhaal klopt niet met het werkelijke verhaal van SS-Sturmbahnführer Helmut Kämpfe! Het was juni 1944, de dag na D-Day. SS-Sturmbahnführer (Majoor) Helmut Kämpfe was onderweg naar zijn divisie in de Franse regio Limousin. Hij had het bevel gekregen om de divisie te mobiliseren en naar Normandië te gaan om daar de geallieerden terug te slaan. Plotseling dook er een groep Franse verzetsstrijders op, en na een kort vuurgevecht werd de majoor gevangen genomen. De volgende dag werd Kämpfe in Oradour-sur-Vayres door het verzet geëxecuteerd. Kämpfe had de hoogste rang van alle Duitsers die het verzet tot dan in handen had gekregen. Zijn terechtstelling moest een voorbeeld stellen tot wat zij in staat waren. De wraak van de Duitsers bleef echter niet lang uit Zodra het duidelijk werd dat Kämpfe gekidnapt was door het verzet, zonden de Duitse bezetters troepen uit om hem te vinden. Hieronder was ook het 1stebataljon van de 4deregiment SS Panzergrenadiers onder het commando van Adolf Diekmann, een persoonlijke vriend van Kämpfe. Op 10 juni vernam Diekmann, van twee leden van de Franse geheime politie het nieuws over Kämpfes executie. Hij plande een wraakactie.Zijn troepen werden verzameld, en de colonne trok naar Oradour-sur-Glane (door een misverstand verwisseld met Oradour-sur-Vayres, waar de executie plaats vond).
-Een andere hypothese: Het zou een represaillemaatregel geweest zijn, waarbij de keuze op Oradour viel omdat dit dorp tevens een opvangplaats was geworden voor vluchtelingen uit de Moezelstreek sinds eind 1940. Deze vreemdelingen hadden in Oradour een thuis gevonden en maakten inmiddels deel uit van het dorp: voor hen en met hen werden scholen gesticht en er werd een speciale leraar (ene Gougeon) aangetrokken uit de Moezelstreek.
De reden voor de massamoord in Oradour kan dus een combinatie zijn van een aantal drijfveren! Een revanche voor D-day, een represaille voor de gebeurtenissen in St. Junien, de moord op SS-Sturmbahnführer Helmut Kämpfeen het vereffenen van een oude rekening met het lastige volk uit de Moezelstreek die werden geacht verdreven en verspreid te zijn en hadden desondanks een nieuw thuis gevonden.
Welke reden ook, geen enkele kan gerechtvaardigd worden!!!!!
Het bloedbad
De wraakdaad vond plaats op zaterdag na 12.00 uur. De Duitse majoor Dickman bracht alles in paraatheid naar Oradour te gaan. Zijn colonne kwam om 13.30 uur aan in Oradour. Binnen de 30 minuten was het gehele dorp omsingeld en alle toegangswegen en in- en uitgangen werden afgesloten. Diekmann richtte zijn commandopost op in een boerderij die tussen Oradour en het dorpje Bordes lag. Het in der haast uitgedachte plan bleek koel en efficiënt. Als reden van de overrompeling werd verwezen naar een routineuze identiteitscontrole, waarvoor alle inwoners op het marktplein moesten bijeenkomen. Daarna werden mannen en vrouwen gescheiden. Rond 16.00 begon de moord!
1953het proces!!
Drie jaar na het beëindigen van het onderzoek, op 12 januari1953, startte voor de militaire rechtbank te Bordeaux het proces tegen 21 beklaagden. Onder hen de reeds in 1951, voor het Bloedbad van Tulle, ter dood veroordeelde Lammerding. Deze verbleef in Düsseldorf en werd ondanks herhaalde aanvragenniet uitgeleverd. Ook Heinz Barth stond terecht samen met veertien zogeheten Malgré-Nous (Fransen uit de Elzas). Slechts een van hen was als vrijwilliger in dienst getreden. In eerste instantie voorzag de Franse wet op oorlogsmisdaden echter niet in de eventuele vervolging van landgenoten. Slechts na een bezoek van de Franse president Vincent Auriol aan Oradour in 1947 werd op 15 september1948 door de Assemblée Nationale een wet goedgekeurd die voorzag in een groepsverantwoordelijkheid voor oorlogsmisdaden, in zoverre deze groep tijdens de Processen van Neurenberg als criminele organisatie erkend was. Dit was het geval voor de SS.
In eerste instantie vochten de advocaten van de Elzassers, onder wie de stafhouder van de balie van Straatsburg en oud-gedeporteerde Mr.Schrechenberg de rechtsgeldigheid van de vervolging op basis van de wet van 1948 aan maar zonder resultaat. Tijdens de daaropvolgende verhoren ontkenden op een na alle beklaagden hun betrokkenheid bij de moordpartij. Maar nog tijdens het proces op 27 januari wordt de wet van 1948 na hevige debatten in het parlement afgeschaft. Nochtans besloot de voorzitter van de rechtbank dat het proces tegen de beschuldigden verdergezet zou worden op basis van de individuele responsabiliteit van de beklaagden.
De uitspraak viel in de nacht van 12 op 13 februari1953. Van de Duitse beklaagden werd sergeant Lenz ter dood veroordeeld. Eén die zijn afwezigheid tijdens het bloedbad kon bewijzen werd vrijgesproken. De overige beklaagden kregen straffen van tien tot twaalf jaar dwangarbeid. De Malgré-Nous kregen straffen van vijf tot twaalf jaar dwangarbeid of vijf tot acht jaar gevangenis. Alleen de Waffen-SS vrijwilliger werd ter dood veroordeeld voor landverraad.
Het vonnis zorgde meteen voor weerwerk in de hele Elzas, en parlementslid Pierre Pflimlin, verkozene uit de streek, stuurt een spoedtelegram naar René Pleven, de minister van Defensie, met de vraag tot directe opschorting van de straffen tegen de dertien Elzassers. De minister wees de vraag af, maar liet weten dat een wetsvoorstel tot amnestie bij hoogdringendheid kan behandeld worden. Al op 17 februari1953 wordt een voorstel ingediend, door leden van alle politieke partijen behalve de communistische, en op 19 februari1953 werd de wet met 319 stemmen tegen 211 goedgekeurd. In de ochtend van de 21ewerden de dertien Elzassers al vrijgelaten en keerden terug bij hun familie in de Elzas. De vijf Duitsers zagen hun straffen verminderd worden en kwamen enkele maanden later reeds vrij. De twee doodstraffen werden in september 1954 omgezet in levenslang. De bij verstek veroordeelden bleven geheel buiten schot.
Toen dit in Oradour bekend werd, stuurde de burgemeester de onderscheiding het Légion d'honneur terug! Het dorp had na 1945 van de regering deze medaille als huldeblijkontvangen. Gedurende de zeventien jaren die volgden verbrak Oradour alle betrekkingen met de overheid en ook weigerde men om de resten van de slachtoffers bij te laten zetten in het monument dat door de Staat zou worden opgericht. In 1983 werd door de rechtbank in Berlijn de doodstraf van luitenant Barth omgezet in levenslange gevangenisstraf. Zijn kompanen waren inmiddels al overleden.
In de hallelujastemming van de geallieerde invasie en de daarop volgende vrede in mei 1945, is het drama van Oradour ongemerkt aan de wereld voorbijgegaan. Na het bloedbad van het Tsjechische dorp Lidice (10 juni1942) in Tsjecho-Slowakije volgde een golf van sympathiebetuigingen, maar de slachtoffers van Oradour raakten voor lange tijd in de vergetelheid.Kort na de oorlog kwam Charles de Gaulle naar Oradour. Hij besliste dat de overblijfsels en de puinhopen van het oude dorp de functie moesten verkrijgen van monument. Hij besloot ook dat het nieuwe Oradour op steenworpafstand weer opgebouwd moest worden. De overblijvende inwoners van Oradour huisden er enige jaren in primitieve omstandigheden, dit totdat het nieuwe Oradour in 1953 werd ingewijd. De regering besloot dat de bevolking van Oradour rouwkleding moest dragen en dat het nieuwe Oradour ook deze sfeer moest uitademen.Oradour mocht alleen de grijze kleur hebben.
Centre de la Mémoire;
Bij de ingang van het dorp is in 1999 een museum ingericht, het Centre de la Memoire. Het is een ondergronds museum. Wie de ingang van het museum passeert komt midden in het dorp weer bovengronds. Daar zijn alle ruïnes nog in de staat van na de verwoesting. Kleine plaquettes op de huizen geven aan of er een winkel, kapperszaak, garage of kledingatelier gevestigd was. Alles is zo gelaten zoals het de fatale dag is achtergelaten, ook de auto van de huisarts, die nog op het dorpsplein staat.Men kan zelfs horloges bezichtigen die zijn gestopt om 16.00 door de schok en de hitte van de explosie in de kerk.
De tiende juni44 getuigenis van Robert Hébras
Robert Hébras (29 juni1925) is één van de zes overlevenden van het bloedbad van Oradour-sur-Glane op 10 juni 1944. Hij was toen 19 jaar oud en ondergedoken in een boerenschuur. Over de tragedie heeft hij een boek geschreven Oradour: the tragedy hour by hour.
Een zaterdag zoals alle zaterdagen. Oradour maakte zich op voor de zondag. De huisvrouwen deden hun inkopen en de mannen waren gewoon aan het werk en veel mannen waren al gewoon thuis omdat de zondag voor de deur stond (hierin kan ook de reden liggen voor het tijdstip van de operatie: zaterdag na 12.00 uur).
Voor de bewoners van Oradour was alles rustig, maar 10 kilometer verderop bracht de Duitse majoor Diekmann alles in paraatheid om richting Oradour te gaan. Zijn colonne arriveerde om 13.30 uur in Oradour en tegen zijn mensen vertelde de Tweede-Luitenant Barth in het gehucht Bellevue, dat "zij vandaag konden zien hoe er bloed ging vloeien". Binnen een half uur was het gehele dorp omsingeld en alle in- en uitgangen en toegangswegen werden afgesneden. De majoor Diekmann richtte een boerderij in als commandopost, die tussen Oradour lag en het dorpje Bordes.
Het in haast bedachte plan bleek koel en efficiënt. Als reden voor de overval werd een routinematige identiteitscontrole opgegeven, waartoe alle inwoners zich op het marktplein moesten verzamelen.
Naarmate de tijd verstreek werd het aantal mensen steeds groter. Eén van de overlevenden, Robert Hébras, schrijft hierover dat hij in Oradour nog nooit zoveel mensen bij elkaar had gezien. Over de stemming zegt hij voorts dat deze gemoedelijk was. De mensen praatten normaal met elkaar en her en der was er een schampere opmerking te horen. Ook werden hier en daar door de Duitsers geruststellende opmerkingen gemaakt. Bekend is de opmerking tegen de pasteibakker, toen deze zich zorgen ging maken over de cakes die hij net in de oven had gedaan, dat hij zich geen zorgen hoefde te maken en dat "wij" er wel even op zouden letten. Gerustgesteld zou de man zich omgedraaid hebben en een gesprek met anderen hebben aangeknoopt.
Om 15.00 begonnen de soldaten de mannen en de vrouwen van elkaar te scheiden. De mannen aan de ene kant van het terrein en de vrouwen en kinderen aan de andere kant. Een bevel in het Duits werd gegeven en de groep met vrouwen en kinderen werden naar een uitgang van het dorp gedreven, waar ook de kerk lag.
Op dat moment zou, volgens Hébras, er nog een weinig dreigende houding van de Duitsers zijn uitgegaan. De gesprekken waren nog steeds levendig. Een Duits officier, die goed Frans sprak, verzocht burgemeester Desourteaux zich te melden. Deze deed een stap vooruit. De officier beval hem gijzelaars aan te wijzen, wat hij weigerde en zichzelf als gijzelaar aanbood. Intussen moesten de wapens van de bewoners ingeleverd worden.
Inmiddels brachten de Duitsers hun wapens in stelling tegen de mannen. De gesprekken verstomden. De mannen werden opgesplitst en opgesloten in diverse schuren.
Om 16.00 uur hoorde Hébras een grote knal, waarvan hij dacht dat het een granaat was. Direct hierna begonnen de machinegeweren te ratelen. Overal hoorde hij kreunende mannen. De geur van bloed vermengde zich met de geur van hooi, stof en kruitdamp. Hébras was onder de lichamen van anderen terechtgekomen en schrijft zich nog niet gerealiseerd te hebben, wat er op dat moment aan de hand was. Hij noemt hierbij in zijn verslag, dat de schuur veranderd was in "een hel op aarde".
Later hoorde hij Franse stemmen, die hij herkende aan het accent van zijn geboortestreek. Dit waren vier andere vrienden, die de slachting overleefd hadden en met hen wist hij zichzelf in veiligheid te brengen. Zij verscholen zich in drie grote konijnenhokken achter de schuur en hervonden hun vrijheid.
Wat het lot van de vrouwen en de kinderen betreft, laat hij mevrouw Rouffanche aan het woord. Zij vertelt dat zij om 14.00 opeens Duitse soldaten in haar huis vond, die haar dwongen naar het marktplein te gaan, waar de mannen en de vrouwen van elkaar gescheiden werden. Alle vrouwen, veel moeders hadden hun kinderen op de arm of tegen zich aangedrukt, werden in de kerk bijeengedreven. Met grote angst wachtten zij de gebeurtenissen in de kerk af.
Omstreeks 16 uur kwamen twee jonge soldaten de kerk binnen en plaatsten een soort kist in het koor van de kerk. Uit deze kist hingen lange draden tot aan de grond. De mensen moeten door een hel gegaan zijn. Plotseling een grote knal, waardoor de hele kerk in brand vloog en alle vrouwen en kinderen levend verbrandden. Mevrouw Rouffanche wist met behulp van een knielbankje naar een kerkraam toe te klimmen en werd daarbij gevolgd door een jonge vrouw en haar baby, die door de Duitsers naar beneden geschoten werden en stierven. Mevrouw Rouffanche raakte zelf gewond en liet zich naar beneden vallen. Gedurende twaalf lange uren hield zij zich verborgen tussen erwtenplanten.
De moordenaars slachtten honderden vrouwen en kinderen af. De jongste van hen was nog geen week oud. Later op de dag werd de rest van het dorp in brand gestoken. In de loop van de middag kwam een tram, die een proefrit maakte, met een paar bewoners in Oradour aan. Deze passagiers werkten bij de trammaatschappij. Eén van hen stapte uit en werd doodgeschoten. De nazi's stuurden de tram met de andere passagiers terug naar Limoges. Toen de volgende tram in Oradour arriveerde om 19.30 uur, mochten de 20 bewoners van Oradour uitstappen. Zij kregen van de Duitse soldaten te horen, dat zij hun gelukkig gesternte mochten danken, omdat de rest van Oradour was afgeslacht.
De Duitsers hadden inmiddels Oradour geplunderd en gingen weg. Twee dagen later kwamen ze terug om twee grote massagraven te delven. Een paar dagen later zonden de Duitsers een paar officieren naar Oradour. Hun taak was de effectiviteit van de operatie te inventariseren. Een paar inwoners van Oradour, met wat pluimvee, bleven ontredderd en verslagen achter. Zij hadden de droeve taak om de doden te identificeren en te begraven of hun as veilig te stellen.
Background to Oradour
Prof. H.W. Koch
France had been defeated and its head of state, Marshal Pétain, had been appointed by the French National Assembly and given virtually dictatorial powers. The armistice agreement contained an entire section under which the French were to refrain from taking up arms again and any opposition to the occupying power carried draconian penalties. In this respect Churchill's policy to 'set Europe ablaze' was bound to have repercussions which would in the main be borne by the innocent. Two incidents shortly after D-Day to this day remain symbols of remorseless Waffen-SS brutality: those at Tulle and Oradour-sur-Glane.
On 8 June 1944 Field Marshal von Rundstedt forwarded an OKW [i.e. High Command of the Armed Forces] directive according to which active members of the French Resistance were to be treated as guerrillas. At the same time all army and SS units were ordered to apply relentless rigour 'to remove the danger to the rear of our fighting troops'. The 2nd Waffen-SS Division Das Reich was ordered to come by road from southern France to Normandy. The vanguard of the division had already been under fire en route in the town of Tulle, which for a short time was in the hands of the French Resistance, where they found 62 mutilated bodies of German soldiers who had surrendered to the Resistance. In accordance with their orders no hostages were taken, but with the aid of the local prefect and the mayor all male strangers in the town were identified and segregated, of whom 21 were released because of their youth and the remaining 99 were hanged. The dead bodies were not, as has often been maintained, thrown into the river but were handed over to the bishop of Tulle for burial. For this act of retribution the divisional commander Lammerding and the officer carrying out the execution were in 1951 sentenced to death in absentia.
On the same day, 9 June 1944, Lammerding was informed from the SD-office in Limoges that the Maquisards [i.e. the French Resistance] had a strong point in Oradour, further to the north. This was confirmed a few hours later by First Lieutenant Gerlach, who arrived tattered and torn at the divisional headquarters. He had been a member of the vanguard, was captured by armed civilians and taken through Oradour, which was full of Maquisards. He and his driver were going to be shot but the driver's resistance caused a temporary commotion in which he was killed but which allowed Gerlach to escape and make his way back. A few hours later news was received that the highly decorated and popular Lt Colonel Kämpfe had also fallen into the hands of the Resistance. His car was found, and his military identification card. During the course of the morning of 10 June Major Diekmann, a close friend of Kämpfe's, reported that two French civilians had announced that a high German officer had been taken prisoner and was to be publicly burned in Oradour. It could only have been Kämpfe since no other officer was missing.
Two decisions were taken by the divisional headquarters. Firstly a captured Maquisard was released on condition that he got in touch with the headquarters of the Maquisards, offering 30 French Resistance fighters held captive in Limoges plus 40,000 francs in exchange for Kämpfe. However, the freed Resistance fighter reported back only once by telephone saying that as yet he had not established contact with the Maquisards. The second decision was to accede to the request made by Diekmann, that he might take a company to Oradour to free Kämpfe. He was given strict orders that if he could not find Kämpfe he was to take as many Maquisards as possible prisoner in order that an exchange could be arranged. Diekmann took one company of the regiment Der Führer to Oradour, a company consisting largely of Alsatian conscripts.
On entering Oradour the company found by the roadside a smouldering German army ambulance in which the driver and co-driver had been chained to the steering wheel and burnt alive together with their wounded passengers. Due to the geographic configuration Diekmann was out of radio contact with the division and made his own decisions. All male inhabitants were rounded up, and all women and children arrested and held in the church. Thereupon Diekmann ordered a house-to-house search for Kämpfe and for any weapons or ammunition. Houses in which arms were found were to be burnt down. As this was going on Diekmann was told to come to a local bakery, where the remnants of a corpse were still smouldering; upon closer examination of the remnants, a Knight's Cross was found which Diekmann identified as belonging to his friend Kämpfe.
What happened then is still shrouded in mystery but Diekmann appears to have lost his nerve. All male prisoners were shot, except for a few who managed to escape. Houses in which weapons were found were burnt and explosions occurred. According to one version the SS set fire to the church and the women and children were burned to death, except for two women and one child who managed to escape the inferno, assisted by two SS men. However, according to the testimony of these survivors the church burned down because fires raging in its immediate vicinity caused an explosion in the belfry, which had served as an arms and ammunition dump for the Maquisards. In any event, Diekmann had exceeded his orders; he submitted his report and court martial proceedings were initiated against him, but before it came to a hearing Diekmann was killed in Normandy.
The Oradour trial took place in Bordeaux in the early months of 1953. Lammerding, in spite of the death sentence pronounced against him in 1951, offered to go to France to give evidence. Both the German authorities in Bonn and the French authorities turned down the offer. The sentences given at the Oradour trial were extremely light, because most of the accused were Alsatians and there was considerable unrest in Alsace over the case. Furthermore many of the accused had in the meantime served with distinction in Indo-China. By the end of 1958 all those convicted over Tulle and Oradour had been freed. General de Gaulle put a 100-year embargo on all files relating to these cases, an embargo which is still in force. When in 1960 Lammerding tried to have the case reviewed, he was again turned down by Germans and French alike. In the days of the Franco-German rapprochement between de Gaulle and Adenauer it was apparently an embarrassing topic to both sides. (From Aspects of the Third Reich, ed. H.W. Koch (New York: St Martin's Press, 1985), pp. 386-89. The title above is editorial. )
Adolf Diekmann (* 18. Dezember1914; 29. Juni1944 in der Normandie) war als deutscher Offizier der Waffen-SS ein Kriegsverbrecher. Zuletzt hatte er den Range eines SS-Sturmbannführers inne. Vor dem Kriegseinsatz war Diekmann an den SS-Junkerschulen Dozent. Im Sommer 1944 kommandierte er das 1. Bataillon des zur 2. SS-Panzerdivision Das Reich gehörenden Panzergrenadier-Regiments Der Führer. In dieser Eigenschaft befahl er am 10. Juni 1944 die Ermordung der Bewohner des Dorfes Oradour-sur-Glane bei Limoges (Frankreich); 642 Menschen, darunter 207 Kinder und 254 Frauen, kamen dabei ums Leben. Adolf Diekmann fiel am 29. Juni bei der Operation Overlord in der Normandie im Gefecht. Sein Grab befindet sich in La Cambe. In den späteren Berichten und Gerichtsprozessen über Oradour-sur-Glane wurde er häufig als "Otto Diekmann" bezeichnet, was aber auf eine Verwechslung mit dem Vornamen eines weiteren Beschuldigten, Otto Kahn, zurückzuführen ist
Op 9 december 2011 bezocht ik voor de tweede keer de Bastogne Barracks, het was me al vlug duidelijk dat er veel verandert was sedert mijn vorige bezoek in 2009. Ik was enthousiast, maar ik was helemaal verast toen ik het geluk had om in het vroegere hoofdkwartier van Generaal McAuliffe er zijn achterneef te ontmoeten. In het putje van een ijskoude winter, op 16 december 1944, , lanceerden de Duitsers een laatste tegenoffensief in de Ardennen. Eén man, generaal Mac Auliffe, zou de loop van de historie beïnvloeden. Als tweede hoogste in rang van de 101steAirborne Divisie bracht hij zijn hoofdkwartier onder in de kazerne Onderluitenant Heintz. In de kelder van deze kazerne sprak hij zijn beroemde Nuts uit, dit als antwoord op het ultimatum van de Duitse troepen die Bastogne omsingelden. Deze korte maar krachtige uitspraak zou de Slag om de Ardennen grondig beïnvloeden.
Sinds 01 oktober 2010 is de kazerne nu een Interpretatiecentrum voor de Tweede Wereldoorlog. Breng zeker een bezoek aan de Nuts-kelder die de belangrijkste fasen uit het sleutelmoment van de Slag om de Ardennen illustreert, evenals aan de veelvuldige tentoonstellingszalen. U kan er ook het Vehicle Restoration Centre ontdekken, waar de pantservoertuigen van het Koninklijk Legermuseum een tweede leven krijgen. In de kazerne bevindt zich ook het museum -traditie zalen -van het 1ste en 3de Artillerie van het Belgische leger.
McAuliffe's Kerstboodschap aan de 101st Division (24-12-1944)
34eMarche du perimeter à Bastogne,samedi 10 DECEMBRE 2011.
(Foire aux noix et Marche du perimeter 10 et 11 decembre.)
Op zaterdag 10 december namen we met enkele vrienden deel aan de herdenkingsmars in en rond Bastogne. De koude wind en de gladdige en modderige wegen maakten deel uit van de sfeer 1944, enkel de sneeuw ontbrak!
De Slag om Bastenaken (Bastogne) was een belangrijk gebeuren in de strijd tijdens de Tweede Wereldoorlog in en rondom het Belgische stadje Bastogne als onderdeel van de Slag om de Ardennen. Deze slag begon in 20 december1944 en kwam ten einde in 27 december1944. De slag eindigde in een geallieerde overwinning.
De sleutel voor de doorbraak van het 5de Duitse pantserleger was het wegenknooppunt Bastogne. De inname ervan was essentieel voor het succes van operatie Herbstnebel. Bastogne was het centrum van het kleine netwerk van verharde wegen van de Eifel via de Ardennen naar het westen van België. Het was toen een marktstadje met zo'n vierduizend inwoners.
Bastogne ligt op een plateau in een landschap van weiden en glooiende heuvels die een opmerkelijk contrast vormen met het beboste, sterk geaccidenteerde terrein waaruit het grootste deel van de Ardennen bestaat. De omringende heuvels vormden de enige natuurlijke verdediging van het stadje, maar de degelijk gebouwde boerderijen die in concentrische cirkels rond het stadje lagen, boden goede uitgangspunten voor defensieve stellingen. Het hoofdplein van Bastogne lag aan de zuidrand van de stad en was het knooppunt van vijf grote en drie secundaire wegen, waarmee het in militair opzicht voor de Duitsers en Amerikanen van even groot belang was.
1944. La ville de Bastogne est encerclée par les Allemands. Ces derniers envoient un messager demandant la reddition. Il reviendra avec un mot qui deviendra culte « Nuts », que lon traduit poliment par « des noix », mais qui voulait surtout dire « Allez vous faire voir » Ce mot est inscrit à jamais dans les livres dhistoire.
Sfeerbeelden van de Last Post van 10-11-2011 in Ieper
Sfeerbeelden van de Last Post van 10-11-2011 in Ieper
Iedere dag even voor acht uur legt de politie van Ieper het verkeer stil aan de Menenpoort. Het dagelijks leven valt even stil om via de Last Postplechtigheid terug te keren naar '14 -18 en om de gevallen soldaten te eren en gedenken. Als plaats voor de Last Postplechtigheid werd de Menenpoort gekozen, de plaats waarlangs vele militairen naar het front trokken, velen van hen keerden nooit meer terug.
De Last Post is oorspronkelijk het klaroengeschal dat in het Britse en andere legers het einde van de werkdag aankondigde. In de context van de Last Postplechtigheid staat het voor een definitief vaarwel aan de gesneuvelden.
Gelijkaardig is het met de Reveille, die traditioneel gespeeld werd bij het aanvang van de dag, om de troepen wakker te maken en hen tot de plicht op te roepen. In de context van de Last Postplechtigheid symboliseert de Reveille niet enkel het terug keren naar het dagelijkse leven na de plechtigheid, maar eveneens de verrijzenis of het eeuwig leven' van de gesneuvelden.
De Last Post Association stelt zich tot doel om deze plechtigheid eeuwig in stand te houden.
De betekenis van de plechtigheid is in de loop de jaren wat uitgebreid: wanneer de Last Post tegenwoordig geblazen wordt, herdenken men niet enkel en alleen de gesneuvelden van het Britse Gemenebest, maar evenzeer de Belgische, Franse en andere geallieerden, die ten koste van alles meevochten. Aan de andere kant lieten ook velen het leven. Vijanden toen, maar partners in het verenigde Europa van nu. Aldus vertegenwoordigt de Last Post niet alleen een kijk op ons verleden, maar ook een signaal van hoop naar de toekomst toe.
Patrouilleurs aan het IJzerfront. De helden van het niemandsland
PAS VERSCHENEN!
Patrouilleurs aan het IJzerfront.De helden van het niemandsland.
Dit heel interessant en leerrijkboek is geschreven door Robert Lambrecht en is een aanrader voor iedereen die interesse heeft in de historiek van het Belgisch leger!
Robert Lambrecht behaalde in 2010 het diploma van Master in de Sociale en Militaire Wetenschap aan de Koninklijke Militaire School van Brussel. Hij is reeds sedert een tiental jaren gepassioneerd in de geschiedenis van het Belgische leger tijdens de grote oorlog. Dit boek is een herwerking van zijn Masterproef De Belgische Patrouilleurs (1917-1918)
Soldaten die vier jaar lang wacht liepen aan een front beschermd door de IJzer en de overstroomde poldervlakte, is het wijdverbreide beeld van het Belgisch leger tijdens de Eerste Wereldoorlog. Dit boek doorprikt deze mythe. Het leger telde ook een duizendtal patrouilleurs. Dat waren mannen die als de avond viel over de loopgraven het niemandsland inslopen. Ze wonnen informatie in over de sterkte van de vijand, vielen stellingen aan en probeerden krijgsgevangenen te nemen. Deze mannen die vrijwillig het gevaar opzochten konden zowel van hun oversten als van gewone soldaten op respect en erkenning rekenen. Door hun vrijgevochten leven en de aard van hun opdrachten werden de patrouilleurs wel eens als een ras apart beschouwd.
Dit boek brengt het verhaal van deze vergeten helden. Het gaat over moed en koelbloedigheid, over raids en hinderlagen, over geslepen dolken en bajonetten.
Hotel Kasteelhof 't Hooghe, met in de tuin mijnkraters uit 1916, 2 Duitse betonconstructies en een opgegraven loopgraaf
Gedurende gans de oorlog werd er heel zwaar gevochten in de omgeving van Hooge. Het gehucht Hooge was door zijn hoogteligging een strategisch heel interessante positie en dit voor beide partijen. Hier stond in 1914 het kasteel van de familie de Vinck.Op Britse militaire kaarten werd het aangeduid als'Hooge Château'. Op 31 oktober 1914, toen de staf van de 1steen 2deBritse divisie hier vergaderde, was het kasteel het doelwit van een Duitse artillerieaanval, waarbij bijna alle aanwezige officieren gedood werden. Na deze Duitse aanval zou 'White Chateau' nabij 'Hellfire Corner' (Kruiskalsijde) als geallieerd hoofdkwartier tijdens de Eerste Slag om Ieper gebruikt worden. In 1915 werder hard gevochten om Hooge, waarbij de ruïnes van het kasteel, met zijn omgeving meermaals van bezetter wisselden. Op 2 juni konden de Duitsers de ruïnes van het kasteel toch veroveren. Na deze gevechten lagen de Britten en de Duitsers ter hoogte van Hooge op nauwelijks 50m van mekaar. Er werd een Britse tegenaanval gepland, die uiteindelijk plaatsvond op 19 juli 1915 en voorafgegaan werd door de ontploffing van een ondergrondse mijnlading van 2200kg, wat tot dan toe de grootste mijnlading van de oorlog was. De mijnlading was geplaatst door de '175th Tunnelling Company'. Bij de explosie werden een tiental mannen van de '4th Middlesex' levend onder het neerkomende puin begraven. De geallieerden slaagden er tijdens de daaropvolgende aanval, ondanks alles, niet in om veel verder te geraken dan de krater zelf. Tijdens een Duitse tegenaanval eind juli 1915 gebruikten de Duitsers een nieuw wapen, namelijk de vlammenwerper. Toen was de '8th Rifle Brigade' bij de 'Hooge-krater' gelegerd, met aan de linkerflank de '9th King's Royal Rifle Corps' en aan de rechterflank de '7th King's Royal Rifle Corps'. De Britten werden teruggeslagen. Tijdens een Britse tegenaanval op 9 augustus 1915 konden ze het terrein, dat ze een tiental dagen eerder verloren hadden, de 'Hooge-krater' incluis, opnieuw heroveren. Op 25 september 1915 voerden de Britten bij 'Bellewaerde Ridge' en Hooge een aanval uit op de Duitse stellingen (in het kader van een grootscheepse aanval bij het Franse Loos). De aanval was voorafgegaan door de ontploffing van twee ondergrondse mijnladingen. Tegen het einde van de dag bevonden de Britten zich echter opnieuw in de loopgraven, van waaruit ze 's morgens vertrokken waren, ca. 4000 'verliezen' rijker Tijdens de Slag om Mount Sorrel lieten de Duitsers op 6 juni 1916 in de omgeving van het Hooge 4 krachtige ondergrondse mijnladingen ontploffen, waarna ze 500 tot 800m konden oprukken. De Canadezen waren er op 13 juni in geslaagd om Hill 62 te heroveren, maar Hooge moesten ze een jaar lang in Duitse handen laten. Aan het begin van de Derde Slag om Ieper slaagde de '24th Brigade' (8th Division) erin om Hooge te heroveren. De omgeving van Hooge werd evenwel een tankkerkhof. Tijdens het Duitse Lente-Offensief (april 1918) werden de Britten teruggedrongen tot het Hooge. Door de Duitse druk besloten ze om een nieuwe positie in te nemen nabij 'Hell Fire Corner' (Kruiskalsijde). Op 28 september 1918 ( tijdens het Eindoffensief) tenslotte slaagden de Britten er in om tot Geluveld op te trekken. De 'Hooge-krater' van 19 juli 1915 had een doorsnede van 40m en een diepte van 6m. De kraterwand bestond uit 5m hoog opgeworpen aarde en was door beide kampen een gegeerde schuilplaats, die veel mogelijkheden bood. De krater werd in de jaren '20 opgevuld. De cirkelvormige diepte rondom de 'Stone of Remembrance' op 'Hooge Crater Cemetery' wil refereren naar deze en andere mijnkraters die in de omgeving werden geslagen. Het kasteel 'Hooge' werd na de oorlog heropgebouwd op de plaats van de vooroorlogse stallingen. Het kasteelpark is bijna volledig in handen gekomen van het pretpark 'Bellewaerde'. De kraters in de tuin van het in Engelse cottage-stijl heropgebouwde landhuis dateren van 6 juni 1916, toen de Duitsers ondergrondse mijnladingen tot ontploffing lieten brengen.
DE SOLDATEN VAN DE AMERIKAANSE MILITAIRE BEGRAAFPLAATS FLANDERS FIELD
DE SOLDATEN VAN DE AMERIKAANSE MILITAIRE BEGRAAFPLAATS FLANDERS FIELD
Mijn laatste boekdat ik aankocht luistert naar de titel DE SOLDATEN VAN DE AMERIKAANSE MILITAIRE BEGRAAFPLAATS FLANDERS FIELD.Het is geschreven door Chris Sims en Patrick Lernout. Het is een, om het met de woorden van mijn kameraad Jef Bogaert uit te drukken, Ne kloefer van een boek, een kleine 2 kg met een verhaal ( en met veel fotomateriaal !!!!) van elke gesneuvelde op de begraafplaats; een prachtwerk als je het mij vraagt.
Het is inderdaad een prachtwerk van 632 bladzijden, zeker een aanrader! Hierbij wil ik de beide auteurs feliciteren met hun eersterangs en leerrijk boek!
Er is nog geen officiële persvoorstelling geweest, daardoorzijn er tot nu toe maar twee verkooppunten: Chris en Patrick zelf. Het boek zal ook (in de toekomst) te koop aangeboden worden in het Flanders Field museum in Ieper en mogelijk (maar niet zeker) in Talbot House. Info kan altijd bekomen worden op het e-mail adres op flandersfieldbook@gmail.com. Prijs boek 35. Hier alvast de verzendingskosten nationaal (boek is 35) (afhalen of bezorgen kan natuurlijk ook), gewoon: 8 geregistreerd: 9, aangetekend; 12
DE AMERIKAANSE MILITAIRE BEGRAAFPLAATS FLANDERS FIELD
Deze Amerikaanse militaire begraafplaats, gelegen op de hoek van de Wortegemseweg en de Bosstraat, is de kleinste in Europa en meteen ook de enige Amerikaanse begraafplaats in ons land uit de eerste wereldoorlog. Het stijlvolle 'Flanders Field American Cemetery and Memorial' telt 368 zerken in wit marmer uit Carrara en ligt in een mooi verzorgd park van twee hectare. Begraafplaats: De architekt van de begraafplaats is Dr. Paul P. Cret uit Philadelphia, Pennsylvania. Vanaf de mooie ijzeren poort aan de ingang leidt een kleine, met linden afgeboorde laan naar de 'Memorial Chapel' in het midden van het domein. Links kom je langs de Visitor's Room en rechts langs de vlaggemast, waar dagelijks de Amerikaanse vlag wordt gehesen, op een 15 meter hoge mast. Op het einde van de kleine laan leiden treden naar de hoek van een verzonken grasplein, met in het midden een indrukwekkende kapel. Bij het betreden van de kapel vindt men de namen van 43 Amerikaanse soldaten, die in een naamloos graf rusten, gebeiteld in rozig getinte marmeren panelen. Parallel, langs iedere zijde van het lager gelegen groen, hebben we vier identieke verdelingen van de begraafplaats. Vanuit het midden leiden stapstenen naar de drie andere hoeken, naar een kleine met bomen omzoomde ruimte, waar een versierde urne op een voetstuk rust, met daarin gesculpteerd de kentekens van de vier Amerikaanse divisies welke in België gestreden hebben. De vier identieke verdelingen tellen elk 92 graven in witte marmer. 21 van deze 368 graven bergen de lichamen van onbekende soldaten. Herdenkingsdag: Ieder jaar, op de zondag dichtst bij 30 mei, wordt op de begraafplaats de herdenkingsdag Memorial Day gehouden voor de Amerikaanse oorlogsslachtoffers
Remember Private Jarvis Fuller (7th Bn Australian Inf) Info van dhr Johan Durnez
Remember Private Jarvis Fuller (7th Bn Australian Inf)
Info van dhr Johan Durnez
Op dinsdag 7 juni 2011 maakten de jongens van het 2de jaar beroepsonderwijs (VTI Waregem) een uitstap naar de voormalige slagvelden van de Eerste Wereldoorlog.
Tijdens de uitstap maken de jongens kennis met de sporen van het oorlogsverleden in het landschap en kwamen ze ook in contact met streekbewoners voor wie die oorlog 14-18 deel uitmaakt van hun dagelijkse leven.
De dag werd om16 uur afgesloten met een korte herdenkingsplechtigheid aan het graf van deAustralische militair,over wie de jongens gedurende het schooljaar het een en ander leerden en die een heel belangrijke link is geweest naar één van de Australiërs die tijdens het voorbije schooljaar (twee keer) op bezoek kwam naar de klassen. Private Jarvis Fuller ligt begraven op het Buttes New British Cemetery, beter bekend als de Britse begraafplaats in het Polygonebos van Zonnebeke.
Dorothy Seers vertelt over haar oom Jarvis Fuller
In deze tekst laat dhr Johan Durnez Dorothy Seers aan het woord. Zij is één van zijn Australische kennissen en de dochter van Jarvis broer. Wat zij in de tekst vertelt, is deels gebaseerd op wat hij van haar vernam, deels op de militaire dossiers van Jarvis en zijn broer (National Archives of Australia), deels op het vermistendossier (WWI Red Cross Wounded and Missing), deels op wat hij via Mike Goodwin, Todd Fraser en Johan Vandewalle weet, deels op zijn eigen ervaringen. Vanzelfsprekend kan de tekst veel langer en meer gedetailleerd zijn, maar dit is in de eerste plaats geschreven voor 14-jarigen van het beroepsonderwijs.
Hallo, ik ben Dorothy Seers uit Port Macquarie, een kuststad in het Australische New South Wales, ongeveer 485 kilometer boven Sydney (Ik geniet hier van een rustige oude dag want ik ben niet meer van de jongste : ik werd immers geboren op 31 januari 1921 !
Mijn hele beroepsleven lang was ik lerares en af en toe kriebelt het weer om dingen uit te leggen aan jonge mensen zoals jullie Vandaag wil ik jullie iets vertellen over mijn oom Jarvis Fuller, een man die ik alleen maar kende van een foto aan de muur.
De soldaat die je op deze oude familiefoto ziet, is mijn vader Mark Ruben Fuller. Maar niemand noemde hem Mark Ruben, iedereen sprak hem aan met Roy. De foto werd gemaakt toen hij in 1915 bij het leger ging. Hij was toen 23 jaar oud. De vier meisjes zijn zijn zussen : Mary (links vooraan), Galena (links achteraan), Pearl (rechts achteraan) en Emily (rechts vooraan.) Er was nog een vijfde zus, Ruby, maar die ontbreekt jammer genoeg op deze foto. Ze woonden met hun ouders in Moonambel in Victoria (dat is de verticale pijl op het kaartje van Australië.)
In augustus 1914 brak de oorlog en uit een jaar later (augustus 1915) zijn mijn vader en Jarvis zich in Ballarat (90 kilometer verderop) gaan melden voor dienst bij het leger. Mijn vader werd meteen aangenomen, maar Jarvis werd afgekeurd. Dat had te maken met zijn ogen. Hij droeg een bril en uit zijn rechteroog zag hij bijna niets. Jarvis was verschrikkelijk ontgoocheld over het feit dat hij niet naar het leger kon.
Maar ook voor mijn vader leek het avontuur in het leger iets van korte duur te worden : tijdens zijn opleiding werd hij in het ziekenhuis opgenomen voor een blindedarmontsteking. Omdat hij na de operatie (eind februari 1916) niet snel genoeg weer fit geraakte, stuurden ze hem op 1 juni weer naar huis. Medically unfit for service stond er op zijn papieren niet geschikt voor dienst omwille van medische redenen !
Maar de broers gaven niet op. Ze wilden kost wat kost hun deel doen in de oorlog en waarschijnlijk hadden ze ook al wel eens een witte pluim (a white feather) gekregen van de één of andere vrouw Misschien wel vaker dan hun lief was ! Er waren namelijk vrouwen die een witte pluim gaven aan mannen (of in de brievenbus staken) als zij vonden dat die mannen eigenlijk in het leger hadden moeten zijn. Die pluim wilde noch min noch meer zeggen dat je een lafaard was, een mietje dat te bang was om naar de oorlog te trekken. Maar die vrouwen vroegen wel nooit eerst waarom je niet bij het leger was. Want Jarvis en Roy waren allesbehalve lafaards die aan de legerdienst hadden willen ontsnappen !
Toen de toelatingsvoorwaarden om bij het leger te mogen minder streng werden, probeerde Jarvis het halfweg oktober 1916 opnieuw. Hij ging zich weer aanmelden in Ballarat en deze keer werd hij wél aangenomen !!!
Nog geen twee weken later ging ook mijn vader terug naar Ballarat om opnieuw dienst te nemen bij het leger en ook hij bleek nu plots wél fit genoeg om soldaat te worden !
De broers kregen allebei de meest noodzakelijke militaire opleiding en nog geen maand later zaten ze al op de boot naar Europa ! Het schip verliet de haven in Melbourne op 23 november 1916 en meerde aan in Plymouth (Engeland) op 29 januari 1917. Een zeereis van bijna tien weken, maar de beide broers genoten van de kameraadschap aan boord en mijn vader had de andere soldaten vermaakt door allerlei liedjes te spelen op zijn blikken fluitje.
Maar toen ze aankwamen in Engeland heerste er daar een heel strenge en koude winter Kwam het door de uitputtende zeereis of was het omdat Australiërs dat soort winters niet kennen ? In elk geval : halfweg februari werd Jarvis zo ziek door bronchitis dat de legerdokter hem voor alle zekerheid naar het ziekenhuis stuurde voor twee weken. En ook mijn vader kreeg het flink te pakken : in de
tweede helft van maart belandde hij ook in het ziekenhuis met een heel ernstige longontsteking ! Het was al begin juni toen ze hem daar weer lieten vertrekken.
Ondertussen was Jarvis begin mei 1917 met zijn eenheid, het 7debataljon Australische infanterie, aangekomen in Frankrijk. Die eenheid kwam net terug uit de loopgraven en ging voor lange tijd in rust (dat betekende dat ze niet werden ingezet bij gevechten) en daardoor viel het voor Jarvis allemaal nogal mee. Hij schreef regelmatig naar zijn ouders en naar zijn zussen en hij liet weten dat hij zich nog nooit zo fit had gevoeld. Hij schreef ook dat zijn ogen hier zoveel beter geworden waren en dat hij zijn bril niet eens meer nodig had. Dat verraste de familie want hij had die bril sinds zijn twaalfde onafgebroken gedragen en in 1915 hadden de legerdokters zelfs beweerd dat hij helemaal blind was op zijn rechteroog !
Mijn vader kwam pas op 1 september 1917 in Frankrijk en werd ingedeeld bij het 23stebataljon Australische infanterie. Dat vond hij helemaal niet prettig want hij had gehoopt om bij zijn jongere broer te kunnen blijven. Hij is twee keer op zoek geweest naar Jarvis, maar hij kon niet achterhalen waar ergens in Frankrijk zijn eenheid verbleef.
Op het einde van september 1917 moest het 7debataljon weer naar de loopgraven. Deze keer werden ze naar Ieper gestuurd. En zo onderging Jarvis op 20 september zijn vuurdoop in the Battle of the Menin Road. In één dag tijd verloor het bataljon 201 manschappen en officieren (doden, gewonden en vermisten) maar Jarvis kwam zonder een schrammetje uit de strijd en hij kon met de rest van de manschappen op rust naar Dikkebus en daarna naar Steenvoorde in Noord-Frankrijk.
Op 1 oktober moesten ze opnieuw naar de eerste linies. Met autobussen ging het weer van Steenvoorde naar Dikkebus. De volgende nacht moesten ze te voet tot de loopgraven van Westhoek Ridge in Zonnebeke. Het was een ongelooflijk zware mars in aanhoudende regen en ploeterend door de modder. De rest van 3 oktober brachten de 530 mannen en 28 officieren door in de loopgraven waar ze wachtten en zich klaarmaakten voor de aanval van de volgende morgen.
Op 4 oktober 1917, om kwart voor twee s nachts vertrokken ze naar de startpositie van de aanval. Het bleef maar regenen, de modder was een echte verschrikking en men geraakte amper vooruit. Toch bereikten ze hun verzamelplaatsen. Doorweekt en rillend van de kou lagen de mannen daar te wachten op het fluitsignaal voor de aanval. Dat fluitsignaal zou om 6 uur s morgens weerklinken.
Maar om 5 uur 20 begon er plots een hevig Duits bombardement. Onverwacht regende het bommen op de Australische troepen die klaar lagen om aan te vallen. Puur toeval maar de Duitsers hadden óók een aanval voorzien op dezelfde plaats en (ongeveer) op hetzelfde uur !!!
Het duurde eindeloos lang tot het 6 uur werd . Eindelijk konden de manschappen oprukken, weg uit het vijandelijke bombardement. Er volgde weer een dag van felle en vreselijke gevechten, maar de Australiërs slaagden erin om de hoogte van Broodseinde in handen te krijgen ! Eindelijk !!! Eindelijk stonden ze op de hoger gelegen weg en konden ze goed uitkijken over de Duitse posities !!!
De gevechten hadden een zware tol geëist Toen het bataljon van Jarvis zich in de nacht van 5 op 6 oktober van het slagveld terugtrok, had 259 manschappen en officieren verloren aan doden, gewonden en vermisten. Dat was zo goed als de helft !!! (En dat was nog maar van één bataljon. Op 4 oktober verloren de Australiërs liefst 6.500 man.) Eén van de vermisten van die dag was Jarvis Fuller. Een maand later werd op zijn fiche killed in action genoteerd : hij was nu officieel gesneuveld.
Jaren later hoorden wij dat Jarvis gedood werd door een bom die vlakbij hem insloeg. Een soldaat die een zestal meter achter Jarvis kwam, had hem zien vallen en zag dat hij niet meer bewoog. Hij moet op slag dood geweest zijn. Jarvis werd samen met een sergeant Charles Morris Greengrass (ook van het 7debataljon) begraven op het slagveld. Na de oorlog werden hun stoffelijke resten overgebracht naar het Buttes New British Cemetery in Polygon Wood. Het graf van Greengrass (XXIX D 2) ligt nu twee rijen achter dat van Jarvis (XXIX B 11.)
De soldaten die hem begraven hadden op het slagveld, hadden zijn persoonlijke bezittingen uit zijn zakken gehaald en die aan de officieren overhandigd (zoals dat hoorde.) Wat niet van het leger was, werd immers aan de familie terugbezorgd. En zo ontvingen mijn grootouders in mei 1918 een pakketje met daarin zijn portemonnee met vier munten, zijn portefeuille met wat kaarten en brieven en twee godsdienstige boekjes die hij bij zich had. Een bril ? Neen, die zat er niet bij ! Was die verloren geraakt ? Of waren zijn ogen echt zoveel verbeterd dat hij geen bril meer droeg op die fatale dag ???
Hoe was het ondertussen met mijn vader Roy ?In september 1917 moest zijn eenheid ook naar de frontstreek van Ieper en hij hoopte dat hij deze keer zijn broer eindelijk zou terug zien want zowel het 7debataljon van Jarvis als het 23stebataljon van vader zouden op 4 oktober naast elkaar in actie komen !Vader was bij die aanval stretcher bearer (= brancardier een soldaat die de gewonden wegbrengt) en toen hij de mannen van het 7debataljon zag terugkeren van de loopgraven klampte hij ongeveer iedereen aan met de vraag of ze iets wisten over zijn broer Jarvis. Een sergeant vertelde hem dat hij gewond was en waarschijnlijk al naar een veldhospitaal was overgebracht. Maar vader vond in geen enkel hospitaal een teken van zijn broer en hij werd helemaal ongerust toen hij zijn naam zag staan op de lijst van vermiste soldaten.
Het werd Kerstmis 1917 en vader schreef aan zijn ouders dat hij helemaal geen plezier had in het kerstfeest omdat hij nog steeds niets had vernomen over zijn jongere broer. Ook na Nieuwjaar schreef hij dat er nog altijd geen nieuws was maar dat hij verder zou blijven zoeken.Enkele maanden later kregen mijn grootouders eindelijk een brief van een officier die liet weten dat hij Jarvis zijn lichaam had gezien kort nadat hij gesneuveld was en dat hij zijn manschappen had opgedragen om hem te begraven. Hij schreef ook nog dat ze fier moesten zijn dat hun zoon gestorven was als een dappere soldaat.
Mijn vader overleefde de rest van de oorlog en op 1 juli 1919 mocht hij eindelijk terugkeren naar Australië. Op 20 augustus kwam het schip aan in Melbourne en een goede maand later werd vader eervol ontslagen uit het leger maar op zijn fiche stond er weer medically unfit. Dat betekende dat zijn gezondheid zwaar getekend was door de oorlog. In 1920 huwde mijn vader en hij vestigde zich in Maryborough (niet ver van Moonambel) als bakker. Geen timmerman meer ! Zijn leven lang heeft vader verdriet gehad over het feit dat hij zijn broer sinds hun aankomst in Engeland in het voorjaar van 1917 niet meer had gezien .De herinnering aan uncle Jarvis bleef wel voortleven in de namen van mijn broer, één van mijn neven en één van mijn nichten : Gerald Jarvis Fuller (1922), William Jarvis Fuller (1922) en Jarvis McBean (geboren Fuller 1927.)
En toen bleef het stil rond Jarvis Fuller tot in mei 2002 ! Todd Fraser, de kleinzoon van mijn nicht Jarvis McBean (de dochter van mijn vaders zus Pearl) was student in de Mackay North State High School en hij ging dat jaar met 23 medeleerlingen en leerkrachten op reis naar de slagvelden van de Eerste en Tweede Wereldoorlog. De leraar die dat organiseerde was Mike Goodwin. Je weet dat die studenten niet zomaar een reisje maken. Ze studeren een heel schooljaar lang over de Eerste Wereldoorlog en doen opzoekingen over gesneuvelde soldaten die in België, Frankrijk of Turkije begraven liggen. En tijdens die reis gaan ze dan naar die graven en elke student leidt een korte plechtigheid bij dat graf. Todd was op die manier het eerste familielid dat het graf van Jarvis bezocht en hij leidde er ook de herdenking.
Van zijn grootmoeder had hij twee oude fotos meegekregen : de foto van Jarvis in zijn uniform (zie fotos) en een foto van het houten kruis dat op het graf stond voor de zerk er kwam. Wat er Todd bezielde, weten we nog altijd niet maar hij plaatste die twee fotos bij het graf en dacht er niet aan dat hij daarmee twee unieke documenten zomaar achterliet ! Leraar Mike Goodwin vroeg hem nog of hij wel zeker was dat hij die twee fotos daar echt wou achterlaten, maar Todd hield voet bij stuk en de fotos bleven op het Buttes New British Cemetery in Zonnebeke, België.Het was pas toen Todd weer thuis was in Australië en zijn oma hem vroeg waar de fotos waren dat het tot hem doordrong wat hij eigenlijk had gedaan. Maar jammeren of boos worden zou toch niets helpen, de fotos waren er niet meer! Dat dachten Todd en zijn familieleden tenminste, want het verhaal was bijlange nog niet ten einde ! Enkele dagen na het bezoek van Todd en de groep van de Mackay North State High School, zag een man tijdens zijn dagelijkse wandeling met zijn hond door het Polygonebos en op de begraafplaats een oude foto op het gras liggen. Een foto van een soldatengraf en op de achterkant stond geschreven Jarvis Fuller - killed in France.
De man dacht : Het kan niet anders of iemand heeft die foto hier verloren. Ik breng hem naar Johan Vandewalle in De Dreve. Johan zal er wel raad mee weten want hij is nogal veel bezig met oorlogsgeschiedenis en er komen ook geregeld oorlogstoeristen binnen in zijn café.
En zo belandde de foto van Jarvis bij Johan Vandewalle. Johan was natuurlijk meteen heel erg geïnteresseerd, maar hij had er geen flauw idee van wie er die foto zou kunnen verloren hebben.Omdat hij nieuwsgierig was, contacteerde hij een vriend in Waregem die nogal wat kennissen heeft in Australië. Misschien was er langs die weg wel een oplossing te vinden voor het raadsel ?!
De vriend uit Waregem (ook een Johan !) kwam en die ging eens een kijkje nemen op de begraafplaats. Zou daar misschien het graf zijn van die Jarvis Fuller van de foto ?
Waarachtig ! En tot de grote verbazing van Johan en zijn vrouw bleek er nog een tweede foto (die met het portret) bij het zerkje te staan ! Het raadsel werd nu nog groter : wie had er hier in godsnaam twee originele fotos van tijdens en kort na de oorlog achtergelaten ? Als ze zomaar in weer en wind bleven staan, zou het niet lang meer duren vooraleer ze helemaal kapot waren.
De fotos werden meegenomen, zorgvuldig gekopieerd en de kopies werden bij het graf geplaatst. De originelen werden voortaan bij Johan Vandewalle bewaard. Je wist maar nooit dat er op een dag iemand zou binnenkomen om te vragen of er toevallig geen oude fotos waren gevonden
Zoals je kon verwachten, konden de Australische vrienden van de Waregemse Johan niet helpen bij het vinden van de eigenaar maar de oplossing kwam in oktober 2002. Een Australiër die iets ging drinken in De Dreve kreeg van Johan ook het verhaal te horen over de fotos en toen die hoorde dat de soldaat van Moonambel afkomstig was, zei de Aussie dat hij daar nogal wat familie had en eens zou informeren of er iemand van hen nog Fullers kende. En om een lang verhaal kort te houden : zo kwamen ze tenslotte bij mij, de dochter van Roy Fuller, terecht !!!
Ik herinnerde mij natuurlijk nog wel onze Uncle Jarvis, maar ik had er geen flauw idee van hoe die fotos bij dat graf verzeild waren. Daarom belde ik maar naar mijn nicht Jarvis McBean en toen was het mysterie vlug opgelost : zij vertelde me over haar kleinzoon Todd en hoe hij de fotos had achtergelaten. Eigenlijk was ze wel blij dat de fotos niet verloren waren geraakt, maar in de familie hadden ze al vrede genomen met het feit dat ze ze nooit meer zouden terugzien. En daarom mochten de beide fotos voortaan bij Johan Vandewalle blijven.
De Waregemse Johan contacteerde Todd Fraser en die meldde het hele voorval aan zijn leraar Mike Goodwin. Mike nam contact op met Johan en die twee werden héél goede vrienden.
THE HOME OF THE UNDERGROUND WAR , de rust post voor de fronttoerist, Polygonebos
THE HOME OF THE UNDERGROUND WAR, derust post voor de fronttoerist
DE DREVEPolygonebos
LANGE DREVE
9980 ZONNEBEKE
Wanneer je de zaak binnenkomt word je onmiddellijk ondergedompeld in een sfeer die doet denken aan de grote oorlog, de muren zijn versierdmet talrijke foto's. Niet moeilijk als je weet dat de uitbater , Johan Vandewalle, al van kindsbeen af gepassioneerd is door de Eerste Wereldoorlog.
Hij ligt dan ook aan de basis van vele opgravingen en reconstructies van dug-outs en bunkers in de omgeving.
Dat zijn kennis ook buiten de dorpsgrenzen gewaardeerd wordt, bewijst de reportage in Telefacts op VTM en wordt eveneens bewezen door de erkenning als "Home of the Underground War" in Engeland.
Indien de werkdruk het toelaat of na afspraak is de uitbater altijd bereidt een woordje uitleg te geven en dit eventueel vergezeld van beeld en klank via projectie op groot scherm
De verdwijning van Georges Guynemer op 11 september 1917 blijft gehuld in mysterie. Wie heeft deze Franse aas met 53 erkende overwinningen neergeschoten? Meer dan waarschijnlijk niet de Duitse piloot Kurt Wissemann, aan wie de overwinning officieel toegekend is. Waar is de Spad van Guynemer gevallen? En wat is er met het lijk van Guynemer gebeurd? Welke van de vier officiële Duitse versies benadert het dichtst de waarheid? En welke waarde mogen we hechten aan het relaas van drie tieners en een volwassene die getuige waren van wat een onbekende Franse piloot overkomen is op het einde van de zomer van 1917?
Deze kleine studie neemt zich voor om een antwoord te formuleren op water gebeurd is van 11 tot 14 september 1917 op basis van onuitgegeven bronnen. Professionele opgravingen of laattijdige onthullingen kunnen de hypothese nog aanvullen.
Luc Vanacker is leraar geschiedenis te Ieper. Hij heeft al twee werken gepubliceerd over de geschiedenis van de Westhoek aan weerszijden van de grens. Regelmatig publiceert hij ook onderwerpen die verschijnen in het tijdschrift Shrapnel van WFA België.
Deze studie telt ongeveer 120 bladzijden en wordt uitgegeven in eigen beheer: Luc Vanacker, Helvetiastraat 44, 8670 Koksijde en kost 14 euro (+ eventueel 2,5 euro portkosten). Te betalen op rekening BE47.7995.2225.5880, mailadres ljavanacker@yahoo.com
Is ook verschenen in het Frans Une couronne tardive pour Guynemer, telt ongeveer 80 blz. en kost
dezelfde prijs.
Georges Guynemer (Parijs, 24 december1894 Poelkapelle, 11 september1917) was een Franse piloot .Hij vloog en vocht gedurende de Eerste Wereldoorlog. Guynemer wilde graag dienst nemen bij de Franse luchtstrijdkrachten maar hij was er te klein en te tenger voor en zijn gezondheid was ook niet top. Hij besloot dan maar om te proberen naar de landmacht en vervolgens ook naar de zeemacht te gaan maar ook daar mocht hij niet binnen wegens zijn te kleine gestalte.
Toch wist hij uiteindelijk, met veel doorzettingsvermogen de luchtmacht te overtuigen en zo begon hij als soldaat bij de luchtmacht maar algauw klom hij op in de hiërarchie van het leger . Later werd hij kapitein. Door zijn prachtige prestaties in de lucht kreeg hij in Frankrijk de bijnaam "Guynemer de legendarische". Hij vloog met een vliegtuig van het type Spad.
Op 11 september 1917 steeg hij op, maar hij zou nooit meer terug komen. Hij vond de dood bij Poelkapelle en werd daar begraven. Tot nu toe is het een raadsel wat er precies gebeurd is. Toen de Britten Poelkapelle veroverden hoorden zij het verhaal van een Spad die daar was neergestort, vlakbij de Duitse loopgraven. Maar kort daarop kwam de plaats onder een drie dagen durende artilleriebeschieting te liggen en alle sporen werden uitgewist. Hij werd een held en legende.Zijn verdwijning van op 11 september 1917 blijft gehuld in mysterie.
In Poelkapelle staat een standbeeld ter ere van Guynemer die maar liefst 53 luchtoverwinningen behaalde. Het laatste dagorder van Guynemer met de opdracht van de Belgische piloten staat in gebeiteld in de steen. De ooievaar bovenop de gedenksteen verwijst naar het Escadrille des Cicognes van Guynemer.
De Britse Mark IV tank, de D29 Damon II , van Poelkapelle
De Britse Mark IV tank, de D29 Damon II , van Poelkapelle
De Britse tank de Damon II liep op 9 oktober 1917 tijdens de Eerste Wereldoorlog vast op de markt van Poelkapelle. Jack Coghlan (1896-1963), de tankcommandant van de Mark IV (D29, Damon II) kwam opdie dag in 1917 voor café De Zwaan tot stilstand in een modderpoel en incasseerde ook nog een Duitse voltreffer. De tank bleef er staan. Vanwege zijn aantrekkingskracht op Britse fronttoeristen bleef het wrak lange tijd onaangeroerd. Kort na de oprichting van het Guynemermonument in 1923, door toedoen van burgemeester Nevejan, werd de tank dan toch verplaatst omdat hij het verkeer hinderde.De tank die voor vele Britse soldaten een teken van hoop was geweest, werd door de inwoners van Poelkapelle gezien als een blijvende herinnering aan wereldoorlog. De kinderen speelden erin, erop en er omheen oorlogje en zo kregen ze wel eens wat Pennies van Britse toeristen. Maar de tank werd opgeruimd toen de Duitsers een tweede keer kwamen in 1941. Ook toen was het metaal kostbaar! Zo verdween de tank door toedoen van de Duitse bezetter definitief uit het straatbeeld.
Poelkapellenaar Johan Vanbeselaere werkt aan de terugkeer van de Damon II (replica) Het is de bedoeling een zo goed mogelijke replica te bouwen van een Mark IV tank en die terug op de markt van Poelkapelle te zetten zoals hij er ooit stond tussen 1923 en 1941, met als bedoeling, het op het gebied van oorlogstoerisme wat vergeten Poelkapelle, naast het Guynemermonument, een nieuwe aantrekkingspunt te bezorgen zoals het ooit was in het interbellum. Hij krijgt daarbij de steun van het plaatselijk comité De Poelcapelle 1917 Association of P1917A.
EEN AANRADER!!!!
Boek:de vzw Poelcapelle 1917 Association, kortweg P1917A, heeft ook een heel interessant boek uitgegeven:Poelcapelle '17, een spoor van tankwrakken. Het is geschreven door Dhr. Robert Baccarne.
Naast de Damon II is er ook aandacht voor de Ieperse Damon I en de 'tankkerkhoven' die er ooit waren in 't Hooghe (Ieper) en de Frezenberg (Zonnebeke) en de Fortuinhoek (St.-Juliaan).
Verder kunnen werkzaamheden, zij het met soms wat vertraging, gevolgd worden op
Tentoonstelling: Congo aan den Yser , in het Memorial Museum Passchendaele 1917
Tentoonstelling: Congo aan den Yser , in het Memorial Museum Passchendaele 1917
27 Congolezen van het Belgisch leger in de Eerste Wereldoorlog nu in een nieuwe tentoonstelling. Tijdens W.O.I zet België geen koloniale troepen in aan het westelijk front. Maar er dienen wel 27 Congolezen in Belgisch uniform in de loopgraven van 14-18. Wie waren die mannen? Hoe kwamen ze aan het Belgische front en waarom gingen ze in het leger? Wat maakten ze mee en wie overleefde het? Ontdek de geschiedenis van die mannen aan de hand van verloren gewaand archiefmateriaal en nooit geziene fotos.
Nog tot 30 november 2011 in het Memorial Museum Passchendaele 1917.
Met de fiets tussen de Boterstad en de Kattenstad.
Of: van Diksmuide naar Ieper. Afwisseling troef: jaagpad, kattenstad Ieper (tegenwoordig Vredesstad), voormalige spoorweg, om dan via golvende wegen langs de sporen van de Eerste Wereldoorlog terug te fietsen naar Diksmuide. Het stadje is ook de moeite waard en dan is er de IJzertoren nog. Trek gerust een ganse dag uit voor deze tocht!
Joe MANN monument aan de Boslaan-zuid in Best (NL)
Private First Class Joe Eugene Mann
Joe Eugene Mann diende als Private First Class in Company H, in het 502nd Parachute Infantry Regiment, van de101e AIRBORNE DIVISION (Luchtlandingsdivisie) van het Amerikaanse leger.Joe E. Mann werd in Reardon ,Washington, geboren. In Seattle, Washington, trad hij als vrijwilliger toe tot de Paratroepers.
17 september 1944
Op 17 september 1944, tijdens de eerste fase van operatie Market Garden, sprongen duizenden Amerikaanse paratroepers boven het bezette Nederland.Het 502devertrok in ongeveer 135 vliegtuigen richting Nederland. Private First Class Joe E. Mann en de mannen van het 502de werden gedropt boven de dropzone 'B' gelegen tussen Son en St. Oedenrode. Na de vernietiging van de brug over het Wilhelminakanaal bij Son stuurde generaal Taylor een compagnie, waaronder Joe Mann, naar de brug over het Wilhelminakanaal bij Best om te kijken of die nog intact was en zo mogelijk te bezetten. De brug bij Best zou geen grote omweg zijn voor de opmars naar Arnhem.Generaal Maxwell Taylor vond dat de verkeersbrug over het Wilhelminakanaal bij Best een belangrijk alternatief was voor de brug bij Son, dit ondanks het feitdat de brug bij Best niet direct op de route naar het noorden lag. Een tactische zet van generaal Taylor waartot op heden nog steeds verhitte discussies over gevoerd kunnen worden.In de bossen tussen Best en Son bevonden zich sterkere Duitse troepen dan verwacht. De diverse Amerikaanse pelotons die op weg waren naar de brug raakten het onderlinge contact kwijt. De opdracht bleek onuitvoerbaar en de compagnie trok zich terug, behalve een groep van achttien mannen onder leiding van luitenant Ed Wierzbowski. Zij wisten niet van de terugtrekking en bleven achter langs het kanaal. Het Amerikaanse hoofdkwartier raakte daar niet van op de hoogte. Wierzbowski hield zich aan zijn oorspronkelijke opdracht om de brug in te nemen. Zijn groep lag, in de stromende regen, voortdurend onder vuur en dat ging zo door tot 3 uur in de nacht.
18 september 1944
Op 18 september probeerde het peloton van Joe E. Mann om de brug over het Wilhelminakanaal te veroveren. Deze poging zorgde ervoor dat het peloton omsingeld raakte door een Duitse overmacht, die onder andere over zware artillerie beschikte. In het morgenlicht zagen de mannen dat ze tegenover een force majeure aan Duitse troepen lagen.De brug werd om 11 uur tot ontploffing gebracht, waarmee hun opdracht niet langer uitvoerbaar was. Twee man, Hoyle en Mann, deden een uitval en stelden met een bazooka twee Duitse 88mm-kanonnen buiten gevecht.
In zijn functie als 'lead scout' kroop Pfc Mann, gewapend met een bazooka, tot binnen de schootsafstand van een vijandelijke geschut positie. Terwijl hij onder vijandelijk vuur werd genomen schakelde hij een Duits 88mm kanon uit en blies hij tevens een munitiebergplaats op. Zonder stil te staan bij het persoonlijke risico dat hij liep nam hij vervolgens zijn M1-geweer en begon hij de vijand één voor één uit te schakelen Mann raakte door twee kogels gewond aan beide schouders. Later werd het groepje aangevallen door een Hawker Typhoon die hen voor Duitsers aanzag, niemand raakte gewond.
Nadat hij op een beschermde positie verpleegd was weigerde Mann om zich rustig te houden.Om drie uur in de middag zetten de Duitsers een aanval in, die werd afgeslagen. Daarbij werd soldaat Luther gedood, de genieofficier luitenant Watson en soldaat Northrup raakten gewond, maar ook JoeMann werd weer tweemaal geraakt. Allebei zijn armen werden verbonden en hij kon ze niet meer gebruiken.
Later deden luitenant Laier en sergeant Betras een uitbraakpoging om hulp te halen. Die mislukte, beiden raakten gewond. Laier gaf zich over en Betras kwam weer terug. Korporaal Corman roeide met een bootje het kanaal over en haalde verbandmateriaal op bij Britten gelegen aan de zuidkant van het kanaal. De Britten probeerden op verzoek van Wierzbowski om zijn positie aan het hoofdkwartier door te geven, maar dat lukte niet. De Amerikanen staken het kanaal niet over, omdat de Britten hen aankondigden dat er gauw hulp zou komen.Wat later stuitte een patrouille van E-compagnie toevallig op de groep mannen, even later vertrokken ze weer, maar ook zij gaven niet door dat er een groep mannen in de buurt van de brug zat, maar wel dat de brug inmiddels vernield was.
In het begin van de avond werd de groep versterkt door een verdwaald peloton van D-compagnie onder leiding van luitenant Mottala. Die besloot die nacht daar te blijven. Midden in de nacht volgde een aanval door de Duitsers. Mottala en zijn mannen staken nadien het kanaal over naar de Britten . De mannen van Wierzbowski wisten dat niet want ze warern oververmoeid en sliepen. De Britten namen de gewonden van Mottala mee, denkend dat de groep van Wierzbowski overgestoken was en zij berichtten dus niemand over het achtergebleven peloton.Kolonel Michaelis heeft al op deze dag de eenheid van Wierzbovski als verloren opgegeven.
19 september 1944
In de ochtend was er dichte mist. Ook de Duitsers dachten dat er geen Amerikanen meer waren nadat Mottala's groep overgestoken was. Een Duitse patrouille stuitte echter op de groep van Wierzbowski. Joe zat met zes anderen in een dekkingskuil. Er volgde een kamp waarbij handgranaten werden gebruikt, o.a. door sergeant Betras. Een granaat ontplofte in het gezicht van Laino die daardoor uiteraard verblind was. Hij voelde even later nog een andere granaat vallen en kon die nog juist terug gooien. Lawrence Koller werd door een kogel in de slaap geraakt, maar hij overleefde het. Een volgende handgranaat kwam bij Joe Mann terecht. Die kon hem niet teruggooien wegens de verwondingen aan zijn armen. Hij riep: grenade! en gooide zich ruggelings op de granaat. Hij stierf kort na de ontploffing. Dankzij zijn opoffering werden er van de zes mannen in de kuil slechts drie vrij lichtgewond, nl. Anthony Atayde, soldaat Paxton en luitenant Wierzbowski,de rest bleef ongedeerd.
De Duitse aanval hield aan en Wierzbowski besloot tot overgave. Bij een grootscheepse aanval later op die dag wist de groep zich weer te bevrijden, en nam daarbij hun bewakers gevangen. Voor de verovering van het gebied bleek een halve divisie, met tanks, nodig te zijn.
Private First Class Joe Eugene Mann werd begraven op de Netherlands American Cemetery and Memorial in Margraten in Nederland. Op 8 juni 1949 werd zijn lichaam overgebracht naar de VS, waar hij met militaire eer werd herbegraven op Greenwood Memorial Terrace in Spokane in de staat Washington.
Het verhaal van Mann werd pas later bekend in de regio van Best , dit door een publicatie in de "Bata Koerier" van 22 oktober 1954.
Op 30 juli 1945 kreeg Mann voor zijn daden postuum de hoogste Amerikaanse militaire onderscheiding: de Medal of Honor.
In het gebied waar hij stierf zijn diverse zaken die aan Mann herinneren:
Het Joe Mann-theater, een natuurtheater in de bossen langs de Sonseweg in Best (locatie 51° 30' 46" N 5° 26' 4" E).
De toegangsweg naar het theater heet Joe Mann weg.
Bij het natuurtheater staat het Joe Mann oorlogsmonument, ontworpen door A. Berntsen, onthuld op 17 september 1956 door de ouders van Joe Manns. Het is uitgevoerd in beton en 6,5 m hoog. Op het monument is verbeeld hoe Mann om het leven kwam. Bovenop staat een pelikaan, symbool van opofferingsgezindheid, met jongen.
Naast het natuurtheater staat het Joe Mann paviljoen, een horecagelegenheid.
Jaarlijks wordt in februari in de bossen rond het natuurtheater de Joe Mann bosloop gelopen, een atletiekevenement waaraan regionale atletiekverenigingen deelnemen.
Bij de plaats waar Mann is gesneuveld (locatie van het monument 51° 30' 10" N 5° 25' 9" E), aan de Boslaan-zuid in Best, nabij het Wilhelminakanaal, staat een monument voor hem, ontworpen door A. Jacobs. Het is in 1984 onthuld, door zijn zuster.
Het Amerikaanse leger heeft een schip naar hem genoemd, USNS Private Joe E. Mann.In Fort Campbell, USA, waar het 101ste gevestigd is, is een theater naar Joe E. Mann vernoemd.
Museum Bevrijdende Vleugels Sonseweg 39 5681 BH Best Nederland website; www.wingsofliberation.nl
Museum Bevrijdende Vleugels is ontstaan uit een tijdelijke tentoonstelling, die ter gelegenheid van de 40 jarige herdenking van Operatie Market Garden door de heer Jan Driessen (1921 - 2010) in Veghel georganiseerd werd. Deze tentoonstelling was een dermate groot succes, dat besloten werd om zijn collectie onder te brengen in een museum onder zijn leiding. In de loop der jaren werd onder de bezielende leiding van Jan Driessen het museum steeds verder uitgebreid. Hierdoor was de beschikbare ruimte in Veghel op den duur niet meer voldoende en werd naar een nieuwe locatie uitgekeken. Defensie stelde toen het prachtige voormalig mobilisatiecomplex aan de Sonseweg in Best ter beschikking en in 1996 werd begonnen met de overhuizing. Op woensdag 17 september 1997 werd het museum in zijn nieuwe behuizing heropend in aanwezigheid van Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Bernhard der Nederlanden. In 2007 achtte Jan Driessen de tijd gekomen om zijn museum over te dragen aan de huidige eigenaar. De naam van de eerste museumhal, de Jan Driessen Hal, is een blijvend eerbetoon aan hem.
In dit museum is het verleden tot leven gebracht door middel van diorama's, typische jaren '40 geuren, muziek, originele filmbeelden en toespraken. U beleeft de indrukwekkende bevrijdingsgeschiedenis van het Rijk van Nijmegen, Nederland en Europa en dat kan op verschillende manieren.
Het monument is een natuurstenen gedenksteen in de vorm van een ster. De tekst op de gedenksteen luidt: Uit gevoelens van dankbaarheid en respect van de Groesbeekse bevolking voor de 82ste Airbornedivisie die onder haar bevelhebber Generaal M James Gavin Groesbeek op 17 september bevrijdde van terreur en onderdrukking.
Tijdens operatie Market-Garden in September 1944 is General James Gavin de commandant van de 82nd All American Airborne Division en is hiermee de jongste generaal sinds de Amerikaanse Burgeroorlog.
James Maurice Gavin wordt in New York op 22 maart 1907 geboren hij is de zoon van een ongetrouwde Ierse immigrant. Wanneer hijongeveer twee jaar iswordt hij geplaatst in een weeshuis van de stad New York. Uiteindelijk wordt hij geadopteerd door het mijnwerkersgezin Gavin uit Mount Carmel, Pennsylvania. In dit gezin leert hij vooral wat hard werken en discipline is, zeker eigenschappen waar hij later voordeel zal uithalen.
Al vroeg in zijn jeugd beslistGavin dat hij geen mijnwerker willen worden en in 1924, op 17-jarige leeftijd, gaat hij dienst nemen in het US ARMY. Hij begint zijn carrière als soldaat bij het 16th Coast Artillery Regiment en niet veel later is hij Corporal in het 2nd Coast Artillery Regiment. Zijn capaciteiten zijn veelbelovend en in 1925 wordt hij toegelaten tot de Militaire Academie van West Point. Na 4 jaar sluit Gavin deze scholing met succes af en tot in 1941 is hij bij verschillende legeronderdelen gestationeerd. In deze tijd verdiept hij zich in de militaire geschiedenis en ontwikkelt hij zich als pleitbezorger van de mobiliteit in de oorlogsvoering.
Deze interesse in mobiliteit speelt zeker een rol bij zijn keuze om zich in augustus 1941 aan te melden bij de parachutisten. In Fort Benning volgt hij een opleiding para en wordt hij bij het 503rd Parachute Infantry Regiment geplaatst, als kapitein krijgt hij er een compagnie onder zijn hoede. Maar al gauw komt Gavin bij het hoogste commando terecht,het stafkwartier van de Provisional Parachute Group, waar hij verantwoordelijk is voor de afdeling Planning en Training. Een functie waarin hij met zijn ideeën over mobiliteit kan uitproberen. Mede door deze functie staat Gavin ook aan de wieg van de vorming van de eerste luchtlandingsdivisie van het Amerikaanse leger, namelijk de 82nd Airborne Division.
In juli 1942 wordt hij commandant van het 505th Parachute Infantry Regiment van de 82nd Airborne Division, dat onder leiding van Major General Matthew Ridgway staat. Eén jaar later, in juli 1943, maakt Gavin met dit regiment zijn eerste gevechtssprong of combat jump, dit tijdens operatie Huskey I, als onderdeel van de invasie van Sicilië. In september van dat zelfde jaar maakt Gavin met zijn regiment nog een haastig geplande sprong ter ondersteuning van de Amerikaanse 5th Army bij operatie 'Avalanche', de invasie van het vasteland van Italië in de baai van Salerno. 'Slim Jim' - zo genoemd vanwege zijn atletische gestalte - is zeer geliefd bij zijn mannen. Niet alleen vanwege zijn goed militair brein, maar ook omdat hij regelmatig voorin in de frontlinies terug te vinden is. Iets wat de gewone soldaat zeer waardeert.
Op 10 oktober 1943 wordt Gavin benoemd tot assistent-divisiecommandant en verwerft de rang van Brigadier General. Tijdens de planning van de invasie van Normandië is hij Eisenhower's adviseur op het gebied van de luchtlandingstroepen en op 6 juni maakt Gavin zijn derdecombat jump met de 'All American'. Wanneer Ridgway, na de strijd in Frankrijk, het bevel krijgt van het Amerikaanse 18th Airborne Corps, wordt Gavin op 16 augustus 1944, door het bevel van de 82nd Airborne Division op zich te nemen, de jongste divisiecommandant van het Amerikaanse leger. In die hoedanigheid springt 'the jumping general' op 17 september 1944 boven Groesbeek onder de codenaam operatie 'Market Garden'. In oktober krijgt hij zijn tweede generaalsster,hij in nu Major General.
Wanneer de Duitsers met het Ardennenoffensief beginnen is Gavin als gevolg van Ridgway's afwezigheid naast divisiecommandant ook tijdelijk korpscommandant en worden ook zijn troepen ingezet om het tij te keren. Na de Duitse opmars tot stilstand te hebben gebracht, volgt de opmars door Duitsland. Gavin beëindigt de oorlogin Berlijn waar de 82nd Airborne Division als bezettingsmacht diendt. Zijn gelobby zorgt ervoor dat de 82nd Airborne Division niet ontbondenwordt en als enige airborne divisie in het Amerikaanse leger zal blijven bestaan.
Na de oorlog blijft Gavin nog in dienst en is achtereenvolgens chef-staf van de 5th Army en van de geallieerde strijdkrachten in Zuid-Europa en bevelhebbend generaal van het 7th Army Corps in West-Duitsland. In 1955 wordt hij Lieutenant General en hoofd van de afdeling Onderzoek & Ontwikkeling van het Amerikaanse leger. Hij is een tegenstander van zijn vroegere collega Eisenhower, wiens verdedigingsbeleid volgens hem te veel afhankelijk was van nucleaire wapens. Na zijn pensioen wordt
hij , in de periode 1961-1963, onder president Kennedy ambassadeur in Frankrijk en wordt hij een prominent criticus van de Vietnamoorlog . Gavin zijn kritiek komt niet zozeer uit vredelievende overwegingen, maar is puur gericht op het gevoerde militair strategisch beleid. Op 23 februari 1990 overlijdt James Gavin, op 82-jarige leeftijd.
Saint Mihiel staat vooral bekend als vaderstad van beeldhouwer Ligier Richier (Saint Mihiel 1500-Geneve 1567). Zijn Vierge en pamoison (de Bezwijmde H. Maagd) in de aan Sint-Michiel opgedragen abdijkerk dateert uit 1531 doch zijn meest beroemd werk is het Sepulcre (of Heilig Graf), dat hij zelf niet heeft kunnen plaatsen want als protestant moest hij zich in ballingschap begeven. Dit werk is in de Sint-Stevenskerk ondergebracht. Deze beeldende kunstenaar was een waar genie. Hij was in staat het universele van een tijd aan te voelen en uit te beelden, aan al zijn scheppingen een intens leven en innige ontroering mee te geven. Zijn werk gaat het kader van de Renaissance in Lotharingen te boven en stelt de vraag van de eeuwige bestemming van de mens.
Saint Mihiel bezit een grote rijkdom aan bouwwerken uit de Renaissance en de klassieke periode. De stad heeft ook de belangrijke bibliotheek van de Benedictijnen van de Sint-Michiels-abdij. Het fonds is ter plaatse gebleven en wordt in een fraaie zaal op de eerste verdieping van het klooster bewaard. De collecties omvatten onder andere: handschriften met miniaturen, incunabelen en het eerste in de Hertogdommen (namelijk in Longeville devant Bar, in 1502) gedrukte boek.
De sector Saint Mihiel in augustus en september 1914, de gevechten om de Maasovergangen.
De nederlaag die de Fransen in de Frans Duitse oorlog van 1870-1871 lijden heeft tot gevolg dat Frankrijk noordoost Lotharingen met de geheel Franstalige stad Metz, met Diedenhofen, evenals de Elzas met uitzondering van de vesting Belfort, moet overdragen aan Pruisen (Duitsland). Deze gebieden vormen samen de oostelijke Franse departementen Bas Rhin, Haut Rhin en Moselle. Deze gebieden hebben een oppervlakte van ruim 14 500 vierkante kilometer en tellen anderhalf miljoen inwoners, de meerderheid is Duitstalig.
Het inlijven van deze Franse gebieden maakt een revanche onvermijdbaar en vormt de kiem voor een toekomstig conflict. De bevolking accepteert de Duitse nationaliteit niet.Dat blijkt uit het feit dat tussen 1875 en 1895 een derde van de inwoners de ingelijfde gebieden verlaat en naar Frankrijk terugkeert.Velen ontrekken zich aan de Duitse dienstplicht. Alleen al tussen 1871 en 1874 zijn dit er meer dan honderdduizend, daarvan sporen de Duitsers ruim 27 000 man op. Van dit aantal is de helft lichamelijk ongeschikt om tot militair te worden opgeleid.
De nederlaag van de Franse troepen in de oorlog van 1870-1871 heeft het vertrouwen van de Franse bevolking in het leger en zijn bevelhebbers ondermijnd. De nieuwe Franse premier en bovendien minister van Oorlog De Fraycinet reorganiseert het leger en stelt de eerste volwaardige generale staf aan. Hij beseft dat het leger in deze opbouwfase niet offensief tegen een sterke Duitse tegenstander kan optreden.
De Franse Generale Staf beperkt zich dan ook in eerste instantie tot het opstellen van een defensief plan, het genaamde Plan 1.
In dit plan regelt mende defensieve verdediging van de oostgrens.Dezeis door het verlies van de versterkingen in o.a. de regio Metznu praktisch onbeschermd. De beroemde vestingbouwer, generaal Séré de Rivières, krijgt de opdracht om deze zeer kwetsbare grens te versterken. Dit gebeurt door het bouwen van forten en andere versterkingen nabij Verdun, Toul, Epinal en Belfort.
Nadat deze forten in 1887 grotendeels voltooid zijn worden er nieuwe plannen opgesteld maar nu is het hoofddoel de herovering van de verloren gebieden.
De gevechten in augustus - september 1914
Aan Franse zijde beginnen de vijandelijkheden met de uitvoering van het optimistische gedeelte van Plan XVII, de opmars in Elzas-Lotharingen. Na een eerste inval op 7 augustus wordtAltkirch, in het zuiden van de Elzas gelegen, als eerste stad na 1871 herovert.Op 8 augustus word Mulhouse weer voor één dag Frans bezit, op 14 augustus begint de Slag om Lotharingen. Behalve de aanval in het zuiden, door het Leger van de Elzas onder generaal Pau, is het hoofdoffensief geconcentreerd ten zuidoosten van Metz. Het Eerste Leger (generaal Dubail) en het Tweede leger (generaal de Castelnau) rukken op in de richting van Sarrebourg. Gezien de Duitsers volgens plan terugtrekken verloopt de opmars aanvankelijk vlot. De toppen en passen in de Vogezen worden door de Fransen bezet en Sarrebourg valt op 18 augustus in hun handen.
Ondertussen is Mulhouse ook weer Frans geworden. De vreugde is echter van korte duur. Het Duitse Zesde Leger onder kroonprins Rupprecht van Beieren en het Zevende Leger, geleid door generaal von Heeringen zetten de tegenaanval in. Zij drijven de Franse legers terug. De Fransen lijden tijdens deze dagen zware verliezen. Tussen 20 en 23 augustus sneuvelen 40.000 Franse militairen, waarvan op de 22stemaar liefst 27000 ( dat zijn de hoogste verliezen op één dag van het Franse leger gedurende WOI).
Door de Duitse successen in Lotharingen geraakt de Oberste Heeresleitung in een euforische stemming. von Moltke geeft beide legers opdracht om het offensief voort te zetten, dit om de verdedigingswerken bij Nancy te veroveren. De niet langer defensief opererende linkervleugel zal zo kunnen bijdragen tot een reusachtige herhaling van de slag bij Cannae. De gehele vijandelijke strijdmacht zal omsingeldworden in een gelijktijdige tangbeweging vanuit het oosten en het westen. Daartoe moet de zwakkere linkervleugel worden versterkt. Het Zesde en het Zevende Leger krijgen daarom reserves toegewezen die bestemd zijn voor de legers op de rechtervleugel. Doordat er legereenheden achtergebleven zijn voor de belegering van Antwerpen en Maubeuge en dat er twee legerkorpsen worden weggehaald voor de strijd in Oost-Pruisen, blijven er op de rechtervleugel van de oorspronkelijke zestien legerkorpsen nog elf over. De legendarische laatste woorden van Von Schlieffen: 'Macht mir nur den Rechten stark' zijn blijkbaar vergeten. Op het hoogtepunt van de nu volgende slag zullen er op de linkervleugel zelfs meer Duitse troepen strijden dan aan de rechterkant!
Gelijktijdig met de grote confrontatie aan de Marne wordt ook in het noordoosten slag geleverd (4-13 september). Ditmaal opereert het Zesde Leger samen met het Vijfde Leger onder leiding van kroonprins Wilhelm. Deze probeert via de Argonne vanuit het noordwesten Verdun in te sluiten, dit terwijl de Beierse kroonprins Rupprecht tegenover Nancy aanvalt. Het leger van de Beierse kroonprins slaagt er echter niet in om de verbinding met de andere Duitse strijdmacht tot stand te brengen. Men blijft steken voor fort Troyon, dat weliswaar tot zwijgen is gebracht, maar dat niet kan worden ingenomen (9 september). Op 10 september ontruimen de Duitsers het tijdens de aanval bezette Pont-à-Mousson weer. Gedurende de nu volgende dagen proberen beide partijen zich langs het westelijke front te hergroeperen en zich aan te passen aan de nieuw ontstane situatie.
Gelijktijdig neemt aan Duitse zijde generaal von Falkenhayn het opperbevel over van de gebroken von Moltke. De nieuwe bevelhebber is van mening dat de meeste kansen op een Duitse overwinning aan het westelijke front liggen. Het Zesde Leger vertrekt per trein naar het westen om daar deel te nemen aan 'De race naar de zee'.In het noordoosten wordt er een nieuwe strijdmacht geformeerd onder generaal von Strantz. Deze blijft voortaan onder het oppercommando van het Vijfde Leger van kroonprins Wilhelm.
Aan Franse zijde meent generaal Joffre dat er in de noordoostelijke regio geen nieuwe Duitse aanval te verwachten is. Daarom wordt een deel van het Tweede Leger met generaal de Castelnau aan het hoofd, verplaatst naar een bedreigde frontsector aan de Oise. Dit optimisme is echter niet gerechtvaardigd. Op 20 september worden de Fransen verrast! De Duitsers pogen om de Côtes Lorraines en de sperforten langs de Maas in handen te krijgen.
De Duitsers boeken aanvankelijk snelle successen. De Côtes worden in een stormloop over een lengte van 20 kilometer genomen en op 24 september word Saint-Mihiel veroverd. De Maas is overschreden. Een dag later valt ook het nabijgelegen fort Camp des Romains in Duitse handen. De poging van het Vijfde Legerkorps om de forten Troyon en Liouville te nemen, strandt op fel Frans verzet. De Duitsers geraken in moeilijkheden! Ze geraken in de penarie door de zware verliezen op het slagveld en door de troepenverplaatsingen naar elders. Bovendien versterken de Fransen hun bedreigde posities aanzienlijk, zodat zij kunnen tegenaanvallen. Dit leidt tot het indeuken van de uitstulping in het front dat door het Duitse offensief is ontstaan, maar meer ook niet. Aangezien tot september 1918 geen grote verandering in deze situatie optreedt, wordt de saillant van Saint-Mihiel een begrip. Vanaf het najaar 1914 wordt ook in Noordoost-Frankrijk de loopgravenoorlog de manier van oorlog voeren.
De gevechten in de periode september - november 1914
Nadat de Duitse opmars in september 1914 na de slag aan de Marne is vastgelopen en de hierop volgende Duitse terugtocht tot aan de Aisne is voltooid, begint er een stellingenoorlog. Beide tegenpartijen proberen door verwoede aanvallen veranderingen in de frontlijn te brengen.
Ten oosten van Verdun in de Woëvre-vlakte zoekt het Franse 3e Leger,onder bevel van generaal Sarrail,naar mogelijkheden om met een groot offensief het vastgelopen front weer in beweging te krijgen. Het Duitse 5e Leger,onder bevel van Kroonprins Wilhelm, wil dit ook uitproberen. De Woëvre-vlakte, die grotendeels uit leemgrond bestaat, is door de aanhoudende regen in de tweede en derde week van september vrijwel onbegaanbaar geworden. Het verplaatsen van zwaar materieel wordt een hele karwei. Toch slagen de Duitsers er in om langzaam op te rukken. Generaal Sarrail is verontrust en dat om twee redenen. De natte leembodem belemmert eveneens de bewegingen van zijn troepen. En tussen St. Mihiel en Chauvoncourt kunnen er geen noodbruggen over de sterk gezwollen Maas worden geslagen.Die bruggen zijn een vereiste voor het snel opvoeren van versterkingen.
Generaal Sarrails troepen bezetten een sleutelpositie in het Franse front. Wanneer de Duitsers er in slagen om in de vestinggordel langs de oostoever van de Maas een bres te slaan, dan kunnen zij door hier de rivier over te steken de aanvoerroutes en spoorlijnen naar Verdun blokkeren. Indien dat lukt dan zal deze vesting van zijn toevoer worden afgesneden.
Achter de oostelijke Maasoever in de lijn Buzy - Saint Mihiel bevind zich de legerafdeling Von Strantz. Deze maakt deel uit van het 5e Leger van de Duitse Kroonprins. Dit leger is in eerste instantie samengesteld uit (van noord naar zuid):
·Het Ve Legerkorps (V Lk) met onder bevel de 33e Reserve Divisie (33 Res Div) als algemene reserve en de Landwehr Divisie (Landw Div) von Waldow. Deze troepen zijn tussen 20 en 25 september tot de lijn Buzy - Combres - St Rémy - Seuzey - Lamorville opgerukt.
·Het Beierse IIIe Lk, met later onder bevel de Beierse Elite Div, die enige weken later tot de lijn Senonville - St Mihiel - Apremont gaan oprukken.
·De 10e Infanterie Divisie (10 InfDiv) en de Garde Elite Divisie in de lijn Laheyville - Regniéville - Pont-à-Mousson
·Ten slotte de Beierse Cavalerie Divisie (Cav Div) ten zuidwesten van Chambley. Ze moeten verkenningen in het gebied van de Côtes Lorraines uitvoeren.
Begin september beveelt de Kroonprins om de sperforten die de Maashoogten en de overgangen over de Maas tussen Verdun en Saint Mihiel domineren, uit te schakelen. Dat wordt een opdracht voor de infanterie die zal ondersteund worden door sterke artillerie-eenheden. Sperforten zijn bolwerken die belangrijke opmarswegen voor vijandelijke troepen, metde hulp van hun artillerie en hun infanteriebezetting, moeten blokkeren.
Generaal von Strantz krijgt de taak om de sperforten in te nemen, allereerst die van:
·Troyon; Ligt ca. 10 km ten noorden van St. Mihiel op de oostelijke oever van de Maas.
·Les Paroches; Bevindt zich enige kilometers ten noorden van de stad op de westoever van de Maas.
·Camp des Romains; Ligt ca. 1 km ten zuiden van de stad.
Vervolgensmoet hij met zijn troepen, tussen Toul en Verdun, een doorbraak afdwingen. Hij moet de Maas oversteken plus de bevoorradingslijnen vanuit het zuiden naar Verdun afsnijden.
Op 20 september beginnen de Duitse aanvallen op de oostelijke hellingen van de Côtes Lorraines. Ze willen deze strategisch belangrijke heuvelrug veroveren om zo de Maas te kunnen oversteken.
De aanvallers krijgen extra artillerie-eenheden ter beschikking dit zijn:
·De1ste Afdeling 155mm houwitsers van het Beierse 3e Vestingartillerie Regiment.
·De 2e Afdeling-155mm houwitsers van het Beierse 2e Reserve Vestingartillerie Regiment.
·De 2e en 3e Afdeling 21cm houwitsers van het 18e Vestingartillerie Regiment
·Twee batterijen 10cm kanonnen van het 8ste Reserve Vestingartillerie Regiment.
·Een afdeling 155mm houwitsers van het 2e Reserve Vestingartillerie Regiment,
·Drie 28cm houwitsers en twee 30.5cm houwitsers van de Oostenrijkse 2e Zware Houwitserbatterij.
De slecht verharde wegen naar de nieuwe voorwaarts gelegen stellingen voor deze artillerie zijn door de aanhoudende regen vrijwel onbegaanbaar. Het kost ruim 24 uur voor de nieuwe stellingen ingenomen zijn.
Tengevolge de massale Franse beschietingen en hun hardnekkige tegenstand vorderen de Duitsers niet snel en worden vele dorpjes totaal vernield.
Voor Sarrail komt dit offensief niet onverwacht. Dit omdat een aanval op Verdun door het XIIIe en XVIe Lk van het Duitse 5e Leger vanuit de lijn Varennes-Montfaucon is vastgelopen. En omdat Franse patrouilles op 16 september tussen Etain en Thiaucourt al gevechtscontact hebben gehad met sterke Duitse voorposten. Hij ziet in dat het zwaartepunt van de vijandelijke aanval naar de rechter Maasoever is verlegd. Daarom tracht hij het Franse 8eLk te versterken. Het 8ste LKbevindt zich tussen de forten op deze Maasoever en het is opgerukt tot de rand van de Woëvre-vlakte.
De Duitse troepen rukken echter sneller op. Nog vóór deze Franse versterkingen de Maas oversteken drijven troepen van het Ve Duitse en het IIIe Beierse Lk de Fransen terug tot op de Maashoogten.
Al eerder, op 9 september, is de Franse verdediging op de oostelijke oever van de Maas tussen Les Paroches en St. Mihiel bedreigd door Duitse voorhoede-eenheden die Chaillon bereikten. Vanaf deze plaats begint een in westelijke richting verlopende laagte door de hoge heuvelrug langs de Maas in de richting van deze rivier. Wanneer de Duitsers hierdoor oprukken in de richting van de plaatsen Banoncourt en St. Mihiel, beiden gelegen tussen de sperforten Troyon en Camp des Romains, dan bestaat het gevaar dat zij op deze plaats de Maas gaan oversteken. Dat zou het Franse 3e Leger in de rug zal bedreigen.
Een kleine Duitse patrouille, waarbij enige pioniers zijn ingedeeld, kunnen in de nacht van 9 september de Maas over zwemmen en de hierlangs lopende spoorlijn St. Mihiel - Verdun op één plaats opblazen, daarna keren ze ongezien weer naar hun eenheid terug.
Direct gaat Sarrail de troepen op de Maashoogten met nieuwe eenheden en met talrijke batterijen veldartillerie versterkken. Hij verwacht immers een nieuwe Duitse inspanning om de rivier over te steken. Dit wordt zekerheid op 20 september. De Duitse artillerie beschiet het tactisch belangrijke knooppunt Hattonchâtel. De beschietingwordt gevolgd door een aanval uitgevooerd met drie legerkorpsen. Het Ve Lkvalt aan op de rechtervleugel, het Beierse IIIe Lk in het midden en het XIVe Lk op de linkervleugel.
De Franse troepen bevinden zich op de kam van de heuvelrug en controleren de vijandelijke bewegingen vanuit de regio Hattonchâtel. Geheel onverwachts vallen de Duitsers aan vanuit de bossen bij Harville, Beney en Thiaucourt, ze rukken op naar de lijn Fresnes - Wadonville - Hattonchâtel - Heu-dicourt - Essey - Limey.
Het Ve Lkslaagter in om de Franse troepen, tussen 20 en 25 september, op de rechtervleugel via Wadonville en St. Maurice terug te dringen tot de lijn Les Eparges - St. Rémy. De voorhoedes van enkele Duitse eenheden geraken via de zeer steile helling aan de oostzijde van de Côtes Lorraines op de heuvelrug. Zij overschrijden de beroemde Tranchée de Calonne en bereiken het hooggelegen dorp Vaux-les-Palameix van waaruit ze het Fort de Troyon kunnen zien liggen en gadeslaan. Hier brengen de Franse troepen met de hulp van over de Maas aangevoerde versterkingen en met de nodige krachtige artilleriesteun de vijandelijke opmars op 25 september tot staan.
Het Beierse Ve Lk rukt vanuit Haumont en St. Benoit op naar Hattonchâtel en naar de weg van Heudicourt naar St. Mihiel. Bij deze opmars worden de dorpen Hattonville, Vigneulles en Hattonchâtel veroverd net als Heudicourt en Woin- ville. Hierdoor worden de Franse troepen teruggedrukt tot de weg Apremont - Loupmont Xivray. Hier gaan ze zich ter verdediging organiseren en worden ondersteund door de kanonnen vanonder meer de forten Liouville en Gironville.
Het Duitse XIVe Lk op de linkerflank is op 20 september uit de omgeving van Thiaucourt en Essay in zuidelijke richting opgerukt. Het Lk loopt vast op de taaie tegenstand van de Fransen langs de weg D 958 vanaf het dorp Flirey via Limey naar Pont-à-Mousson.
Beierse troepen bij de gevechten in en bij de sector van Saint Mihiel
Beierse troepen bij de gevechten in en bij de sector van Saint Mihiel
Zoals al beschreven zijn de Duitse aanvallen op de oostelijke Maasoever bedoeld om een overgang over de Maas te forceren. Men wil zo de aanvoerlijnen voor de troepen in de vesting Verdun afsnijden.
Het Beierse IIIe Lk speelt een zeer belangrijke rol in deze gevechten. Deze vechtpartijen leiden tot de inname van St. Mihiel en het Fort Camp des Romains.
In de nacht van 21 op 22 september rukken eenheden van dit legerkorps op door de dichte bossen ten oosten van St. Mihiel. Zij bezetten hier de westelijke bosranden. Dat vanaf het Bois de Gaumont (op 3 km ten noordoosten van St. Mihiel) tot de Vieux Etaing Ferme (op 4,5 km ten oosten van de stad aan de weg naar Woinville). Dit heeft tot gevolg dat hun voorhoedes zich nu tegenover de forten Les Paroches en Camp des Romains bevinden, alwaar zij zich ingraven. Achter deze lijn wordt op 22 september zwaar belegeringsgeschut in stelling gebracht. Daaronder twee 30,5cm houwitsers van de Oostenrijkse 2e Zware Houwitserbatterij, de 2e en 7e Batterij 28cm houwitsers en enige batterijen 21cm en 15cm houwitsers. Het aanvoeren en in stelling brengen van al deze batterijen verloopt vlot.
De 11e Beierse Infanterie Brigade geraakt in een zware strijd verwikkeld. Op 22 september slaagt het hiertoe behorende 10e (BIR)Beierse infanterie regiment er niet in om de Franse troepen uit Lamorville en van de hoogten ten noorden en ten westen van dit dorp te verdrijven. In tegendeel, want om 10.00 uur gaan de Fransen in de tegenaanval, dat gebeurt vanuit het smalle Belouse-bos bij Lacroix-sur-Meuse dat op 2 km ten noordwesten van Lamorville is gelegen, evenals aan beide kanten van de weg Lacroix - Lamorville (thans de D 162).
Deze aanval wordt door het 10e BIR afgeslagen. Ze worden ondersteund door kanonnenvan het 3e Beierse veldartillerie regiment en door eenheden van de 20e Infanterie Brigade van het V e Lk (uit Deuxnouds), de Franse troepen trekken zich terug.
In de nacht van 21 op 22 september nemen de Fransen weer hun oude posities in ten noorden van Lamorville en Spade en voeren versterkingen aan.
De Beierse commandanten besluiten om aan te vallen om zo een mogelijke Franse aanval te voorkomen. In de avond van 23 september vallen ze aan. Dit gebeurt met het 3e Bataljon van het 11e Regiment en het 1e Bataljon van het 6e Regiment. Zij lukken er in om de tegenstander van hoogte 294 (ten noordwesten van Spada en ten westen van Lamorville) te verdrijven en tot Rouvrois-sur-Meuse door te dringen. De Beierse militairen kunnen hier echter niet overleven want gedurende de gehele 24e september liggen ze onder moordend Frans artillerievuur en leiden hierdoor ernstige verliezen. Zij trekken zich terug naar hun uitgangsstellingen zuidoost van Spada. Daarna gaan de Fransen hun oude stellingen op de hoogten tussen Lacroix, Lamorville en Spada weer bezetten. Dus de situatie is weer gelijk als die op de avond ervoor.
Intussen is het zware belegeringsgeschut van het Beierse IIIe Lk in stelling gebracht.
De val van Fort du Camp des Romains en de inname van Saint Mihiel
In de ochtend van 23 september beginnen om 08u30 de kanonnen van het Beierse III e Lk versterkt met negen batterijen van het Beierse 8e veldartillerie regiment, bestaande uit zes batterijen met 7,7cm kanonnen en drie batterijen met 10,5cm houwitsers, aan de beschieting van de forten Les Paroches, Camp des Romains en Liouville. Dat doen ze vanuit hun stellingen in de bossen ten westen van Varvinay en Savonnières, ondertussen neutraliseert de zware artillerie van het Duitse VeLk het Fort de Troyon.
De cadans van de granaatinslagen op Camp des Romains bedraagt zes schoten per minuut. Dus in de 44 uren durende beschieting is dit ongeveer 16.000 inslagen.
Al kort na de aanvang van de beschieting explodeert in het fort een munitiedepot. Het fort is net als Les Paroches en Troyon een gemetseld fort uit 1875. Het is niet bestand tegen de zware artilleriegranaten van het moderne Duitse en Oostenrijkse kanonnen.
De bewapening van Camp des Romains bestaat uit verouderde kanonnen met een kaliber van 9 en 12cm. Het zijn artilleriestukken van het type De Bange zonder rem- en vooruitbrenginrichting, ze hebben een lage vuursnelheid en een maximum schootsafstand van 8000 meter. Het fort heeft ook een dertigtal mortieren met een kleine dracht. Het gros van deze vuurmonden en mortieren
zijn zo goed als onbeschermd in de open lucht opgesteld en worden direct door het vijandelijke artillerievuur uitgeschakeld.
In de ochtend van 24 september verklaart de commandant van de Beierse zware artillerie, kolonel Niebann, dat het fort Camp des Romains murw is geschoten en bestormingklaar is. Er zijn grote bressen in de muren geslagen en de vuurmonden van het fort zwijgen. Hierop beveelt generaal Freiherr Von Gebsattel, de commandant van de Beierse 6e infanterie divisie, om het Camp des Romains in een stormaanval te veroveren. Ok St. Mihiel moet ingenomen worden en moet een bruggenhoofd over de Maas te vormen.
De aanval op Fort les Paroches op de westoever van de Maas wordt geannuleerd. De verbeten Franse weerstandzorgt er namelijk voor dat het Beierse Lk en de 11e Infanteriebrigade de tegenover het fort gelegen Maasoever niet kan bereiken.
Het 11eBeierse Infanterie Regiment (minus het IIIe Bataljon) moet het Fort Camp des Romains innemen. Het 6e Infanterie Regiment heeft de taak om de stad St. Mihiel te bezetten en er een bruggenhoofd over de Maas vormen
In de morgen van 24 september zet het 6e Beierse Infanterie Regiment de aanval op de stad in.De Fransen schatten de tactische situatie foutief in. Daardoor zijn er vrijwel geen Franse troepen in de stad aanwezig om de brug over de Maas te verdedigen. Er is weinig Franse tegenstand wanneer het IIe en het IIIe Bataljon van het 6e Beierse Infanterie Regiment de stad binnen dringen. De Duitsers veroveren de brug en ze bezetten ook de hoogten op de westoever van de Maas ten zuiden van Chauvoncourt.
De val van St.Mihiel heeft zeker een grote psychologische uitwerking op de Franse troepen die zich in de regio bevinden. Op 25, 26 en 27 september zijn er Franse tegenaanvallen. Ze hebben als doel de herovering van het bruggenhoofd, de attaques worden afgeslagen. Pas in september 1918 zal onder dreiging van een offensief door U.S. troepen tussen St. Mihiel en de Moezel, het bruggenhoofd ontruimd worden.
Het 11e Beierse Infanterie Regiment ruktop langs de westrand van het Bois Pernosse ten zuiden van de Ferme Marsoupe op. Ze wordenondersteund door de IIe Afdeling van het Beierse Veldartillerie Regiment. Zonder te zijn beschoten bereiken de troepen van het regiment tegen de avond van 24 september, Hoogte 332.Deze hoogte bevindt zich 1 km ten oosten van het fort Camp des Romains.
Op 25 september om 04 uur in de morgen meldt een vooruitgeschoven verkenningspatrouille dat het fort, ondanks de zwareartilleriebeschieting, nog niet stormrijp is.De verkenners vermoeden dat er nog een zeer sterke bezetting aanwezig is. Ze zien dat de prikkeldraadversperring op de buitenwallen ondanks alles slechts weinig schade geleden hebben. Deze berichten zijn in strijd met die van de zware belegeringsartillerie. Ondanks deze tegenstrijdige inlichtingen besluit de commandant van de Beierse 12e Infanterie Brigade om de aanval door te zetten. Zijn beslissing wordt ook mede beïnvloedt door het feit dat het fort tot op deze morgen nog geen ondersteuningvuur heeft gekregen van de Franse artillerie vanop de westelijke oever van de Maas. Er zijn op dit moment ook geen Franse troepen, dit zowel oostelijk als westelijk van de rivier, te zien. Hij vermoedt ook dat de situatie waarin het fort verkeert per telefoon is gemeld aan de autoriteiten in Toul en Verdun. Door deze veronderstelling verwacht hij Franse tegenaanvallenals het fort niet onmiddellijk wordt veroverd.
In de loop van de nacht van de 24ste op de 25ste hebben de beide bataljons van het Beierse 11e Infanterie Regiment hun uitgangsstellingen ingenomen. HetIeaan de noordzijde en het IIe aan de zuidzijde van het fort. Ondertussen hebben de bij deze eenheden ingedeelde pioniers van het 16e Pionierbataljon al doorgangen gemaakt in de prikkeldraadhindernissen.
Op 25 september om 05.30 uur zetten de acht compagnieën de aanval in. Elke compagnie wordt ondersteund door pioniers voorzien vano.a. stormladders, rookpotten, handgranaten, enz ..
De fortbezetting is best onthutst, maar ze herstelt zich snel en de aanvallers worden er onthaald op een hevig mitrailleurvuur en geweervuur. Er wordt uit alle schietgaten, ingangen en granaattrechters gevuurd en in de droge fortgracht doen de revolverkanonnen hun werk. Ondanks de verliezen slagen de aanvallers er in om binnen een korte tijdspanne over de fortgracht te komen en om het fort aan de noord- en zuidzijde te beklimmen. Om de oostzijde wordt er nog verbitterd gevochten. Aan Duitse zijde wordt hier ook nog de mitrailleurcompagnie van het 11eBeierse Infanterie Regiment ingezet.Ook het snel aangevoerde III 3eBataljon van het 6e Regiment wordt in de strijd geworpen.
Na een strijd van ruim drie uur, slagen de aanvallers er in de oostelijke bovenzijde van het fort te veroveren. Niet veel later dringen ze de hoofdingang binnen. Daarop volgend ontstaat er in de gangen, de galerijen en in de kazematten een verbitterd man tegen man gevecht. De overmacht van de aanvallers is te groot en één voor één worden de laatste Franse weerstandsnesten opgeruimd.
Om 08.30 uur geven de overlevenden zich over. Luitenant-kolonel Grignot, de fortcommandant ondertekent de capitulatie. Van de oorspronkelijke bezetting, bestaande uit 5 officieren en 453 artilleristen en infanteristen, zijn er 50 gesneuveld en 60 man gewond. Ruim 200 man zijn door allerlei andere oorzaken niet meer inzetbaar, zo zijn sommigen door instortingen geïsoleerd geraakt van de rest van de fortbemanning.
In overeenstemming met de capitulatievoorwaarden wordt de gehele fortbezetting als krijgsgevangenen beschouwd. De officieren mogen hun sabel behouden, de exodus van de fortbezetting is voorzien in de namiddag tussen twee en drie uur. De uittocht gebeurt onder militaire eer want de Duitsers hebben achting voor het taaie Franse verzet. De fransen marcheren naar buiten en lopen tussen twee rijen in paradehouding opgestelde Duitse overwinnaars. De fort commandant verlaat als laatste het fort, hiervoor behelpt hij zich met een wandelstok. Wanneer de Duitse legerkorpscommandant, luitenant-generaal Höhn, hem de hand drukt kan Grignot, door emotie bevangen, geen woord meer uitbrengen.
In de hierop volgende jaren stabiliseert het front zich in deze saillant. Het front ligt op een lijn even ten noorden van de weg van St.Mihiel naar Apremont-le-Fôret. In dit gebied wordt er doorlopend gevochten, maar dat gebeurt zonder noemenswaardige terreinwinst maar wel met grote verliezen aan beide zijden. De Franse troepen in dit gebied o.a. in het Bois Brûlé en langs de beruchte Tranchée du Soif, worden ondersteund door vuur van het sperfort Liouville en het hier naast gelegen artilleriefort Ste.Agnant en de Franse veldartilleriebatterijen ten westen hiervan.
De Duitsers bouwen in dit gebied veel permanente met beton versterkte loopgraven, bunkers en onderkomens en dit in meerdere linies achter elkaar. Aan Franse zijde legt men doorgaans veel ondiepe loopgraven en eenvoudige aarden versterkingen aan, die hebben zelden een permanent karakter. Dit is het verlangen van het Franse opperbevel, de troepen mogen zich niet te veilig voelen, want dan gaat de offensieve geest verloren!
Tot op de dag van vandaag zijn de Duitse linies met hun betonnen bouwwerken, vrijwel intact. Tegenwoordig liggen ze in een dicht bos en zijn bij uitstek geschikt om een reconstructie van de hier plaats gevonden gevechten te maken.
Tot aan het Amerikaanse offensief in 1918 blijft dit front intact en dit ondanks de voortdurende aanvallen. Vooral de Fransen vallen veel aan. Ze willen de saillant van St. Mihiel opruimen om zo de spoorlijn van deze stad naar Verdun weer te kunnen gebruiken.
De Duitse opmars mislukt. Ze slagen er niet in om via de Maashoogten de Maas te bereiken en de rivier over te steken. Deze mislukking is voor een groot deel te danken aan de hardnekkige tegenstand van de bemanning van het sperfort Troyon. Dit wapenfeit vindt plaats in de kritieke eerste dagen van de Duitse opmars van 8 tot 14 september.
De taken van de forten langs de Maas zijn:
·Het beveiligen van bepaalde gebieden ten westen van de Maas waarin het eigen veldleger bij mobilisatie gaat concentreren
·Verhinderen dat de vijand in de zwak verdedigde frontsectorenten oosten van de Maas troepen kan concentreren voor een aanval in de richting van de rivier en zijn bruggen. Zo heeft Troyon onder meer de taak de bruggen bij Ambly en La-croix-sur-Meuse te beveiligen.
·Het kanaliseren van een vijandelijke aanval in deze richting.
Le fort de TROYON: Le fort de Troyon est de type "à massif central" ou encore "à batterie basse", conçu par le général SERE de RIVIERE, construit en 1878.
Dimensions :largeur 320m,longueur 270m, surface 5 ha
Garnison : 800 hommes, mais 450 en 1914
Le fort de TROYON: Armement
Protection des fossés: 6 canons de 12 culasse d´assaut 6 canons révolver Hotchkiss de 40mm
Plates-formes de tir : 12 canon de 90mm en 3 batteries de 4 4 canons de 120mm
Armes de tir indirect: 2 mortiers-bouches "Louis-Philippe" de 15cm en bronze
Le fort disposait de 2 sections de mitrailleuses "Saint Etienne" de 1907 ainsi que 3 observatoires périscopiques. Il n´y avait pas de coupole blindée mais 18 plates-formes doubles pour 2 pièces à l´air libre.
Het fort de Troyon is zoals reeds gezegd een onderdeel van de defensieve linie "rideau défensif des Hauts de Meuse".Het is een ontwerp van Général Séré de Rivièresen is gelegen tussen de vesting Verdun en de vesting van Toul.
De bouw start in 1878 en wordt voltooid in 1879. In theorieis dit een bouwtijd van 20 maanden maar in praktijk is het niet meer dan 14 -16 maanden, want 's winters word er niet gebouwd. Het fort, gebouwd in de jaren 1878 -1879, is geheel uit metselsteen opgetrokken en afgedekt met een laag aarde van vijf meter dik. Het metselwerk is later niet met beton versterkt zoals de forten Douaumont, Vaux en Moulainville. Wel zijn er drie uit gewapend beton bestaande infanteriewaarnemingsposten boven op het fort gebouwd. Onder in het fort zijn er enkele bomvrije ruimten in de rotsachtige ondergrond uitgehouwen. Deze doen dienst als schuilplaats voor de fortbemanning en voor de opslag van munitie.
Het projectverbruikt 160 000 m3stenen 40 000 m3 metselwerk. Meer dan 1000 vakmensen hebben dagelijks gewerkt aan de bouw. Dit ingewikkelde bouwwerk, op de top van de heuvel, vereist 240 ton materiaal en meer dan 40 m3 water per dag.
Oorspronkelijk voorziet het fort de huisvesting van een garnizoen van 800 man en 40 vuurmonden, maarten tijde van de herhaaldelijke aanvallen in september 1914 is het voorzien van een bezetting van 450 man en eendertigtal oude kanonnen. Gesitueerd langs de weg te midden van "Place forte de Verdun" en de "Saillant de Saint-Mihiel", bezorgt het fort een plaats in de eerste linie van het front.
Het fort beschikt dus zoals reeds vermeld over verouderde kanonnen van het type De Bange en heeft geen gepantserde geschutskoepels en artilleriewaarnemingsposten. Er zijn 4 kanonnen van 120mm, 12 kanonnen van 90 mm, 2 gladde mortieren, 4 mitrailleurs en 6 kanonnen van 12mm en 6 revolver kanonnen Hotchkiss van 40mm
Een aantal kanonnen is boven op het fort opgesteld. Ze staan tussen hoge, met aarde gevulde manden en zullen dan ook, zoals later blijkt, bij de Duitse beschieting direct uitgeschakeld worden.
In het centrale deel van het fort bevindt zich de kazerne. Daarinbevindt zich de, de stafsectie, de keukens, de messes, de infirmerie de slaapzalen enz . Verder zijn er ruimten voor opslag van munitie, levensmiddelen en voor reparatiewerkzaamheden aan bewapening en uitrusting.
Het polygonaal-vormig Fort de Troyon is bijna 320 meter breed en 270 meter diep. Zijn vorm lijkt op een pijlpunt met de punt gericht naar het Noord-Oosten. Het wordt omringd door droge gracht van tien meter diep. Hierin bevinden zich vier caponnières. Deze hebben in totaal zes kanonnen van 12cm en zes revolverkanonnen met een kaliber van 40mm. Een caponnière is een bunker die in de fortgracht, meestal aan de buitenzijde tegenover een hoekpunt van het fort is gebouwd. Ze zijn doormiddel van tunnels met het fort is verbonden. Vanuit een caponnière kan de gehele fortgracht beschoten worden. Zo probeert men te verhinderen dat vijandelijke troepen hierin beschutting komen zoeken of dat ze via de fortgracht op het fort kunnen klimmen.
De keelzijde van het fort wordt verdedigd door zes 12cm kanonnen. Deze zijn in een halve cirkelvorm in het ravelin achter een borstwering opgesteld en onderling door aarden wallen van elkaar gescheiden zijn. Een ravelin is een ongeveer driehoekig buitenwerk dat midden voor het fort gelegen is en dient ter dekking van o.a. de toegangspoort.
Voorts zijn erboven de gracht op het fort achter een borstwering 18 opstellingsplaatsen voor 12cm kanonnen, deze worden gescheiden door met aarde gevulde hoge korven.
In september bestaat de fortbezetting uit 150 artilleristen van het 5e artillerie à pied onder bevel van onderluitenant Semoux en uit 300 infanteristen van het 166e R.I. die staan onder het bevel van kapitein Heym, die tevens de fortcommandant is. De infanterie heeft onder andere de taak om een doorgebroken vijandelijke eenheid te stoppen en te voorkomen dat deze het fort kan aanvallen. Kanonnen van het type Bange worden opgetakeld om op het fort in stelling te worden gebracht.
In de vroege morgen van 8 september wordt Heym door een paar burgers gewaarschuwd. Ze vertellen de kapitein dat er een sterke vijandelijke eenheid, waaronder artillerie, in de richting van Troyon oprukt. Maar zo wie zo is hij al verontrust.Een uitgezonden rijwielpatrouille en een aantal vooruitgeschoven luisterposten, in totaal 31 man, zijn niet op de vastgestelde tijd teruggekeerd.
Op 8 september om 08.20 uur start de beschieting. Het Fort krijgt het bevel om minstens 48 uur stand te houden. Dit verzet is van het grootste belang als men wil voorkomen dat de Duitsers Verdun in hun greep krijgen.
De eerste artilleriegranaat ontploft in op een dicht bij het fort gelegen weide. Een tweede granaat welke nog dichter bij het fort inslaat toont aan dat de vijandelijke artillerie aan het inschieten is. Inschieten; is met een kanon enige granaten afvuren op verschillende afstanden in de richting van het doel, de afstand tot dit doel wordt zo bepaald.Onmiddellijk hierna wordt het fort al door de eerste salvos getroffen, die maken een diepe indruk op de mannen in het fort. Het moreel krijgt nog een klap wanneer na het eerste salvo drie slachtoffers vallen. Een luitenant van de artillerie en een kanonnier worden ernstig verwond, een derde kanonnier wordt gedood. De op het fort opgestelde 12cm kanonnen moeten, na slechts een paar granaten te hebben afgevuurd zwijgen. Het vijandelijke vuur is er zo nauwkeurig dat het niet meer mogelijk is om de kanonnen te bedienen. Bovendien is het ook onmogelijk om de vijandelijke batterijen onder vuur te nemen omdat de plaats van hun opstelling niet bekend is. Om 09.15 uur krijgen debedieners van deartilleriestukken het bevel om zich in de onderkomens en in het munitiemagazijn in veiligheid te gaan stellen. Na drie uren neemt de intensiteit van de Duitse beschieting af. 180 treffers van 15cm-houwitsers hebben al zeven kanonnen en de bovenbouw van het fort zwaar beschadigd. In de namiddag vuren de nog inzetbare Franse 9cm-kanonnen een aantal granaten af op het Bois des Chênots en ook op Duitse loopgraven op 1200 meter van het fort. In de nacht van 8 op 9 september kan nog een Duits zoeklicht, dat met zijn lichtspoor het fort beschijnt, uitgeschakeld worden.Een Duitse artilleriegranaat die via een luchtkoker binnendringt explodeert onder in het fort, een onderluitenant wordt ernstig verwond.
Aan het einde van de eerste gevechtsdag, 8 september, telt de fortbezetting één gesneuvelde en twaalf gewonden. Voorts zijn de 12cm kanonnen onbruikbaar en is de stalen toegangsdeur uit zijn scharnieren geblazen. De taluds hebben de beschieting redelijk goed doorstaan zodat de fortmuren geen directe treffers hebben gekregen.
In de nacht van 8 op 9 september vermindert de beschieting. Debemanning van het fort krijgt zo eindelijk de kans om zich enigszins te verzorgen. Ze kunnen wat eten enrusten. Enige noodzakelijke herstellingen, o.a. aan de bewapening, worden uitgevoerd.
Vroeg in de ochtend van 9 september hervatten de Duitsers de beschieting in alle hevigheid. Om 10.00 uur stopt de beschieting plotseling.
Om 11.00 uur naderen drie Duitse ruiters, een van hen draagt een enorme witte vlag. Kapitein Heym laat ze tot op 30 meter van de fortgracht naderen. Het zijnblijkbaar twee artillerieofficieren en een trompetter.Een van hen is Majoor Neuhoff, een Duist stafofficier van de 10e divisie. Ze zijn gestuurd als woordvoerders, ze sommeren de onvoorwaardelijke overgave van het fort met zijn bezetting en bewapening. Bovendien verlangen zij dat het op hen gericht artillerievuur onmiddellijk wordt gestaakt omdat dit in strijd is met het oorlogsrecht. Het blijkt dat een, vanuit het fort van Génicourt, afgevuurde granaat op 15 meter van de onderhandelaars is ingeslagen! Heym vertelt hen dat hij geen verbinding heeft met Génicourt en deze beschieting dus niet kan tegenhouden. Als antwoord op de Duitse eis zegt hij arrogant tegen de Duitse onderhandelaars: Nooit! « Capituler? Ne jamais, je preferre de incinérer dans les ruines que capituler! »« Frankrijk heeft het fort aan mij toevertrouwd. Ik laat het liever in de lucht vliegen dan het over te geven Hij verzoekt de Duitsers op hun schreden terug te keren.
Vlak na het vertrek van de Duitse delegatie wordt de beschieting van het fort in alle hevigheid hervat. Nu gebeurt dat door de zware belegeringsartillerie, ze vuren granaten af met een kaliber van 28 en 30.5cm. Om nog meer verliezen te voorkomen beveelt Heym de fortbemanning dat ze zich moet terugtrekken in de schuilplaatsen. Deze bevinden zich onderaan in het fort, ook de gewonden worden daar ondergebracht. De waarnemingsposten op het fort en op het glacis blijven echter wel doorlopend bezet.
Tegen het vallen van de avond ontdekken de waarnemers op het glacis gecamoufleerde Duitsers die onopgemerkt de draadhindernissen voor het fort hebben kunnen bereiken. Deze zijn volop bezig om met draadscharen doorgangen te maken in de prikkeldraadversperring. Groepen infanteristen naderen in de richting van de zuidelijke caponnière. Ze zijn gecamoufleerd met strohalmen die zij uit korenschoven op de omliggende velden hebben gehaald.
Om 20.00 uur start de frontale aanval op het fort. Het fort opent het vuur op de aanvallers, dit gebeurt met alle bruikbare kanonnen, mortieren, mitrailleurs en geweren. Kapitein Heym houdt een peloton in reserve om dit indien nodig op het meest bedreigde punt te kunnen inzetten. Wanneer een sterke aanvalsgolf tot op 600 meter is genaderd, schiet de kapitein een lichtkogel af. Zo waarschuwt hij de forten Génicourt en Les Paroches dat Troyon wordt aangevallen en vuursteun nodig heeft. Beide forten openen dadelijk het vuur, maar de aanvallende Duitsers trekken zich niet terug.
De aanval gaat door tot aan het aanbreken van de dag. Met veel moeite slagen de verdedigerserin om een groep mitrailleurs op de borstwering in stelling te brengen. Deze is door de beschietingen grotendeels ingestort en ligt onder een hagel van vijandelijk vuur zowel van geweren als van mitrailleurs. De nog bruikbare kanonnen schieten in een hoog tempo. Een van de kanonnen vuurt een voltreffer af op een Duitse mitrailleur en die vliegt meters hoog de lucht in. Bij het aanbreken van de dag trekken de Duitse aanvallers zich terug. Ze doen dit om hun artillerie de gelegenheid te geven om het fort opnieuw te beschieten.
Tijdens deze aanval van 9 op 10 september tellen de Fransen tien gewonden, waaronder één stukscommandant en zes kanonniers en. Er zijn slechts nog zes 90mm-kanonnen inzetbaar.
De 10de september begint er om 04.00 uur een Duitse beschieting met 30,5cm-houwitsers. Een van de projectielen verwondt kapitein Heym aan zijn benen en rug, het is vrij ernstig. Deze beschieting duurt, met een korte onderbreking tussen 12.00 en 14.00 uur, tot 19.00 uur. Om 18.00 uur slaan twee 30,5cm-granaten zich door het gemetselde gewelf van schuilplaats nr. 9, hierdoor exploderen zes van de daar opgeslagen 90mm granaten. Tengevolge hiervan wordt de tunnel die naar de centrale caponnière leidt door puin geblokkeerd, twee soldaten zijn bedolven.
Om 19.00 uur stopt de beschieting. Franse voorposten bemerken enkele Duitse infanteristen bij de beschadigde prikkeldraadversperringen. Kapitein Heym laateen rode lichtkogel afvuren waarmee hij weer om artilleriesteun vraagt vanuit de forten Génicourt en Les Paroches. Bij het zien van deze lichtkogel trekken de Duitsers zich hals over kop terug. Op 10 september is één Franse infanterist gesneuveld en twee artilleristenverwond.
De nacht van 10 op 11 september is zeer donker en winderig, dit bemoeilijkt de waarneming, maar de verwachte vijandelijke acties blijven uit.
11 september, dag vier, om 05.00 uur beschieten 21cm-houwitsers het fort. Vele salvos van vier projectielen treffen het fort, het zwaartepunt van de beschieting ligt op het zuidelijke munitiemagazijn. De beschieting eindigt om 11.00 uur, geen enkel projectiel is tot in dit ondergrondse magazijn doorgedrongen.
Om 13.00 uur hervat de Duitse artillerie de beschieting. Het vuur is nu niet alleen op het zuidelijke munitiemagazijn gericht maar op het gehele fort. De schade is enorm, van twee ondergrondse kazematten zijn de gewelven ingeschoten. Twee luchtverversingskanalen zijn vernield en er ontstaan grote instortingen. De situatie wordt kritiek. Kapitein Heym heeft het bevel om alle belangrijke documenten, waaronder de codeboeken, te verbranden.
Omdat de beschieting na 18.00 uur wordt voortgezet verwacht men weer een nachtaanval. Deze verwachting wordt nog versterkt omdat de nacht van 11 op 12 september weer donker en winderig zal worden. Dat bemoeilijkt de eigen waarneming. Heym laat het voorterrein regelmatig onder vuur nemen. Hij wil zo de Duitsersbeletten om ongezien de zwaar beschadigde draadversperring te passeren. Dit onder vuur nemen gebeurt door een gedeelte van de infanteriebezetting. Om de twintig minuten vuurt elke man vier patronen af op de mogelijke naderingswegen en alle nog inzetbaar kanonnen vuurden twee of drie granaten af.
De verwachte aanval komt er niet.Bij het aanbreken van de dag, 12 september, houd het nachtelijke Duitse storingsvuur op. Om 08.00 uur beschiet men andermaal het fort, maar ditmaal minder intens. Om 10.00 uur kunnen 75mm-snelvuurkanonnen van de Franse veldartillerie de Duitse vuurmonden die het fort beschieten uit schakelen. Deze veldartillerie is, tesamen met infanterie-eenheden de Maas overgestoken, dit ter versterking van de Franse troepen op de Maashoogten. Tegen de middag wordt het fort beschoten door één 30,5cm-houwitser. Deze beschieting duurt, met een paar uren onderbreking, tot in de nacht van 12 op 13 september om 02.30 uur keert de rust terug.
Het fort is nu voor het overgrote deel hervormd in een puinhoop. Alle gangen en ruimten zijn ingestort of liggen vol met stenen en vernielt materiaal.Door al dat puin kan de fortbemanning zich zo goed als onmogelijk verplaatsen.
Het tijdstip van 02.30 uur op 13 september wordt beschouwd als het einde van de Duitse poging om Troyon in handen te krijgen. Tegen 07.00 uur bereikt een Franse patrouille het fort. Deze verkenningseenheid meldt dat de Duitsers zich onder de druk van Franse tegenaanvallen hebben teruggetrokken en datze hierbij heel wat materiaal hebben achtergelaten. Het fort is er in geslaagd om een complete vijandelijke divisie te belettende Maas te bereiken.
In de daarop volgende dagen wordt het fort door de overgebleven bemanning weer enigszins gevechtswaardig gemaakt, de noodzakelijke gangen en ruimten worden puinvrij gemaakt.
Tot 22 september wordt Troyon vrijwel niet meer beschoten.Op 24 september om 15.00 uur krijgt het noordelijke munitiemagazijn van het fort een voltreffer, het is geraakt door een 42cm-granaat. Bij deze explosie worden er 18 mannen gedood, ze worden onder het puin van het ingestorte magazijn bedolven. Tot op heden rusten zij nog steeds in dit fortgraf. Zij staan met naam en rang vermeld op een gedenkplaat, deze bevindt zich in de gang die naar het ingestorte magazijn leidt.
Het kleine garnizoen heeft de wapenspreuk welke in veel van de forten in de regio Verdun vermeld staat naar de letter: "S'ensevelir sous les ruines de fort plutôt que de le rendre" ("Liever sterven op de ruïnes van het fort dan de overgave!")
Na september 1914 wordt het fort een vooruitgeschoven post in de richting van het vier jaar door de Duitsers bezette Saint-Mihiel. Het fort doet in 1918 dienst als opvang voor de gewonde Amerikaanse soldaten na de herovering van Saint-Mihiel en de 'butte du Montsec'.
Kapitein Heym, die bij de aanval van 10 september vrij zwaar gewond is geraakt, hersteld. Vrijwillig keert hij terug naar het front, maar op 27 maart 1915 zal hij bij Marchéville sneuvelen
Besluit
Verdun was de deur voor de Duitse invasie, en Troyon was het scharniervan die deur. Voor de uiteindelijke victorie van de slag bij de Marne en het weerstaan van de eerste omsingelingspoging van de Duitsers van Verdun, was het van vitaal belang dat de het Fort de Troyon stand zou houden, en het Fort hield stand. Toen op 14 septemberde zege bij de Marne werd afgedwongen, trokken de Duitse troepen zich Noordelijk van Verdun terug, na een bombardement van meer dan 70 uur en ontelbare infanterieaanvallen op het Fort de Troyon. Na dit feit en het hierdoor mislukken van Oost-West verbinding der Duitse troepen besloot het Duitse 5e leger zijn aanvallen te concentreren op het bij Saint-Mihiel gelegen Fort "Camps des Romains", en bezetten de stad voor een periode van vier jaar waarbij de beroemde "Saillant de Saint-Mihiel" welke pas in 1918 door Amerikaanse troepen weer zou worden heroverd. Het was het einde van de bewegingsoorlog en het begin van de loopgravenoorlog, een voorbode van de slag om Verdun in 1916.
Langzamerhand is de geschiedenis rond het Fort de Troyon, ondanks de vele publicaties na de oorlog, uit het collectieve geheugen verdwenen, met als resultaat een jarenlangeleegstand van het fort. Het Fort de Troyon, zijn rol, zijn magnifieke architectuur en zijn geschiedenis kent zijn opleving dankzij de inspanningen van een stichting genaamd :"Ceux de Troyon". De vrijwilligers en donateurs steken al hun tijd en energie in hun passie. Zij willen de thans onbekende geschiedenis en rol van het fort tijdens de eerste wereldoorlog kenbaar maken aan het grote publiek.Het is hun wens om zo dit relaas uiteindelijk veilig te stellen voor toekomstige generaties.
De strijd om de saillant van Saint-Mihiel (1915-1918)
De strijd om de saillant van Saint-Mihiel (1915-1918)
Generaal Joffrewil met operaties van beperkte omvang het moreel van volk en leger op peilhouden en gelijktijdig de Duitsers het leven zuur maken. Joffre komt begin 1915 af met het plan om de saillant van Saint-Mihiel te verkleinen. Hij wil dit doen door een snelle aanval die bij een eventuele mislukking binnen drie of vier dagen dient te worden afgebroken. Hoofddoel van de operatie is om de druk op Verdun te verlichten, dit door een aanval vanuit het noordwesten op de saillant te ondernemen. Een ondersteunend offensief uit het zuiden, richting Thiaucourt, moet de aandacht afleiden van de hoofdaanval. Vanuit het Bois-le-Prêtre begint in de nacht van 29 op 30 maart 1915 de aanval, terwijl de hoofdoperatie op 5 april in de Woëvre-vlakte van start gaat. Ook deze Franse poging, mede door het slechte weer, kan men opschrijven in de lange lijst van bloedige mislukkingen.
Als gevolg van de slag bij Verdun moeten de Fransen in 1916 een deel van de Woëvre-vlakte ontruimen en hun verdediging aan de voet van hoogvlakte van de Maas inrichten langs de lijn Eix - Ronvaux - Les Eparges. Verder is er tot september 1918 van dit front geen nieuws.
Vanaf 1915 zijn er Amerikanen aanwezig in de Meuse streek. Het zijn eenheden van vrijwillige ambulanciers die er gewonde Poilus (benaming voor de Franse soldaten in de 1steW.O.) vervoeren. Het volgende jaar is er een squadron van de Amerikaanse luchtmacht boven Verdun actief, inderdaad het fameuze Lafayette squadron.
Op 6 april 1917 start de Verenigde Staten haar deelname aan de oorlog. Op 1 juni begint in Saint-Nazaire de ontscheping van 20.000 mannen van de 1st U.S. Infantry Division. Deze divisie installeert zich eind juli in de sector van Gondrecourt-le-Château, in het zuiden van het departement Meuse. De Fransen leveren hen kanonnen, mitrailleurs, geweren, munitie en ze zorgen voor de nodige fronttraining.
De Verenigde Staten hebben in de lente 1917 een slecht bewapend leger van 200.000 manschappen. Na de stemming van de dienstplichtwet, breidt de grootte van het V.S. expeditieleger zich uit van 77.000 manschappen begin november naar 335.000 vijf maanden later. Tegen de Wapenstilstand zijn er 42 Amerikaanse divisies aanwezig op Franse bodem, verdeeld over 3 legers, samen goed voor 1.894.000 manschappen. Hun deelname heeft zeker het einde van de oorlog versneld.
Eind maart 1918 zijn Amerikaanse eenheden betrokken bij de gevechten in de Meuse en ze leiden er vanzelfsprekend verliezen. In juli vertrouwt maarschalk Foch het Eerste Amerikaanse leger, onder leiding van generaal Pershing, de verovering van Le Saillant de Saint-Mihiel toe.De Saillant van Saint-Mihiel is nu al sinds september 1914 door de Duitsers bezet.
Met de steun van de Fransen begint de aanval op 12 september om 5 uur in de ochtend. De Amerikaanse divisies, gesteund door het Franse koloniale korps, vallen de voorruitstekende positie van Saint Mihiel aan. Meer dan 500.000 manschappen zijn erbij betrokken, ze beschikken over omvangrijke materiële middelen. Het wordt een snel succes, op 13 september treden generaal Pershing en generaal Pétain Saint-Mihiel binnen, de saillant is veroverd. Het succes is totaal in drie dagen nemen de Amerikanen het doelwit in. Zij maken daarbij 16.000 krijgsgevangenen en overmeesteren 440 kanonnen.
Aan de Maas heeft het jonge Amerikaanse leger van generaal Pershing briljant werk verricht. Het is in juni 1918 in de sector van Chateau Thierry in het Belleau-bos voor het eerst in de strijd getreden maar het is in Saint Mihiel en in de Argonne streek dat de Sammies, met het 550.000 man sterke eerste leger van de V.S., pas goed in actiezijn gekomen.
Op 26 september zet Pershing, die ondertussen over 1.200.000 manschappen, 2.500 kanonnen en 325 tanks beschikt, zijn troepen tussen de Maas en de Argonne in. Dat front is 24 kilometer breed. Op 7 november dringen de Amerikanen Sedan binnen.
In de Meuse hebben ze de eerste grootste strijd gestreden buiten de Amerikaanse landsgrenzen. Hun aanwezigheid in de Meuse laat een grote indruk na op de bevolking die er voor het eerst kennismaakt met jazzmuziek en baseball. Bovendien gaan de Amerikanen actief mee werken aan de heropbouw van meerdere dorpen in de Meuse. Rijke donateurs en diverse stichtingen financieren er de bouwvan gemeentehuizen, scholen, feestzalen, opvanghuizen voor wezen en armen, watervoorziening enz
Er zijn ontzettend veel plekken in de Meuse die de Amerikaanse aanvallen herdenken. De Amerikaanse begraafplaats van Saint-Mihiel (Thiaucourt, departement Meurthe-et-Moselle) omvat 4.153 graven. De Amerikanen bouwenindrukwekkende monumenten en gedenktekensop de plaatsenwaar ze vochten, het monument van Montsecis een van deze. Het indrukwekkende monument van Montsec overschouwt de vroegere frontsector.
Literatuur
De gevechten om de Maasovergangen in de sector Saint Mihiel in augustus en september 1914Door: J.H.Buitenhuis, Luitenant-kolonel b.d. der Artillerie
Deutsches Kriegsministerium: Der Weltkrieg 1914-1918
Colonel J.R.Rebold: La guerre forteresse
Heeres Artillerieschule: Deutsche Artillerie- und Minenwerfermunition
Reichsarchiv: Schlachten des Weltkrieges, Band 6: Von Nancy bis zum Camp des Romains
Otl.a.D.Herbert Jäger: German artillerie of WW 1
Marchand: Plans de concentration 1871-1914
Ian Hogg: The guns of 1914-1918
Christian Zentner; Illustrierte Geschichte des Ersten Weltkrieges.
Frossad: La fortification permanente pendant la guerre
Reichsarchiv:Die Bayern im Groszen Kriege 1914-1918
Duitse regimentsgeschiedenissen van deelnemende eenheden
Wie in Australië rondreist, ziet in elke stad of in elk dorp, hoe klein ook, een monument voor de slachtoffers uit de Eerste Wereldoorlog. Opdat we niet vergeten, is het opschrift op elke gedenksteen. De Australiërs noemen de Eerste Wereldoorlog de Great War. Veel meer dan de Tweede Wereldoorlog, geeft de Great War Australië in zijn hart en ziel getroffen
Op 1 januari 1901 sluiten de zeven staten van Australië zich aaneen tot één federatie, the Commonwealth of Australië, ze hebben één en dezelfde grondwet. Ze blijven nog steeds een onderdeel van het Britse Rijk, maar ze genieten van een vrij grote zelfstandigheid. Wanneer de Eerste Wereldoorlog uitbreekt, voelen de meeste Australiërs zich nog meer Brits dan Australisch. Als het Britse Rijk in oorlog is, dan is Australië ook in oorlog! Toch zal het deze oorlog zijn diede Australiërs zal leiden tot hun nationale trots en hun nationaal gevoel.
-Voor het eerst treden alle deelstaten samen aan in een buitenlands conflict.
-Het Australische leger is gedurende héél de oorlog een vrijwilligersleger en wetten die de dienstplicht willen opleggen worden steevast weggestemd.
-Hun troepen genieten de faam van stoutmoedig te zijn. Ze veroveren meestal hun doel, ook onder de moeilijkste omstandigheden.
-In de slotmaanden van de oorlog behalen ze hun grootste successen en dit onder een eigen Australisch bevel.
De balans van de Eerste Wereldoorlog voor zal zwaar ZIJN!
Geschatte bevolking van Australië in 1911: 2.470.000.
Vrijwillige dienstneming in de loop van de oorlog: 416.808 = 38,7 % van demannelijke bevolking tussen 18 en 44 jaar. Verscheepte troepen van Australië naar Europa: 331.781. Totaal aantal doden en gewonden: 215.585 = 64,98 % van de manschappen.
- In Europa (Gallipoli, Frankrijk, België) zullen er bijna 62.000 Australiërs sterven:
·ongeveer 38.500 onder hen krijgen een geïdentificeerd graf
·ongeveer 23.400 mannen blijven vermist
- In de strijd om Ieper zullen er ruim 15.000 Australiërs sterven:
·ongeveer 9.000 van hen hebben een geïdentificeerd graf in de omgeving van Ieper en6.198 blijven vermist en staan vermeld op de Menenpoort
Op 4 augustus1914 verklaart Groot-Brittannië de oorlog aan Duitsland. De Australische premierdoetde belofte dat Australië het moederland zal bij te staan tot de laatste man en de laatste shilling. Vanaf 10 augustus richt men rekruteringsbureaus op. De rekrutering kent meteen een bijzondere enthousiaste respons.
Van 11 september tot 9 december bezet de Australian Naval and Military Expeditionary Force Duits Nieuw Guinea en andere door Duitsland geregeerde eilanden in de Bismarck-Archipel. Op 12 september sneuvelen daarbij de eerste Australiërs.
De 1ste november vertrekt de 1st Division van de Australian Imperial Force van Albany, Western Australia, naar Egypte. Tijdens de volgende maanden vertrekken steeds meer troepenschepen vanuit Australië naar Egypte. Daar wordt de opleiding van de manschappen voltooid en ze moeten er frustrerend lang wachten tot zeeindelijk ingezet worden in de strijd. De trainingskampen in Engeland zitten overvol en daarom worden de Australiërs en Nieuw-Zeelanders in Egypte ondergebracht. Samen met de troepen uit Nieuw-Zeeland vormen de Australiërs het Australian and New Zealand Army Corps, kortweg ANZAC. In de loop van de oorlog wordt dit letterwoord een begrip dat staat voor moed, vriendschap en offervaardigheid. De manschappen worden ANZACs genoemd en de Australiërs zijn te herkennen aan hun typische Slouch hat. De Slouch hat is een breedgerande hoed waarvan ze één kant kunnen opslaan. Volgens de Australische militaire humor is dit om de meisjes te kunnen kussen zonder je hoed af te nemen! Aan de opgeslagen zijde zit de rising sun-badge van de Australian Imperial Force. ( Omwille van de reputatie van de ANZACs, zijn de hoed én de badge nog steeds in gebruik in het Australische leger.)
Op 25 april1915 is het lange wachten in Egypte voorbij, de manschappen komen voor het eerst in actie. Australische troepen landen bij dageraad op de stranden van Gallipoli, dit is een schiereiland van Turkije. De landing verloopt uiterst moeizaam en kost de eerste dag al het leven aan 2.000 Australiërs. Op 19 mei slaan de Australiërs hevige Turkse aanvallen af en behouden hun stellingen. Tijdens de slag bij Lone Pine van 6 tot 9 augustus verdienen zeven Australiërs het Victoria Cross. Dit is de hoogste onderscheiding voor moed op het slagveld. Op 07 augustus loopt de charge van de Australian Light Horse bij The Nek uit op een dramatische slachting. Pas na de oorlog kan men er de doden begraven. Op een terrein, kleiner dan een tennisveld, vindt men meer dan 300 lichamen.
December 1915, omdat de vijandelijkheden om het schiereiland niets opleveren, maar wel veel mensenlevens kost, besluit het Britse opperbevel het gebied op te geven en zich terug te trekken. De ANZACs zijn bijzonder ontgoocheld. Ze waren ervan overtuigd dat ze het schiereiland pas zouden verlaten als het doel bereikt was. Hun geloof in de Britse legeroverheid is niet bijster groot meer. Op 20 december verlaten de laatste Australische troepen het schiereiland, maar ze laten er wel 10.000 doden achter
Januari - maart1916, de ANZACs gaan terug naar Egypte, ze gaan er bekomen van hun expeditie in Gallipoli en gaan daar onder anderehelpen met de versterkingen van de verdedigingen van het Suez kanaal. Ze bereiden zich ook voor op hun vertrek naar het westfront. In de loop van maart worden de eerste troepen naar Frankrijk gestuurd.
De Eerste Wereldoorlog, 1914 1918, de Grote Oorlogis zogezegd de oorlog die een eind zal maken aan alle oorlogen. In dat oorlogsgebeuren is het Westelijk Front het belangrijkste strijdtoneel. In België en Frankrijk worden er grote slagen uitgevochten, de namen van die afslachtingen klinken door tot in Australië, dagelijks spreekt men er wel ergens over Fromelles, de Somme, Bullecourt, Mesen, Passendale, Dernancourt en Villers-Bretonneux enz...
Van de 295.000 Australiërs die op dit strijdtoneel met de Australian Imperial Force, de AIF,gaan vechten, zullen er velen in de strijd gedood worden of doodgaan aan hun verwondingen. Verspreid over het landschap van België en Frankrijk liggen honderden oorlogsbegraafplaatsen waar deze Aussies begraven liggen. Er staan monumenten waarop de namenvan de duizenden anderen die een onbekend graf hebben, de vermisten. in lijstvormworden vernoemd.
Het is 133 kilometer over de weg van het Belgische Ieper naar het Franse Péronne in Frankrijk. De streek tussen die twee steden, al over het Belgische West-Vlaanderen enal over de Franse gewesten in het noorden Pas-de-Calais en de Somme, isbezaaid met herinneringen aan die oorlog. Midden in de velden of in bochten van landwegen maar ook op heuvels in dorpen of stadjes en grote steden bevinden zich honderden militaire begraafplaatsen. Hier liggen de doden van de befaamde en betreurde veldslagen, waarvan de namen in de hele Engelstalige wereld bekend zijn. Wie heeft er nog niet gehoord van de Somme, Ieper of Arras en over Vimy, Bullecourt, Loos en Amiens?
Het noordelijke derde deel van het Westelijk Front loopt van 1914 tot 1918 door deze regio.De verdediging van dit gebied ligt in handen van de troepenmacht van Groot Brittannië en het Britse Rijk die bijeen zijn gebracht in een samengevoegd leger de BEF ( British Expeditionary Force).
De mannen van de Australian Imperial Force komen in april 1916 naar het Westelijk Front. Zeruilen hunherkenbare slouch hat voor deBritse Brodiestaalhelm. Althans aan het front want achter het front wordt de slouch hat een steeds vaker gezien beeld.De Britten zien de Australiërs als en stel ongedisciplineerde boeren en hebben geen positieve indruk van hun kunnen. Een groot verschil tussen het Brits leger en de Australiërs is natuurlijk dat al de Aussies vrijwilligers zijn. Endat er ook geen doodstraf voorzien is, en dat is zekereen doorn in het oog bij Sir Douglas Haig. De Australiërs zijn niet blij met het feit dat ze onder leiding staan van Britse bevelhebbers. Dit komt in deze begin periode vanaankomst in Frankrijk tot onenigheden tussen de Australiërs enBritten.
De Aussies gaan ten zuiden van de Franse stad Armentières de loopgraven in. In begin April 1916 gaande eerste Australiërs, 6deen 7debrigade, naar het front. Ze komen in de buurt van Armentiers waar ze de linies tegen over het Bois Grenier overnemen van de Britten. Op de gebruikelijke bombardementen na is dit een redelijk rustige sector. In het begin bestaan de werkzaamheden voornamelijk uit het aanleggen van versterkingen en loopgraven. Pas aan het einde van de maand April krijgen de Australiërs hun echte vuurdoop, in de buurt van Armentiers verrichten ze hun de eerste trenchraids. Op 26 April krijgen ze voor het eerst te maken met gas, dit wanneerde Duitsers traangas lossen als voorbereiding voor een raid.
Van die tijd tot begin oktober 1918 vechten ze in bijna mee in alle grote militaire acties van de BEF tegen het Duitse keizerlijke leger.
Op 11 november 1918 wanneer de wapenstilstand wordt afgekondigd, is de AIF voorbereidingen aan het maken voor een nieuwe aanval. Gedurende twee en een half jaar zijn er 295.000 Australische militairen, aan het Westelijk Front, in de gevechten betrokken. Er zijn 179.537 (60 procent) slachtoffers. Meer dan 46.000 van hen zijn in de strijd gedood of zijn later door hun opgelopen verwondingen overleden.
Langs het vroegere Westelijk Front liggen er 28.512 Australiërs op Commonwealth War Cemeteries begraven. Ze hebben allemaal een grafsteen waarop hun naam, eenheid en overlijdensdatum is gegraveerd.
Maar er liggen ook 7.200 mannen begraven die niet geïdentificeerd zijn, op hun grafstenen staan opschriften als: AN AUSTRALIAN SOLDIER OF THE GREAT WAR KOWN UNTO GOD of AN AUSTRALIAN OFFICER OF THE GREAT WAR KOWN UNTO GOD en zo verder . Deze mannen vormen een deel van de vermisten die een onbekend graf hebben. Het andere gedeelte van vermisten bestaat uit 11.078 Australiërs waarvan nooit iets is terug gevonden dat kon begraven worden. Samen zijn dit 18.278 mannen die in een onbekend graf of die nog ergens onder de grond van een vroeger slagveld begraven liggen. Hun namen worden op monumenten vermeld.
In de tijd na de Eerste Wereldoorlog rouwt men in duizenden huizen in heel Australië. Mensen treuren om het verlies van iemand die naar de oorlog vertrok en nooit meer is teruggekeerd. Die generatie lijdt enorme persoonlijke verliezen. De echtgenotes, moeders, vaders, broers, zussen, neven, nichten en vrienden van diegenen waarvan de graven en monumenten duizenden kilometers ver weg liggen, leven dan in een tijd waarin buitenlandse reizen ver buiten het bereik van gewone mensen ligt.
De wereld is ondertussen enorm veranderd de mensen zijn mobieler geworden. Duizenden mensen kunnen nu wel naar Gallipoli gaan, velen komen ook het oude Westelijk Front bekijken. Terwijl ze begraafplaatsen en monumenten bezoeken, leggen ze een kruisje of een klaproos in naam van degenen die nooit de gelegenheid hadden om zelf een bezoek te brengen aan hun familielid of vriend die ze verloren. Bij ieder monument en op elke begraafplaats wijzen de herdachte namen op persoonlijke verhalen en op wat het verdriet dat het dood gaan van elke man zijn verre familie en vrienden aandeed.
Chronologische volgorde van de veldslagen waarin Australiërs strijd leveren. Dit vanaf hun aankomst op het Westelijk Front in april 1916 tot in de laatste gevechten van 1918.
In de maanden maart en juni worden ze getraind voor de oorlog tegen een sterkere vijand dan de turken. Op 20 maart arriveren de eerste Australiërs in Marseille dit is het eerste ANZAC corps onder bevel van Luitenant generaal Bridwood. In de weken nadat de Australiërs aangekomen zijn in Frankrijk worden ze getraind voor de oorlog in de loopgraven en ook voor de gasoorlog of ze voeren er werkzaamheden uit achter het front
13 juli 1916 aanval op het Duitse loopgraafsysteem genaamd The Lozenge ten westen van het plaatsje Le Bridoux. De aanval wordt uitgevoerd door het 6deBataljon van de 1ste AIF Divisie en de raid staat onder leiding van Luitenant Hyde en Laughlin. De groep bestaat uit 50 vrijwilligers gekozen uit de 400 man die zich hebben opgegeven. Het inleidende bombardement begint om 5 uur in de middag en de raid begint om 01 uur in de nacht. De raid Is een redelijk succes. De Australiërs tellen maar een paar doden en gewonden, ze komen redelijk ongeschonden uit de strijd. ze nemen 6 Duitse gevangen mee, de raid kost 10 Duitsers het leven.
Enkele dagen later zal het serieuze werk beginnen.
Fromelles 19 20 juli 1916: de Britten plannen een tweede poging om de salient bij Sugar Loaf te veroveren en vragen de Australiërs om hulp. Van dit plan word afgezien, maar het bericht komt te laat om de Australiërs te doen stoppen met de voorbereidingen voor een tweede aanval. Een aanval met rampzalige gevolgen, de Australische en Britse pogingen om de Sugar Loaf in te nemen mislukken volledig. De strijd schakelde de 5de Australische Divisie vele maanden voor aanvallende actie uit.
Pozières 23 juli 05 augustus 1916: tussen 23 juli en 5 augustus 1916 veroveren de Australische Eerste en Tweede Divisie Pozières en de heuvelrug van Pozières.Gedurende vijf dagen verliest de Eerste Divisie er 5285 man, gedood en gewond. De Tweede Divisie telt 6848 slachtoffers. Dit is het grootste verliesdat er ooit door een Australische divisie tijdens één tocht aan de frontlinie geleden is.
Mouquet Farm 08 augustus 03 september 1916: in minder dan zeven weken verliezen in de gevechten bij Pozières en Mouquet Farm drie Australische divisies 23.000 man. Van hen zijn er 6800 mannendood of sterven aan hun verwondingen. Dit verlies is vergelijkbaar met de slachtoffers die de Australiërs leden tijdens de acht maanden bij Gallipoli in 1915.
Winter van Flers en de Somme oktober 1916 februari 1917: de strijd gaat nu vooral om de inname van bruikbare stellingen tijdens de winter, want het is nu onmogelijk om grote militaire operaties uit te voeren Deze gevechten verlopen in de slechtste omstandigheden die de Australiërs aan het Westelijk Front zullen meemaken, maar het grootste gevecht is de strijd tegen de modder en het afzien in deregen enhet voorkomen van bevriezing.
Royal Australian Navy 1916 - 1918: Schepen van de Royal Australian Navy voegen zich in de Noordzee bij de Britse vloot en nemen deel aan de economische blokkade van Duitsland.
Opmars naar de Hindenburglinie februari april 1917: de Duitsers trekken zich begin 1917 terug in de Hindenburglinie. De nieuwe linie moet rechter en korter zijn waardoor er minder mannen nodig zijn om deze te bemannen.
Eerste Slag om Bullecourt 11 april 1917: de tank is langzamer dan een lopende man, het staal ervan is dun. Het dodelijke vuren van de Duitse artillerie betekent dat er geen enkele tank het prikkeldraad voor de Australische infanterie bereikt.Stafleden van de hogere rangen geloven dat de opmars vooruitgang boekt en niet tegengehouden word. Daarom geeft men de artillerie geen toestemming om te vuren en kunnen de Duitsers moeiteloos tegenaanvallen uitvoeren.
Tweede slag om Bullecourt 03 15 mei 1917: zowel Britse als Franse leiders komen overeen om een gezamenlijke Britse en Australische aanval uit te voeren op de Hindenburglinie en ditweer bij Bullecourtwaar de vorige attaque zo tragisch mislukte. Eén Australische historicus zal de strijd in Bullecourt beschrijven als de nutteloze inname van een dorpje zonder enig tactisch belan. Dit ten koste van meer dan 7.000 Australische slachtoffers.
De Slag om Mesen 07 juni 1917: de Slag om Mesen wordt een welslagen. Deze verwijdert de Duitse salient ten zuiden van Ieper en effent de weg voor het grote offensief dat op 31 juli 1917 zal beginnen. De twee Australische Divisies tellen er wel bijna 6800 slachtoffers.
De Slag om Menin Road 20 september 1917: op 20 september 1917 vallen er bij de Australiërs 5.000 doden en gewonden, maar de pakken en vasthouden tactiek levert zijn bewij. Het laatste doelwit, op 1.500 meter afstand van de startlinie, word bemachtigd. Tegen de middag hebben de Aussies alle doelen ingenomen en bevinden ze zich aan de westkant van Polygon Wood.
De Slag om Polygon Wood 26 september 1917: de grond is droog waardoor de granaatontploffingen een muur van stof en rook veroorzaken Zeven divisies, vijf Britse en twee Australische, rukken achter het scherm van granaten op en nemen de meeste doelen in.
De Slag om Broodseinde 04 oktober 1917: de Australiërs nemen al hun doelwitten in op de heuvelrug. Langs de hele linie is de aanval een succesvol. Voor het eerst sinds mei 1915 vangen de Britse strijdkrachten een glimp op van de lage gebiedendie achter de top van de heuvelrug liggen.
Passendale 09 en 12 oktober 1917: vooral de Nieuw-Zeelandse Divisie herinnert zich deze strijd als een afslachting.Bij de Aussies vallen er op 12 oktober 3.000 slachtoffers bij de Derde Divisi. 1.000 bij de Vierde Divisie en dit terwijl er geen terrein gewonnen wordt.
Winter 1917-1918:de Australiërs bezetten de sector van Mesen.
Dernancourt 28 maart en 05 april 1918: op 28 maart trachten de Duitsers hun opmars voort te zetten. De gevechten verspreiden zich langs het gehele frontgebied gelegen tussen Dernancourt en Albert. Op 5 april 1918 proberen de Duitsers het opnieuw. De Australiërsgaanin de tegenaanval en slagen erin om de Duitsers terug te dringen.
Morlancourt maart - mei 1918: op 27 maart lossen eenheden van de Australische Derde Divisie, in de driehoek tussen de Somme en de Ancre, er uitgeputte Britse infanteristen af. Ze houden in dit gebied de Duitse opmars op effectieve wijze tegen.Verdere gevechten bij Morlancourt tussen 4 en 9 mei leiden tot de inname van de nieuwe Duitse frontlinie.
Villers-Bretonneux april 1918: de Duitsers proberen om Villers-Bretonneux te veroveren en de rand van het plateau te bereiken dat Amiens binnen hun bereik van hun artillerie kan brengen. Villers-Bretonneux wordt op 25 april 1918 van vijandelijke troepen gezuiverd, dit op de derde verjaardag van de landing van de Anzacs bij Gallipoli. De Australische troepen brengen er in Villers-Bretonneux (Frankrijk) het Duitse lenteoffensief tot stilstand.
De Slag om Hamel 04 juli 1918: wanneer het Duitse offensief eind april 1918 in de richting van Amiens eindigt, vragen de Geallieerde legers zich af waar de Duitsers de volgende keer gaan aanvallen. De Australiërs moeten de linie ten oosten van Villers-Bretonneux bewaken. Vandaar blijven ze de Duitsers tussen april en juli 1918 bestoken met een tactiek die vriendelijke inname word genoemd. Alle Australische divisies vechten voortaan onder een eigen Australisch bevel van Sir John Monash. De slag is een voorbeeld van schitterend tijdschema en tactiek.
De Slag om Amiens 08 augustus 1918: de Canadese en Franse aanvallenverlopen goed, net als die van de Australiërs. 25 kilometers van het Duitse front ten zuiden van de Somme worden weggevaagd in een overwinning die alle voorgaande successen van het Britse leger aan het Westelijk Front verreweg overtreft.
Mont St Quentin Péronne 31 augustus 02 september 1918: de militairen zijn uitgeput ze hebben dagenlang gemarcheerd en zware gevechten gestreden tegen een vijand die nog lang niet verslagen is. Monash gaat nu nog meer van hen verlangen door Mont St Quentin en Péronne in te nemen. Op deze drie dagen delen de Australiërs - met een verlies van 3.000 slachtoffers - een geweldige klap uit aan vijf Duitse divisies en brengen een algemene Duitse terugtocht teweeg.
Voorpost van de Hindenburglinie: Bellenglise St Quentinkanaal 18 september 1918: op 18 september 1918 nemen de Australiërs 4300 krijgsgevangenen en veroveren 76 kanonnen, maar dit wel ten koste van 1260 slachtoffers. Ze tonen aan hoe zwak de verdediging van de Hindenburglinie is. Het lijkt nu of het eindelijk mogelijk zal zijnom de oorlog nog voor de winter van 1918-19 tot een einde te brengen.
Hindenburglinie en Montbrehain 27 september 05 oktober 1918: gedurende de laatste Australische infanteriegevechten aan het Westelijk Front vechten de troepen hevig om de Hindenburglinie te doorbreken en om Montbrehain te veroveren, dit ondanks hun uitputting en onderbemanning 29 september: bestorming van de Hindenburglinie.
11 november: einde van de Eerste Wereldoorlog
Bezetting van Duitsland: de Aussies nemen geen deel aan de bezetting van Duitsland (op één squadron van het Australian Flying Corps en een Casualty Clearing Station na.)In afwachting van hun repatriëring verblijven de Australische troepen nog maandenlang in de omgeving van Charleroi, waar goede vriendschapsbanden met de lokale bevolking ontstaan. De laatste ANZACs verlaten België in mei 1919.
Majoor Winters overleed al op 2 januari 2011. Maar de familie gaf er, mede op verzoek van Winters zelf, geen ruchtbaarheid aan. "Het tekent de bescheidenheid van Dick Winters", zegt kolonel b.d. Cole C. Kingseed, die in 2006 Winters' memoires publiceerde. Winters is zaterdag in besloten kring begraven in zijn woonplaats Hershey in Pennsylvania. Richard (Dick) Winterswerd geboren te Lancaster (Pennsylvania) op 21 januari 1918 en hij stierf op 2 januari in het nabijgelegen Palmyra. De veteraan werd 92 jaar en laat een vrouw en twee kinderen achter. Hij was een voormalig Amerikaans militair. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was hij officier bij Easy Company van het 506th Parachute Infantry Regiment, 101st Airborne, beschreven in het boek Band of Brothers en de televisieserie Band of Brothers. Winters groeide op in de regio van zijn geboorteplaats. Hij genoot een opleiding aan het Franklin and Marshall College en slaagde daarvoor in 1941.Tweede wereldoorlog. Nadat hij zijn 3 maand durende opleiding tot officier in Fort Benning had voltooid kwam Winters als tweede luitenant terecht bij Easy Company in Camp Toccoa in de staat Georgia. In eerste instantie had Winters kapitein Herbert Sobel als directe superieur boven zich, maar deze werd kort voor D-Day vervangen door eerste luitenant Thomas Meehan. Toen Meehan op D-Day omkwam bij de crash van de C-47 waarin hij zat, kreeg Winters het bevel over Easy Company. Op D-Day leidde Winters de acties in Manoir de Brécourt, waarbij een batterij Duitse 105mm kanonnen die gericht waren op Utah Beach onschadelijk werden gemaakt. Sink droeg Winters hiervoor de hoogste Amerikaanse onderscheiding, de Medal of Honor. De Medal of Honor werd voor de campagne in Normandië slechts uitgereikt aan één man per divisie. In de divisie van Winters ging deze eer naar luitenant-kolonel Robert G. Cole, die een bajonetaanval leidde. Richard Winters kreeg wel een Distinguished Service Cross toegekend, dat is de op een na hoogste onderscheiding in het Amerikaanse leger. Later vocht hij mee tijdens Operatie Market Garden in Nederland en in de Slag om de Ardennen. Voor de Operatie Market Garden werd Winters bevorderd tot kapitein. Een van de meest memorabele acties van Winters in Nederland was de succesvolle aanval met ongeveer twintig paratroepers op twee Duitse Volksgrenadiers-compagnieën (circa 175 soldaten) in het gebied van de grote rivieren ("The Island"). Door zijn inspanningen in de Slag om de Ardennen waarin hij en zijn bataljon vochten in de pocket van Bastenaken bij Noville en Foy, werd Winters gepromoveerd tot majoor. Winters werd uiteindelijk bataljonscommandant en kwam eind 1946 terug naar de VS. Na afloop van de oorlog werkte Winters enige tijd voor het familiebedrijf van zijn goede oorlogsvriend Lewis Nixon. In aanloop tot de Korea-Oorlog werd Winters opgeroepen om als ervaren officier een rol in die oorlog te gaan betekenen voor de VS. Maar voordat hij uitgezonden werd kreeg hij de kans om deze rol op te geven, Winters had genoeg van oorlog. Hij was tot 1997 gastdocent op de militaire academie van West Point. Als research voor het boek Band of Brothers bezocht hij o.a. Nederland, waaronder de Hoeve 'Schoonderlogt' in de Betuwe waar een bekende foto van hem gemaakt is tijdens de actie in de Betuwe (najaar 1944). ,.
Uiteindelijk trok Richard Winters zich terug op zijn boerderij in de staat Pennsylvania. Begin 2006 verscheen er een memo van de familie van Dick Winters dat hij "zich terugtrok uit het publieke leven" en geen brieven meer beantwoordt of op verzoek boeken signeert. Hij is nu voorgoed met pensioen. Zijn gezondheid is achteruit gegaan en tijdens het afronden van zijn autobiografie werden de geruchten over zijn slechte gezondheid steeds sterker. Dick Winters werd in 2007 het ereburgerschap van Eindhoven verleend. Op 28 februari 2007 ontving Dick Winters uit handen van de burgemeester van Eindhoven, Alexander Sakkers, het ereteken van de stad Eindhoven en het daarbij behorende certificaat. Daarvoor reisde de toenmalige burgemeester A. Sakkers naar Hershey.
Winters en Easy Company waren een belangrijke inspiratiebron voor het boek 'Band of Brothers' en de gelijknamige televisieserie. De Amerikaanse historicus Stephen Ambrose publiceerde in 1992 een boek over Winters en de soldaten van Easy Company. 'Band of Brothers' werd later door Steven Spielberg en Tom Hanks verwerkt tot een succesvolle televisieserie. De Engelse acteur Damian Lewis vertolkte daarin de rol van Winters, maar de veteraan was ook zelf te zien in enkele interviewfragmenten. In 2006 publiceerde Majoor Winters zelf zijn memoires: 'Beyond Band of Brothers'.
Easy Company, 2nd Battalion, 506th Parachute Infantry Regiment.Easy Company werd in 1942 opgericht en werd tijdens de landing in Normandië voor het eerst ingezet. Haar eerste echte gevechtshandeling voerde ze uit in de vroege morgen van D-Day. Er moest een Duitse batterij, met vier 105mm kannonen die op UTAH Beach waren gericht, onschadelijk worden gemaakt. Hierna leidde de compagnie de aanval op Carentan, nam deel aan Operatie Market Garden, hield stand tijdens de slag om Bastenaken, leidde het tegenoffensief tijdens de slag om de Ardennen, vocht mee in de Rijnlandcampagne en nam Hitlers Kehlsteinhaus in.
Major Richard "Dick" D. Winters (January 21, 1918 - January 2, 2011° was a United States Armyofficer and decorated war veteran. He commanded Company "E", 2nd Battalion, 506th Parachute Infantry Regiment, 101st Airborne Division, during World War II.Winters parachuted into Normandy in the early hours of D-Day, and fought across France, Belgium, the Netherlands, and eventually into Germany. Later in the war, Winters rose to command the 2nd Battalion. Following the end of hostilities Winters was discharged from the army and returned to civilian life, working in New Jersey.In 1951, during the Korean War, Winters was recalled to the Army from the inactive list and briefly served as a regimental planning and training officer on staff at Fort Dix, New Jersey. Although issued orders for deployment, he was not sent to Korea. After his discharge he worked at a few different jobs before founding his own company and selling farming products. Winters was featured in a number of books and was portrayed in the 2001 HBO mini-series Band of Brothers by Damian Lewis. He was a regular guest lecturer at the United States Military Academy at West Point. He retired in 1997.
Een aanval op de Lage Landen - Nederland, België en Luxemburg - is de volgende belangrijke stap is in het plan van Hitler om de controle over Europa te consolideren onder Duits bewind.Op 10 mei 1940 rolt de Wehrmacht over de Nederlandse, Luxemburgse en Belgischegrens in de inmiddels bekende Blitzkrieg stijl.Duitse parachutisten nemenstrategische punten in beslag, duikbommenwerpers vernietigen de tegenstandersen de infanterie volgt de Panzers.
Vrijdag 10 mei, de inval
Om 00u10 wordt de staf van de divisies telefonisch door het 1ste Legerkorps gealarmeerd. Tussen 00u40 en 01u30 worden de eenheden in hun kantonnementen verwittigd. Tegen 03u00 zijn de gevechtsstellingen bezet. Dit verloopt echter niet overal even vlot. Bij het innemen van hun posities langsheen het Albertkanaal ondervindt het 2deGrenadiers een aantal moeilijkheden.
Het zijn voorallogistieke problemen. De paarden die ze nodig hebben voor de munitiewagens te trekken, moeten 's nachts verzameld worden, aangezien die in overeenstemming met de voorschriften, door de landbouwers zijn gebruikt.
Vermits nog op 9 mei de beslissing is genomen om de extraverloven weer toe te laten ener manoeuvres zijn aangekondigd, nemen maar weinigen het alarm ernstig op. Sommige steunpunten worden zelfs helemaal niet bemand.
Ondertussen wachtten de ministers Pierlot, Spaak, Janson en Denis in spanning de gebeurtenissen af in het kabinet van Buitenlandse Zaken, in gezelschap van de secretaris van de koning en van de auditeur-generaal.
Vanaf ongeveer 04u00 's morgens komen de eerste berichten binnen over luchtaanvallen, en spoedig bestaat er geen twijfel meer over dat Duitsland een grootscheepse aanval heeft ingezet tegen België, Nederland en Luxemburg. Dat wordt trouwens bevestigd tijdens een onderhoud dat Spaak, in de vroege morgen, heeft met de Duitse ambassadeur von Bülow-Schwante.
Nu de neutraliteit is geschonden doet België onmiddellijk een beroep op de hulp van de Britten en de Fransen. Omstreeks 07u gaan de slagbomen aan de grensposten omhoog en treed het Dijleplan in werking. Franse en Britse Troepen rukken op naar Nederland, naar de Dijlestelling en ook in de richting van de Belgische Maas. Voor meer informatie kunt u terecht op mijn Blog: http://blog.seniorennet.be/tfront1940/
Op 4 augustus 1914 breekt de Eerste Wereldoorlog en tegen het einde van datzelfde jaar is de oorlog vastgelopen in een onbeweeglijke loopgravenoorlog. In 1915 worden vele pogingen ondernomen om een beslissende doorbraak te forceren. Deze inspanningenmislukken echter allemaal en ze leveren alleen maar afschuwelijke verliescijfers op. Beide partijen zijn ervan overtuigd dat het jaar 1916 hun de beslissende overwinning zal opleveren. Duitsland denkt deze te bereiken bij Verdun. De geallieerden willen deze overwinning realiseren met een gezamenlijke Frans-Britse actie aan de Somme!
Verdun is het symbool geworden van de verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog, van de zinloze slachtpartijen, de eindeloze opoffering van mensenlevens in de strijd om een paar vierkante kilometer grond. Verdun is het symbool van de totale vernietiging!
Het verhaal over de Slag bij Verdun gaat over verschrikkingen en zinloosheid van de loopgravenoorlog, de vleesmolen van Verdun die ontaardt in een 'Materialschlacht' waarin de mens tot moes wordt vermalen door de Koningin van het slagveld, de artillerie. We kunnen ons nauwelijks iets voorstellen bij de gruwelen van het slagveld van de Hel van Verdun , het strijdtoneel waar mannen rondkruipen in een wereld zonder enig houvast . En indien ze overleven, hoe kunnen ze blijven geloven in het leven wanneer ze de verschrikkingen ervan onder ogen hebben gezien? Hoe kan deze bestialiteit ooit nog samengaan met het normale leven, met schoonheid, liefde en levenslust?
D/2010/Wim Degrande, uitgever, ISBN:978-90-9025521-7. Het boek telt 328 paginas. Prijs 25,00 + port Te
verkrijgen bij de uitgever op het vermeld mailadres en enkele musea. Beperkte oplage.
Dit boek brengt ons de strijd in de Argonne tijdens de Eerste Wereldoorlog. Het is geen vervolg van Verstild en
Vergeten noch een reisgids. Feldgrau in de Argonne schetst de strijd op het terrein van de Argonne van de eerste moeilijke oorlogsmaanden in1914 over het jaar 1915 tot en met de jaren van de stellingenoorlog 1916-1918. Er werd uitsluitend geput uit Duits bronnenmateriaal. Het verloop en de ontwikkeling van deze gevechten werden daarmee enkel bekeken vanuit Duitsezijde. Naast dit overzicht werden nog vijf specifieke hoofdstukken toegevoegd met Argonne themas zoals de mijnenoorlog, deArgonnebahn (smalspoor) of de (verdwenen) Duitse begraafplaatsen en monumenten. Dit is het eerste Nederlandstalig werk dat de ongekende strijd in de Argonne integraal naar voor brengt.
De eerste uren van de bevrijding van Vichte in oktober 1918; door Jef Bogaert
De eerste uren van de bevrijdingvan Vichte in oktober 1918; door Jef Bogaert. Na vier jaar gevechten in modderige loopgraven slaagden de Geallieerden op 28 september 1918 erin een doorbraak te forceren en door te stoten in oostelijke richting. Na een oponthoud van ongeveer tien dagen aan de Flandren I Stellung(1) werd het Geallieerde eindoffensief verder gezet. Twee dagen later werden de Leieboorden bereikt. Samen met de vaart Bossuit-Kortrijk vormde deze natuurlijke hindernis de Hermann-Lys Stellung, een eerder zwak uitgebouwde verdedigingslijn. Lees dit zeer interessante artikel, geschreven door Jef Bogaert op:http://www.vichte.be/index.php/ons-dorp/geschiedenis/100-de-eerste-uren-van-de-bevrijding-te-vichte
Britse oorlogsbegraafplaats Harlebeke New British Cemetry.
Britse oorlogsbegraafplaats Harlebeke New British Cemetry.
Harelbeke werd in de nacht van 19 op 20 oktober 1918 bevrijd door de '9th (Scottish) Division'.
Harlebeke New British Cemetery is een verzamelbegraafplaats van na de Wapenstilstand, die ontstaan is door de concentratie van graven uit de omliggende slagvelden van het Geallieerde Bevrijdingsoffensief van 1918 en door de concentratie in 1924-1925 van graven die op Duitse of gemeentelijke begraafplaatsen begraven lagen. Toen in 1920 de eerste gesneuvelden aan de Deerlijksesteenweg werden herbegraven had men enkel de bedoeling om de veldgraven uit de omliggende gemeenten te concentreren. Voornamelijk Ieren van de 36th (Ulster) Division die na 16 oktober 1918 sneuvelden zijn in deze periode naar Harelbeke overgebracht. De begraafplaats is een ontwerp van architect W.H. Cowlishaw (18701957), die over de 200 begraafplaatsen ontwierp. Het duurde vier jaar vooraleer de Britten officieel een stuk Harelbeekse grond kregen om er hun doden te herbegraven.
In 1924 kwamen er graven uit meer dan veertig Duitse begraafplaatsen uit de Ieperboog de dodenakker aanvullen. Hierdoor werd de Britse oorlogsbegraafplaats in Harelbeke een verzamelbegraafplaats met een mix aan oorlogsslachtoffers van diverse regimenten die gestorven zijn op verschillende tijdstippen en plaatsen
De graven van het Bevrijdingsoffensief kwamen terecht in de perken I tot X. De graven van de latere concentraties kwamen terecht op de perken I en II en op de perken XI tot XIX. Hiertoe behoren vele doden die in oktober 1914 omgekomen zijn.
In mei 1950 werden de 33 graven die naast de kerk van Harelbeke begraven lagen, naar de 'New British Cemetery' overgebracht. Er liggen eveneens 10 doden uit het Verenigd Koninkrijk, die in mei 1940 omgekomen zijn tijdens de terugtrekking naar Duinkerke.
Er liggen nu, volgens het meest recente register, 895 geïdentificeerde en 179 ongeïdentificeerde doden uit het Verenigd Koninkrijk begraven, naast zeven Australiërs (waarvan één ongeïdentificeerd), 29 Canadezen (waarvan één ongeïdentificeerd), twee doden uit India en vier doden uit Zuid-Afrika. Samen met de tien Britse doden uit de Tweede Wereldoorlog maakt dit een totaal van 1.126 doden, die hier begraven zijn of herdacht worden.
Eén dode uit het Verenigd Koninkrijk, waarvan aangenomen wordt dat hij zich onder de niet-geïdentificeerde doden bevindt, wordt herdacht met een zgn. 'special memorial'. 19 andere doden, wiens graf verloren ging op hun oorspronkelijke begraafplaatsen, worden eveneens herdacht met een 'special memorial' en met twee 'duhallow blocks'. Ze lagen oorspronkelijk begraven op de gemeentelijke begraafplaatsen van Geluwe en Neuville, op de Duitse begraafplaatsen van 'Granate Farm' (Zillebeke), Hollesbosch (Beselare), Klephoek (Dadizele) en bij de kerk van Moorslede, resp. op de Duitse begraafplaatsen van Geluwe, Koelenberg (Geluwe) en Kasteelhoek (Hollebeke)..
De Begraafplaats met een grondplan in de vorm van een langgerekte trapezium en een oppervlakte van 4.468 vierkante meter is omgeven door een muur uit grijsbruine natuursteen, afgewerkt met witte natuursteen. Kronkelende voormuur, waarin gebogen witte natuurstenen landplaten verwerkt zijn. Open toegang met witte paaltjes en geplaveid met grijsbruine en witte natuursteen.
Bij de toegang is het opschrift "HARLEBEKE NEW BRITISH CEMETERY MCMXVIII", het registerkastje en iets verder de metalen informatieplaat op een lage, schuine tafel terug te vinden. De begraafplaats wordt in tweeën gedeeld door een middenas met het 'Cross of Sacrifice' (type A) vooraan en achteraan de 'Stone of Remembrance' op een verhoog van treden. Ook de twee achterste perken zijn op een hoger niveau aangelegd. Achter de 'Stone of Remembrance' staat een hoge, gebogen muur uit grijsbruine natuursteen, afgewerkt met witte natuursteen, met gebogen zitbank en links en rechts telkens uitmondend in een gebouwtje met rondbogige nis en zitbank. In de noordoostelijke hoek staat een dienstgebouw. De grafstenen in witte Portlandsteen moesten in het voormalig open landschap van ver opgemerkt worden. Bij elk grafzerk wordt door militaire en religieuze symbolen de identiteit van de gesneuvelde verduidelijkt. Architect Wiliam Harrison Cowlishaw kreeg de opdracht om de graven te ordenen en het geheel een aantrekkelijk uitzicht te geven. Elk graf kreeg zoals gezegd een witte Portlandsteen waarop de militaire rang, de naam, de regimentsnaam, het regimentsembleem en de datum van overlijden met de hand werd gebeiteld. Families die dat wilden konden een grafschrift laten aanbrengen op de grafsteen. Hiervoor diende per letter te worden betaald.
De graven zijn verdeeld over 19 perken, met de perken I tot X op het achterste (meest noordelijke) deel van de begraafplaats en de perken XI tot XIX op het voorste gedeelte.
De begraafplaats telt 181 graven waarop Known tot God staat gebeiteld. De identiteit van de soldaat ontbreekt. Links en rechts van de ingang staat een Duhallow Block met daarachter respectievelijk 9 en 12 grafstenen 'special memorials' die tegen de kerkhofmuur staan. Onder deze grafstenen ligt niemand begraven. Tijdens ontgravingen in 1924 werden de stoffelijke resten van deze soldaten niet meer teruggevonden. Gezien deze gesneuvelden niet als vermist werden geordend staan hun namen niet op de Menenpoort, maar worden ze herdacht op een grafsteen op naam. De ene 'duhallow block' staat er voor zeven graven die verloren gegaan zijn op de gemeentelijke begraafplaatsen van 'Gheluwe' en 'Neuville' en op de Duitse begraafplaatsen van 'Granate Farm', 'Hollesbosch', 'Klephoek' en bij de kerk van Moorslede. Op de andere 'duhallow block' worden twaalf verloren graven van op de Duitse begraafplaatsen van 'Gheluwe', 'Kolenberg Forest' en 'Kastelhoek' herdacht. Eén ander 'special memorial' bij perk IV herdenkt een dode, waarvan aangenomen wordt dat hij onder een naamloze grafsteen ligt.
De begraafplaats wordt getooid met bloemperken, siergrassen, struiken en haagbeuken. Het 'Cross of Sacrifice' wordt geflankeerd door twee coniferen.
Op dit dodenakker ligt onder meer William Thomas Leggett begraven, die behoorde tot het '1st Life Guards'. William Thomas Leggett was een jonge Australiër die zijn carrière als communicatiespecialist verder wilde uitbouwen. Hij reisde hiervoor naar Zuid-Afrika, Amerika en Groot-Brittannië. Tijdens zijn verblijf op het Britse eiland liet hij zich in januari 1912 inlijven bij de King's Life Guards. Toen twee jaar later de oorlog uitbrak werd hij als cavalerist bij het 1st Life Guards naar België gestuurd. Op 14 oktober werden tussen Menen en Ieper Duitse patrouilles gesignaleerd. Legett en enkele van zijn kompanen werden er op afgestuurd. Tijdens een achtervolging werd de korporaal van zijn paard geschoten. Hij stierf onmiddellijk. Deze 23-jarige Corporal of Horse was de eerste Australiër die in de Ieperboog het leven liet en dit enkele dagen vóór het losbreken van de eigenlijke Eerste Slag bij Ieper.. Hij is ook de eertsgestorvene die op Harelbeke New British Cemetery begraven ligt. Hij werd aanvankelijk in Geluwe begraven en werd na de oorlog naar Harlebeke New British Cemetery overgebracht. In Geluwe herinneren een gedenksteen en een kunstwerk ons aan hem.
Harlebeke village was taken on the night of 19-20 October 1918 by the 9th (Scottish) Division. Harlebeke New British Cemetery was made after the Armistice when graves were brought in from the surrounding battlefields of 1918 and, in 1924-25, from German cemeteries or plots in Belgium. The earlier concentrations are in Plots I and X, and the later in Plots I, II and XI to XIX. In the latter group are many graves of October 1914. In May 1940, The British Expeditionary Force was involved in the later stages of the defence of Belgium following the German invasion, and suffered many casualties in covering the withdrawal to Dunkirk. Commonwealth forces did not return until September 1944. The cemetery now contains 1,116 Commonwealth burials and commemorations of the First World War. 181 of the burials are unidentified and a special memorial is erected to one casualty who is believed to be buried among them. Other special memorials record the names of 19 casualties buried by the Germans in other burial grounds whose graves could not be found on concentration. There are also ten burials of the Second World War in the cemetery. The cemetery was designed by W H Cowlishaw.
Bronnen: Vanwalleghem A. & Creyf S. 2009: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Harelbeke, Deel I: Stad Harelbeke, Deel II: Deelgemeenten Bavikhove en Hulste, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL42, (onuitgegeven werkdocumenten).
Remembring Private Rufus Rigney 48BN Australian Infantry
REMEMBERing Private Rufus Rigney 48BN Australian InfantryNgarrindjeri aboriginal(°1898 - +1917) Op zondag 5 december 2010 Australische kwamen jongeren van het Connecting Spirits project naar het Harlebeke New British Cemetery in de Deerlijksesteenweg in Harelbeke. Daar brachten ze hulde aan aboriginalsoldaat Rufus Rigney. Onder de jongeren bevonden zich twee familieleden van Rufus namelijk Hayley Shaw en Katie Reid.De Australische groep bestonduit 27 leerkrachten en studenten ( waaronder twee familieleden van Rufus Rigney) van de Birdwood High School en de Meningie Area School uit South Australia, Australië. Rufus Rigney heeft een gekend grafmaar zijn broer Cyril Rigneydie op het slagveld van Mesen vermist bleef staat op de Menenpoort vermeld.Rufus Gordon Rigney was afkomstig van Point Mc Leay in Zuid-Australië. Op 21 september 1916 vertrok hij uit de haven van Adelaide naar Groot-Brittannië. Na een opleiding in het trainingskamp te Hurdcott in North-Devon werd hij naar het oorlogsfront in Frankrijk gestuurd. Tijden de derde Slag om Ieper (1917) raakte hij zwaar gewond. Duitse brancardiers hadden de halfdode soldaat opgemerkt en brachten hem samen met Duitse gekwetsten naar Feldlazarett nr. 112 in Izegem. Op 16 oktober 1917 overleed hij aan zijn verwondingen. In 1924 kreeg deze Aussie een nieuw graf in Harelbeke. Rufus Gordon Rigney was een van de weinige Australische Aboriginals die de oorlog meemaakten. Bij de Ngarrindjeri-bevolking in Australië wordt zijn naam nog altijd in eer gehouden. Hij groeide uit tot een bekende figuur in Australië. De Connecting Spirits groep kon opnieuw rekenen op de aanwezigheid en steun van het Stadsbestuurvan Harelbeke en een delegatie van de Australische Ambassade. De plechtiheid vond plaats om 10 uur 30 en was tevens een hulde aan de andere Ngarrindjeri die tijdens de Eerste Wereldoorlog sneuvelden en op het slagveld vermist bleven.Tijdens de plechtigheid werden klaprozen en Ngarrindjeri pelikaanveer-bloemen geplaatst en weden er rituele Ngarrindjeri voorwerpen bij het graf Rufus Rigney van gelegd, dit terwijl een Lament‟ speelde, die uitgevoerd werd met een doedelzak en Aboriginal clap sticks (cd).
Andere Australische Ngarrindjeri aboriginal die werden herdacht:
Private Francis Alban Varcoe 27BN Australian Infantry (°16.10.1895 +05.05.1917 Bullecourt - Frankrijk)
Private Arthur Thomas Walker 10BN Australian Infantry (°1883 +16.08.1916 Pozières - Frankrijk)
Alle Ngarrindjeri die tijdens de Eerste Wereldoorlog streden op het westelijke front
Alfred Cameron Jnr (°1890 +1949)
Roland Wenzel Carter (°1892 +1960)
Walter Gollan (°1898 +1950)
George Karpany (°1892 +1964)
William Karpany (°1896 +1973)
Miller Mack (°1894 +1919)
Hurtle Charles Ervan Muckray (°1893 +1967)
Andrew James Enoch Rankine (°1898 +1963)
Ridgeway William Rankine (°1896 +1962)
Gordon Wilfred Rigney (°1888 +1953)
Everett Luke Sumner (°1896 +1966)
Wiltshire Sumner (°1894 +1971)
Hubert Frank Tripp (°1891 +1961)
Clifford Tony Wilson (°1890 +1955)
Eustace Garnet Wilson (°1897 +1962)
Lush Wilson (°1896 +1944)
Proctor Martin Wilson (°1888 +1961)
Er bestaan geen precieze cijfers over hoeveel Australische Aboriginals er meevochten tijdens de Eerste Wereldoorlog. Vast staat wel dat Aboriginals tijdens die oorlog in principe niet toegelaten werden tot de strijdende eenheden van het Australische leger. Toch wensten velen toe te treden tot de Australian Imperial Forces, vaak met de hoop dat hen dit na de oorlog gelijke rechten zou geven als blanke Australiërs.Er wordt aangenomen dat er slechts tussen de vier- en vijfhonderd Aboriginals in slaagden om bij het leger te geraken (er namen meer dan 400.000 Australiërs dienst.) Vandaar ook dat er op een totaal van meer dan 61.000 Australische gesneuvelden in de Eerste Wereldoorlog amper een 60-tal Aboriginals zijn.Deze herdenking was een vervolg op de plechtigheid van 4 december 2004, toen Julie Reece met een groep van de Mount Barker High School naar Harelbeke kwam. Toenmalig studente Donna Handke bracht bij die gelegenheid hulde aan Ngarrindjeri Rufus Rigney. Bij het graf werd toen zand uitgestrooid uit het woongebied van de Ngarrindjeri en er werd aarde van bij het graf meegenomen. Die Harelbeekse aarde werd op 23 april 2005 uitgestrooid in het woongebied van de Ngarrindjeri. (Om de in- en uitvoeren van aarde mogelijk te maken werd toen de Australische wetgeving aan-gepast.) Uit deze bijzondere plechtigheden groeide de gedachte om de jongeren van het Ngarrindjeri volk naar hier te brengen zodat zij zelf de plaatsen zouden zien waar hun voorouders gestreden en geleden hadden en om hen de mogelijkheid te bieden om op hun eigen wijze hulde te brengen aan de gesneuvelden. "Connecting Spirits" werd een uniek en ambitieus project waarbij vooral het financiële aspect een bijzon-der zware uitdaging betekende. Dank zij de samenwerking tussen verschillende scholen en heel wat sponsoring slaagden Julie Reece en Donna Handke er toch in om alle aboriginal jongeren die er voor in aanmerking kwamen, de reis te laten ma-ken. Mede daardoor werden de herdenking van 2006, 2008 (en ook die van 2010) een heel bijzonder gebeuren. Opnieuw krijgen enkele aboriginaljongeren de tocht naar de slagvelden van het westelijke front in Frankrijk en België. (Als gevolg van mogelijk terreurdreiging verbiedt de regering van South Australia spijtig genoeg het onderdeel van de reis naar de slagvelden van Gallipoli in Turkije.)Het logo van Connecting Spirits werd in 2006 ontworpen door Ngarrindjeri jongere Rita Lindsay : De pelikaan is het symbool voor de Coorong rivier, de meren en de zee. De vogel is ook een totem (Ngatji) van het Ngarrindjerivolk. De blauwe strepen stellen heet water, de gele bogen de zon, Gever van alle Leven. De kring van cirkels staat voor het verbinden van de gemeenschappen en studenten met de soldaten van de Eerste Wereldoorlog. De cirkels staan tevens voor het samenkomen van mensen met verschillende achtergronden en woonplaatsen (Europa Australië) voor een ge-meenschappelijk streven. Het witte centrum van elke cirkel staat symbool voor de spirituele link tussen verleden en heden. Bron: Johan en Hilde Durnez-Vanhaverbeke en het boek Van den anderen oorlog. Harelbeke, Bavikhove en Hulste 1914-1918' van Fhilip Vannieuwenhuyse
De replica van het vliegtuig waarmee Guynemer zijn eerste overwinning behaalde
De replica van het vliegtuig waarmee Guynemer zijn eerste overwinning behaalde. Deze replica van een Morane-Saulnier vliegtuig (schaal 1/1)werd vorig jaar gebouwd rond een originele vliegtuigmotor uit de Eerste Wereldoorlog door leerkrachten en leerlingen van het Vrij Technisch Instituut van leper. Het is op een dergelijk toestel dat Guynemer samen met zijn dappere mecanicien en boordschutter Charles Guerder zijn eerste officiële overwinning behaalde.Dit vliegtuig heeft dankzij het gemeentebestuur en het Guynemercomité een mooie plaats gekregen dicht bij het Guynemermonument, in de zaal gelegen achter herberg 'Den Ouden Hert' tegenover de kerk van Poelkapelle Momenteel is de ruimte met de vlieger ook voorzien van de nodige informatie over de luchtmacht tijdens de grote oorlog door het Guynemercomité met hulp van o.a. het V.T.I., de Franse organisatie van oudstrijders (l'O.N.A.C), het Frans archief van de luchtmacht (S.H.A.A.), het Guynemercomité uit Frankrijk en uiteraard het gemeentebestuur van Langemark -Poelkapelle.INFO:Gemeentebestuur Langemark-Poelkapelle - Kasteelstraat 1 - 8920 Langemark-Poelkapelle tel 057/49.09.10 - ¡nfo@langemark-poelkapelle.be
Wie of wat is "The Western Front Association - België, v.z.w."?
Wij trachten geïnteresseerden in de Eerste Wereldoorlog en in het bijzonder het Westelijk Front te verenigen, los van elke politieke of ideologische overtuiging. Onze vereniging vindt zijn wortels in de Britse organisatie "The Western Front Association". De Belgische afdeling werd gesticht in 1989 en staat als v.z.w. volledig onafhankelijk van de Britse moederorganisatie. De WFA-België speelt vooral in op de specifieke noden en interesses van het Belgische publiek. De voorbije jaren is zij dan ook uitgegroeid tot een bloeiende vereniging met meer dan 500 leden.
Tijdschrift Shrapnel
WFA-België geeft driemaandelijks het tijdschrift "Shrapnel" uit, telkens meer dan 50 bladzijden met bijdragen over diverse onderwerpen die in verband staan met de Eerste Wereldoorlog. De meeste bijdragen worden geleverd door de eigen leden.
Activiteiten
Elk jaar organiseert "The Western Front Association - België, v.z.w." een zevental activiteiten. Dit zijn vaak uitstappen "te velde" in België of Frankrijk. Hierbij valt zeker de fronttoer te vermelden, een meerdaagse verkenning van een bepaalde regio van het Westelijk Front. Er vinden natuurlijk eveneens lezingen plaats over onderwerpen die betrekking hebben op de Eerste Wereldoorlog
Indien u belangstelling heeft voor de geschiedenis van de Eerste Wereldoorlog, dan moet u beslist overwegen om lid te worden van "The Western Front Association - België, v.z.w.".
In België is het dragen van de poppy meer en meer populair geworden, doe mee aan deze traditie.
De Britse, Canadese en Amerikaanse militairen, die in 1914 in Vlaanderen toekwamen, waren overweldigd door de pracht van de klaprozen in de Vlaamse velden. Flanders Fields werden een begrip en de klaprozen werden meteen een symbool voor de herdenking aan de gesneuvelden.
De traditie van het dragen van de klaproos op de kledij, werd als eerste gestart door de Amerikaanse lerares Moina Bell Michael, in 1920. Zij verkocht als eerste de zijden poppies, om geld in te zamelen voor haar vereninging van oudgediende militairen.
Wegens het overweldigend succes werd de klaproos het grote en enige symbool voor alle Amerikanen en Britten. Het jaar nadien, in 1921, sprak men al van de eerste Poppy Day.
Er is een verschil in de periode wanneer de klaproos wordt gedragen. In Canada vanaf de laatste vrijdag van oktober, tot en met 11 november.
In de Verenigde Staten en Groot-Brittannië, zal men er elk jaar mee starten wanneer de BBC-presentatoren ze beginnen te dragen, dit werd voor het jaar 2009 vastgelegd op 24 oktober, om 6 uur s morgens, tot en met 11 november. Let nu goed op de uitzendingen van de BBC ,want ook dit jaar zullen hun presentatoren als eersten de poppy dragen.
De plaats op de vest (kraag),waar de poppy wordt gedragen, is eender. Toch zal men bijvoorbeeld in Groot-Brittannië de poppy aan de linkerkant op de vest dragen, de voorziene plaats voor deonderscheidingen.
Wat is de rol van de klaprozen (poppies)? Klaprozen bloeien als andere planten in de buurt dood zijn. Klaprozenzaden kunnen jarenlang op de grond liggen en pas beginnen te groeien als de nabije planten en struiken weg zijn, bijvoorbeeld als de grond werd omgewoeld en vervuild. De meeste klaprozen zijn altijd waar te nemen op plekken waar slooppuin in de grond ligt.
Natuurlijk was de grond rond de loopgraven in de Eerste Wereldoorlog grondig 'omgespit' en besmet door de gevechten en bombardementen. McCrae moet dan ook honderden klaprozen hebben zien bloeien toen hij in 1915 het gedicht schreef.
Maar de klaproos heeft nog een andere betekenis in In Flanders fields. Sommige klaprozen, die gerekend worden tot de papavers, worden gebruikt om opium en morfine van te maken; morfine is een sterk verdovend middel dat vaak werd gebruikt om de pijn van gewonde soldaten te stillen - soms voor eeuwig. De laatste verzen We shall not sleep, though poppies grow / In Flanders fields duiden op de verdovende werking van morfine.
A Tribute to "Piper" Bill Millin 14 juli 1922 - 17 augustus 2010
In vroegere tijden liepen er tijdens veldslagen in Schotland en Ierland altijd doedelzakspelersrond. Het doel van die pipers was om de spirit en de moed van de manschappen op te vijzelen.
Tegen de Tweede Wereldoorlog was dat gebruik al duchtig verwaterd. Het Britse leger ontmoedigde officieel alle gebruik van doedelzakspelers,alleen in de achterhoede mocht er nog geblazen worden. Maar op D-Day, 6 juni 1944, besloot de Schot Simon Fraser, the 15th Lord Lovat, dat officiële oordeel aan zijn laars te lappen. Lord Lovat was de 25eChief van de Clan Fraser en hechtte veel belang aan tradities. Bovendien vond hij dat hij zijn mannen elk lichtpuntje moest gunnen, dit terwijl ze de zwaarbewapende stranden van Normandië bestormden.
En zo kwam het dat in de vroege uren van D-Day Bill Millin op het Normandische strand, op Sword Beach, rondliep. Hij droeg de traditionele kilt en speelde op zijn bagpipes. Millin, beter bekend als Piper Bill, was de persoonlijke doedelzakspeler van Lord Lovat. Terwijl zijn kameraden rondom hem sneuvelden, liep Bill, gewapend met alleen een doedelzak, het strand op. Millin, toen een jonge snaak van 21, speelde "Hielan' Laddie".
Toen hij klaar was met "Hielan' Laddie"., vroeg Lord Lovat om een ander deuntje te spelen. "Well, wat tune would you like, Sir?" "How about The Road to the Isles?" "Would you want me to walk up and down, Sir?" "Yes, that would be nice - walk up and down." Hij kwam ongedeerd uit de strijd tevoorschijn, alleen zijn pipes kregen wat granaatscherven te verduren. Hij repareerde ze en trok mee met zijn kameraden naar Pegasus Bridge en speelde "Blue Bonnets over the Border". Deze actie werd later verfilmd in The Longest Day (1962). Millin werd toen vertolkt door Pipe Major Leslie de Laspee, de officiële piper van de Queen Mother in 1961.
Welgeteld 92 jaar na het einde van de Eerste Wereldoorlog betaalt Duitsland zijn laatste oorlogsschulden aan de geallieerden. De laatste overboeking is een achterstallige rentebetaling over de jaren 1945 tot 1952. In 1990 was afgesproken dat Duitsland nog twintig jaar de tijd kreeg voor de betaling. Eind juni stond nog een schuld van 75 miljoen euro in de boeken. De geallieerden verplichtten Duitsland in 1919 tot grote herstelbetalingen wegens de schade van de Eerste Wereldoorlog. De geallieerden hielden Duitsland geheel verantwoordelijk voor die oorlog. De laatste betaling heeft toepasselijk plaats op de nationale Dag van de Eenheid. Zondag 03-10-2010 is het precies twintig jaar geleden dat West- en Oost-Duitsland formeel samengingen .
De Eerste Wereldoorlog is 91 jaar na het Verdrag van Versailles eindelijk voorbij. De Vrede van Versailles legde Duitsland na de Eerste Wereldoorlog loodzware herstelbetalingen op van 226 miljard goudmarken. Vooral overwinnaar Frankrijk was eropuit om het machtige buurland een poot uit te draaien.
De opperbevelhebber van de geallieerden noemde het verdrag om die reden geen vrede maar een wapenstilstand voor twintig jaar. De Britse econoom John Keynes, die als delegatielid de conferentie bijwoonde, diende uit onvrede met het verdrag zelfs zijn ontslag in. Het kon in zijn ogen alleen maar leiden tot het failliet van Duitsland. Duitsland betaalde, ook toen de claim gehalveerd werd tot het huidige equivalent van euro 26 mrd, maar mondjesmaat af. Na de krach van 1929 en bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog stokten de betalingen zelfs volledig. Toen in 1953 de betalingen werden hervat, bedong de Bondsrepubliek Duitsland dat de rente over de periode 1945-1952 pas betaald zou worden bij een hereniging van de twee Duitslanden. Het Duitse gebaar van nu komt te laat om de overwinnaars van 14-18, Groot-Brittannië, Frankrijk, Verenigde Staten en Italië, financieel te laten profiteren. In de jaren tachtig werd waardepapier voor Duitse herstelbetalingen massaal gedumpt. Institutionele beleggers in deze landen geloofden niet dat het IJzeren Gordijn ooit zou worden opgetrokken. Daarom delen vooral particuliere beleggers, verzamelaars en een enkel pensioenfonds met lange adem in het Duitse feestje. Zij hebben het historische schuldpapier nu grotendeels in handen.
Militaire gesneuvelden begraven in individuele graven was in 1914 nog zeker geen algemene praktijk. In het verleden wierp men de gesneuvelden vaak in massagraven of stapelde men de skeletten in knekelhuizen op.
In tegenstelling tot de andere nationaliteiten opteerden de Britten er voor om geen gesneuvelden uit de Wereldoorlogen te repatriëren naar het thuisland. De Britten vormden dus in het geallieerde kamp een uitzondering.
In 1914 was het Britse rijk nog een heel stuk groter dan het United Kingdom van vandaag. Sedertdien heeft niet alleen Ierland zich afgescheurd, het bezat toen nog talrijke koloniën, protectoraten en semionafhankelijke gebieden. Uit die vier windstreken kon het British Empire manschappen rekruteren voor de oorlog op het Europese vaste land. Het gemak en de omvang waarmee dat in het begin gebeurde was verbazend. Jonge mannen lieten zich met veel enthousiasme inlijven voor een wel bijzonder ver afgelegen conflict die zou escaleren tot een nooit gezien bloedbad. De opwelling naar een groot avontuur zal wel de belangrijkste stimulans geweest zijn. Het speelde zich af in een tijd waarin men het gevoel had zich verschrikkelijk te vervelen naast de opwelling om het oerinstinctieve krijgerschap lijfelijk te gaan beleven. Dat de oorlog inmiddels industrieel geredigeerd werd zal nagenoeg tot geen enkele geest zijn doorgedrongen
In september 1914 arriveerde Fabian Ware aan het front om ingeschakeld te worden in een Rode Kruiseenheid. Hij stelde al snel vast dat er geen georganiseerde manier van gravenregistratie bestond, en begon dan maar op eigen initiatief dergelijk systeem op poten te zetten . Al snel werd zijn werk erkend door de overheid, wat aanleiding gaf tot de oprichting van de Graves Registration Commission in 1915.
In 1917 werd de Imperial War Graves Commission opgericht, om op een blijvende manier de herinnering en zorg voor de doden in ere te houden.
Voor de aanleg van de Britse militaire begraafplaatsen deed men een beroep enkele vooraanstaande architecten. We spreken hier wel van Britse begraafplaatsen en niet zoals in de volksmond van Engelse kerkhoven want; ten eerste er liggen niet enkel Engelsen begraven maar ook Schotten, Ieren, Indiërs, Australiërs, Canadezen enz .
En ten tweede een kerkhof onderscheid zich van een begraafplaats omdat een kerkhof nu eenmaal rond een kerk ligt wat vroeger bijna altijd het geval was. Er liggen relatief weinig militairen op (burger)kerkhoven. Het enige mij bekend, uitsluitend militair kerkhof, ligt rond het kerkje van Oeren nabij Alveringem maar daar liggen Belgische militairen begraven.
Zoals gezegd werden Enkele vooraanstaande architecten aangesproken om het ontwerp en constructie van de begraafplaatsen en herdenkingsmonumenten in goede banen te leiden:
Sir Herbert Baker: ontwerper Tyne Cot Cemetery te Passendale
Sir Reginald Blomfield: o.a. ontwerper van het Cross of Sacrifice, het kruis dat op praktisch alle Commonwealth begraafplaatsen staat, ook ontwerper van de Menenpoort.
Sir Edwin Lutyens: naast de vele riante landhuizen ontwierp hij ook de tijdloze tuinbank ( dikwijls in teak ) met golvende rugleuning, en werkte samen met de bekende tuinontwerpster Gertrude Jeckyll .
Soms wordt ook Charles Holden tot deze hoofdarchitecten van de Commissie gerekend. Deze mannen, die tot het kruim van de toenmalige ontwerpers behoorden, werden bijgestaan door vele assistant-architects en beeldhouwers met naam, zodat het niet verwonderlijk was dat de stijlkenmerken van de verschillende begraafplaatsen soms sterk verschilden.
De drie hoofdarchitecten lieten hun 'handtekening' na in het gebruik van de materialen:
·Baker : omheiningmuur en dikwijls een overdekt toegangspoortje uit flintstones (silexkeien)
·Blomfield : natuursteen en veel metselwerk in baksteen
·Lutyens : rechtlijnige ontwerpen en een op elkaar stapelen van blokken
Aan de praktische uitwerking ging echter een stevige en bijwijlen geëmotioneerde publieke gedachtewisseling vooraf. Het verbod op repatriëring en het eenvormige type van grafsteen die niet in de vorm van een kruis ontworpen was waren suggesties of beslissingen die flink omstreden waren. De voorstanders van gelijkheid in de dood ,waaronder Winston Churchill, wonnen het pleidooi, en de stelregel van de uniforme steen werd weerhouden, alhoewel er toch enkele uitzonderingen voorkomen.
De voormannen van de Commissie waren zeker ook niet van de minste. Een van hen was Rudyard Kipling, bij ons bekend als de schrijver van Het Jungleboek. Hij had een zoon die officier was bij de Irish Guards en die vermist was in Noord - Frankrijk, hetgeen zijn engagement zeker kan verklaren. Het organisatietalent van de Commissie werd behoorlijk op de proef gesteld. Meer dan 500.000 grafstenen moesten aangemaakt worden . Alleen al het kappen van de gegevens in de stenen was een enorm werk, temeer daar dit aanvankelijk handwerk was later zou dit machinaal gebeuren.
De tweede wereldoorlog droeg nog meer bij tot het belang van de dienst. In 1960 werd de term " Imperial" geschrapt, en kreeg de organisatie de huidige benaming
De Britse begraafplaatsen variëren in grootte, en liggen verspreid over heel de wereld. De Commonwealth War Graves Commission, de Britse organisatie die verantwoordelijk is voor deze begraafplaatsen, heeft deze dodenakkers tot een soort kunstvorm verheven.
Zaols al gezegd al snel na de oorlog nam men in Groot-Brittannië het besluit de gesneuvelden niet te gaan repatriëren maar hen te laten rusten op of bij de plaats waar ze gesneuveld waren. Met de betrokken landen werd afgesproken dat het grondgebied van de dodenakkers voor eeuwig ter beschikking van Groot-Brittannië kwam en dat het onderhoud voor rekening van de Britten zou komen.
Headstones De grafstenen van de geïdentificeerde dragen meestal vier regels informatie: het stamnummer (in het korps of regiment), de voornaam of voorletters, de familienaam, afkorting(en) van militaire onderscheidingen, eenheid, de sterfdatum en leeftijd. Af en toe is de sterfdatum op een grafsteen niet nauwkeurig want die was na dagenlange strijd dikwijls moeilijk te bepalen. Ook de leeftijd wordt wel eens foutief aangeduid.
Er is ook een embleem en meestal een kruis uitgehouwen. Het herkenningsteken verwijst naar een korps of regiment. Zo kan je gemakkelijk zien van welk land de militair afkomstig was: uit Canada, Zuid-Afrika, Australië, of Nieuw-Zeeland, Op de grafstenen van Indiërs en Chinezen vinden we geen herkenningsteken, maar daar kunnen we door de vreemde lettertekens de graven onderscheiden. Af en toe vinden we in plaats van een kruis een davidster als symbool van het joodse geloof. In die ster zien we vijf hebreeuwse letters, het is een letterwoord voor een wens: Moge zijn ziel rusten in vrede. Als we geen kruis en geen davidster aantreffen, dan gaat het om iemand van een ander geloof of zonder geloof.
Op naamloze graven staat een Latijns kruis tussen de woorden A soldier of the Great War en Known unto God (een ongekende soldaat).
De meeste Britse militaire begraafplaatsen hebben ook nabij de ingang een kastje met een bronzen deurtje. Daarin vinden we een 'cemetery register' met een grondplan van de begraafplaats, de geschiedenis ervan en een alfabetische lijst (met heel wat details) van de doden en met aanduiding van hun plaats op het dodenakker. We vinden er ook een bezoekersboek waarin geïnteresseerden hun mening kunnen neerschrijven.
Cross of Sacrifice: Op elke begraafplaats van meer dan 40 graven werd een Cross of Sacrifice opgericht als een symbool van "offerbereidheid".
Stone of Remenbrance: Op grotere begraafplaatsen, in principe meer dan 1.000 graven, werd een Stone of Remenbrance geplaatst als symbool voor "vereeuwiging". Op de steen lezen we een zin uit het boek Ecclesiasticus : 'Their Name Liveth for Ever More', gekozen door Kipling.
Britse graven headstones: Alle Britse graven zien er ongeveer hetzelfde uit dit door de eenvoud en eenvormigheid van de gebruikte steen. De grafstenen zijn ongveere 76cm hoog en 38cm breed, met een gebogen bovenvlak. Ze zijn in hoofdzaakvervaardigd in witte portland, dit was zandsteen afkomstig uit Zuid-Engeland. De Portlandgroeven zijn nu echter uitgeput en ter vervanging gebruikt men nu Botticino marmer uit Noord-Italië. Beschadigde stenen worden uiteraard vervangen door nieuwe. Op die grafstenen, headstones, staan persoonlijke en militaire gegevens, soms ook een door de nabestaanden gekozen tekst.
De headstones van geïdentificeerden dragen meestal vier regels gegevens:
·stamnummer en soort soldaat (bv. private, gunner, ) ofwel rang (bv. captain, sergeant, );
·voornaam of voorletter en familienaam met eventuele afkortingen voor eervolle onderscheiding(en);
·eenheid (korps, regiment of bataljon);
·sterfdatum en leeftijd.
Er is ook een badge uitgehouwen in de headstone. Voor de doden van het Verenigd Koninkrijk staat er een kenteken van de eenheid, meestal van het regiment. Voor de doden van de overzeese gebieden staat er een teken van hun land. Voor Canadezen is dat een esdoornblad, voor Australiërs een insigne in de vorm van een opgaande zon, voor Nieuw-Zeelander een varentak, voor Zuid-Afrikanen een springbok, voor Newfoundlanders een kariboe. Er kan ook een embleem van een korps, regiment of bataljon uitgehouwen zijn. Meestal staat er ook een godsdienstig symbool (bv. kruis, Davidsster).
Onderaan staat gewoonlijk een grafschrift, door nabestaanden gekozen of geschreven.
Grafstenen van niet geïdentificeerde gesneuvelden dragen de tekst : 'A soldier of the Great War. Known unto God' ( soldier kan vervangen zijn door een andere militaire graad). Deze zin werd gekozen door Rudyard Kipling.
Soms liggen er onder één grafsteen ook meerdere militairen begraven.
Grafstenen voor eventuele Duitse militairen op de begraafplaats hebben een lichtjes afwijkende vorm : de plaat is iets dikker en de bovenkant was vroeger vlak, nu driehoekig.
De omgevingwerd en wordt smetteloos onderhouden door speciale teams van tuiniers. De eerste decennia bestonden deze teams vaak uit achtergebleven Britse militairen. Eigen plantenkwekerijen werden opgezet, en sommige variëteiten werden speciaal voor de dodenakkers ontwikkeld, zoals ondermeer een speciale roos. De beplanting is een heel belangrijk onderdeel in de aanleg van de Britse begraafplaatsen. De frontborders zijn smalle stroken grond vóór de headstones. Deze stroken zijn beplant met bodembedekkers die beletten dat slijkspatten de stenen zouden bekladden bij regenbuien. Ter variatie worden meestal ook rozen geplant. De backborders aan de achterzijde van de grafstenen, meestal achter iedere derde rij hebben hogere planten of heesters. De bedoeling ervan is om de monotonie van de witte grafstenente doorbreken.
Commonwealth War Graves Commission(CWGC) . Het hoofdkantoor bevindt zich te Maidenhead (UK) . In de Elverdingestraat te Ieper is de zetel voor Noord-Europa . Waren de arbeiders oorspronkelijk allemaal afkomstig uit de landen van het Gemenebest, dan is dit nu verschoven naar meer lokale werkkrachten.
Naast de kwestie van de begraafplaatsen werden er ook regelingen getroffen voor de vele vermisten. Verschillende " Memorials to the Missing" werden opgetrokken. Het grootste staat in de streek van de Somme, te Thiepval (meer dan 72.000 namen). Het meest bekende in Vlaanderen is de Menenpoort (> 54.000 inscripties), maar ook op Tyne Cot staat een halfronde muur met ongeveer 35.000 namen.
Naam
Alle Britse dodenakkers kregen een naam.Die naam verwijst veelal naar de naam die de Britse strijdkrachten aan deze plaats gaven gedurende de Eerste Wereldbrand.Andere namen zijn officiëler bevoorbeeld: Vlamerthinge New Cemetery is gewoon de nieuwe begraafplaats in Vlamertinge, even buiten de dorpskom, aangelegd omdat de oude stampvol was. Soms herkennen we Vlaamse namen in de Britse naam: Godezonne Farm Cemetery bijvoorbeeld was een begraafplaats nabij de boerderij van Goudeseune
De Duitsers veroverden Poelkapelle op de Fransen dit gebeurde tijdens de 'Eerste Slag bij Ieper', op 20 oktober 1914. Op 4 oktober 1917, gedurende de 'Derde Slag bij Ieper', slaagde de Britse'11th Division' er in om het dorp te heroveren. In april 1918 werd het dorp door de Britten opnieuw uit handen gegeven, dit gebeurde gedurende de terugtrekking naar Ieper toe. Belgische troepen heroverden Poelkapelle op 28 september 1918, nu wel voorgoed.
Na de oorlog telde Poelkapelle meerdere Duitse militaire begraafplaatsen. Vlakbij Poelcapelle British Cemetery bevonden zich Poelcapelle East German Cemetery, door Duitsers tijdens de oorlog aangelegd, en Poelcapelle New German Cemetery, door Britse opgravingploegen na de oorlog aangelegd.
Poelcapelle British Cemetery ontstond na de oorlog in 1919, dit door de centralisatie van verspreide graven uit de omliggende slagvelden en door de ontruiming van kleine begraafplaatsen die naar hier werden overgebracht. Meer dan 80% van de doden die hier begraven zijn , konden jammerlijk niet meer geïdentificeerd worden. De overgrote meerderheid stierf in de tweede helft van 1917, vooral in oktober tijdens de Derde Slag bij Ieper. Het Poelcapelle British Cemetery is na het Tyn Cot Cemetery te Passendale en het Lijsenthoek (Remy Farm) Cemetery te Poperingede derde grootste begraafplaats in de Ypers Salient.
Enkele perken (IA, VIA, VIIA, LI en LXI) bevatten ook veel graven met doden uit 1914 en 1915. De volgende begraafplaatsen werden ontruimd en naar hier overgebracht :
HOUTHULST FOREST NEW MILITARY CEMETERY (Langemark) Deze begraafplaats bevond zich langs de weg Poelkapelle-Houthulst dicht bij de zuidkant van Houthulstbos. Hier lagen een aantal Franse militairen begraven en 21 militairen en 2 vliegeniers uit het Verenigd Koninkrijk die stierven in de winter 1917-1918.
KEERSELAERE FRENCH CEMETERY (Sint-Juliaan) Op deze begraafplaats die door de Duitsers werd aangelegd op 800m ten W van Keerselare, lagen 29 Franse militairen, 5 Canadezen en 2 uit het Verenigd Koninkrijk die stierven in 1915.
PILCKEM ROAD GERMAN CEMETERY (Langemark) Deze begraafplaats lag ten ZW van de brug over de Hanebeek en bevatte 13 militairen uit het Verenigd Koninkrijk en 1 uit Canada die door de Duitsers werden begraven in de periode 1914-1917.
POELCAPELLE COMMUNAL CEMETERY (Poelkapelle) Het kerkhof van Poelkapelle bevatte 1 militair uit het Verenigd Koninkrijk gestorven in 1915.
POELCAPELLE GERMAN CEMETERY N°.2 (Poelkapelle) Deze Duitse begraafplaats lag ten ZO van het dorp en bevatte de graven van 96 militairen uit het Verenigd Koninkrijk en Canada die stierven in 1914-1915.
ST. JEAN CHURCHYARD (Sint-Jan) Op het kerkhof van Sint-Jan werden in 1915 44 militairen uit het Verenigd Koninkrijk begraven. De begraafplaats raakte tijdens latere gevechten volledig verwoest.
STADEN FRENCH MILITARY CEMETERY (Staden) Deze Franse begraafplaats bevatte de graven van 80 Franse militairen en 1 officier van de 'Royal Air Force'.
VIJFWEGEN GERMAN CEMETERY N°.1 (Vijfwegen) Deze Duitse begraafplaats dicht bij de spoorweghalte bevatte de stoffelijke overschotten van 3 militairen uit het Verenigd Koninkrijk die er door de Duitsers begraven werden.
Poelcappelle British Cemetery werd ontworpen door Major Charles Holden als hoofdarchitect en Captain W. C. Von Berg als hulparchitect.
De begraafplaats heeft een vierkant grondplan, met een oppervlakte van 22586m². Het terrein is licht glooiend en in verschillende niveaus aangelegd. De begraafplaats wordt omgeven door een rode bakstenen muur, afgedekt met witte deksteen. De begraafplaats ligt lager dan het straatniveau. Via een hoog poortgebouw, opgetrokken uit rode baksteen en afgewerkt met witte natuursteen, met rondboog en een smeedijzeren hekken, kan de begraafplaats via trapjes betreden worden.
Bovenaan het toegangsgebouw staat 'Poelcapelle British Cemetery' te lezen, aan de zijkant '1919'. In het poortgebouw bevinden zich eveneens het registerkastje, de landplaten en de metalen CWGC-infoplaat. Een deel van dit gebouw fungeert als dienstgebouw.
Het 'Cross of sacrifice', staat bij het binnenkomen links op een speciaal daartoe aangelegd plateau. Erachter staan de 'special memorials'. Vlakbij, maar een niveau lager, staat de 'Stone of remembrance'. Deze gedenksteen staat middenin een verlaagd perk, waarvan de hoeken met cirkelvormige stenen motieven geaccentueerd zijn.
Helemaal achteraan links op de begraafplaats is er een tweede, stenen dienstgebouw met een kleine plantenkwekerij en rechts een derde, houten dienstgebouw met een afvalhoop. Centraal tegen de rechtermuur zijn 2 schuilgebouwen in rode baksteen en witte natuursteen en 2 zitbanken in witte natuursteen aangebracht.
Er bevinden zich op de begraafplaats 61 perken. Volgens het huidige register liggen er nu 7478 doden uit de Eerste Wereldoorlog en 1 dode (een Brit) uit de Tweede Wereldoorlog begraven, waarvan er 6231 doden niet meer geïdentificeerd konden worden. Voor 9 militairen, waarvan aangenomen wordt dat ze ergens onder een naamloos graf liggen, werd een 'special memorial' opgericht. Voor 27 andere doden, wiens graf na de oorlog niet meer teruggevonden kon worden, werd eveneens een 'special memorial' opgericht. Een 'duhallow block' vermeldt de begraafplaatsen waar deze vermisten oorspronkelijk begraven lagen.
Wat de doden uit WOI betreft: er liggen 1042 geïdentificeerde en 5536 niet-geïdentificeerde doden uit het Verenigd Koninkrijk, 38 geïdentificeerde en 79 niet-geïdentificeerde doden uit Australië, 116 geïdentificeerde en 420 niet-geïdentificeerde doden uit Canada, 46 geïdentificeerde en 191 niet-geïdentificeerde doden uit Nieuw-Zeeland en tenslotte 5 geïdentificeerde en 5 niet-geïdentificeerde doden uit Zuid-Afrika.
John Condon : blok 56 F8
(Patrick Condon, alias John Condon juni 1901 - bij Ieper, 24 mei 1915)
In het register van Poelkapelle British Cemetery vinden we o.a. de volgende gegevens : "Condon Pte John 6322 2nd Bn. Royal Irish Regiment 24th may 1915 Age 14 Son of John and Mary Condon of Waterford LVI F8"
Deze koele gegevens hebben betrekking op de (zogezegd) jongste Britse gesneuvelde uit de eerste wereldoorlog.
(Patrick) John Condon werd geboren op de parochie van Holy Trinity Without, in Waterford, in juni 1901. Hij was een flink gebouwde jongen, die in 1913 voor een zeventienjarige kon doorgaan. Hij engageerde zich in het 2e bataljon van het Irish Regiment, voordien de North Tipperary Light Infantery. Deze eenheid rekruteerde op dat ogenblik enkel parttime militairen. Hij loog over zijn leeftijd en slaagde erin hen te doen geloven dat hij zestien jaar oud was toen hij dienst nam in juni 1913 en hij was nog steeds in de krijgsmacht wanneer de oorlog uitbrak in 1914.
Zijn echte voornaam was in feite Patrick, maar hij de voornaam van zijn oudere broer John aangenomen. Hij kwam in een depot in Clonmel terecht, waar hij gedurende de eerste dagen van de oorlog verbleef. Maar in april 1915 werd het bataljon in actieve dienst aangevuld en John kon het zo schikken, dat hij op de actieve lijst geraakte. Hij vertrok naar her front op dat ogenblik wist zijn familie niet dat hij Ierland verlaten had. Het 2e bataljon, het Royal Irish Regiment, was in gevechten in Sint-Juliaan en omgeving gewikkeld, wat inhield vier dagen in de vuurlinie, gevolgd door vier dagen rust.
Op 24 mei 1915 legde de Duitsers een hevige artilleriebarrage op de eerste lijn en John was tussen de tweeëntwintig man, die op die dag omkwamen. Hij verloor het leven toen zijn bataljon ten westen en noordwesten van Mouse Trap Farm de laatste Duitse gasaanval van de tweede slag om Ieper te verduren kreeg.
Precies op diezelfde dag ontdekte zijn familie, dat hij niet meer in de kazerne in Ierland was, maar naar het front vertrokken was. In een brief aan Minister-president Lloyd George onthulden ze zijn echte leeftijd met het verzoek hem naar huis te zenden. Maar de tussenkomst kwam te laat. Hij stierf op 24 mei 1915 op dertien jaar, elf maanden en twee weken. Zijn graf heeft als opschrift:6322 Private John Condon Royal Irish Regiment 24th May 1915 age 14.
Nu zijn er heel wat vraagtekens bijgekomen over de leeftijd van John Condon en als het ook wel hijzelf is die onder het grafsteen ligt in Poelkapelle. Recent historisch onderzoek doet vermoeden dat Condon denkelijk ouder was en dat hij daarenboven niet onder deze grafsteen ligt. Een mysterie die misschien ooit zal worden opgelost.
Links van John ligt Private T. Carthy (Royal Irish Rgt.) die de oudste van het regiment was (47 jaar) ...De 10 doden in de rij van Condon zijn waarschijnlijk allen overgebracht van een begraafplaats bij Railway Wood (de gegevens kloppen althans volgens de registers van de CWGC op één na). Deze werden overgebracht in 1923 naar Poelkapelle. Condon en Carthy waren eerst begraven als onbekenden, bij de ontgraving werden ze geïdentificeerd aan de hand van hun identificatieplaatjes.
T O'SHEA:Special memorials, de eerste rij stenen / 1ste grafsteen 2nd Bn. Royal Irish Regiment, dit is het zelfde regiment als van Condon, gestorven op 25 mei,dat is een dag na Condon, aan zijn verwondingen. Hij was krijgsgevangen genomen en oorspronkelijk door de Duitsers begraven op de burgerlijke begraafplaats van Poelkapelle.
2nd Lt. Hugh Gordon LANGTON:2de rij Special Memorials / 3de grafsteen Believed to be buried in this cemetery4th Bn. London Rgt. (Royal Fusiliers) Killed in action 26 oktober 1917 Age 32 Leerling van de professoren Secvik (Praag); Wirth (Berlijn) en Auer (Rusland) Begaafd muzikant Let op de notenbalk als grafschrift.
Rij graven Plot 17 Rij C : Eyre; Byrne, Lloyd, Greaves, Tilley, Bentham en Williams. Ze moesten de begraafplaats helpen aanleggen en zorgden voor de ontgravingen. Ze stierven op 20 oktober 1919 toen ze een vuurtje maakten op de begraafplaats om hun potje te koken, toevallig lag op die plaats een onontplofte granaat onder de grond verdoken... allen verloren hierbij het leven.
- Pte Robert Alfred Eyre (34) graf 11-48th Coy Labour Corps - Pte John Byrne graf 12 - 26th Bn The King's Liverpool Regiment Labour Corps -Pte D.Lloyd graf 13- 9th Bn Welsh Regiment Labour Corps - Corporal Arthur Greaves (38) graf 14- 48th Coy Labour Corps -Pte B. Tilley graf 15 - lst/5th Bn Manchester Regt Labour Corps - Pte J. Bentham graf 16- East Lancashire Regt Labour Corps - Sapper J.L. Williams graf 17 no.3- Prov Coy Royal Engineers Labour Corps
R.E. MILLS: Age 19 Gestorven op 30 mei 1940 (meidagen WO II) Apart graf in linker verste hoek.
Drie officieren van het 2nd Bn Royal Welch Fusiliers sneuvelden in de namiddag van 26 september 1917 in het Polygoonbos. Dit gebeurde omzeggens gelijktijdig, met slechts enkele minuten tijdsverschil, major Roger Alvin Poore (47), 2nd Lt RandallAlexander Casson (23) en 2nd Lt Ernest Forbes Campbell Colquhoun (28). Zij werden naast mekaar begraven in perk LV-rij F-graf 11, 12 en 13.
De hoogste in rang die hier begraven ligtis Lieutenant Colonel T.M. Rixon (MC - Military Cross) van 6th Bn attd 8 Bn King's Royal Rifle Corps -19 september 1917 LVIII-C-2
Lieutenant Hugh James Pattullo (20) van 28th Bde Royal Field Artillery sneuvelde op 29 september 1918 en was drager van het Belgische Ridder Kruis in de Orde van de Kroon en het Oorlogskruis met palm XXXVIII-F-11
2nd Lt Harold Charles Organ (28) LI-C-1 4th Bn Gloucestershire Regt 9th October 1917 Organ (orgel) had wel een voorbestemde naam, want hij was de organist van de Gloucester katedraal.
Rev. P. Looby, Chaplain 4th Class van Army's Chaplain's Dept is de enige legeraalmoezenier hier begraven - 26 oktober 1917 VI-E-13
Jongste frontsoldaat (14) had er een broertje aan dood
JOHN CONDON IS EIGENLIJK PATRICK CONDON
NIEUWSBLAD dinsdag 11 september 2001
Auteur: Piet LESAGE
IEPER, POELKAPELLE - Recent ONDERZOEK heeft uitgewezen dat het niet John Condon is die begraven ligt op de Britse militaire begraafplaats in Poelkapelle. Meer zelfs, hij heeft nooit deelgenomen aan de Groote Oorlog . Condon ging verkeerdelijk door voor de jongste Engelse soldaat die deelnam aan Wereldoorlog I. Maar bijna zeker gebeurde er een persoonsverswisseling en was het zijn jongere broer Patrick die er sneuvelde.
ADHESE IMU (in artikel) - 2K - NIET VERWIJDEREN
Het graf van John Condon op de Britse militaire begraafplaats in Poelkapelle is een van de drukst bezochte plaatsen van de Ieperse frontstreek. Vooral scholen zoeken de plaats op waar het jongste militaire slachtoffer van de Eerste Wereldoorlog -- 14 jaar -- begraven ligt. Niets spreekt een klas 14-jarigen meer aan dan het graf van een leeftijdsgenoot. Radio 1-journalist en jeugdauteur Geert Spillebeen uit Izegem heeft vorig jaar een jeugdroman over John Condon geschreven. Hij verrichtte heel wat opzoekingen, onder meer in de Zuid-Ierse havenstad Waterford, waar Condon vandaan kwam.
Dit geromantiseerd verhaal trok de aandacht van Roger Verbeke en Dominiek Dendooven van het documentatiecentrum In Flanders Fields. Zij gingen de zaak dieper uitspitten en kwamen tot een aantal merkwaardige vaststellingen.
Dominiek Dendooven: ,,We zijn bijna zeker dat er een persoonsverwisseling heeft plaatsgevonden. John Condon was achttien jaar in 1913. Zijn jongere broer Patrick was er twaalf. Dat blijkt uit diens geboorteakte. Ze kwamen uit een heel eenvoudig arbeidersgezin, waar John meer verdiende dan Patrick. Wellicht hebben deze economische gegevens meegespeeld om tot een persoonsverwisseling over te gaan.''
Fors gebouwd Patrick was nogal fors gebouwd, zodat het niet opviel toen hij zich als ,,John'' ging melden bij de Britse legerreserve. De echte John bleef als bottelaar in een brouwerij thuis. Zo kan het kloppen dat de vermeende ,,John'' veertien jaar was toen hij in 1915 sneuvelde, zoals trouwens op het graf vermeld staat. Hij werd eerst begraven nabij Railway Wood naast de spoorweg Ieper-Zonnebeke.
In 1923 werd zijn stoffelijk overschot ontgraven als Unknown British Soldier met nog enkele identificatiestukken waaronder een Piece of Boot (stukje laars).
Dendooven: ,,Het is aan de hand van dat stukje bottine, waarin zijn stamnummer ingestempeld stond, dat Private John Condon -- of dus eigenlijk zijn broer Patrick -- geïdentificeerd werd. Hij werd opnieuw begraven op Poelkapelle British Cemetery. Op zijn graf staat terecht als leeftijd: Age 14. Maar in feite is het dus niet John, maar Patrick die daar ligt.''
Mysterieus 85 jaar na de feiten is het erg moeilijk om alles exact te reconstrueren. Er blijven nog meer mysteries over. ,,Zo is het vreemd dat Condon eerst begraven werd nabij Railway Wood, terwijl zijn bataljon kilometers verder bij Mousetrap Farm in een gasaanval betrokken was. Een evacuatie via Railway Wood is erg onwaarschijnlijk, omdat de evacuatielijn dan evenwijdig zou gelopen hebben met de frontlijn.''
Het hele verhaal van John Condon werd onder impuls van Robert Missine van de Vrije Basisschool St.-Juliaan in een overzichtelijke educatieve website gegoten. Je vindt het op www.westhoek.be/age14
Age 14, the youngest soldier killed in the Great War? The John Condon myth explained
In Flanders fields the poppies blow Between the crosses, row on row, That mark our place; and in the sky The larks, still bravely singing, fly Scarce heard amid the guns below.
We are the Dead. Short days ago We lived, felt dawn, saw sunset glow, Loved and were loved, and now we lie In Flanders fields.
Take up our quarrel with the foe: To you from failing hands we throw The torch; be yours to hold it high. If ye break faith with us who die We shall not sleep, though poppies grow In Flanders fields.
John McCrae
John McCrae was een Canadese arts, die dienst deed in een militair noodhospitaal in West-Vlaanderen (1914). In de zomer van 1915 werd hij overgeplaatst naar de medische dienst in Frankrijk. Hij overleed daar in 1918 aan longontsteking. 'In Flanders Fields' werd geschreven gedurende de tweede slag om Ieper. Het werd het bekendste gedicht over de eerste wereldoorlog.
De tentoonstelling loopt van 2 apriltot 31 december 2010.
Exposition ouverte chaque jour du 2 avril au 31 décembre 2010.
Realisatie & concept tentoonstelling: Philippe Oosterlinck & Frankie Van Rossem M.m.v. o.a. Provincie West-Vlaanderen - Stad Diksmuide - Musée des Fusiliers-marins, Lorient
Na 2 maanden van vechten en schermutselingen
tegen de Duitse troepen trekt het Belgische leger
zich vanaf 15 oktober terug achter de IJzer. De
te verdedigen frontlijn loopt van Nieuwpoort tot
Boezinge. Samen met Franse marine fuseliers en
Senegalese tirailleurs slagen de Belgen erin om
de stad Diksmuide als bruggenhoofd te behouden
tot 10 november 1914. Langs de IJzer moeten de
troepen wijken tot aan de spoorweg Diksmuide -
Nieuwpoort. De berm,amper 1meter hoog, wordt
ingericht als frontlijn maar ook als dijk om de cruciale
onderwaterzetting van de IJzervlakte mogelijk te
maken.
In deze tentoonstelling confronteren we alle
hoofdrolspelers van de IJzerslag met elkaar en met
hun omgeving
Après deux mois de combats et descarmouches qui
retardent lenvahisseur, larmée belge se retranche
le 15 octobre, derrière le dernier rempart : lYser, de
Nieuport à Boesinghe. Avec eux, les fusiliers marins
de lAmiral Ronarch et les tirailleurs sénégalais
défendent Dixmude comme tête de pont jusquau 10
novembre. Les combats successifs amènent les alliés
à se replier sur le talus de la voie de chemin de fer
de Dixmude à Nieuport. A peine haut dun mètre il
endiguera linondation de la plaine gauche de lYser
obtenue par le génie belge en régulant le débit des
écluses de Nieuport.
Cette exposition met en confrontation les différents
protagonistes de la bataille de Dixmude qui en firent
une ville martyre. La résistance opiniâtre dura quatre
Voor allen die geïnteresseerd zijn in de geschiedenis van Wereldoorlog 1 is een bezoek aan De IJzertoren een educatieve must. Originele uniformen, wapens, vele andere materialen, levensechte decors betrekken je in een interactief gebeuren, waarbij je geconfronteerd wordt met de gruwel van toen. U proeft en beleeft er de sfeer van Den Grooten Oorlog, u ruikt er chloor- en -mosterdgas, voelt de vrees middenin de bombardementen of loopgraven. U bezoekt onder andere een reconstructie van een authentieke noodwoning in een verwoest dorp. Daarenboven biedt de IJzertoren, met een hoogte van 84 meter, u een uitstekend zicht op Diksmuide en de Westhoek, het vroegere front.
Een stukje geschiedenis In augustus 1916 wordt aan het Belgische front het Comité voor Heldenhulde opgericht, om op het graf van de Vlaamse gesneuvelden een bescheiden maar betekenisvolle grafsteen te kunnen plaatsen. De kunstenaar Joe English tekent een Keltisch geïnspireerd kruis met daarop de beginletters AVV-VVK, volgens de leuze van de katholieke Vlaamse studenten, en de opwiekende blauwvoet het symbool van de Vlaamse studentenbeweging. Er worden +- 800 van die grafstenen geplaatst.
In 1923 besluit de regering op alle Belgische graven een officiële steen te zetten. Het comité der Jaarlijkse Bedevaart naar de Graven van de IJzer vat het plan op om bij de IJzer een lap grond aan te kopen waarop ze een reusachtig kruis zullen bouwen met daar rond de heldenhuldezerken. In 1924 koopt het comité het terrein waargedurende de Eerste Wereldoorlog een Belgische stelling lag. Deze stelling bevond zich tegenover de gevreesde Duitse post in de minoterie,de bloemmolen. Vanaf dat jaar zal men daar de jaarlijkse bedevaarten houden.
Op 26 mei 1925 worden door de Dienst der Militaire Grafstenen meer dan 500 heldenzerken kapot geslagen om er grintwegen mee te funderen. Daarom besluit het comité een hoog IJzerkruis op te richten om dan daarin de overgebleven zerkjes in te metselen. Die toren moet en zal een huldemonument zijn voor de Vlaamse frontsoldaat en een eerherstel voor de Vlaamse gesneuvelden. In 1928 begint men met de bouw van de toren. Op 24 augustus 1930 wordt de IJzertoren ingewijd, dit gebeurt tijdens de incidentrijke elfde IJzerbedevaart. De volgende jaren worden de vier beelden van Karel Aubroeck onthuld. Als vredesmonument word erop de toren in vier talen de tekst Nooit meer oorlog aangebracht.
Ondertussen krijgen negen IJzerhelden een graf in de crypte dit zijn: Edward en Frans Van Raemdonck, Firmin Deprez, Frans Kusters, Joe English, Frans Van Der Linden, Bert Willems, Renaat De Rudder en Juul De Winde. Ook de stoffelijk resten van de Waalse korporaal Amé Fiévez zouden zich hier bevinden. Fiévez ligt hier vermoedelijk te samen met de gebroeders Van Raemdonck in één kist begraven. A. Fiévez heeft ook een grafzerk op de militaire begraafplaats van Westvleteren gekregen. In de crypte hangt het doorschoten kruis van Nieuwpoort en staat de steen van Merkem met de tekst Hier ons bloed wanneer ons recht.
Na de Tweede Wereldoorlog, in de sfeer van de anti-Vlaamse repressie, word de IJzertoren in 1945 beschadigd en in de nacht van 15 op 16 maart 1946 door onbekenden vakkundig gedynamiteerd. De graven blijven nagenoeg ongeschonden. Na het ruimen van het puin werd een voorlopige afdekking gegoten.
Op de crypte van de verwoeste toren verrijst in 1948 een bescheiden huldekruis met de beginletters AVV-VVK en de blauwvoet. In 1950 bouwt men met de brokstukken de Paxpoort. Aan de hoeken ervan staan de herstelde beelden van Edward en Frans Van Raemdonck, Renaat De Rudder, Joe English en Frans Van Der Linden met Lode De Boninge.
Vanaf 1952 begint men honderd meter verder de nieuwe IJzertoren te bouwen, nu 85 meter hoog in plaats van vijftig. De crypte word in 1958 ingewijd, de toren in 1965.
Omwille van voortdurende waterinfiltratie, barsten, scheuren, verzakte muren word er in 1996 beslist de crypte grondig te gaan restaureren. Op 2 juni 1997 worden de kisten van de IJzersymbolen voorlopig naar de kapel in de nieuwe IJzertoren overgebracht. De restauratie is vrij ingrijpend maar houdt wel rekening met de traditie. De overblijfselen van de oude Toren blijven voor honderd procent zichtbaar en de pompsteen van Merkem, de klok Nele, de eerste steen van de eerste Toren, de naamstenen en de oorspronkelijke ingangsdeuren worden verwerkt in de nieuwe Crypte. Het met gras begroeide geheel vormt een perfect geheel met het omringende domein. Via de Pax-poort wandelen de bezoekers doorheen de Crypte en komen zo vanzelf op het wandelpad naar de IJzertoren.
De kisten van de IJzersymbolen zijn ondertussen weer bijgezet in de crypte van de eerste Toren. Het wijden van de zerkjes is gebeurd op de Bedevaart van 2001.
Pompsteen van Merkem
Tijdens een nachtelijke actie schrijven Vlaamse soldaten, die in 1918 opkomen voor de toepassing van de taalwetten, op een oude pompsteen in het verwoeste frontdorp Merkem: Hier ons bloed, wanneer ons recht. De steen word in 1933 naar de crypte van de IJzertoren overgebracht.
Het kruis van Nieuwpoort
Het kruis kan uit de totaal verwoeste havenstad gered worden. De aalmoezenier van het Franse Leger L. Andrieux brengt dit ijzeren kruis in 1915 vanuit de tuin van het klooster der Arme Klaren over naar het kerkhof voor Franse soldaten,dat is aangelegd, rond de O.L.V.-kerk. Het doorschoten kruis word na de eerste wereldoorlog aan de Arme Klaren teruggegeven. Het word in het portaal van de kapel geplaatst. In 1937 word dit kruis aan de IJzertoren geschonken en is het naar de crypte overgebracht.
Wanneer mensen denken aan oorlog dan denkt men meestal aan moordende gevechten, slagvelden bezaait met lijken en aan bommen en granaten. Weinigen staan er bij stil dat ook het gewone dagelijkse leven verdergaat. De burger moet evenals in vredestijd zorgen voor zijn dagelijkse kost. Dat dit tijdens een oorlog niet altijd van een leien dakje loopt spreekt vanzelf. Sommige voedingsmiddelen worden schaars of zijn niet meer verkrijgbaar! Ook veel andere materialen en grondstoffen worden een zeldzaamheid. De overheid moet ravitailleren, de bevolking spreekt liever van rantsoeneren want er is maar een beperkte hoeveelheid per persoon voorradig! Om de tekorten van bepaalde producten op te vangen gaat men op zoek naar vervangingsmiddelen, deze zijn meestal van een mindere kwaliteit men spreekt van ersatzproducten!
1939-1940
In 1939 voelt men de oorlogsdreiging naderen en de Belgische overheid beslist om zich voor te bereiden op een eventueel schaarste probleem van diverse producten. In mei 39 werd binnen de schoot van het ministerie van Economische Zaken een departement van ravitaillering opgericht. Hun doel is om het aanleggen van vaste voorraden te stimuleren.
In bepaalde streken krijgen de landbouwers opdracht om meer graangewassen, aardappelen en suikerbieten te telen. De landbouwer kan zelf niet meer beschikken over zijn eigen oogst.
Het verdelen van de gestockeerde waren zal gebeuren via een systeem van rantsoenkaarten en zegeltjes.
Vanaf november 1939 worden de rantsoenkaarten en de zegels verdeeld naar de gemeenten, en moeten ze tegen 21 april 1940 uitdelen. Op 10 mei 1940 vallen de Duitsers België binnen. Tijdens die bange meidagen blijkt, dat ondanks alle voorbereidingen, de bevoorrading en rantsoenering misloopt. De snel oprukkende Duitse troepen en massas vluchtende burgers blokkeren de aanvoerwegen.
De hamsterwoede van vooral de rijke lui en de handelaars doen de aangelegde voorraden slinken. Ook de gewone man probeert zijn deel te bemachtigen, vaak via diefstal en plundering!
Na de capitulatie probeert men het hamsteren de kop in te drukken, de diverse verordeningen brengen niet veel resultaat op. Men vreest het ergste, ingrijpende maatregelen worden noodzakelijk!
Vanaf 11 juni 1940 wordt de rantsoenering een feit!
Concreet betekent dit dat bepaalde waren nog slechts in een beperkte hoeveelheid en mits afgifte van rantsoenzegels verkrijgbaar waren. De in omloop zijnde blauwe zegels worden vervangen door groene en worden afgeleverd door de dienst Union Patronale.
De nieuwe zegels zijn genummerd en geven naargelang het nummer recht op een bepaald rantsoen van een bepaald product.
De rantsoeneringtabel bepaalt per product het dagelijkse rantsoen en wordt uitgedrukt in grammen. De rantsoeneringtabel kan variëren voor elke nieuwe periode en per streek of gemeente, een periode telt 30 dagen.
Product
Grammen per dag
per persoon
Zegelnummer
Brood
Meel
Deegwaren
Beschuiten
Dieetlevensmiddelen
Peperkoek
Banketgebak
225 gr of
166 gr of
125 gr of
125 gr of
175 gr of
250 gr of
300 gr
1
Gebrande koffie(vervangkoffie
uit gerst, erwten of cichorei)
10 gr
2
Margarine
3,33 gr
3
Boter
8,3 gr 80 gr?
4
Cichorei
3,33 gr
5
Suiker
33 gr of 5 klontjes (in de zomer dubbel
om confituur te kunnen maken)
6
Peulvruchten
16,66 gr
7
Haverderivaten
8,33 gr
8
Smeerkaas
5 - 30 gr
9
Vlees
35 gr zonder been
10
Confituur, honing of siroop
150 200 gr
12
Olie
5 35 gr?
Zout
20 gr
Aardappelen
500 gr
20
Om de 30 dagen moet men zich persoonlijk aanbieden op het ravitailleringbureau, om de bevoorrading te verzekeren van bederfbare waren, vb. zuivelproducten. Ook moet men zich voor de duur van de oorlog inschrijven als vaste cliënt bij een winkelier naar keuze. Daar kan men mits betaling, alleen de tegenwaarde aan gewicht per afgegeven zegel, het gewenste product bekomen.
De mensen moeten vaak uren aanschuiven in de lange rijen aan de winkels. Ze zijn niet zeker wat ze vandaag zullen kunnen krijgen, producten zijn niet altijd voorradig, men moet dan improviseren!
Uitgezonderd appels is de rest van het fruit onbetaalbaar.
Chocolade was alleen te verkrijgen op de zwarte markt.
Ook vleeswaren worden gerantsoeneerd: een blik cornedbeef van 900gr = 11 zegels of het maandrantsoen van 2 personen.
Naast een groot gedeelte rogge worden een hele reeks surrogaten zoals aardappelmeel, suikerbieten, gedroogde groenten, gerst, spelt en fijn gemalenstro bij de tarwe verwerkt, op sommige momenten is er zelfs een vochtigheidsgraad van 40% toegelaten (meer water = meer gewicht)
Brood is niet meer dan een harde korst met binnenin een grijze kleverige en papperige massa. Het brood mag niet vers verkocht worden, het moet minstens 24 uur oud zijn want anders is het niet te snijden.De meeste mensen proberen graan te bemachtigen. Malen het meestal in zelf ineen geknutselde graanmolentjes of in hun koffiemolen. Ze bakken zelf hun brood in draagbare oventjes of trekken met hun meel of deeg naar de bakker.
Broodsmeersel
Confituur, honing en siroop waren gerantsoeneerd. Vetstoffen zoals boter, margarineen reuzel waren beperkt.De landbouwers werden opgelegd koolzaad te kweken en daaruit vervaardigde men margarine. Het rantsoen boter schommelde van 50 gr tot 100 gr per dag, soms wel tot 150 gr wanneer er geen margarine was. In juni was er geen margarine te bekomen en bedeelde men 100 gr smeerkaas, niet voor lang, want op 29 september werd ook de smeerkaas op de bon gezet.
Calorieën per dag: 1350 i.p.v. 2700
Het oorlogsdieet heeft weinig vetstoffen en eiwitten, uiteraard heeft dit gevolgen zoals
-duizeligheid
-slapeloosheid
-hoofdpijn
-geen weerstand tegen de koude
-kinderen worden geremd in de groei
-zieken genezen trager
-de opmars van tbc enz.
-kalk te kort = tandbederf en gewrichtsaandoening
Extra rantsoenen
-Arbeiders die zware arbeid verrichten krijgen een extra rantsoen (brood margarine - vlees)
-Zwangere vrouwen + voedsters krijgen extra rantsoen brood.
-Kinderen onder 14 jaar, zwangere vrouwen, sommige zieken en personen boven de 70 jaar(zegel nr11) krijgen een extra rantsoen melk (indien voorradig) van 0,225 liter.
-Kinderen jonger dan 4 jaar krijgen extra eieren, indien er zijn!
De mensen zijn dus genoodzaakt om te proberen supplementair voedsel te bemachtigen. Vaak gebeurt dit op de zwarte markt, het spreekt vanzelf dat er op de zwarte markt schandalig hoge prijzen worden gevraagd!
Deze was zo overvloedig aanwezig en kan soms goedkoper gekocht worden op de zwarte markt dan op de officiële markt.
De haring heeft vele Belgen van de hongersnood gered.
Inventarisatie
In sommige provinciesgeeft de provinciegouverneur aan de burgemeesters de toestemming om de voorraden in de verlaten huizen en pakhuizen te inventariseren om ze later evenredig onder de handelaars te verdelen.De netto-opbrengst wordt gebruikt als steun voor de behoeftige gezinnen. De benadeelde eigenaars worden na de oorlog op basis van de inventarissen schadeloos gesteld.
Het gouvernement wenst de inventaris van volgende gegevens:
-de producten waarvan de voorraad ontoereikend is
-naamlijst van de leveranciers
-welke vervoermiddelen er worden ingezet en hoe gebeurt de levering aan de handelaars.
Hulpvergoedingen worden bepaald om behoeftige gezinnen te steunen:
45 fr. per week voor het gezinshoofd (is de echtgenoot onder de wapens of geëvacueerd wordt de echtgenote als gezinshoofd beschouwd)
24 fr. voor de echtgenote15 fr. per gezinslid
Hulporganisaties
Winterhulp
Organiseert tegen betaling en afgifte van rantsoenzegels o.a. soep - en, melkbedelingen evenals goedkope maaltijden.
Winterhulp is ook actief in scholen, haar medewerkers bedelen er soep, melk, fruit, sojabeschuiten, kaas, wortelen, levertraan, vitamines, chocolade en dit gebeurt meestal gratis.
Boerenhulp
Ondervoede kinderen gaan voor enkele maanden naar het platteland, bijlandbouwersgezinnen die vrijwillig hun diensten aanbieden.
Onderhoudsproducten
Zeep
Zeep is vanaf het begin van de bezetting streng gerantsoeneerd dit door het schrijnend te kort aan vetten, het belangrijkste bestanddeel van zeep. De rantsoeneringzeep is van gebrekkige kwaliteit.
Zeep van het edelste veldgewas
Het edelste veldgewas, leerden wij op school, was het vlas. Het schenkt ons een waardevolle vezel om linnen, koorden en gordijnen mee te maken en levert bij het zwingelen veel lemen, een kostbare brandstof in oorlogstijd en later de grondstof voor vezelplaten (leemplaten). Dan mogen wij het zaad niet vergeten, het lijnzaad van oudsher gebruikt om lijnzaadolie uit te persen, uiterst geschikt om zijn darmen te zuiveren om als bruine zeep de vloer te poetsen. Vooral in het milieu van vlaswerkers werd bruine zeep gemaakt van lijnzaad en een winstgevende handel mee opgezet tijdens de oorlog.
De fabricage is zeer simpel. De zaadjes worden eerst opgewarmd om ze te doen zwellen. Dan worden ze geplet met een pletmachientje die met de hand bediend wordt en gemakkelijk en vlug kan gedemonteerd worden als de controleurs werden gesignaleerd ( de losse stukken werden dan soms in de gracht verborgen). Tijdens het aan de kook brengen wordt een bijtende potas toegevoegd als bindmiddel en een poedertje van de apotheker. Zo verkrijgt men een soort geleiachtige stof, een vloeibare bruine zeep. (Henri Minne, ex-vlasser)
Ook deze zijn van mindere kwaliteit, ze bevatten veel bijtenden stoffen die slecht zijn voor de handen maar ook ongunstig voor de textielwaren.
Borstels waren gemaakt uit takken en allerlei grassoorten die afbraken bij het vegen en dweilen worden vervangen door versleten jutezakken.
Kostprijs in Belgische franken
Product
Voor mei 1940
Officiële markt einde 1941
Zwarte markt
einde 1942
Rantsoenzeep
0,75
Sunlight zeep
0,5 - 1
40 - 70
1kg zwarte zeep
3
70 90
Doos waspoeder
1,5
1,75 2,5
Dweil
2,4
9 -20
45 80
Borstel
4,5 - 10
15 - 30
35 - 65
Kledij
Ook kledij en schoeisel worden gerantsoeneerd.
In januari 1941 word de eerste kleerkaart ingevoerd in de loop van 1943 een tweede. Iedere kaart bevat een aantal punten.
Categorie
Wie
Aantal punten en bons
In 1941
In 1942
A
Mannen boven de 15 jaar
80 en 3 bons voor naaigaren en 3 bijzondere bons*
120 en 5 bons voor 200 yards naaigaren, 6 bons voor kousen of sokken en 4 bijzondere bons*
B
Vrouwen boven de 15 jaar
80 en 3 bons voor naaigaren en 3 bijzondere bons* en 4 bons voor kousen
120 en 7 bons voor kousen en 5 bons voor naaigaren en 2 bijzondere bons*
C
Jongens van
3 15 jaar
100 en 3 bons voor naaigaren en 3 bijzondere bons*en 5 bons voor kousen
Idem B
D
Meisjes van
3 15 jaar
100 en 3 bons voor naaigaren en 3 bijzondere bons*en 5 bons voor kousen
Idem B
E
Voor kinderen van 1 3 jaar
100 en 3 bons voor naaigaren en 9 bijzondere bons*
120 en 5 bons voor naaigaren en 7 speciale bons*
F
Zuigelingen
150 2 bons voor waterdichte dekens en meerdere bijzondere bons
150 en 2 bons voor waterdichte dekens en meerdere speciale bons*
* de bestemming van deze bons zou later zou meegedeeldworden.
Kostprijs per kledingsstuk
Vrouwen
Mannen
Kledingsstuk
Punten
Kledingsstuk
Punten
Wintermantel
75
Winterkostuum
80
Wollen kleed
42
Zomerkostuum
50
Voorschoot
12
Pull met lange mouwen
21
Bloes
20
Hemd met boord
24
Kousen
4
Korte onderbroek
10
Rok
18
Das
1
Een meisjesmantel 37 punten, een bretelbroekje voor een zuigeling 6 7 punten, een tafelkleed 22 punten, een bedlaken 35 punten, een meter stof op 143 cm breedte 16 punten, enz
Voor speciale kledij moest een afzonderlijke aanvraag gebeuren met de nodige bewijsstukken zoals voor rouw (overlijdensakte), zwangerschap (geneeskundig attest), uitzet (verklaring van de ondertrouw), enz
Kinderen krijgen 1 paar schoenen per jaar. Volwassenen uitgezonderd bepaalde categorie van werklieden moesten het in principe gans de oorlog met één paar schoenen stellen.
Alles wordt gerecupereerd of herstelt en gedragen tot het geheel versleten is, schoenen worden vervangen door klompen bij gebrek aan leder worden houten blokzolen op de schoenen genageld. Men kon maar een paar schoenen kopen wanneer de aanvrager geen 2 paar schoenen had die nog konden gedragen worden.
Niet alleen de rantsoenering werd vastgelegd, maar ook welke de normale voorraad was voor één persoon:
De verwarming gebeurde met een Leuvense stoof, een Brabantse kachel of een haardvuur.
De kolen werden eerst per maand en later per drie maanden verdeeld.
Het rantsoen was 150 tot 250 kg per 3 maanden voor gezinnen van 1 tot 4 personen, met een vermeerdering van 50 kg per bijkomende groep van 1 tot 4 gezinsleden.
Bij ziekte met koorts krijgt men een extra kolenbon van 50 kg uitgereikt.
Door het gebrek aan steenkool of cokes wordt Slam* of spriet** geleverd, deze zijn eveneens gerantsoeneerd.
Langs de spoorweg kon men dagelijks kinderen en vrouwen zien die sintels (geheel of gedeeltelijk verbrande steenkool) opraaptenVeel bomen moesten er ook aan geloven.
Er wordt veel kou geleden, vooral van kerstdag 1941 tot op 13 maart 1942 is het bibberen, het kwik staat constant onder nul. In januari daalt de temperatuur tot 18°. De openbare gebouwen en lokalen worden niet meer verwarmd. De scholen sturen de kinderen naar huis. Sommige stedelingen zitten weken zonder brandstof, om zich te verwarmen kruipen ze met kleren en al in bed, alles wat kan branden wordt verbrand. * Slam is steenkoolgruis (kolenslib) dat wel vuur geeft maar weinig warmte levert. Het moet vochtig gemaakt worden anders brandt het te vlug op.
** Sprietis een soort fossielhout afkomstig uit de Kempen, het brand langer dan gewoon hout maar niet zo lang als steenkool.
Wie over gas en elektriciteit beschikt wordt gerantsoeneerd.
Verlichting
Niet alle woningen waren aangesloten op elektriciteit of gas. Men moest beroep doen op een kaars want petroleum was schaars. Daarbij moesten s avonds en s nachts de vensters volledig verduisterd worden.
Vanaf 1943 werd voor de gezinnen die geen elektriciteit hadden de lampolie gerantsoeneerd. Er waren 4 rantsoeneringkaarten:
Kaart A
Gezin van 4 5 personen
1 l tot 2,5 l
Kaart B
Met meer dan 6 personen
1,5 l tot 4 l
Kaart C
Koe stallen
0,5 l tot 1 l
Kaart D
voertuigen
1 l
Tabak
Ook tabak ontsnapter niet aan!
Velen kweken zelf tabak of iets dat er op lijkt, als men het maar op kan roken. Door het gebrek aan tabak werd er ook een tabakskaart uit gegeven, dit voor de mannen boven de 17 jaar. In 1943 kregen ze voor 3 zegels 130 gr pijptabak of in evenredigheid sigaretten per maand in 1944 kwam het op de helft. Er werd veel tabak gesmokkeld uit Frankrijk en was op de zwarte markt te bekomen aan woeker prijzen.
Ook niet rokers beschikken over tabakszegels, dit leidt uiteraard tot een nieuwe handel. Een pakje sigaretten kost voor de oorlog 1,8 tot 2 BEF, tijdens de oorlog 4 tot 7 BEF. Tabak kost 10 a 15 BEF per 100 gr dit is het dubbel van vroeger!.
Bier werd van graan gemaakt en was schaars. Bier kon men vanaf 7 januari 1941 alleen met broodzegels bekomen.
Halve liter bier van1° =25 gr brood
2° =50 gr brood
4° = 500 gr brood
Dit duurde zo een 3-tal maanden en dan ging men flotjesbier brouwen, misschien wel de voorganger van het hedendaags alcoholvrij bier.
Fietsbanden
De fiets was zo wat het enige vervoermiddel dat ter beschikking was in de oorlogsjaren. Rubber was een belangrijk product voor de bezetter, zo werden de fietsbanden gerantsoeneerd t.t.z. een fietsband mocht maar afgeleverd worden indien het dringend noodzakelijk was. Er werd bepaald wie in aanmerking kwam, o.a.: werknemers, geneesheren, veeartsen, verpleegsters, rijkswachters, douane, enz
Kon men zijn versleten fietsband niet vervangen dan legde men op de versleten fietsband een andere versleten fietsband. Het was wat harder duwen om zich te verplaatsen, maar men kon opnieuw een tijdje weg.
Autos en benzine
Reden er dan geen autos?
De bezettende overheid legde beslag op petroleum en benzine, de autobezitter konden moeilijk aan deze grondstoffen geraken en hun gerij moest van groot belang zijn voor de bezetter.
Vrachtwagenchauffeurs lieten hun wagens draaien op gassen. Daarvoor lieten ze de wagen uitrusten met een ketel waarin hout en kolen gestookt werden. En konden ze verder rijden (zeg maar puffen)
Einde van de rantsoenering
Het einde van de oorlog betekent echter niet het einde van de rantsoenering. De situatie zal geleidelijk verbeteren maar het zal nog een aantal jaren duren voor alles weer verkrijgbaar is, pas op het einde van 1948 nemen we afscheid van de zegels!
Standbeeld van de Belgische koning Albert I te Vichy
Standbeeld van de Belgische koning Albert I te Vichy
Van Frans van Gompel uit Bergeijk, Nederland, vroeg me het Volgende;
Als ik in Vichy (Frankrijk) ben valt mij steeds het standbeeld van de Belgische koning Albert I op. Het beeld is meer dan manshoog met een goed gelijkende Albert I die gekleed is in het Belgische legeruniform met helm van WO1. Het beeld met sokkel, met de tekst "Albert, Roi Soldat" wordt goed onderhouden. De kleine vlaggen van België en Frankrijk worden steeds vernieuwd en er staan regelmatig verse bloemen.Ik vraag mij af waarom dit beeld hier in Vichy staat. Wie heeft het geplaatst, Wat was de aanleiding? Wie kan ons helpen? u kunt mailen naar tfront@live.be
EEN MUST VOOR IEDEREEN DIE INTERESSE HEEFT IN GESCHIEDENIS!
Het FOR FREEDOM MUSEUM ligt in Ramskapelle, een deelgemeente van Knokke. Het museum is onder gebracht in de gerestaureerde dorpsschool. En vertelt ons het verhaal vangebeurtenissen uit de Tweede Wereldoorlog. Het prachtige museum is pas enkele maanden open, maar kreeg al bijna 5000 bezoekers over de vloer!
Al jaren bezoek ik her en der musea die de gedachte aan de Eerste en Tweede Wereldoorlog levendig willen houden, maar het FOR FREEDOM MUSEUM is zekere een pracht van een museum. Het verhaal, het decor, de presentatie, het origineel materiaal, .. is allemaal goed doordacht en verzorgd. Eigenlijk was ik daar niet van verwonderd, want al jarenlang ken ik de conservator Freddy Jones, en ken ik zijn manier van werken. Zijn passie, zijn historische kennis,zijn gedrevenheid vind men terug in dit unieke museum! Dit resultaat vergde jaren werk, jammer dat veel bezoekers dat niet altijd goed beseffen!
4 september 2009 bezocht ik het AIRBORNE MUSEUM te OOSTERBEEK (NL), ik was zeer benieuwd, want toen ik er verleden jaar op bezoek was vernam ik dat het museum vernieuwd zou worden. Dus trok iknu vol verwachting het museum binnen! Het museum is nog niet volledig af, maar het was me al vlug duidelijk dat het eindresultaat uitmuntend zal zijn. Vooral DE AIRBORNE EXPERIENCEmet beeld, licht - en geluidseffecten zal veel mensen weten te boeien. Maar de meer historisch geïnteresseerden komen zeker ook aan hun trekken.
Ik zou zeggen brengeen bezoekje aan dit prachtige museum, een beetje geschiedenis kan zo boeiend zijn!
Zondag 5 september 09 namen mijn echtgenote en ik zelf deel aan de Airborne wandeltocht te Oosterbeek. Duizenden wandelaars, ongelooflijk! Aan de meeste huizen wapperden er Pegasusvlaggen, het symbool van de Britse luchtlandingstroepen die hier in september 1944 strijd leverden.Wij hadden gekozen voor de afstand van 25km, deze mooie wandeling bracht ons onder andernaar de Airborne begraafplaats waar 1754 gesneuvelden liggen begraven. We passeerden ook nog de landingsplaatsen waar de Britse zweefvliegtuigen, de Gliders, waren geland. Het was een zeer aangename combinatie van sport en geschiedenis, volgend jaarzijn we weer van de partij.
Tijdens deze zomer is het wellicht niemand ontgaan dat naast de riolerings- en wegenwerken te Poelkapelle er ook bouwbedrijvigheid geweest is nabij het marktplein op het hoekpunt bij het Guynemermonument: een tankmonument werd opgericht dat alle gesneuvelden uit de tankslagen in de Ieperboog wil herdenken!
Dhr.Chris Lock, Brit, veteraan van het Britse tankcorps en woonachtig te leper is de initiatiefnemer en financierder van het project. Het feit dat de Poelkapelse gemeenschap na WO I heropgebouwd werd omheen de in de grond verzonken tank Mark IV "Damon II", die later ook een ereplaats kreeg op het marktplein, liet een diepe indruk na bij Chris Lock. Aanvullend met de lokale tankgebeurtenissen te Poelkapelle -de bouw van de replica Mark IV- en de vaste wil van de P1917A om Poelkapelle met zijn oorlogsverleden en monumenten opnieuw een vaste plaats in het leperse oorlogstoerisme te geven, werd beslist om het monument naar Poelkapelle te brengen.
Een tankmonument voor de leperboog te Poelkapelle heeft in het huidige overvloedig aanbod binnen het oorlogstoerisme een niet te onderschatten betekenis. Datgene dat de tanks en hun bemanningen hier presteerden dreigt vergeten en geminimaliseerd te worden, terwijl hun aandeel nogal wat levens heeft gespaard en het Britse tankcorps hier in vreselijke omstandigheden de voorbereidingen legden voor wat, enkele maanden later, een groots succes werd rond Cambrai.
Plaatselijk, op de weg naar en in Poelkapelle, werden deze eerste 26-ton zware monsters al of niet met succes ingezet. Voor de leperboog betroffen dit de oostelijke invalswegen naar leper met de Frezenberg en 't Hooge. Maar bovenal bleven twee van deze tanks over in de leperboog: één op het leperse stationsplein, afkomstig van het Langemarkse slagveld en de "Damon II" op het Poelkapelse marktplein. De tank van Poelkapelle overleefde het langst, tot in WO II, toen de invallende Duitsers hem ontmantelden.
Het nieuwe monument wordt ingehuldigd op zaterdag 10 oktober om 14u00. Een bijzondere interesse komt alvast vanuit Groot-Brittannië. Verschillende familieleden van in de Ieperboog gesneuvelde militairen van het tankcorps kondigen hun aanwezigheid aan oa. familie van Capitain Robertson (Victoria Cross) en de dochter van tankcommandant van de Poelkapelse tank! Naast de Inhuldiging worden tijdens dit weekend ook andere activiteiten georganiseerd : een tankbattlefieldtour, een herdenkingsplechtigheid ter ere van de VC's en DCM's en een speciale Last Post ceremonie onder de Menenpoort te leper. Het volledige programma vindt u terug op www.tankmemorial.vpweb.co.uk. De aan Poelkapelle gerelateerde info vindt u op: www.tankmemorial.blogspot. com, http://p1917a.blogspot.com/. Het spreekt voor zich dat de lokale bevolking heel in het bijzonder uitgenodigd wordt naar deze plechtigheid. Velen, toen nog kind, kort na WO I, speelden in de tank en bewaren er de beste herinneringen aan. Maar bovenal het feit dat deze tank, samen met de andere tanks uit de leperboog, bijdroeg aan onze vrede, kan een goede reden zijn om met onze aanwezigheid, dankbaarheid te uiten aan de aanwezige familieleden!
» Info : Dienst Toerisme, Cindy Timperman, Kasteelstraat1,8920Langemark-Poelkapelle,Tel057/49.09.41, toerisme@langemark-poelkapelle.be
Some have asked, Why a Tank Memorial for the Ypres Salient today? I hope the above photographs reveal the answer. These incredibly brave men, have had to wait for far too long for a Memorial to commemorate and remember their losses and their suffering. This is now about to be put right. Apply the Tank Corps famous epitaph " From mud, through blood to the green fields beyond" and your answer will be revealed!
The proposed Tank Memorial will commemorate the TANK CORPS, the former HEAVY BRANCH MACHINE GUN CORPS and the joint infantry/tank actions that took place here in the Ypres Salient during the Great War. The Village of Poelkapelle will host the Tank Memorial on behalf of the Ypres Salient and was just one of the many battlefields where infantry battles supported by armour raged during the 3rd Battle of Ypres in 1917.
The Tank Memorial has been privately sponsored with the plot of land being kindly offered on behalf of the Flemish Government in conjunction with the Mayor's Office & kind folk of Langemark-Poelkapelle. The Memorial book of remembrance will list and detail all 242 tank soldiers buried or commemorated in the Ypres Salient. A visitors book will also be permanently displayed at the Memorial. A (to scale) walk on plan of the fighting compartment of a MK 4 tank showing all crew positions will be included in the Memorial Enclosure floor area. The Memorial compound will also contain an information board complete with original photographs. Throughout the summer months, the flags of Belgium and Great Britain will be flown side by side. The Royal Tank Regiment flag will be flown on special dates and at all Ceremonies.
Please note: The Tank Memorial complete will be constructed of black brick and black cement however, the Memorial enclosure floor will reveal the crew positions and dimensions of a British MK 4 Tank in Brown, Red and Green bricks. The colours applied in the above plan drawings are purely for the architects needs and the official language in this part of Belgium is Dutch.
The proposed Tank Memorial will stand proudly alongside the Guynemer Memorial ( www.acepilots.com/wwi/fr_guynemer.html ) Poelkapelle is Guynemer and Poelkapelle will also be the home of the Tank Memorial for the entire Ypres Salient!
The Tank Memorial will come with a special Inauguration Weekend. THIS IS NOW CONFIRMED AS SATURDAY 10th & Sunday 11th OCTOBER 2009. The main Tank Memorial Inauguration Ceremony will take place on Saturday 10th October 2009 at 2pm.
TANK MEMORIAL
YPRES SALIENT
"FROM MUD, THROUGH BLOOD TO THE GREEN FIELDS BEYOND"
THIS MEMORIAL COMMEMORATES THE TANK CORPS
AND FORMER HEAVY BRANCH MACHINE GUN CORPS TANK CREWMEN,
WHO FOUGHT AND FELL IN THE YPRES SALIENT DURING THE GREAT WAR.
THEIR ASSAULTS WERE CARRIED OUT IN ATROCIOUS CONDITIONS.
THESE BRAVE MEN FOUGHT AN EQUALLY BRAVE, RESILIENT AND WELL-ENTRENCHED ENEMY
AS WELL AS THE VERY BATTLEFIELD ITSELF.
ON 9 OCTOBER 1917, EIGHT TANKS DEPLOYED INTO THIS VILLAGE;
ALL EITHER SANK DEEP INTO THE MUD OR WERE DESTROYED
WITH MANY CREWMEN BEING KILLED AND WOUNDED.
TANK D29 DAMON II SLIPPED INTO A DEEP SHELL CRATER
AND WAS KNOCKED OUT ON THIS CROSS ROADS.
LATER IT WAS PLACED AS A MONUMENT AT THE SITE
WHERE THIS TANK MEMORIAL STANDS TODAY.
9 OCTOBER 1917 WAS THE LAST ATTEMPT TO DEPLOY TANKS EN MASSE
INTO THE QUAGMIRE OF THE SALIENT.
AS FAR AS THE CREWS WERE CONCERNED, THE BATTLEFIELD HAD ACQUIRED A NEW NAME:
" THE CEMETERY OF THE TANKS "
MUCH OF THE SALIENT WAS CAPTURED DURING THE 3rd BATTLE OF YPRES.
HOWEVER, THE BRITISH WERE UNABLE TO HOLD THEIR GAIN AND POELCAPELLE
WOULD CHANGE HANDS SEVERAL TIMES UNTIL IT'S FINAL CAPTURE
BY BELGIAN TROOPS DURING THE ALLIED ADVANCE OF 1918.
The following report was written by D G Brown of D Battalion Tank Corps immediately after the failed 9th October Poelcapelle assault:
Up on the Poelcapelle - St Julien Road, the tanks that had been knocked out were still there blocking the road. They had to be removed to allow free movement of supplies and perhaps the use of more tanks....
A party under the Chief Engineer of the 1st Tank Brigade began the work at once. It had to be done at night and then under conditions of extreme danger, for the Germans knew perfectly well what was happening and shelled the road ferociously. One by one the wrecked tanks, filled with not only their own dead but with the bodies of infantrymen who when wounded, had crawled in from that tormented street to die, were blown up by heavy charges of gun cotton. Within a week, the ghastly road was clear again, except for the human debris which always accumulated there;
Belangrijke Duitse stellingen uit 1915 - 1917 ontdekt in Zonnebeke.
Belangrijke Duitse stellingen uit 1915 - 1917 ontdekt in Zonnebeke.
In de voorbije weken zijn op een private werf in Zonnebeke belangrijke Duitse stellingen uit de Eerste Wereldoorlog blootgelegd. Het gaat om resten van diverse houten constructies uit de periode 1915-1917, waarvan het gebruik eindigde met de Slag van Passendale.
Overblijfselen van voor de allesvernietigende slag van 1917 zijn in Zonnebeke zeldzaam. De opgravingen gebeurden door het Memorial Museum Passchendaele 1917 en de intergemeentelijke archeologische dienst Archeo7.
Bron en fotos : Het Memorial Museum Passchendaele.
In het weekend van 22 en 23 augustus 2009 vonden in Normandië diverse herdenkingen plaats van de gevechten van augustus 1944.
Opnieuw betuigde de regio zo zijn dank aan zijn bevrijders, voor het merendeel Belgen van de Brigade Piron.
Op zaterdag huldigde de stad Merville-Franceville op de voormalige positie van een Duitse kustbatterij het kleine museum van kazemat nr. 4 in. Het is opgedragen aan de soldaten van de beroemde Brigade Piron. Gedurende verschillende maanden hebben vrijwilligers de half bedolven bunker opgekuist, gestut en in een nieuw kleedje gestoken. De vesting beschermde de Duitse artilleristen die de geallieerde troepen met 100 mm obussen bestookten.
De gepassioneerde renovatiegroep stond onder leiding van 1ste soldaat Kris Michiels van het 11de Bataljon Genie. Dankzij zijn privéverzameling kon hij de historische site een uitzonderlijk cachet geven. Verschillende originele uitrustingstukken zijn afkomstig van de zolders van Belgen die in de regio vochten, in de rangen van de Brigade Piron. Uniformen, foto's, persoonlijke documenten en gebruiksvoorwerpen uit het toenmalige militaire leven houden er vandaag de herinnering levend.
's Anderendaags heerste ook in Honfleur een ingetogen en dankbare stemming ter gelegenheid van de 65ste verjaardag van zijn bevrijding. Tientallen Franse, Britse, Canadese maar vooral Belgische oud-strijders waren op de afspraak om elkaar nog eens terug te zien en de plicht van de herinnering aan de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog in eer te houden.
Het Brusselse Koninklijke Legermuseum voerde het defilé van historische voertuigen aan dat de lokale autoriteiten voor de gelegenheid organiseerden. Hun bijdrage bestond uit een AB Daimler Dingo een AB Daimler Armoured Car een Universal Carrier en een Loyd Carrier. Die rups- en wielvoertuigen behoorden eveneens tot de Brigade Piron. Het zijn echte relieken uit de jaren 40-45, want zelfs in hun land van oorsprong - het Verenigd Koninkrijk- zijn ze bijna verdwenen. Militairen en vrijwilligers van het museum gaven ze een langdurige en grondige opknapbeurt.
Vertaling van het werk van MAX DEAUVILLE (Maurice Duwez) La boue des Flandres
MAX DEAUVILLE (Maurice Duwez)
BIOGRAFIE Maurice Duwez werd geboren te Elsene op 31 augustus 1881. Zijn vader was een briljant oftalmoloog en werkte samen met burggraaf de Spoelberg de Lovenjoul (bibliofiel van Sand, Balzac, Mérimée, ) wiens arts hij was. Hij had een gelukkige jeugd in een traditioneel burgerlijk milieu van die tijd. Zijn anderhalf jaar oudere broer, Gaëtan Duwez, ging studeren aan de Militaire School. Op zn zestiende begint Maurice Duwez zijn medicijnenstudie aan de Leuvense Universiteit, samen met een jeugdvriend met wie hij de Cercle dArt opricht. Burggraaf de Spoelbergh bij wie hij na de dood van zijn vader in 1901secretaris wordt, introduceert hem in de literaire kringen (La Revue Générale, Brussel) en bij de Parijse uitgever Gaston Calman-Levy. Als beginnend huisarts begint Max Deauville ook te schrijven en in 1907 publiceert hij zijn eerste roman, La Fausse Route. Voor de oorlog verschijnen van hem bij Calman-Levy te Parijs nog Le Fils de ma Femme in 1909, Lamour dans les Ruines het jaar daarna en Le Métier dHomme in 1914. Voor de oorlog had Max Deauville ook bijdragen geleverd voor een aantal literaire tijdschriften: La Revue Générale, Le Mercure de France, Le Thyrre. In 1914 meldt hij zich als vrijwilliger bij de Burgerwacht. Hij neemt deel aan de terugtrekking van het Belgisch leger aan het front in Diksmuide. Na de gevechten bij Steenstrate in april-mei 1915 is hij aangetast door loopgravenkoorts. Hij verlaat het regiment grenadiers in februari 1916, hij is gifgasslachtoffer en wordt arts aan het Hôpital de Saint Lunaire in Bretagne. In juni 1917 keert hij terug naar het front en op 22 oktober wordt hij ingedeeld bij de ballonvaarders. Hij neemt deel aan het overwinningsoffensief en de bezetting van Duitsland en wordt in december 1918 gedemobiliseerd. Hij kreeg verscheidene eervolle vermeldingen en vele militaire eretekens waaronder het oorlogskruis met twee palmen. Zijn verhalen over de Grote Oorlog verschijnen in Jusquà lYser dat al in 1917 gepubliceerd werd en in La boue des Flandres met een eerste editie in 1922. Zoals alle oorlogsvrijwilligers leed Max Deauville onder het onbegrip van al diegenen die onder de Duitse bezetting gebleven waren of die het land verlaten hadden. De oorlog inspireerde hem eerst stoïcijnse gelatenheid, later ontgoocheling, vergiftigd door de speciale sfeer die na de oorlog in bepaalde kringen heerste. Hij heeft deze atmosfeer schitterend beschreven in Jonas (dat als toneelstuk werd opgevoerd) en in Dernières Fumées.Na de oorlog gaat hij in de Esplanadestraat in Elsene wonen, met zijn moeder, zijn echtgenote en hun zoon die geboren werd in het hospitaal lOcéan in De Panne op 18 augustus 1915, na de slag aan de IJzer, waarnaar hij genoemd werd. Maurice Duwez hield praktijk in zijn In juni 1917 keert hij terug naar het front en op 22 oktober wordt hij ingedeeld bij de ballonvaarders. Hij neemt deel aan het overwinningsoffensief en de bezetting van Duitsland en wordt in december 1918 gedemobiliseerd. Hij kreeg verscheidene eervolle vermeldingen en vele militaire eretekens waaronder het oorlogskruis met twee palmen. Zijn verhalen over de Grote Oorlog verschijnen in Jusquà lYser dat al in 1917 gepubliceerd werd en in La boue des Flandres met een eerste editie in 1922. Zoals alle oorlogsvrijwilligers leed Max Deauville onder het onbegrip van al diegenen die onder de Duitse bezetting gebleven waren of die het land verlaten hadden. De oorlog inspireerde hem eerst stoïcijnse gelatenheid, later ontgoocheling, vergiftigd door de speciale sfeer die na de oorlog in bepaalde kringen heerste. Hij heeft deze atmosfeer schitterend beschreven in Jonas (dat als toneelstuk werd opgevoerd) en in Dernières Fumées.Na de oorlog gaat hij in de Esplanadestraat in Elsene wonen, met zijn moeder, zijn echtgenote en hun zoon die geboren werd in het hospitaal lOcéan in De Panne op 18 augustus 1915, na de slag aan de IJzer, waarnaar hij genoemd werd. Maurice Duwez hield praktijk in zijn privéwoning. Verder was hij controlearts voor de Algemenen Verzekeringen en werd hij benoemd aan het ziekenhuis van Elsene. Hij bleef de geneeskunde beoefenen tot aan zijn pensioen en sluit zijn privépraktijk in 1946; dan nemen hij en zijn vrouw hun intrek in een appartement in de Ridderstraat te Elsene. Hij is altijd een erg sociale arts geweest, met hart voor de minderbedeelden; toch zijn er maar twee boeken waarin hij het heeft over zijn praktijk: Fourrière en La Soledad. In november 1926 mislukt een afscheidingspoging in Catalonië. De leiders die naar Frankrijk gevlucht waren, worden berecht in Parijs en naar België uitgewezen. Max Deauville ontfermt zich over hen.
Ze gaan in Brussel wonen, waar de dichter Ventura Gassol een goeie vriend wordt van Max Deauville. Fransescos Macia, leider van de eerste opstand, wordt in 1932 benoemd tot voorzitter van de Generaliteit van Catalonië en op 12 april 1931 roept hij de onafhankelijke Republiek Catalonië uit. In juni 1931 ontvangt hij Max Deauville en samen maken ze een rondreis door Catalonië. Het verhaal van deze reis wordt gepubliceerd in Notes sur la Catalogne (september 1931). Op het internationaal congres van Zürich in 1947, trekt Max Deauville energiek van leer tegen de Duitse misdaden en de vroegtijdige heroprichting van de Duitse Pen Club. Hoewel hij een zachtaardig, beschaafd, vriendelijk en beminnelijk man was, vond hij het zijn plicht zijn spreekwoordelijke gereserveerdheid te laten varen. Na het ontslag van Louis Piérard in 1948, wordt Max Deauville benoemd tot voorzitter van de Franstalige sectie van de Pen Club. In 1956, tijdens het XXVIIIe congres in Londen, neemt Max Deauville ontslag en wordt de derde Franstalige Belgische equipe voorgezeten door Robert Goffin. Hij overlijdt te Elsene op 1 februari 1966.
Vertaler
Luk VERLONJE Oostende, 1952. Licentiaat vertaler. Doceert Taalbeheersing Nederlands, Encyclopedievan het vertalen en Vertalen Frans-Nederlands aan het Hoger Instituut voor Vertalers en Tolken van de Hogeschool Antwerpen. Hij is er verder hoofd van de vakgroep Nederlands en voorzitter van de Onderwijscommissie. Vertaalde o.m. Jean Stengers, De Koningen der Belgen. Machten invloed. Van 1831 tot nu; Christine de Groote, Van Eden tot vandaag. De geschiedenis van de tuin; Gaston Compère e.a., Een naïeve kijk op België.
Inleider
Piet CHIELENS (1956) is geboren en woont in Reningelst (in de Westhoek van Vlaanderen) waar hij opgroeide met de verhalen en de graven van de Grote Oorlog. Hij studeerde economische wetenschappen en communicatiewetenschappen aan de K.U.Leuven. Hij is coördinator van het In Flanders Fields Museum te Ieper (sinds 1996) en was vijftien jaar artistiek directeur van Vredesconcerten Passendale (1992-2007). De Vredesconcerten creëerden meer dan 20 avondvullende producties met de Eerste Wereldoorlog als inspiratie. Enkele ervan kenden maar een paar voorstellingen, anderen staan na jaren nog af en toe op binnen- of buitenlandse podia. Het In Flanders Fields Museum werd in 2000 onderscheiden met de belangrijke Museumprijs van de Raad van Europa. Piet Chielens is inhoudelijk verantwoordelijke voor beide instellingen en werkt mee aan hun talrijke publicaties (CDs, gidsen, catalogi, boeken).
Uittreksels
De grond ligt vet. Waar het gras kaalt, vormen zich in de modder plassen die grijs weerspiegelen in de zwarte nacht. Het is drukkend warm. In de vochtige zoelte hangt mist. Aan de hemel schuiven traag de dikke wolken. De ronde maan plengt haar zilveren tranen in de duisternis. De verhakkelde takken en de piekerige vederbos van de bomen doemen op uit de chaos.
De soepcorvee komt traag op gang, allemaal achter elkaar aan. Er fluiten kogels in het rond. Op de rug van de mannen stuitert het vilt van de aluminium drinkbussen tegen elkaar. De laarzen zinken in de modder en worden er met een klokkend geluid weer uitgetrokken.
Soepcorvee, De modder van de Westhoek, p. 21.
Overdag blijven de mannen binnen en slapen. Het platteland ligt er verlaten bij, af en toe komt een herder langs gewandeld met enkele koeien. Ze loeien en briesen en reikhalzen naar lichte horizonten. Een soldaat komt voorbij met een emmer. Een andere slentert wat rond, de handen in de zakken. Rond de hutten is de grond bezaaid met conservenblikjes. Dit houten dorp ademt nostalgie, als een verlaten tentoonstelling.
De zon schijnt nu, een deugddoende herfstzon die de vochtige lucht zo tegen de middag wat verwarmd krijgt. De blaadjes aan de bomen zijn geel, andere verzinken in de bruine grond. In de verte buldert het kanon. Dichterbij vuurt een batterij snelle salvos. De wegen zijn verlaten. Er rijdt een fietser weg, alleen. De rijkswachter die de wacht houdt, verdoet zijn tijd met in de lucht te staren...
Fokkewerf, De modder van de Westhoek, p. 31.
De generaal sprak hen toe in het Frans: Dappere karabiniers, bedenk dat ik een van de uwen geweest ben. Ik was toen trots op mijn regiment. Ik hoop dat ik dat nu ook kan zijn. Er zijn daar een paar grappenmakers de IJzer overgestoken. Ik reken op jullie om ze naar de overkant terug te drijven. De soldaten trokken voorbij zonder hem een blik te gunnen.
Hun gezicht stond hard, hun rug kromde zich onder hun tas en ze omknelden hun geweer. Een van hen was wat verbijsterd, van zijn stuk gebracht, boog zich naar zijn makker en vroeg aarzelend: Wa zegt hè? De andere nam hem manhaftig bij de armen en terwijl hij met gefronste wenkbrauwen in de richting van de vijand keek, antwoordde hij: Kom, Jef. t Es nichs. Das allemo kluterij. En ook dát was een staaltje van militaire welsprekendheid...
Het mooie defilé, De modder van de Westhoek, p. 64.
Uitgeverij de Schorre
- Opgericht in februari 2006, registernummer 10.856 bij de Koninklijke Bibliotheek.
- Wenst geschriften over de Grote Oorlog te verspreiden en in het bijzonder die van de Belgische auteur Max Deauville.
- Is van plan zowel historische als eigentijdse manuscripten en documenten over de Westhoek uit te geven.
Zoals jullie ondertussen waarschijnlijk al weten staat er in Merville aan
de Merville batterij een originele Dakota C-47A het toestel heeft tijdens de nacht van 5 op 6 juni 1944 Amerikaanse parachutisten (101st Airborne ) gedropt boven Saint
Mére Eglise. Later werd het toestel ingezet tijdens de operaties "Market Garden" de
Ardennen en de Rijn .
De vereniging Association Merville-Dakota is nu meer dan twee jaar aan het werk om het vliegtuig te restaureren en het is voor 98 % afgewerkt.
Volgens mij is dit een van de mooiste restauraties ooit van een historisch
Vliegtuig dit om de hele simpele reden dat de vrijwilligers er ook in geslaagd zijn
de vroegere bemanning terug te vinden.
De mensen zijn gepassioneerd "staan op met de het toestel en gaan er mee
Olivier Paz burgemeester van Franceville-Merville (Normandië) en de museum-directrice Pascaline Dagornzochten reeds verschillende jaren een collectie om een bunker ter ere van de bevrijders van Franceville-Merville in te richten. Het zesde peloton van de eerste compagnie infanterie van Belgische groepering waren op 17 augustus 19u20 de "definitieve " bevrijders van Franceville.De heer Olivier Paz namen dan ook in de zomer van 2007 contact op met de oud-strijders federatie Brigade Piron.
Kris Michiels beroeps militair bij de genie was hun vaandeldrager van 2002 tot mei 2009.Hij werd met de jaren "familie" van de Piron veteranen. En leeft letterlijk voor deze mensen waar hij een zeer hechte band mee heeft.Doordat de veteranen hem zien als hun "zoon" kreeg hij zeer belangrijke en historische objecten.
Zijn leuze "ooit komt er een plaats voor de Brigade Piron" werd door vele buitenstaanders weg gelachen. Het zijn de veteranen zelf die aan Kris de vraag stelden " Kris wij zijn te oud wil jij dit voor ons doen"
Generaal Tabary oud pelotons commandant van de Brigade Piron stelde dezelfde vraag aan Kris tijdens een begrafenis van één van zijn overleden vrienden.Voor Kris was dit het teken waar hij reeds jaren had op gewacht en beet zich als een bezetene vast in dit project dat niet altijd even vlot verliep.
Gelukkig werd hij door Graaf d'oultremont eveneens een oud-strijder brigade Piron aan de minister van defensie voorgesteld.De minister gaf Kris de toelating mee ter werken bij het interviewen van de oud-strijders van de Brigade Piron, dit in samenwerking met de militaire archiefdienst.
Kris kreeg eveneens 16 werkdagen dienst ontheffing om de kazemat te renoveren. Maar zijn oversten waren niet altijd even gelukkig met zijn "privileges", wanthij is maar een 1ste soldaat loodgieter bij de genie en mag niet naast zijn gaan schoenen lopen!
Kris nam dikwijls zelf verlof, het renoveren van een kazemat doe je niet op 16 werkdagen.1ste soldaat of niet Kris bleef voortwerken dag en nacht spendeerde veel tijd energie en centen in het project , het was voor zijn familie niet altijd even gemakkelijk .Maar het resultaat is er! De jongens van de "Old First Belgian Brigade" ,in de volksmond ook wel Brigade Piron, hebben hun plaatsje.
Inhet Franse dorpje Lihons (Somme) bevind er zich te velde een eenzaam graf. Dit is het graf van Prins Murat, hij was een achterneef van Napoleon Bonaparte. Het grafsteen is gelegen enkele tientallen meters achter de burgerlijke begraafplaats van Lihons. Maréchal-des-logis Murat was oorlogsvrijwilliger bij de Franse cavalerie, het 5e Cuirassiers. Hij sneuvelde op 21augustus 1916, op de plaats waar zich nu het graf bevindt , hij was 20 jaar.
Monument gesneuvelden en oorlogsslachtoffers van Marke
Monument voor de gesneuvelden en oorlogsslachtoffers van Marke
Op zondag 9 september 1923werd het Markse herinneringsmonument onthult,dit herdenkt de gesneuvelde militairen, de weggevoerden en ook de andere oorlogsslachtoffers. Na de Tweede Wereldoorlog werden nog de namen toegevoegd van de slachtoffers van dit tweede mondiale conflict.
Op die grootse plechtigheid die gepaard ging met de inhuldiging waren uiteraard de plaatselijke prominente figuren aanwezig, maar ook Kolonel Verfaille, E.H. Krijgsalmoezenier De Beir en de heer Doornaert voor het ZAB (Zivil Arbeiter) waren present.
Een van de aanwezige muziekkorpsen was dat van heet 22ste Linieregiment
De Gentse beeldhouwer Rooms ontwierp het gedenksteenen de Markse ondernemer Aloïs Veandenweghe zorgde voor het metselwerk
Sedert maart 2008 is Arras een uitzonderlijk museum rijker, namelijk de Wellington steengroeve. Dit is een ondergronds gangenstelsel, dat onder andere, diende als schuilplaats en strategische basis voor Britse soldaten tijdens de Eerste Wereldoorlog en als schuilplaats voor de burgers van Arras tijdens de Tweede Wereldoorlog. De steengroeve is sinds 1 maart 2008 geopend voor het publiek.
De Wellington steengroeve onder Arras is uitgehouwen tijdens de Middeleeuwen. Maar tijdens de Eerste Wereldoorlog wordt de steengroeve uitgebreid, dit ten gevolge van een offensief dat door de Britse en Franse legerleiding gepland is in de lente van 1917. Het offensief is bedoeld als afleidingsmanoeuvre en moet Duitse troepen aantrekken om zo een doorbraak van de vijandelijke linies tussen Soissons en Reims te vergemakkelijken. Tunnelgravers uit Nieuw-Zeeland krijgen de taak om een netwerk van tunnels te creëren die onderdak kan bieden aan 24000 man. Tevens wordt het ondergrondse gebied voorzien van douches, keukens en latrines. Dit geeft de Britten de mogelijkheid om in grote getale in een relatief veilige plek te verblijven en dit terwijl ze zich toch maar op enkele meters van de Duitse loopgraven bevinden. Op 9 april 1917 om half zes s morgens vallen de Britten de Duisters aan, wat de geschiedenis zal ingaan als de slag bij Arras, zal één van de bloederigste slagen uit de Eerste Wereldoorlog worden.
Bezoek
Na een afdaling in een glazen lift tot ongeveer een diepte van 20 meter wordt de bezoeker rondgeleid worden door de Wellington steengroeve. Tijdens deze ontdekkingstocht wordt er meer verteld over, onder andere, de steengroeve in de Middeleeuwen, het werk van de tunnelgravers in 1916 en het doel en de strategie van het lenteoffensief in 1917. De plek biedt de bezoeker bovenal de kans een kijkje te nemen in het ondergrondse bestaan van de soldaten, wiens namen ter nagedachtenis in een herdenkingsteken gegraveerd staan. Na afloop wordt er een film over de slag van Arras gedraaid.
Bezoek de Wellington steengroeve, een plek ter nagedachtenis aan de slag van Arras. Kijk voor meer informatie en openingstijden op www.carriere-wellington.com.
We zijn september 1944, na de aankomst van de geallieerden en de Brigade Piron verkeert Brussel in een feestroes. De bevolking denkt dat de oorlog voorbij is, maar een groot gedeelte van het land is nog helemaal niet bevrijd.
Op 5 september krijgt de Brigade Piron het bevel om de vliegvelden van Melsbroek en Evere te ontmijnen en te beveiligen en de bruggen over de kanalen te bewaken. Het Pantsereskadron zuivert de driehoek Brussel-Leuven-Mechelen. Er bevinden zich nog overal vijandelijke elementen .
Op 8 september brengt maarschalk Montgomery een bezoek aan Brussel en hij belooft Kolonel SBH Piron de Belgische Groepering zo snel mogelijk terug in te zetten.
De Bevrijding van Beringen-Beverlo-Heppen
Voordat men Leopoldsburg kan bevrijden moet er een bruggenhoofd veroverd worden over het Albertkanaal te Beringen, maar ook Beverlo en Heppen moeten eerst bevrijd nog worden. De aanval wordt geleid door de Guards Armoured Division. De aanval wordt ingezet op 6 september. De 5th Guards Brigade, met als opdracht een bruggenhoofd te veroveren aan de brug Zuidwest-Oostham, is gestopt omdat de brug stuk is en ook omdat de vijandelijke oever toch nog behoorlijk verdedigd word.
De 32nd Guards Brigade gevolgd door de Nederlandse Prinses Irene Brigade moet te Beringen een bruggenhoofd veroveren over het Albertkanaal. Burgers waarschuwen ze dat de brug niet meer bezet is. Zonder enige vijandelijke weerstand te ondervinden en geholpen door de Witte Brigade komen ze aan de brug. De brug is gedeeltelijk vernielt, maar te voet is ze nog bruikbaar. Tegen dat de brug, de zevende s morgens, hersteld is zijn er al vijandelijke versterking aangekomen. De aanval wordt verder gezet en Beringen-Mijn wordt ingenomen door de Irish Guards.Beverlo is nog steeds in Duitse handen.
Op 8 september nemen de Coldstream Guards de opdracht van de Irish Guards te Beringen-Mijn over en zettten de aanval in die hen over Beverlo en Heppen naar hun eindobjectief het Kamp van Beverlo moet leiden. Te 13.30 uur is Beverlo ingenomen, er worden drie antitankkanonnen buitgemaakt en honderd krijgsgevangenen gemaakt. Daar Heppen nog bezet is wordt de aanval gestopt.
De aanval op Heppen vertrekt op 9 september te 15.00 uur. Het infanteriebataljon the 5th Batallion Coldstream Guardszit op kop, het spoorwegstation is een tussenobjectief en even verder op het kruispunt wordt een Duitse Tigertank opgemerkt.
Tegen de avond en na hevige gevechten is Heppen ingenomen. De Britten hebben er zware verliezen geleden. In Heppen, aan het hoofd van zijn compagnie van het 5th Batallion Coldstream Guards, sneuvelt majoor William Covendisch, hij is de markies van Hartington, oudste zoon en erfgenaam van de hertog van Devonshire en gehuwd met Kathleen Kennedy, zuster van John Kennedy, de latere president van Amerika.
De Bevrijding van Leopoldsburg
Omstreeks de 10de september 44 staat Leopoldsburg in het middelpunt van de belangstelling. De BBC kondigt verkeerdelijk aan dat de gemeente al is ingenomen en de Daily Telegraph schrijft: " de grote kazernes van Leopoldsburg, omgevormd tot een Duits steunpunt, zijn veroverd door het Britse leger."
Een verkenning door de 4th/ 7th Dragoon Guards toont aan dat Leopoldsburg nog bezet is. Een Duits antitankkanon schakelt twee Britse tanks uit. Het kanon wordt niet teruggevonden. Burgers vertellen de Britten dat de Duitsers teruggetrokken zijn en dat Leopoldsburg bezet wordt door een 60 tal Duitsers, deze hebben enkele antitankkanonnen.
De aanval start op 11 september om 14.00 uur, met de B Compagnie van het 12th Batallion King 's Royal Rifle Corps en het C Squadron van het 13th / 18th Royal Hussars. Ze ontmoeten weinig weerstand. Het squadron maakt zes krijgsgevangenen (waarvan twee matrozen in burgerkledij). In het spoor van de Britten volgt de 1ste Belgische Groepering ( Brigade Piron). Hun opdracht is de verovering van het militair kamp en de bewaking en beveiliging van de toegangswegen. Onder bevel van de 8th British Armoured Brigade verlaat de groepering Brussel op 11 september om 08.00 uur. Hun doel is de streek rond Leopoldsburg.
Om 13.30 uur wordt te Beringen het Albertkanaal overgestoken, dit over een door de Britten geworpen noodbrug.De brug wordtbewaakt door een eenheid van de Nederlandse Prinses Irene Brigade. Beringen is ondertussen bevrijdt door de Welch Guards
Met het pantsereskadron op kop bereikt de Brigade Pironom 14.30 uur Stallekerheide.
Het 1ste peloton trekt door het infanteriekamp, het 2de door het centrum en het 3de door het Cavaleriekamp naar de Quatre-Bras, het kruispunt met de wegen naar Balen en Lommel.
Tegen 14.50 uur zijn alle objectieven bereikt zonder een vijand te ontmoeten.
De pelotons krijgen een nieuwe opdracht, het 3demoet verder oprukken richting Balen, het 4derichting Kerkhoven-Lommel, het 1stemoet contact houden met het Britse leger in Hechtel, het 5demoet de grote weg door Leopoldsburg bewaken en het 2dede noordergrens van het kamp.
Om 15.10 uur wordt het 3depeloton beschotenbij de uitgang van Leopoldsburg, het stopt.
Om 16.10 uurbereikt het 4de peloton Kerkhoven en meldt dat de bruggen over het Zijkanaal verwoest zijn.
Rond 17.00 uurprobeert het 3de peloton een gordijn van mitrailleurvuur voorbij te gaan. Om 17.10 uur wordt een pantserwagen van het 3depeloton dat de weg naar Balen verkent op 1.200 meter van het kruispunt Quatre-Bras getroffen door projectielen van twee 88 mm antitankkanonnen.Het ene vuurt vanuit Immert, het andere kanon staat op de as van de grote baan. De getroffen pantserwagen is die van 1ste wachtmeester Bihay, het voertuig schiet in brand! Onderofficier Bihay is zwaar gewond, hij slaagt erin om zich in de sloot te laten glijden. De chauffeur soldaat Marcel Benoot en1ste soldaat- kanonnier Lucien Simoen, beiden uit Oostende, worden op slag gedood.
Ondertussen hebben de gemotoriseerde infanterie eenheden ook hun objectieven bereikt. De 1ste Cie bezet het Cavaleriekamp, het station en het centrum van Leopoldsburg en levert de reserve, de 2de Cie beveiligt de grens ten westenvan het kamp, de 3de Cieis ligt in Beverlo. De batterij artillerie bezet een stelling ten oosten van de weg Beverlo-Heppen. Een waarnemingspost bevindt zich in de toren van het gemeentehuis.
Dezelfde dag sneuvelen nog soldaat Guillaume Debefve en soldaat Jozef Van Oppens bij een hevige artilleriebeschieting op de stelling te Heppen. Onderluitenant Leo Van Cauwelaert wordt naar een ziekenhuis overgebracht.
Op 12 september is Oostham nog steeds door de vijand bezet. Bij een vliegtuigbombardement op het station wordt soldaat Carlos Martin, van de 1ste Cie, gedood. Rond 12 uur komt een patrouille van de 3de Cie, op de grens Heppen-Leopoldsburg, in contact met een dertigtal Duitsers. Een artilleriewaarnemer gaat mee met elke patrouille. De artillerie vuurt op Oostham. Rond 19.30 uur, op kop van een patrouille in de Engestraat wordt sergeant (kandidaat officier) Louis Goetz door een scherpschutter gedood. Op 13 september zijn er nog veel patrouilleactiviteiten. De vijand is nog steeds actief rond Oostham en Balen. De Duitse parachutist Luitenant Wendling wordt krijgsgevangen genomen. 's Avonds rond 21.35 uur ligt de 3de Gemotoriseerde Eenheid te Heppen weer onder hevig artillerievuur. Op 14 september wordt op de weg naar Balen nog een Duitse soldaat krijgsgevangen genomen. Alle eenheden trekken nu ten aanval en tegen avond hebben alle Duitsers zich teruggetrokken achter het Verbindingskanaal. De commandant van de artillerie van de Guards Division onttrekt de batterij artillerie aan de 1ste Belgische Groepering. DeBelgische artilleristen moeten, vanuit een stelling in de omgeving van Neerpelt, het vertrek van de aanval van de landstrijdkrachten voor de Operatie Market Garden gaan steunen. Op 17 september komt de batterij terug bij de Brigade Piron.
Over de Duitse verliezen bij Halen zijn er zware absurditeiten verteld. Ze vinden waarschijnlijk hun oorzaak in de nonsenscijfers die de dagbladen direct na de slag verkocht hebben.
De cijfers van 3.111 gedode Duitsers en 1.721 gedode paarden vindt men terug, tot zelfs in zuivere militaire werken. Deze cijfers zijn aan de zeer hoge kant. Immers een Duits ruiterijregiment telde ongeveer 720 bereden paarden. Daar er vier Duitse Regimenten storm liepen, en dan nog onvolledige, komt men tot het cijfer van ongeveer 2.880 maximum. Een simpel vergelijk tussen dit getal en de beweerde verliezen laat duidelijk uitschijnen hoe men overdreven heeft. Analyseren we enkele gegevens. Uit de Regimentsboeken halen we volgende cijfers
17deDragondersgeeft38gesneuveldenbij Halen (of 41)x
2deKurassiersheeft11gesneuvelden bij Halen
7deJagersheeft11gesneuvelden bij Halen
9deJagersheeft11gesneuvelden bij Halen
18deDragondersheeft41gesneuvelden bij Halen
2deLeibhusaren (2 CD) geeft2gesneuvelden bij Halen
9deUlanenheeft7gesneuvelden bij Halen
2deGarde M6heeft1gesneuvelde bij Halen
xEr zijn 3 militairen opgegeven die in Diest (16 en 24 aug) en in Brussel (15 aug)
overleden.
Op de Duitse begraafplaatsen die in 1915 bestonden lagen er het volgende aantal doden begraven:
Halen42
Herk (Waterkant)10 of 11xx
IJzerwinning29
Zelk (naast Steenweg op Diest)21
Luitenant Kolonel Beernaerts zegt op blz. 75 van zijn boekje,"dat er juist geteld in Halens vlakte 398 paarden werden begraven".
xxWaarschijnlijk zijn deze doden in maart 1915 naar Halen gebracht, zodanig dat daar het aantal opliep tot 42.De cijfers 10 of 11 komen uit gegevens van de 9de Duitse Jagers.
Uit het boek van von Poseck halen we volgende verliescijfers. Dit zijn cijfers van wat ontbrak op het appel direct na het gevecht.
17de Dragonders8 officieren159 man165 paarden
18de Dragonders6 officieren138 man163 paarden
2de Kurassiers6 officieren71 man270 paarden
9de Ulanen4 officierenmeer als 100 a 250 paarden
Maardit zijn globale getallen die het aantal doden, gekwetsten, vermisten en gevangenen omvatten. Dergelijke cijfers vindt men ook in zekere Regimentsboeken bvb.
In het regimentsboek van het 9deUlanen lezen we:
Totale verliezen: 4 Offr. - 121 man - 311 paarden.
Het voegt er aan toe dat na enkele dagen er verschillende manschappen terug gekomen zijn. Zo waren afwezig op de verzameling na de slag: 22 Offr.- 416 man - 438 paarden.
2de Kurassiers geven op
Verliezen: 8 Offr. - 77 man - 272 paarden en geeft verder op 24 gekwetsten en 48 vermisten (meestal in krijgsgevangenschap gekomen).
Arthur Bruhe, Kurassier in het 3de Esk schrijft dat er 8 doden waren bij Halen, die hij nominatief opgeeft, en waarvan er twee slechts na een maand stierven te Brussel.
Drie andere, nominatief geciteerde vielen op 11 augustus 1914.
Ook beweert dit Regimentsboek dat de 4de CD in totaal 107 doden had, de in de hospitalen en in gevangenschap gestorvenen niet meegerekend.
Wanneer we naast elkaar stellen;
- de beweringen van het 18de Dragonder regimentsboek;
- het totaal van de doden opgegeven in de verschillende Regimentsboeken;
- het aantal graven in 1915;
- het aantal begraven militairen van het latere "Ehrenfriedhof Halen n° 223" (zie verder),
dan lijkt het ons waarschijnlijk dat Halen aan de Duitsers ongeveer 150 doden en 600 paarden gekost heeft (von der Marwitz schrijft in zijn boek dat er 400 paarden ontbraken). Er zijn geen gegevens over krijgsgevangenen beschikbaar maar in functie van de cijfers van het 18de Dragonder en de inzet van de respectievelijke Regimenten (ogenblik van en plaats van inzet) denken we dat het er een 230‑tal moeten zijn. Vanwaar de cijfers van 3.111 gedode Duitsers en 1.721 paardekrengen komen, getallen maar al te dikwijls inmilitaire werken en artikels overgenomen valt niet te achterhalen.
Wel kan bevoorbeeld geciteerd worden dat "Le Soir" van 13 augustus 1914 spreekt van twee à drieduizend gedode of gekwetste Duitsers. De pers draaft in het begin van de oorlog nogal door (bvb. "Le Patriote" van 8 augustus 1914 schrijft dat de Duitsers 25.000 man verloren voor Luik!) zodanig dat Koning Albert I op 13 augustus zijn vleugeladjudant naar het Ministerie van Oorlog stuurde opdat ook deze hun optimisme zouden temperen in de mededelingen die ze aan de pers gaven.
EHRENFRIEDHOF "HALEN" n° 223
Na de oorlog worden al de Duitse doden uit de onmiddellijke omgeving naar het Ehrenfriedhof n° 223 bij de IJzerwinning gebracht. Actueel blijft daarvan alleen nog de grote gedenksteen, met daarbovenop het IJzeren Kruis over.
In 1956 worden de overblijfselen van de gekende gesneuvelden overgebracht naar het "Ehrenfriedhof Vladslo" Blok n° 9. De onbekenden naar het "Studentenfriedhof Langemark". Ze liggen er begraven juist achter de ingang. Op "Halen n° 223" lagen er in totaal 111 Duitsers begraven waarvan 91 in een eigen graf en 20 in een gezamenlijk graf als onbekenden .
Van deze 91 in eigen graf was de verdeling als volgt:
Van de eenheden die rond Halen gevochten hebben
·17de Dragonder11
·18deDragonder30
·17de of 18de Dragonder2
·2de Kurassier9
·9de Ulanen7
·2de Husaren (Leib)1
·7de Jager10
·9de Jager9
Totaal79
Van de eenheden die niet in Halen ingezet werden
·7deKurassier3
·3deUlanen1
·1steHusaren (Leib)1
·12deHusaren2
·17deHusaren1
·165steInf . Regt.1
·52steReserve Inf. Regt.1
·81steReserve Inf. Regt.1
Onbekende1
Totaal12
De Duítsers vermoeden, in het kerkhofboek van 1939, dat eronder de 20 onbekenden uit het massagraf er verschillende van de 28 vermiste Dragonders zouden zijn.
Als we dus de 20 onbekenden als Dragonders van het17deof 18debeschouwen, en ook de één totaal onbekende soldaat, als gesneuveld zijnde in Halen, dan komt men tot 79 + 1 + 20 = 100 doden voor de gevechten bij Halen. Voegen we er nog 50 aan toe van wie men nooit het lijk heeft gevonden (bvb. begraven met hun paard) of die later in de Lazaretten stierven dan komt men aan een totaal van ongeveer 150 man. Het verhaaltje dat de Duitsers hun doden weggevoerd hebben houdt evenmin steek, gezien ze Halen en haar omgeving geëvacueerd hebben tot 18 augustus.
Dit is voorgekomen volgens mensen die op 15 augustus opgeëist zijn om de paardekrengen te begraven. Dat er soms onrespectvol met de lijken omgesprongen is en er ook geplunderd is, kan men uit volgende tekst veronderstellen:
... van zohaast de slag is geëindigd, komt een bende schuimers, verachtelijk uitschot, de naam mensen niet waardig... toegesneld en aanstonds begonnenmet de doden te plunderen. Verscheidene hunner moeten een aanzienlijke buit gemaakt hebben in goudstukken en voorwerpen van waarde.
(uit : Op het Slagveld van Haelen - Drukkerij Booster en Stols Maastricht 1914,
A. Het aantal doden op de begraafplaats van Velpen-Halen. Dit bedraagt momenteel 180 gesneuvelden. Daarvan zijn er echter verschillende die niet in Halen gesneuveld zijn. Ook zijn er gesneuvelden die wel in Halen vielen, maar later naar hun haardstede zijn overgebracht. Daarom verwijzen we naar punt B.
B. Er is een lijst met de militairen die oorspronkelijk in Velpen zijn begraven. Ze bevat 189 gekende namen 28 onbekenden. Van deze 189 bekende zijn er in de loop van de jaren 37 afgevoerd. Blijft dus 189 + 28 - 37 = 180 man. Analyseren we de lijst van 189 bekenden en de 28 onbekenden dan komen we tot volgende getallen voor gesneuvelden die in Halen gevallen zijn.
4de Linie96gekende doden en
12onbekenden
24ste Linie10gekende doden
Cyclisten22gekende doden en
3onbekenden
2de Gidsen2gekende dodenx
4de Lansiers7gekende doden en
1onbekende
5de Lansiers2gekende doden en 3totaal onbekendenxx
158xxx
xTwijfelachtig of ze in Halen gesneuveld zijn.
xxWe rekenen de totaal onbekenden als doden van Halen.
xxxAls we de twee Jagers van de 4de Jagers te paard,die gesneuveld zijn op 11
augustus bij Halbeekkasteel bijnemen dan wordt het cijfer 158 + 2 = 160.
C. In "Le Combat de Halen" van het MDN (1934) staan volgende cijfers:
4de Linie en24ste Liniesamen ongeveer 123 doden
4de Lansiers7 doden
5de Lansiers4 doden
Cyclistenongeveer 125 doden en gewonden samen
Gidsengeen verliezen.
Verdere gegevens voor gewonden
Het 4de Linie , het 24ste Linie en de Art van 4de Brig. tellen samen ongeveer 400 gewonden
4de Lansiers12
5de Lansiers27
A/Ch8
CPP3
De totale verliezen bij de Belgen zouden ongeveer op de volgende waarden geschat kunnen worden:
Officieren 11 doden en 10 gekwetsten
Troep689 doden en gekwetsten.
D. In "L'Histoire des Caribiniers" geschreven door R. Kpt. Corvilain (1933) lezen we op blz. 33 dat van het 1ste Cy en 3de Cy er 4 officieren en 120 man ontbraken op het appel (dit zijn uiteraard niet alleen gesneuvelden).
In "Haelen" (1921) van Lt. Kol. Beernaerts vindt men (blz. 87-91) volgende dodencijfers terug:
4de Gemengde Brigade 6 Offr.116man=122
Cy2 Offr.28man=30
4deen 5deLansiers3 Offr.9man=12
2deGidsen3man= 3
Nota:
Voor de 4de Gem Brig geeft hij 10 onbekenden op en 19 man, alleen bekend door hun immatriculatienummer.
Voor de Cy geeft hij 5 man, alleen bekend door hun immatriculatienummer op.
Voor het 4de en het 5deLansiers geeft hij 5 man, alleen bekend door hun immatriculatienummer, op.
Voor het 2de Gidsen geeft hij 3 namen op. Volgens de lijsten waarvan sprake bij de letter B zijn de overlijdensdatums van twee van deze militairen echter niet gekend, en
rusten ze ook niet in Velpen op de begraafplaats. Van één van deze militairen beweert men dat hij op 14 augustus 1914 overleden is.
E. In het boekje "Nauwkeurig verslag over deze Slag van Halen met lijst der gesneuvelde Belgische Helden" uitgegeven door Cleeremans en Saels - Halen - na 1918, vinden we volgende aantallen terug.
Begraven op de Belgische Militaire Begraafplaats te Halen
4de Linie 104 waarvan 23 zonder naam
10deLinie1
4deLansiers4
Cyclisten26 waarvan 5 zonder naam
2de Gidsen1
Bij de IJzerwinning begraven
4de Lansiers1 (= Comd. Demaret)
Begraven op het Gemeentekerkhof Halen
Cyclisten1 (= Kap. Panquin)
Begraven op het Gemeentekerkhof Zelk
Cyclisten1
2de Gidsen 1
Begraven in Loksbergen (grensscheiding met Halen)
4de Linie12 waarvan 5 zonder naam
4de Lansiers 4 waarvan 3 zonder naam
Begraven op het Gemeentekerkhof Loksbergen
4de Linie6 waarvan 2 zonder naam
Cyclisten2
3de of 4de Lansiers2 (beide zonder naam)
2deGidsen 1
Onbekenden5
Samengevat:
4de Linie122
Cyclisten30
3de(?) en 4de Lansiers11
2de Gidsen3
Onbekenden5
In 1915 werden al de Belgische doden overgebracht naar de huidige Belgisch Militaire Begraafplaats in Velpen.
Analyseren we deze bronnen dan kunnen we besluiten dat de Belgische verliezen aan doden ongeveer tussen 160 à 180 man moeten geweest zijn, ongeveer te verdelen als volgt:
CHRONOLOGISCH OVERZICHT VAN HET GEVECHT TE HALEN 1914
CHRONOLOGISCH OVERZICHT VAN HET GEVECHT
+/- UUR
06u00Overhandiging van het vaandel aan het 5de Lansiers. Vroeg in de morgen van 12 augustus verplaatst het 5de Lansiers zich naar het Zuidoosten van Loksbergen waar het dan, waarschijnlijk enig feit in de militaire geschiedenis, op het slagveld zelf zijn
Standaard ontvangt uit de handen van Generaal de Witte.Er is geen sprake van
paradekledij of wapperende lansenwimpels. Het Regiment is in gevechtskledij en de
wimpels zijn opgerold rond de lansen, want de vijand is slechts op enkele kilometers.
(Het 5de L is pas opgericht op 13 december 1913)
07u00Opstellen van Artillerie van Belgische C0.
07u45Bevelen tot opstellen van de brigade Gidsen ten zuiden van Loksbergen en deBrigade Lansiers ten westen van de IJzerwinning.
08u10Eerste Duitse patrouille wordt bij Halen brug afgeslagen.
09u25Comd. CD ontvangt het bericht dat hij versterking krijgt van de 4de Gem. Brig.
09u35 3de Cy wordt in Halen versterkt door 1 Cy.
10u00Bevel aan de brigade Gidsen om te voet op te treden.
10u303de Cy en 1ste Cy trekken terug op station Halen.
11u30Duitse patrouille nabij het station teruggedreven.
De opstelling van de brigades Gidsen en Lansiers is afgelopen rond 11u30, (de Lansiers bevinden zich op de verdedigingslijn ter hoogte van de IJzerwinning,dit opvoorstel van Generaal Proost)
12u003de Cy en 1ste Cy opstelling voor IJzerwinning.
13u00Eerste Duitse stormloop (op Zelk).
13u30II/5de L wordt opgesteld.
14u30Laatste Duitse stormloop.
14u301steen 2de Gidsen trekken terug.
14u30Eerste eenheden van de 4de Gem. Brig. komen op het slagveld aan.
14u55Duitse Infanterie rukt op over holle weg Velpen-Liebroek.
Cy trekken terug tot op lijn van de Lansiers.
15u00Artillerie van de 4de Gem. Brigade gaat in stelling.
16u00Lansiers rond de hoeve trekken definitief terug. Cy uit worden uit het gevecht getrokken.
16u304de Gem. Brig. tracht Velpen te nemen. Brigade Gidsen gaat naar Bokkenberg.
18u00IJzerwinning in brand geschoten door de Belgische artillerie en even bezet door de Belgen.
18u00Duits artillerievuur houdt op.
19u00Duits geweervuur houdt op.
19u30Generaal de Witte besluit de strijd te staken.
Het levendige stadje aan de samenvloeiing van de Grote Gete en de Demer ligt op de grens van de Kempen en Hageland. De meest Brabantse van alle Limburgse gemeenten herbergt een schat van natuurschoon en bezienswaardigheden.
Halen, dat al in de middeleeuwen uitgroeide tot een druk handelscentrum, wordt in 741 voor het eerst op schrift vermeld als Halon (Germaans voor bochtig hoogland).
Gedurende meer dan vier eeuwen behoort deze plaats die het prinsdom Luik en het hertogdom Brabant scheidt, tot de domeinen van de abdij van Sint-Truiden. Halen dankt, zijn welvaart aan de ideale ligging langs de heirbaan Brugge - Keulen en de bevaarbaarheid van Demer en Gete. De economische bloei van de kleine overslaghaven bereikt haar hoogtepunt in de 13de en 14de eeuw.
Halen verkrijgt het recht om haar eigen munten te slaan en wordt erkend als marktplaats. Onder Hendrik 1, Hertog van Brabant verkrijgt het dorp in 1206 stadsrechten.
In de daarop volgende eeuwen wordt de stad geteisterd door op elkaar volgende bezettingen. Hollanders, Kroaten, Denen, Pruisen en Fransen zijn de oorzaak van een onomkeerbaar verval. De Cisterciënzerínnenabdij van Mariendal (1239) en de lakenhal worden tijdens deze duistere periode gedeeltelijk of volledig verwoest.
Na 1830 neemt de belangrijkheid van Halen opnieuw toe. Het Gete stadje wordt woon- en landbouwgebied, met een beperkte industriële activiteit die zich in hoofdzaak toespitst op het bier brouwen.
De Slag van Halen
Op 4 augustus brandt de strijd los. Dadelijk wordt er in ons land met alle hevigheid gevochten. De Luikse forten worden zonder ophouden beschoten. Een sterke Duitse voorhoede, onmiddellijk gevolgd door 7 ruiterijdivisies, dringt door in ons land. Over Visé en Tongeren. Ten einde zich niet nutteloos bloot te stellen aan de bedreiging van de vijandelijke overmacht krijgt onze cavaleriedivisie op 9 augustus het bevel zich achter de rivier de Gete terug te trekken.
Dit is uitgevoerd op 10 augustus. Achter het riviertje moeten onze ruiters de noordelijke flank beschermen van het leger dat nu de tweede verdedigingslijn Luik ‑Borgworm ‑Antwerpen wil houden. In de mening dat de Duitse opmars naar Brussel en Antwerpen zal geschieden tussen Tienen‑Borgworm, is daar het gros van de Belgische strijdkrachten samengetrokken.
Maar de Duitsers beschikken over een uitstekende inlichtingsdienst en zijn van deze tactische opstelling op de hoogte. Zij geven hun oorspronkelijk plan prijs en zullen proberen door te breken op het zwakste punt van de Belgische verdediginslijn. Dit is nabij Diest.
De uitvoering van deze opdracht wordt toevertrouwd, aan de 2de en 4de Duitse cavalerie divisie, waartoe de adel en het kruim van het Duitse Keizerlijke legerbehoren. D
eze divisies staan onder het bevel van Generaal von der Marwitz.In de streek om en nabij Diest liggen van Belgische zijde de manschappen van Generaal De Witte. Het zijn de Carabiniers‑wielrijders (de toekomstige legendarische Zwarte Duivels) de ruiterijbrigades van de Gidsen en van de Lansiers en de Eerste Batterij Bereden Artillerie. Alles samen is dit slechts een kleine schakel in de verdedigingslijn Luik‑Antwerpen.
Het 4de Lansiers is met drie eskadrons te Loksbergen en het 4de eskadron, samen met twee pelotons van het 2de Wielrijders, te ZELCK (Zelk) opgesteld. Luitenant‑Generaal De Witte heeft deze troepen te Loksbergen verzameld om tegen de krachtige vijandelijke aanval, die hij in de streek van Halen verwacht, te kunnen manoeuvreren. 's Anderendaags komt de Belgische cavaleriedivisie inderdaad in contact met twee cavaleriedivisies van von der Marwitz, die langs de weg Hasselt‑Diest rijden
.
Op 12 augustus noteert men in Ukkel een maximum temperatuur van 26° en een lichte oostelijke wind.
Woensdag 12 augustus 1914.Vroeg in de morgen melden verkenners dat sterke vijandelijke legereenhedenvoetvolk, ruiterij en geschut in aantocht zijn. Daarom ondergaat de Belgische stelling een lichte wijziging. Het 4de Lansiers wordt meer vooruit opgesteld aan de beide kanten van de IJzerbeek, ter hoogte van de pachthoeve, met dezelfde naam. Drie eskadrons van het 5de Lansiers staan ten zuiden van de hoeve. Terwijl de eerste batterij Artillerie zeshonderd meter N‑W in stelling gaat Zelk is stevig in onze handen.
Het eerste treffen heeft plaats rond 8 uur aan de oostkant van Halen. Vijfhonderd meter vóór het 4deL zijn de Cyclisten opgesteld. Achter de Gete houden ze als voorpost de uitgangen van het dorp bezet. Meer dan twee uur slagen ze er in elke doorbraak te beletten.
De Duitsers brengen grote versterkingen van Ulanen en Kurassiers in de strijd en zetten met hun artillerie 'n hevig vuur in. Voor deze overmacht moeten de «Zwarte Duivels» huis na huis wijken. Hun voorposten trekken zich dan ook langzaam achteruit naar de hoofdstelling. Nog 'n tweede maal vangen ze de vijand op achter de spoorwegberm, maar dan worden ze door de overmacht teruggedreven in de Velper‑velden.Op het middaguur is de dorpskom volledig in vijandelijke handen. Vanuit haar stelling op de Bokken‑ en de Mettenberg opent de Belgische artillerie een doeltreffend vuur, dat paniek zaait. Von der Marwitz is de trage gang van zaken beu. Hij heeft zijn Ulanen en Dragonders het bevel te chargeren teneinde een doorgang te vinden. Hierdoor tekent hij het doodvonnis van de Keizerlijke Ruiterij.
Het gevecht begint met de charge van het 2de en 3de Eskadron van het 17de Dragonders langs de weg op Diest. Deze charge wordt door het vuur van de verdedigers van Zelk tot staan gebracht. Een tweede charge van het 1/17de Dragonders ten zuiden van de weg wordt ook afgeslagen. Deze mislukkingen hebben tot gevolg dat de vijand geen verdere aanvalspogingen meer onderneemt in de richting van Zelk.
Het 18de Dragonders, eveneens van de 17de Brigade, komt onmiddellijk daarop opdagen langs de spoorwegovergang, aan de westelijke rand van Halen. Zijn 1ste en 3de Eskadron vallen dadelijk langs de IJzerbeek aan, terwijl het 4de Eskadron slechts van ver volgt. De chargerende eskadrons vallen echter op drie pelotons van het 1ste Eskadron en op twee pelotons van het 3de Eskadron van het 4de Lansiers, opgesteld in de nabijheid van de pachthoeve. Het 3de vijandelijke Eskadron, dat in colonne per peloton chargeerde, valt op het 4de Peloton van het 2de Eskadron(4de Lansiers), bevolen door Luitenant Lentz.
Gezien de geweldige overmacht van de vijand geeft Generaal De Witte aan zijn ruiters het bevel om af te stijgen en zich in grondstellingen te verdedigen. Deze wijze maatregel bepaalt in grote mate het verloop van het gevecht. Ook de Duitse ruiters gaan deze tactiek toepassen, te laat echter.
Op de andere oever van de beek rent het Duitse 1ste Eskadron van het 18de Dragonders door de neerliggende soldaten van het 3de Karabiniers-Wielrijders. Na verschillende aanvallen van de Kurassiers en Dragonders doorstaan en teruggedreven te hebben worden de Cyclisten nu overrompeld door de Mecklemburgse Ruiters. In een lijf‑aan‑lijfgevecht moeten ze zich verdedigen met de bajonet. Ze lijden er bloedige verliezen maar ze verlaten eervol het slagveld, ze zijn volledig uitgeput na een ganse dag in het gevecht te zijn geweest.
De Duitse Cavalerie wordt deze keer opgevangen en terug geworpen door het vuur van de verdedigers van de IJzerwinninghoeve en door het Derde Eskadron van het 4de Lansiers.
Twee eskadrons van het Tweede Kurassiers van de Derde Duitse Brigade proberen een stormloop in te zetten in de Velper‑weide. Het verenigde vuur van het 3deKarabiniers-Wielrijders, 4de en 5de Lansiers en het 1ste Gidsen belet de vijand vooruit te rukken. Twee charges van het 9de Ulanen ondergaan hetzelfde lot.
Generaal de Witte begrijpt dat de Zwarte Duivels en de Lansiers uiteindelijk zullen moeten bezwijken onder de vijandelijke overmacht en richt een dringende boodschap om versterking tot de verderop gelegen 4de en 24ste Linieregimenten samen met 12 kanonnen. Onmiddellijk snellen deze in een geforceerde mars vooruit vanuit St‑Margriete-Houtem, nagenoeg 20 Km verder, ter hulp.
De honden die de machinegeweerkarretjes trekken, zijn door 't stof en de hitte zo uitgeput dat tijdens de opmars men ze aan boeren moet toevertrouwen. De manschappen trekken zelf de wagentjes.
Tot acht maal toe lopen de Duitse aanvallen te pletter op de onverzettelijke weerstand van een handvol Zwarte Duivels, Gidsen en Lansiers. Hun goed gericht vuur maait brutaal de eerste pelotons van de chargerende ruiters weg. De daarop volgende rangen geraken in paniek, wenden hun paarden en vluchten in alle richtingen.
De Duitsers zien ondertussen dat aanvallen te paard onmogelijk de weerstand van de Belgen kan breken. Daarom ontketenen ze een hevig geweer‑ kanon‑ en MG-vuur op de verdedigers.
Eerste Kapitein Demaret, Commandant van het 3de Eskadron en Adjudant Rousselet van het 2de Eskadron (beiden 4de L), sneuvelen terwijl ze proberen een vijandelijke MG te lokaliseren. Majoor Bourgouis (4de L), Commandant van de 2de Groep, wordt eveneens gedood op het ogenblik dat hij zich van de hoeve naar het 3de Eskadron begeeft.
Voor von der Marwitz is het duidelijk geworden dat zijn ruiterij, hoe bedreven ook, niets vermag tegen een vijand te voet, die bovendien nog het voordeel heeft van natuurlijke dekkingen, hagen‑ en weide afsluitingen, die voor zijn bereden manschappen lastige hindernissen vormen. Hij doet beroep op zijn regiment met Doodskop Huzaren, om te voet ten aanval te trekken. Het regiment wordt versterkt twee bataljons Jagers. Weer ontbrandt het gevecht in volle heftigheid rondom de hoeve.
Omstreeks 15u15 rukt een dichte vijandelijke tirailleurlijn op naar het 1ste Eskadron van het 4deLansiers en naar het 5deLansiers. Het vuur van de automatische wapens wordt vooral gericht op de verdedigers van de hoeve aan de IJzerbeek. Sommige van onze soldaten worden letterlijk doorzeefd. Luitenant Lentz ontketent daarop een snelvuur op de vijand, maar zijn vuurkracht is te gering. Daarom oordeelt hij rond 15u40 dat de toestand onhoudbaar geworden is en verplaatst zich ten westen van de hoeveweide.
Op het ogenblik dat de vijand de wind in de zeilen schijntte hebben en de kansen dreigen te keren, dagen de ter hulp geroepen 4de en 24ste Linieregimenten op, zonder zich ook maar een ogenblik respijt te gunnen, na hun speedmars van meer dan 20 km, storten zij zich onmiddellijk in de strijd. Het wordt een ontzettend lijf‑aan‑lijfgevecht.
Wanneer Luitenant Lentz de aankomst van de versterkingen vaststelt, beslist hij om de terugtocht voort te zetten.
De 2de Cavaleriebrigade trekt zich dan geleidelijk uit de vuurlijn terug. Om 16u00 het 1steEskadron van het 4deLansiers, dit nadat het sinds een twintigtal minuten onder een hevig vuur van artilleriegranaten ligt, daarna de andere elementen van de 2de Brigade. De eskadrons van het 4deLansiers worden naar het kasteel van Blekkom geloodst, waar de 2de Brigade zich hergroepeert. Om 1900 uur verplaatst het 4de Lansiers zich naar Rigel le Cháteau‑Ferme om er te bivakkeren.
Lt. von Flotow van het 2de Esk. (17deDrag.) vertelt:
Ik wordt met 8 ruiters als spits op patrouille gezonden.Ik stel vast dat de rivierovergang bij Halen nog altijd bezet en zelfs gebarricadeerd is. Het is onmogelijk om in het van draadafsluitingen doorzoomde landschap nader te komen. De naast mij rijdende onderofficier stort neer. Ik zelf wordt het paard van onder mijn lijf weggeschoten. Ik haast me te voet terug om mijn vaststellingen door te geven. Maar het 9de Jager Bataljon spreidt zich al uit. De in het dorp opgestelde Belgische Wielrijders weren zich dapper, maar een Batterij van onze artillerie komt aangereden en neemt ze onder vuur... De Belgen trekken zich terug,ze trachten nog de brug over de Gete te laten springen, dit slaagt slechts gedeeltelijk. Ik zie dat onze Jagers het dorpinnemen,enkele huizen staan reeds in vuur en vlam.
Getuigenis C. Van Brussel 1steCy.
Op 12 augustus rond 7 uur was alles ingepakt en werd de rit naar 't dodenveld ingezet (uit Loksbergen). Op een plein midden het dorp ( te Halen) werden onze fietsen, die we nooit meer zouden terugzien, geplaatst. Het zal zo wat 12 uur (?) geweest zijn toen we onze eerste stelling langs het riviertje de Gete bezetten. In het begin scheen alles betrekkelijk kalm en rustig voor ons over 't riviertje. Het zag er naar uit alsof het een verlaten streek was beplant met struikgewas. Nu en dan een salvo geweervuur, dat tot dan toe ons geen verliezen bracht. Plots een doffe knal. Een obus vloog door de gevel van een stal die een paar minuten later in brand stond. Daarna ging het zeer vlug. De geweerkogels sisten langs onze oren. Het was niet meer uit te houden. Wij moesten daar weg! Elk was op zijn eigen aangewezen om te ontsnappen, wij waren zo goed als ingesloten. Ieder heuveltje of een kleine diepte was welkom... Ik weet niet of er daar kameraden gevallen zijn, want alles moest zo razend vlug geschieden. Wat verder kwamen we aan de overgang van de spoorbaan, waar een versperring werd aangebracht.
De slag van Halen is voorbij. De Duitsers spreken over het gevecht bij Halen, dit lijkt mij een betere benaming voor de gebeurtenissen rond Halen!
Op 23 oktober 14 valt de compagnievan Peter Kollwitz, de 4de cie van het 207de Reserve Infanterie Regiment (RIR 207) het Belgische 11de linie aan diehaar positie aan de IJzer Musketier kost wat kost stand wil behouden!
De 18-jarige Peter sneuvelt. Hij wordt begraven op de Duits begraafplaats "Friedhof Roggeveld". Peter Kollwitz is de tweede zoon van Karl en Käthe Kollwitz. Zijn moeder iseen Duitse beeldhouwster Käthe Kollwitz. Ze wordt op 8 juli 1867 als Käthe Schmidtte Köningsberg geboren, de hoofdplaats van Oost-Pruisen.
Ze huwt in 1891 met Dokter Karl Kollwitz en verhuist naar Berlijn. Haar zoon Hans ziet het levenslicht op 14 mei 1892 en haar tweede zoon Peter wordt geboren op 6 februari 1896.
Een week na peters dood rijpt bij moeder Käthe al het voornemen om een gedenksteen te ontwerpen voor haar gevallen zoon. In de loop van de jarenbedenkt, schetst en ontwerpt ze verscheidene werken die uiteindelijk, in 1932, zouden leiden tot de beelden vander trauernden Eltern, het Treurende Ouderpaar.
Op 24/07/1932 worden aan de ingang van het "Friedhof Roggeveld", waar samen met peter meer dan 1.500 Duitse soldaten begraven liggen, de beeldhouwwerken 'Het Treurende Ouderpaar" van Käthe Kollwitz geplaatst.
Links knielt de vader met al zijn opgekropt mannelijk leed. Met ingevallen wangen en een grimmige trek om de mond, de armen verkrampt om het lichaam geslagen en het hoofd uit de opgetrokken schouders Kijkt neer op de duizenden graven, waar- onder dat van zijn zoon Peter dat in het onmiddellijk bereik ligt van zijn ogen.
Rechts knielt de moeder, Käthe Kollwitz ze zit voorovergebogen, de ogen gesloten, en met de rechterhand de wijde mantel dicht tegen haar wang aandrukkend: één en al innigheid, verdriet en liefde.
De beelden werden in hardsteen uitgevoerd naar het ontwerp van Käthe Kollwitz: -de vaderfiguur door August Rhades -de moederfiguur door Fritz Diederich.
In Esen heeft maar men weinig begrip voor de beelden,wat eigenlijk begrijpelijk is als men de gebeurtenissen van oktober 14 kent. Ze noemen ze Pette en Mette of Manten en Kalle.
Nu ligt Peter begraven op de Duitse militaire begraafplaats in het Praetbos te Vladslo. Tot in 1956 lag hij begraven op deDuitse begraafplaats 'Het Roggeveld'. Zijn stoffelijk overschot werd samen met dat van duizenden anderen overgebracht naar één van de vier Duitse verzamelbegraafplaatsen in West-Vlaanderen. Ook de beelden verhuisden mee, ze staan nuachteraan op de Duitse militaire begraafplaats te Vladslo. De twee geknielde figuren zittennu op een sokkel en staan opgesteld vóór het graf van Musketier Peter Kollwitz. Het hele leven vanKäthe Kollwitz stond in teken van de (vooral grafische) kunsten.
Toen Hitler in 1933 Reichskanzler werd, was zij gedwongen de Academie en haar leerstoel te verlaten. Haar werken werden niet meer tentoongesteld. Haar stelling Die eigentlichen Verlierer der Kriege sind immer die Eltern, die Frauen, die Mütter (De eigenlijke verliezers van de oorlog zijn altijd de ouders, de vrouwen, de moeders) was daar niet vreemd aan. Haar man Karl sterft op 19 juli 1940. Ze zal nogmaals een groot verdriet kennen, haar kleinzoon Peter (de zoon van Hans en genoemd naar zijn gesneuvelde oom) sneuvelt in 1942 in Rusland. In 1944 verhuist zij van Berlijn naar Moritzburg bij Dresden waar zij op 22 april 1945 overlijdt, enkele dagen voor het einde van de Tweede Wereldoorlog.
De Duitse Militair begraafplaats - Praetbos te Vladslo
Aan de rand van het Praetbos, bevindt zich het prachtig onderhouden Duitse Militairebegraafplaats van Vladslo, waar 25.638 Duitse militairen, rusten die tijdens de Eerste Wereldoorlog vielen.
Gedurende de Eerste wereldoorlog richtten de Duitsers in het Praatboseen verbandpost in. Daar ontstaat het Soldatenfriedhof Vladslo. Na de Eerste Wereldoorlog wordt het uitgebreid en sinds 1957-1958 is het een verzamelbegraafplaats zoals die in Langemark en in Menen. Vanuit 61 Belgische plaatsen zijn er bijna 22.000 graven naar Vladslo overgebracht. Onder de eiken rusten 25.638 Duitse doden. De eindeloze rijen platte, grijze grafstenen in het
grasveld en vooral het Treurende ouderpaar van de Duitse beeldhouwster Käthe Kollwitz, maken dit tot een van de indringendste militaire begraafplaatsen. Hier liggen geen helden en is er geen glorie, er heerst een veelzeggende stilte, een stille aanklacht. Op een van de platen voor het beeld vindt men de naam Peter Kollwitz terug: de zoon van het 'Treurende Ouderpaar'. De begraafplaats is 1,2 hectare groot. Tot in 1956 lagen er hier 3.233 Duitse militairen begraven. Het was een indrukwekkend kerkhof vol eikenhouten Het was een indrukwekkend kerkhof vol eikenhouten kruisjes. In de jaren 1955 tot 1957 werden de Duitse begraafplaatsen, waarmee West-Vlaanderen bezaaid was, sterk in aantal verminderd. Er blijven thans nog alleen die van Hooglede (8 247), Langemark (44 294), Menen (47 864), Vladslo (25 638) en Zeebrugge over. Alle Duitse gesneuvelden uit de IJzerstreek werden toen naar het gemeenschappelijke kerkhof van Vladslo gebracht.
. Om ruimte te winnen, werden alle vroegere kruisen verwijderd en eerst vervangen door kleine houten blokjes bedekt met een bronzen plaatje, die nauwelijks boven de grond. Twee aan twee lagen er toen 25 638 gesneuvelden = 12 819 houten blokjes. Ook hier kwamen er hieren daar paarsgewijze naamloze granieten kruisen. Alleen één oorspronkelijk kruisje bleef enige tijd behouden, dat waaronder Peter Kollwitz rustte. In 1959, zoals Käthe Kollwitz het zelf zou gewild hebben werd dit laatste houten kruisje van het kerkhof weggehaald. Het werd overgebracht naar het vroegereIeperse Herinneringsmuseum (Salient Museum) 1914 -1918. In 1971 en 1972 werden de houten blokjes op hun beurt vervangen door huidige arduinen platen waarin telkens 20 namen gegrift staan. Enkele van de granieten kruisen werden behouden.
De Duitse Militaire begraafplaats te Vladslo - Diksmuide is vrij toegankelijk. Indien het portaal gesloten is, sleutel: bij de familie Museeuw, Houtlandstraat 3. De Volksbund Deutsche Kriegsgräberfürsorge met als adres Postfach 103840 te 3500 Kassel - Duitsland, beheert het kerkhof.
Graf van Dr Chastang en enkele Esense burgers 1914
Dr Chastang
"Ici repose un brave médecin français".
Op het gemeentelijke kerkhof rondom de St Pieterskerk vinden we het graf van de Franse officier; le médecin de 3ème classe Félix Chastang.
Na de oorlog kreeg Chastang op het kerkhof van Esen een praalgraf in arduin. In de jaren tachtig besliste bet stadsbestuur van Diksmuide het graf te restaureren, als hulde aan de heldendood van deze jonge, veelbelovende dokter uit Bretagne. Het zou hier gaan om een leeg graf, volgens Franse bronnen zouden de stoffelijke resten van Chastang eind dejaren60 overgebracht zijn naar Frankrijk.
Le Dr Chastang, médecin militaire français, prit part à la bataille de l' Yser à côté des fusiliers-marins de l'amiral Ronarch qui pendant près d'un mois défendirent la ville de Dixmude assiégée par l'ennemi.. Il s' y conduisit en héros mais succomba le 10 novembre1914, (eigenlijk moet dit 11 november zijn) date à laquelle les Allemands se rendirent maître de Dixmude. Ce sont ses derniers moments qui sont racontés ici. Bron: Charles Le Goffic,"Steenstraete", Plon, Paris, 1917
Le 24 et 25 octobre, durant la nuit, les jeunes docteurs Chastang et Arnould évacuèrent sous le feu de l'ennemi, soit par ambulances, soit par brancards 27 blessés dans des conditions particulièrement difficiles. Ils ramenèrent tout leur personnel indemne. Deux heures avait été nécessaires pour faire les 300 mètres qui les séparaient des premières lignes françaises. Dans une lettre datée du 27 octobre, le Dr Chastang raconta à sa maman cette scène:
Chastang vertelt :
"Je suis heureux de t'annoncer sans orgueil qu'Arnould et moi avons été félicités par le commandant. Pendant deux nuits, nous avons été ramasser les blessés aux avants-postes et, avant-hier matin, nous l'avons échappé belle... J'étais avec Arnould, l'aumônier (abbé Pouchard) et un infirmier. Nous avons pansé et chargé un blessé sur une porte d'armoire et, notre ouvrage fini, pour sortir de la maison qui nous servait d'abri, il fallait soigneusement se cacher car nous étions à 250 mètres d'une maison d'où tiraient les Allemands. Nous n'avions qu'un fossé peu profond pour le faire et 300 mètres à parcourir. aussitôt sortis de notre abri, les balles sifflent, nous sommes obligés de nous aplatir au fond du fossé avec notre malade. Nous essayons de pousser, de tirer notre porte d'armoire en nous mettant à quatre pattes. Nous étions trop visibles encore. Il ne restait plus qu'une chose à faire, se terrer et ne pas bouger. Nous sommes ainsi restés pendant deux heures et demie; la moindre touffe d'herbe qui remuait recevait des balles. Nous croyions bien rester prisonniers des boches ou passer dans l'autre monde avant la nuit, et il n'était que midi... Tu ne saurais t'imaginer, ma chère maman, combien il est énervant d'attendre ainsi couché au fond d'un fossé. Enfin, vers une heure, le feu semble avoir changé de direction. Alors, nous tentons le grand coup, nous prenons les quatre coins de notre porte d'armoire et nous partons le plus vite possible sur la route. En quelques minutes nous étions dans les tranchées françaises, à l'abri d'un gros talus. nous avions mis plus de deux heures pour faire 300 mètres dans un fossé. Aucun de nous n'était blessé, et nous avons ramené un malade qui aurait certainement la vie sauvée."
La chance va malheureusement abandonner le courageux médecin deux semaines plus tard. Le 10 novembre, l'ennemi parvient à franchir les lignes françaises tenues par les tirailleurs sénégalais. L'ordre d'abandonner Dixmude est donné. Dans un poste de secours situé en avant de Dixmude, sur la route d' Eessen, blessés, médecins et brancardiers sont descendus à la cave pour se mettre à l'abri du bombardement intense. Quand celui-ci cesse, des cris se font entendre : ce sont les Allemands qui pénètrent dans l'abri. Le Dr Chastang s'interpose entre eux et ses blessés. Une heure plus tard, il doit à nouveau intervenir en faveur de son chef, le Dr Guillet (celui-ci sera échangé contre un prisonnier allemand). Par son sang-froid, le jeune médecin parvint donc à éviter tout acte de violence au sein de son poste de secours. Fait prisonnier, il est aussitôt affecté au service d'une ambulance allemande pour laquelle, avec son confrère allemand, il travaille sans relâche à panser et à réconforter les blessés des deux camps. L'ordre d'évacuer les blessés vers l'arrière est ensuite donné. Les voitures d'ambulances chargées se mettent en route avec, en avant du convoi, les blessés qui savent encore marcher. Parmi ceux-ci se trouve le Dr Chastang qui accompagne un blessé dont le bras gauche est brisé. Le bon docteur soutient le bras de son compatriote tout en lui promettant de faire tout ce qui est nécessaire pour éviter l'amputation. Félix Chastang ne pourra tenir sa promesse: après avoir marché un kilomètre, un obus français explose sur la route et un de ses éclats le blesse mortellement au dos. Sa dernière parole sort de sa bouche, incomplète: "Oh ma...". Une voiture d'ambulance s'est rapidement portée au secours du blessé; de celle-ci surgit le médecin allemand qui ne peut hélas que constater le décès de son confrère. Le médecin semble très affecté par la mort de ce prisonnier dont il avait constaté l' extrême dévouement aux blessés. Il ordonne alors d'ensevelir le corps du docteur Chastang à Eessen auprès des officiers allemands décédés et, geste magnifique, lui-même, peu après entreprit d'écrire sur la croix funéraire : "Ici repose un brave médecin français".
Pour terminer, voici la citation à l'ordre de l'armée du Dr Chastang:
Citation à l'ordre de l'armée :
Le général commandant la région fortifiée de Dunkerke et le 36° corps d'armée cite à l'ordre de l'armée le médecin de 3° classe Chastang, des fusiliers marins, qui s'est signalé dès les premiers engagements par son courage, son sang-froid et ses qualités professionnelles. Le 10 novembre l'ennemi ayant envahi son poste de secours, ce jeune officier, grâce à son sang-froid, sauva la vie à son chef; frappé à mort le lendemain au cours d'un bombardement en donnant des soins aux blessés français et allemands, a su par son attitude forcer l'admiration même de nos ennemi.
Addendum: Précisions sur la tombe du Dr Chastang à Essen données en août 2003 par Monsieur Geldhof Philip.
J'effectue des recherches sur les militaires français morts en Flandre en 1914-1918 et cela en coopération avec le musée In Flanders Fields à Ypres. La tombe du docteur Félix Chastang se trouve à Esen, commune de Dixmude. Sur sa tombe en marbre il y a seulement: "Ici repose un brave médecin français". Cette tombe a été remise en état, il y a quelques années, par la ville de Dixmude. C'était ce que moi -et bien d'autres gens- pensais comme étant la réalité. Mais comme souvent en faisant des recherches les choses ne sont pas toujours aussi simples ... Il y a juste deux mois, dans une copie du régistre de la nécropole de Chastres-Villeroux, je lis le nom du dr Chastang. Effectivement, fin des années 60, son corps a été réinhumé à Chastres, bien loin de la terre où il est tombé... Sa tombe à Esen y est restée...vide. J'espère que cette annecdote vous semble utile. Mes salutations sincères.
Herinneringsmonument voor de franse Marine Fuseliers
Herinneringsmonument voor de franse Marine Fuseliers in het stadspark van Diksmuide
Het gedenkteken van admiraal Ronarc'h en zijn Marine Fuseliers is te vinden in het stadspark achter de bushaltes van het station. Op de plaats waar de weg van Esen Diksmuide binnenkomt en op de plaats waar de Marine Fuseliers een van hun verdedigingslinies hadden opgebouwd.Op de bronzen schijf van het monument lezen we: "Il va de notre honneur d'aider les Belges dans cette tâche jusqu'à l'extrême limite de nos moyens , en conséquence le passage de Dixmude devra être tenu par vous tant qu'il restera un fusilier marin vivant". Het gaat om onze eer de Belgen in deze taak te helpen, tot de uiterste grens van onze middelen bijgevolg zal de passage van Dixmude door U moeten gehouden worden zolang er een levende Marine Fusilier over zal blijven ".
Aan dit bevel hebben ze woord gehouden!
Op de vertikale boord van de schijf staat:"24 oct. 1914 - Le général d'Urbal - L'amiral Ronarc'h".
De laatste Franse Poilu en de laatste Duitse soldaat uit 14 - 18 zijn overleden
De laatste Franse Poilu en de laatste Duitse soldaat uit 14 - 18 zijn overleden
Le dernier poilu est mort
NOUVELOBS.COM | 07.06.2008 | 21:29 Lazare Ponticelli, le dernier poilu survivant de la première guerre mondiale, est décédé à l'âge de 110 ans. Un hommage national lui sera rendu lundi matin sous la forme d'une messe aux Invalides à Paris.
Lazare Ponticelli, le dernier "poilu" survivant de la Grande guerre, est décédé à l'âge de 110 ans, a annoncé mercredi 12 mars l'Elysée. "J'exprime aujourd'hui la profonde émotion et l'infinie tristesse de l'ensemble de la Nation alors que disparaît Lazare Ponticelli, dernier survivant des combattants français de la Première guerre mondiale", déclare le président de la République dans un communiqué.
"Je salue l'enfant italien venu à Paris pour gagner sa vie et qui choisit de devenir Français, une première fois en août 1914, lorsque, trichant sur son âge, il s'engagea à 16 ans dans la Légion étrangère pour défendre sa patrie d'adoption. Une deuxième fois en 1921, lorsqu'il décida de s'y établir définitivement", a ajouté Nicolas Sarkozy.
Hommage national
Lazare Ponticelli, qui vivait au Kremlin-Bicêtre (Val-de-Marne), près de Paris, avait dans un premier temps refusé l'idée d'avoir des obsèques nationales comme le proposait le gouvernement, mais avait finalement décidé d'accepter, "au nom de tous ceux qui sont morts, hommes et femmes" pendant la première Guerre mondiale.
L'hommage national qui sera rendu lundi matin à Lazare Ponticelli, décédé mercredi, prendra la forme d'une messe aux Invalides, a indiqué le secrétaire d'Etat à la Défense chargé des Anciens combattants, Alain Marleix. La date de la messe n'est pas encore fixée. L'office sera célébré "en présence des plus hautes autorités de l'Etat", dont Nicolas Sarkozy, mais aussi de la Légion étrangère, à laquelle il avait appartenu, et de soldats vêtus d'uniformes de poilus", a indiqué Alain Marleix, précisant que la date n'était pas encore fixée. "Il tenait beaucoup à la présence de légionnaires et souhaitait qu'à travers lui, cet hommage national soit rendu à l'ensemble des combattants de la Première guerre mondiale", a souligné Alain Marleix. L'avant-dernier survivant français de la Grande guerre était Louis de Cazenave, mort le 20 janvier dernier, également à l'âge de 110 ans. (avec AP)
Lazare Ponticelli, 110 ans, était le dernier poilu. Sa disparition aujourd'hui symbolise la fin d'une époque, celle d'un homme qui a traversé le 20 siècle et ses deux conflits mondiaux. "Cet Italien de naissance, né le 7 décembre 1897, devenu Français en 1939. Arrivé à l'âge de 9 ans en France avec son frère aîné pour fuir la misère, il fut ramoneur puis crieur de journaux. Il n'a pas 17 ans quand il s'engage en 1914 au 4e régiment de marche de la Légion étrangère, "la Légion garibaldienne" qui compte six petits-fils du célèbre général et homme politique italien, Giuseppe Garibaldi. Pour défendre cette France qui lui "avait donné à manger", il doit tricher sur son âge. Il participe aux combats en Argonne puis creuse les premières tranchées. Quand l'Italie entre à son tour en guerre aux côtés des Alliés, M. Ponticelli est envoyé sous le drapeau transalpin se battre contre les Autrichiens. Blessé au visage, il apprend l'Armistice pendant sa convalescence et revient en France en 1920. Il monte alors une entreprise d'entretien de cheminées d'usine qu'il fera prospérer, avant de passer la main dans les années 1970. La société Ponticelli Frères compte aujourd'hui près de 4 000 salariés."
Le dernier soldat allemand, lui, est mort dans l'indifférence
(De Berlin)La France s'apprête à rendre hommage au dernier combattant de la Grande Guerre, Lazare Ponticelli, décédé mercredi à l'âge de 110 ans, lors d'une messe aux Invalides, à Paris lundi. La presse a largement couvert sa disparition, avec force nécrologies, pimentées de tous les épisodes tragiques quil a pu traverser au cours de sa longue histoire. Mais en Allemagne, la mort au début de l'année du dernier soldat de la Grande Guerre, Erich Kästner, à lâge de 107 ans, est passée quasi inaperçue, reléguée dans quelques rubriques des pages intérieures des journaux. Cet obscur monsieur Kästner était le dernier soldat du IIe Reich à sêtre battu dans les tranchées de la guerre de 14-18. Cette étonnante discrétion nest pas due à manque dintérêt du public germanique pour une guerre si déterminante dans lhistoire de lAllemagne. Aussi étonnant que cela puisse paraître dans ce pays où tout est organisé et réglé comme du papier à musique, personne na établi ni na tenu une liste nominative et exhaustive des vétérans de la Grande Guerre.Ni le ministère fédéral de la Défense, ni les nombreuses association de soldats, ni les musées, ni les centres de recherche pourtant spécialisés sur la période, aucune de ces institutions dévoreuses de budgets et remplies jusquà la gueule darchives en tous genres, na eu lidée de recenser un par un tous les soldats du Kaiser Wilhelm II! Tout juste trouve-t-on des fiches éparses et des notices biographiques incomplètes sur une génération considérée depuis longtemps comme une génération perdue. Si tellement évanouie dans la Somme et dans la Marne, quà lexception de Wikipedia qui consacre une notice à Erich Kätsner, la mémoire "collective" allemande la définitivement rayée de son champ de référence. Seuls quelques rares passionnés de lhistoire de la Grande Guerre ont déploré que son témoignage nait pas été recueilli à temps.
Niet Polen maar Belgen bevrijdden het Nederlandse Oost-Groningen
Niet Polen maar Belgen bevrijdden het Nederlandse Oost-Groningen
Het oosten van Groningen werd in april 1945 niet door Poolse troepen, maar door Belgische militairen bevrijd. Dat blijkt uit een reportage van RTV Noord, de regionale omroep van de provincie Groningen. De reportage bestaat ondermeer uit een getuigenis van Jaak Daemen, één van de Belgische militairen die deel uitmaakte van de troepen die ondermeer Oost-Groningen hebben bevrijd, de Belgische SAS Parachutisten. De SAS Parachutisten of Belgian SAS Squadron was de Belgische tak van de Britse Special Air Service, de Britse Special Forces. Het Belgian SAS Squadron groeide samen met een andere elite-eenheid de 4th troop of 10 Inter-Allied Commando- na de oorlog uit tot het huidige Regiment ParaCommando.
Tot nog toe werd algemeen verondersteld dat de regio door Poolse pantsertroepen werd bevrijd. Wie zich enigszins verdiept in de materie, komt echter tot de vaststelling dat die Poolse pantsers werden voorafgegaan door Belgische stoottroepen. Voordat de lokale bevolking goed en wel besefte dat ze bevrijd waren, trokken de Belgische troepen al door naar het volgende dorp. De troepen die na de Belgen in het dorp verschenen, de Polen, werden vervolgens onthaald als helden en bevrijders. De Belgen bleven echter in het anonieme. Ook nu nog, meer dan 60 jaar na dato.
De inzet van Belgische SASers in Noord-Nederland (Operatie Larkswood) was een onderdeel van een grootscheepse geallieerde operatie die tot doel had Nederland volgens de noord-zuid as in twee delen te snijden. Dit om de terugtrekkende Duitsers te omsingelen en de aftocht te bespoedigen van hen die in het oosten gevestigd waren. In dat kader werden de Belgen begin april 1945 ingezet in Coevorden. Vandaar moesten de verkenningstroepen doorstoten naar het noorden, tot aan de Dollard, de zeearm in Oost-Groningen die Nederland van Duistland deels scheidt.
Bij de daarmee gepaarde gevechten verloren de Belgen ook drie manschappen. De SASers ROLIN, BREUR en HAZARD lieten op 12 april 1945 hun leven tijdens een vuurgevecht in Veele, een dorp nabij Winschoten. Ook nu nog zijn er ter plaatse enkele zaken die herinneren aan deze gebeurtenissen. Zo vind je in Veele de Kolonel Blondeelweg (Kolonel Blondeel is de oprichter en bevelhebber van de SAS Parachutisten, nvdr) en de Rolin-brug terug. Ook in ondermeer Finsterwolde, Veerle en Winschoten zijn monumenten opgericht die herinneren aan de inzet en offers van de Belgen.
De bevrijding van Oost-Groningen is niet het enige dat prijkt op het palmares van de Belgische SAS Parachutisten. Zo waren zij ondermeer de eerste Belgische soldaten bij de bevrijding van Frankrijk, de eerste geallieerden in bezet België, de eerste geallieerden achter de Siegfriedlinie (ook wel Westwall), de eerste geallieerden over de Rijn en de eerste geallieerden voor de Duitse Noordzeekust. Ook namen zij ondermeer deel aan het Von Rundstedt offensief in de Ardennen, het eindoffensief in Friesland, de gevechten in Normandië en het eindoffensief in Oldenburg waarbij het regiment zware verliezen te verduren kreeg. Daarnaast zijn er tal van memorabele eremomenten van individuele parachutisten. Één daarvan is bijvoorbeeld de arrestatie van Joachim von Ribbentrop, Hitlers minister van Buitenlandse Zaken. De Belgische sergeant Goffinet arresteerde -samen met drie Britten- von Ribbentrop op 15 juni 1945.
Het is voor mij een eer en een genoegen om de oorlogsherinneringen van Ere Luitenant-kolonel Marcel Becquaert te mogen publiceren. Herinneringen aan een periode van moed en opoffering, van verdriet en pijn!
Als jonge verzetsstrijder van het Onafhankelijkheids Front besliste Marcel, samen met enkele vrienden, om naar Groot-Brittannië te trekken en er dienst te nemen in het Belgian Army in the United Kingdom . Via Frankrijk, Spanje en een hoop hindernissen bereiken ze G.B. Ze namen er dienst in het heropgerichte Belgisch leger. Marcel kwam uiteindelijk terecht bij het S.O.E. .Hij kreeg er een harde opleiding als geheim agent.
1944, Marcel werd als radio-operator boven België gedropt, zijn taak bestond er in om berichten van en voor de weerstand naar Londen door te zenden.
Tijdens een razzia werd hij opgepakt, het was het begin van een weg vol ellende en foltering!! Het fort van Breendonk werd een bittere en pijnlijke herinnering!
Gelukkig overleefde hij zijn holocaust
Na de oorlog werd hij officier in hetBelgische leger, hij koos terug voor het harde leven, hij werd parachutist . In 1960 sprong hij boven Kongo .
Hij beëindigde zijn militaire loopbaan als Ere Luitenant Kolonel.
Philippe Delameilleure
Inleiding
Onder impuls van Churchill werd in juli 1940 een nieuwe Britse geheime dienst opgericht: de Special Operations Executieve, beter bekend als de S.O.E. De Britse premier Winston Churchill verwoorde de doelstelling van de S.O.E. met de uitspraak set Europe ablaze( zet Europa in vuur en vlam).
De opdracht van de S.O.E.was het organiseren van de sabotage en het steunen van geheime legers( weerstandsgroeperingen). Voor de S.O.E. was België zeker niet het belangrijkste actieterrein, vooral de Balkan landen en Frankrijk kregen prioriteit.
Vanaf mei 1941 worden in België toch geregeld S.O.E. operaties uitgevoerd. Op 13 mei werd de eerste Belgische agent, Emile Tromme, ten noorden van Vielsalm geparachuteerd. In 1941 stuurde de S.O.E.vooral individuele zending met sterk gelokaliseerde opdrachten naar België. De resultaten waren zeker niet groots. Churchills slagzin set Europe ablaze was nog verre van gerealiseerd! De geheime agenten moesten meestal van nul beginnen, ze werden opgeleid door mensen met veel goede wil maar zonder enige ervaring! Anderzijds werden er aanslagen en sabotagedaden uitgevoerd door weerstandsgroepen die geen contact hadden met Groot-Brittannië.
Één van de opdrachten van de S.O.E. agenten was het vormen van kleine groepjes, die moesten proberen Duitsers te ontvoeren of te doden.
Vanaf 1942 kregen de zendingen een realistischer karakter. Soms hadden de opdrachten een propaganda aspect. Dit was te wijten aan het feit dat in augustus 1941 de Political Warfare Executive (P.W.E.) van de S.O.E. werd afgesplitst. De P.W.E hing tegelijk af van het ministerie voor economische oorlogsvoering (ook verantwoordelijk voor de gehele S.O.E.), het Foreign Office (Political Intelligence Departement) en het ministerie voor informatie.
Die complexe situatie leidde onvermijdelijk tot wrijvingen, niet enkel tussen de Britse diensten, maar ook tussen hun Belgische collegas van de staatsveiligheid, dit waren luitenant Floo voor S.O.E. en kapitein Aronstein voor P.W.E.
1942 was voor de S.O.E. in België een desastreus jaar. Verschillende agenten werden aangehouden. De Britse veiligheidsmaatregelen waren immers ver van toereikend. Gedurende het jaar 1942 kende de Belgische staatsveiligheid in Londen veel kopbrekens, dit leidde er toe dat eind 42 de contacten met de onzekere agenten verbroken werden. Op het einde van 1942 werden de contacten, die eerder op het jaar verbroken waren, tussen de Belgische regering en de S.O.E. heraangeknoopt. Voortaan zou geen enkele operatie in België nog plaatsvinden zonder instemming van de Belgische regering en de Belgische staatsveiligheid in Londen, Voor( 1941- 1942 was dit zeker niet het geval.
Vanaf november hadden vrijwel alle zendingen een sabotage als een propaganda aspect. Het gaat hier enkel om S.O.E. of P.W.E. zendingen die samen met de staatsveiligheid werden voorbereid. Daarnaast werkte S.O.E. ook voor de 2de directie van het ministerie van landsverdediging voor de zendingen naar het Geheim Leger.
Tussen juni 1940 en begin september 44 stuurde Londen 278 agenten naar België, deze kunnen in vijf verschillende actieterreinen ingedeeld worden:
§270 geparachuteerd of via een luchtoperatie aan land gezet
§8 werden langs de zee of land geïnfiltreerd
§121 Agenten werden door de vijand aangehouden
§14 kwamen voor of tijdens de landing om het leven
§10 van hen werden bij hun landing door de Duitse Abwehr opgewacht
§17 agenten aanvaardden om onder Duitse controle uit te zenden
Veel van het S.O.E. werk blijft tot op heden nog steeds geheim!
De S.O.E. werd onmiddellijk na de oorlog ontbonden, dit op bevel van de toenmalige nieuwe eerste minister Clement Atlee.
Dit oorlogsdagboek draag ik op aanmijn overledenechtgenote
Liefste Paula
Gekwetst ben ik van binnen
Doorwond mijn hart zo zeer
Van Uwen gansche minne
Gekwetst hoe langer hoe meer
Waar ik me weerd waar ik me keer
Ik en kan niet rusten dag noch nacht
Waar ik me weerd waar ik me keer
Gij zijt in mijn gedachten
10 mei 1940 vrijdag
Inval van het Duitse leger en datum waarop ik mij moest aanbieden op het werfbureau te Kortrijk.
De eerste Nederlandse vluchtelingen komen per trein voorbij richting Frankrijk.
Franse treinen voeren genietroepen en materiaal aan, ter versterking van het
Belgische leger.
De eerste lichte bommen vallen op de spoorweg te Desselgem, dit op 2 km van ons
af.
11 mei 1940
Een neergeschoten Messerschmitt 110 bezocht in Hulste. Eerste confrontatie met een verkoold lijk.
De eerste Britse colonnes marcheren door Harelbeke, richting Vichte.
23 mei 1940 donderdag
Kerktoren in Harelbeke opgeblazen door terugtrekkende troepen.
In de namiddag komen de eerste Duitse verkenningstroepen aan.Het tweedaags duel aan de Leie begint.We worden bestookt met Belgisch artillerievuur vanuit Meulebeke. Zij hadden het gemunt op de spoorweg en op de plaats waar de Duitsers een waarnemingsballon hadden opgelaten. De Duitsers reageerden met luchtaanvallen van Stukas, op de Belgische stellingen en slagen erin een bruggenhoofd te vormen. Duitse represailles werden ons bespaard.
08 mei 1941 - donderdag
Voorlopig werk ik in de garage van Gaston Desmet. VNV mannen houden ons in het oog, om na te gaan of we geen Brits oorlogsmateriaal verhandelden.
Onder leiding van Raf Teirlinck, samen met André Vandamme, André Schaepdrijver, Robert Deprez en zijn broer Marcel, vormden wij het begin van de Harelbeekse weerstand.Nadien vernamen wij dat we ten dienste stonden van het OF.
Ons eerste werk bestond erin pamfletten te verspreiden en de muren van collaborateurs te voorzien van een hakenkruis (08 november 1941).
Najaar 1941
Verschillende vlasschuren werden in brand gestoken, nl. te Zwevegem, Desselgem en Kuurne. Als lid van het Rode Kruis hadden we voorlopig de toelating om s nachts op straat te komen.
Samen met Pattijn en Deprez ruiten ingegooid in het Vlaams huis.
01 januari 1942
Vermits het verboden was om na 20 u op straat te komen, hadden we een clubje gevormd met leden van het Rode Kruis.Met nieuwjaaravond waren we samen in het café Bij Jan en moesten we binnen blijven tot 6 uur. Gedurende het dansen had ik kennis gemaakt met Paula die, tot mijn verwondering, erin toestemde om samen de volgende avond naar de cinema te gaan.Het was liefde op het eerste gezicht, nadien sprong Paula dikwijls in om als verkenner op te treden en na te gaan of de kust veilig was.
13 februari 1942
Samen met Deprez een brandje gesticht in Ooigem (opslagplaats Demeester). Dit gebeurde met eigenhandig gemaakte brandbommen, bestaande uit een vimdoos met als vertragingsmechanisme cellofaanpapier.
Mei 1942
Samen met Raf Teirlinck en Schaepdrijver, een hoogspanningspyloon gedeeltelijk doorgezaagd.We stonden in de Gavers tot aan ons knieën in het ijskoude water en er was slechts één toegangsweg.Twee dagen later deed de wind de rest van het werk, twee nevenstaande pylonen werden door het gewicht van de kabels meegesleurd. Een groot gedeelte van West-Vlaanderen had geen elektriciteit meer.
21 mei 1942
Raf Teirlinck en Ryssaerts doen te Heestert een aanslag op VNVer Desmet Gilbert.In hun overhaaste vlucht brak Rafsfietsketting, vlug brak hij zijn fietsplaat af om te verhinderen dat zijn identiteit zou bekend worden.Nadien werd controle uitgevoerd en moest iedere bezitter van een fiets zich melden op het gemeentehuis, om het nummer van zijn plaat te noteren.Vandamme die in Harelbeke de controle uitvoerde zette vlug een kruisje meer.
29 juni 1942
Pattijn en Lippens uit Stasegem aangehouden door de GFP, Raf Teilinck was op tijd weggeraakt.
01 juli 1942
Een kennis van vader, dhr. Vercruysse uit Stasegem, geeft me de raad uit België te vertrekken, maar niet voor 15 juli.Waarom?In afwachting overnacht bij Fons Vankeirsbilck die woonde in het huisje van de bareelwachter aan de spoorweg.
02 juli 1942 - donderdag
Op aanraden van A. Vandamme vertrek ik samen met Schaepdrijver, per fiets, naar Aalst, om contact op te nemen met Brik Nichels.Onderweg, in Gent, ontmoeten weR. Deprez.Na lang aandringen werden wij door Nichels bij hem thuis ontvangen. Hij zal trachten doorgangspassen voor Frankrijk te bemachtigen.
03 juli 1942
Deprez vervoegt ons in Aalst ( hij moest nog een eindexamen afleggen als regent). Terug naar Kortrijk, waar ik een ontmoeting had met vader en Vandamme. Voorlopig nog geen gevaar.Na Paula gezien te hebben, geslapen bij Vandamme, afscheid genomen van G. Desmet, hij gaf mij zogezegd betaald verlof.
04 juli 1942
RV met RafTeirlinck in Menen gemist.Terug bij Paula, leggen een ontmoetingsplaats vast, alvorens definitief te vertrekken.
07 juli 1942
Nogmaals samenkomst met Nichels aangaande de passen.
Fietsen in bewaring gegeven in het Noordstation (nooit meer teruggezien).
12 juli 42
Terug naar Aalst, nadien afspraak metde broer van Deprez en Paula in Brussel
Geef aan mijn liefste een afscheidsbrief mee, bestemd voor mijn ouders.
13 juli 1942 - maandag
De drie musketiers nemen definitief afscheid van alles wat hun lief is.Wie weet voor hoe lang?
We krijgen het gezelschap van Pierre uit Aalst, een vriend van Nichels, die ons zal vergezellen richting Zuid Frankrijk.
Smokkelaars demonteren de bekleding van de treinwagon om hun smokkelwaar te verbergen. De extra controle aan de grens met Frankrijk levert geen moeilijkheden op. Een behoorlijke controle was onmogelijk gezien de overbevolking van de wagons. Nadien ingeslapen in de gang van de wagen.
14 juli 1942 - Fête Nationale
Aankomst te Parijs (gare du Nord), met de metro naar de gare de Lyon. Nogmaals 15 uur rechtstaande reizen in de gang, tot Dijon. Geen verbinding meer naar St Jean de Losne (eindbestemming aan de demarcatielijn). Voor de eerste maal een vissoep geproefd; dat viel niet mee.
15 juli 1942 - woensdag
Terug 5 uur trein. Verder te voet door de gutsende regen, naar het RV punt Hotel du Nord (een gebouw zonder ramen).
De bazin wist zogezegd niets af van onze komst, we mochten wel blijven uitrusten.
Omstreeks middernachtgaf de patroon ons de raadnaar de spoorbaan te gaan (op 1 km).Daar was een stopplaats waar de locomotieven hun water bijvulden.Na discussie tussen de machinist eneen spoorwegbediende, om ons te verstoppen in de tender, liet de machinisttoedat we ons ingroeven in één van de laatste kolenwagons (op eigen risico).
16 juli 1942
Omstreeks 1.30 uur vertrekt de trein.Om 3.30 uur komen we aan de demarcatielijn.We horen bevelen geven in het Duits , een ons niet onbekende taal.De trein rijdt een stukje verder en stopt voor de tweede maal.Terug voetstappen, bevelen, blaffende honden en een sterk verlichte zone.We horen dat op nevenliggende wagons gecontroleerd wordtdoor middel van lange ijzeren staven.Klokslagen op een nabijgelegen kerktoren volgen elkaar zeer langzaam op.Zal dit nog lang duren? Eindelijk horen we een verantwoordelijke roepen Es sind alles Kohlen , waarop de controle stopte.Maar die smerige honden bleven blaffen. Het duurde een eeuwigheid.Eindelijk vertrok de trein richting Bourg-enBresse .Wat verderop, dansten we van vreugdeop de kolen, denkende dat alle gevaar geweken was.In het station aangekomen, in het holst van de nacht, was er geen kat te bespeuren. We slopen rond 4 uur de stad binnen tot een café bazin ons binnentrok : oh les pauvres, ge weet niet welk een gevaar hij hier loopt, alle stations zijn bewaakt door Gestapo in burger.We moesten ons vlug wassen.Onze vuile regenmantels konden we achterlaten, we kregen een ontbijt en vertrokken opnieuw naar het station om verder te reizen naar Lyon (nu in een gewone reizigerstrein).In Lyon zochten wij het Office Belge op en werden , op eigen kosten, ondergebracht in Hotel Pasteur. De bazin madame Morel, was een Luxemburgse.
.
17 juli 1942
Met een nuchtere maag naar het Office Belge, dat ons doorstuurde naar de USA Ambassade, alle hoop op een visa voor Spanje en een vlug vertrek valt in duigen. We waren toch al een stuk verder.
18 juli 1942
Een zekere Mr. Diamant geeft ons wat brood en sardines. In de USA Ambassade brengt men ons op de hoogte van een Anglo-Amerikaanse conferentie in Londen.
20 juli 1942
Mr. Lagrange ( secretaris van de USA ambassade) geeft ons wat rantsoenzegels. We moesten hem ons pas, getekend door Van Romsé, afgeven met de belofte dat hij al het mogelijke zal doen om de reis verder te kunnen zetten.Na de oorlog vernam ik dat hij de passen verkocht aan Joden die wilden uitwijken naar Zwitserland.
21 juli 1942
Nationale Feestdag.Mr. Diamant bezorgt ons een Permis de Séjour we werkten zogezegd in zijn fabriek.Enkele boeken gekocht in de Flamarrion om de tijddoor te brengen.
31 juli 1942
Alle hoop tot het verkrijgen van een rantsoenkaart opgegeven, voeden onsvoornamelijk met fruit.
03 augustus 1942 - woensdag
Onze financies staan er slecht voor, werkaanvraag ingediend bij de Restauration Paysanne.s Avonds langs de kade van de Rhone zitten mijmeren en denken aan thuis en Paula.Zou ze mijn kaart ontvangen hebben?
04 augustus 1942
Kregen, door bemiddeling van Dr. Levrat, een certificat dinaptitude au service militaire, maar dit moet gewettigd worden door het commissariat de police.Dit vergde enkele keren heen en weer geloop.
08 augustus 1942
André verkoopt een broek voor 600 fr zodat we s avonds kunnen eten.Daarna demuziekkapel van Air France beluisterd, einde met de Marseillaise, waarnagroottumult en applaus.
13 augustus 1942
Samen met André vergezelde ik de meisjes, waarmee we de dag voordien kennis hadden gemaakt, naar het station. Bij onze terugkomst in het hotel werden wij opgewacht door de politie en aangehouden.Waarschijnlijk veronderstelden ze, wegens onze moeilijk te spellen namen, dat we Joden waren. We werden overgebracht naar de prefectuur en na controle, gescheiden van de echte Joden.Van achter de tralies maakten we het uiteenrukken van de Joodse families mee.Pas later vernamen we wat hun eindbestemming was.
We werden overgebracht naar een verlaten fort Chapoly in de omgeving van Lyon.Robert Deprez en Pierre Devos, die gelogeerd waren in de kamer naast ons werden ongemoeid gelaten. Ze konden de USA Ambassade verwittigen.
.
14 augustus 1942
De Nederlanders die met ons aangehouden waren, werden door tussenkomst van hun consulaat, onmiddellijk weer vrij gelaten uit het fort. Ons Belgisch consulaat wist weer van niks. Gelukkig kregen we van de USA Ambassade iedere dag een doos sardines en de verzekering dat ze het nodige deden om ons vrij te krijgen.
Vanuit het fort kunnen wij de Mont Blanc zien.
Volgens een Belgisch kapitein die zich met de groep bekommerde, zouden wij bestemd zijn om in een werkkamp ondergebracht te worden.
Toen kenden wij het bestaan van de concentratiekampen nog niet.Buiten vlooien en luizen kregen wij een verroeste gamel voor 3 personen en aten wij met de vingers. Al onze bezittingen werden ons afgenomen. USA secretaris Lagrange kwam op bezoek en mocht de oudste (meest bejaarde) Belgen meenemen.
15 augustus 1942
Vichy levert 4000 Joden uit aan Duitsland.
Een uur na het morgen appel waren wij terug vrij.Voor ons was het een aangenaam gevoel toen wij de poorten zagen opengaan, maar voor diegenen, die boven op het fort achterbleven; was het een grote ontgoocheling.
Te voet naar de Crémaillère, die ons terug beneden in de stad bracht. Eenmaal in onze kamer hebben we, na een wasbeurt, terug in ons zacht bed gekropen.
17 augustus1942
Onze rantsoenzegels hadden we niet onmiddellijk terug gekregen, een oud vrouwtje geeft uit medelijden haar brood.
Kregen een mooie brief van twee meisjes die we naar het station gebracht hadden; zij wensten ons veel moed toe.
24 augustus 1942
Kreeg een abces op een tand. De tandarts wilde hem niet trekken.
27 augustus 1942
Gans de dag, als werkzoekende, gewacht op de trappen van het werfbureau. Eindelijk ontvangen door een dokter die zijn studies in België gedaan had. Hij biedt hulp aan.
Nu afwachten of we aanvaard worden, om de vendange in de Beaujolais te doen. Heb reeds 7 kilo verloren in twee maand.
28 augustus 1942
Tand laten trekken niettegenstaande mijn abces.
Zegels gekregen van de Restauration Paysanne voor de maand september.
30 augustus 1942 zondag moeders feestdag
Gelukkig weet ze niet wat wij hier allemaal tegenkomen en dat we soms goesting hebben om terug naar huis te keren.
Kennis gemaakt met een Belgische handelsreiziger, die heeft me wat tabak gegeven.
01 september 1942 - dinsdag
DCA van Lyon in actie getreden tegen de Britse vliegtuigen.
Namiddag doorgebracht in de stadsbibliotheek.
02 september 1942
Buiten gezet in ons hotel. Ganse dag nieuw logement gezocht. Eindelijk aangenomen in hotel Columbia, alle drie samen op één kamer. Definitief contact met Pierre verloren.
04 september 1942
Een schoenmaker (Algerijn) die mijn slechte schoenen wil herstellen.
06 september 1942
Ons moederke Mevrouw Accary bezorgd ons een paar koekjes en een stuk chocolade.
Na een tweede controle van de politie, vliegen wij terug buiten in het hotel.
07 september 1942
Krijgen geen kamer meer. Dan maar naar Madame Accary in de Rue Montesquieu 15.
Ondertussen had de dochter Alice voor zeep en zegels gezorgd. In resto Chez Blanche kregen wij gratis een supplement. Door tussenkomst van een kuisvrouw zijn we bij een Belgische rubberfabrikant geweest, die een adres gaf waar we ons morgen moesten aanbieden La Collogne 52 Avenue de la République-Villeur-Banne.
09 september 1942
Samen met André ons aangeboden om 7 uur in de firma. Kregen van Ir. Texier een werkkledij in leen. Ik stond direct aan een boormachine terwijl André specialist Balayeur werd.
Robert ontvangt het nieuws dat we aangeworven zijn voor de vendage. Kon dat nu ook geen dag vroeger gebeuren!
10 september 1942 donderdag
André ontvangt ook zijn convocatie voor de Pouilly Monial. Voor de 20e keer terug pasfotos laten maken, want de Sauf Conduit ontbreekt ons nog (dat duurt min.3 dagen).
Met tegenzin verlaten we La Collogne, de werklieden waren heel vriendelijk voor ons. Ir. Texier zegt dat we na de vendange terug ons werk kunnen hervatten.
11 september 1942
Ontvangen : een pakje met onze werkkledij.
s Morgens vroegterug gewekt door de politie. Controle op de wapens. Terug naar
het commissariaat en bureau de chomage, voor het bekomen van een saufconduit. In de namiddag naar Perache, waar Mr. Conaud ons gerust stelt. We mogen het
werkkamp vervoegen van zohaast we in regel zijn met onze pas. Op de secours
national krijgen we een ticket om gratis te gaan eten.
12 september 1942
Vertrouwen de ganse administratie niet meer en vertrekken met de trein naar Villefranche, vandaar te voet (8 km) naar Pouilly. De gemeentesecretaris stuurde ons naar de hoeve van boer Layat, die in 40 als militair in België was. We werden er goed ontvangen, eindelijk konden wij ons buikje vol eten.
13 september 1942 zondag
s Morgens verhuizen we naar boer Lavenière. De ganse dag gewerkt. Hier ondervinden we wat vendange betekent. Hier valt weinig te lachen. We werken door tot het donker wordt. Van toilet maken geen sprake. Terug moeten wij naar een andere hoeve hier was geen slaapgelegenheid.
14 september 1942
Morgenstond brengt goud in de mond. We hadden liever wat langer geslapen. Na de soep en de aardappelen, terug naar het veld. Ditmaal tracht ik porteur te worden. De draagriemen snijden in mijn schouders want de bennes wegen geladen 100 kg. Gelukkig is het dan bergaf. In alle geval liever dit, dan een ganse dag gebukt te staan.
In de late namiddag moeten wij ons aanbieden bij le Maire. Daar aangekomen, wist hij zogezegd van niets. Vertrekken naar een derde boer Barnot, die is niet vriendelijk en het eten laat te wensen over.Als porteur word ik beter betaald en om 11 u en om 15 u krijgen we een casse-croute.
15 september 1942 dinsdag
De ganse dag op grote afstanden moeten dragen, samen met een Franse collega.We sloten de dag af met een goede slok wijn.
Nadien nog driemaal van boer veranderd.De laatste dag was ik ziek en heb een dag rust genomen.s Avonds kreeg ik toch eten van de boerin.Wat was het zalig als we s avonds terug in de hooizolder konden kruipen, goesting om naar de meisjes te kijken hadden we niet.
20 september 1942 zondag
Einde van de vendange, terug naar Lyon. Twee nachten in hotel Faculté en Pasteur geslapen.
5 september 1942
Moeten terug ons hotel verlaten, vreemdelingen zijn niet meer welkom.Door bemiddeling van Mr. Accary, kunnen wij de kamer van Jeanette Perret gebruiken.Een bed voor drie man is wat te smal.Nu we een eigen keuken hebben kunnen we zelf ons eten klaar maken.
8 november 1942
Anglo-Amerikaanse troepen ontschepen in Noord-Afrika.
10 november 1942
Verwachten geen hulp meer van de USAAmb. en verlaten Lyon. Per camion, geladen met hout, naar Limoges, per trein naar Montauban.Duitse colonne staat op het dorpsplein, zijn we in de verkeerde richting gereden?Neen, ze hebben heel Frankrijk bezet.
Vlug verlaten we de stad en komen aan bij boerPortal MarcelPeyre de la Sal Gasseras.We werden ondergebracht in een afgelegen tuinhuisje.
12 november 1942
Contact opgenomen met de Office Belge in Montauban.
De consul bezorgt ons een rantsoenkaart.
26 november 1942
Brief geschreven aan mijn ouders en aan Paula, gevraagd aan de boer brieven te verzenden na de oorlog.
Hier leerden we de boerenstiel, zelfs het snoeien van bomen.
1 december 1942
Robert Deprezen André Schaepdrijver worden opgeroepen om onmiddellijkte vertrekken, richting Spanje.Ik bleef alleen achter bij de familie Portal.
2 december 1942 woensdag
Na het ontbijt verwittigd, dat ik, met de trein van 12 u naar Toulousemoest vertrekken.Alle bagage en dagboek achtergelaten.Contact opgenomen met Mr . Emile in Hotel de Paris, te Toulouse. Om 20 u vertrekken in groep (13 man) naar Usat les Bains (Foix).Bij valavond ons verborgen in een gracht, in afwachting dat de gids ons oppikt. De gids was een smokkelaar met een zware rugzak.De tocht over de Pyreneeën begint bij volle duisternis, richting Andorra.We volgen de gids langs kleine bergpaden, soms langs de flank van rotswanden.
03 december 1942
De ganse dag verder gemarcheerd. s Avonds even gerust in een kleine hut.De voorraad is op, water ontbreekt.Twee personen moeten achterlaten die gekwetst waren bij een val.Droog gras in brand gestoken, om te verhinderen dat de honden ons spoor zouden volgen.
4 december 1942
Trekken verder over het ijs.Een herder verkoopt melk en brood, maar ik had geen geld. Op een zeker ogenblik was de gids verdwenen, we wisten dat Duitse patrouilles toegang hadden tot Andorra.Rond 4 uur kwamen we aan de Spaanse grens, terug was onze gids verdwenen. Op eigen kracht gingen we verder en trokken Spanje binnen, op handen en voeten, onder het venster van een grenswachtpost.Alles begon zwart te worden voor mijn ogen, ik was doodop.5 km verder, nabij Seo de Urgel, werden we aangehouden door de Guardia Civil. Vlug heb ik mijn paspoort opgegeten, mijn mes werd afgenomen.Smokkel van deviezen konden ze mij niet aanwrijven, vermits ik geen cent meer had.
05 december 1942
Moesten fiches invullen, ik verklaar mij Canadees, wonende te Detroit, ontsnapte uit de raid op Dieppe.We krijgen zwarte bonen te eten, dat vult wel goed de maag. Daarna vliegen we de gevangenis (calabossa) in. Daar worden ook mijn speelkaarten afgenomen.We slapen voorlopig op de grond, dicht bij elkaar om wat warmte te recupereren.
6 december 1942 zondag
Geen eten vandaag.Koud, we zitten 2000 mhoog.Moeten naar de mis in de gevangenis, een Poolse priester doet de mis.Nadien krijgen we een paar vijgen.Onze cel is overbevolkt, de rode gevangenen uit de burgeroorlog zitten er samen met ons.Onder de dreiging van kolfslagen moeten we de Bandera leren zingen.Arriba Franco.
9 december 1942
Wat gaat er uiteindelijk met ons gebeuren?Hopen niet uitgeleverd te worden aan de Moffen.We kunnen ons wassen aan de fontein, maar moeten eerst het ijs stukslaan.Werden ingeënt tegen tyfus.
Nooit gedacht dat ik in het jaar 1981 hier terug zou slapen, met dit verschil, ze hadden rond de binnenkoer met fontein een Parador (hotel) gebouwd, enhet logement was ditmaal niet gratis.
13 december 1942
Zitten reeds met 80 man in de gevangenis (Rojas inbegrepen).Slapen nu op planken.
Mondharmonica omgewisseld voor een korst brood en 8 vijgen.Mijn uurwerk verkocht aan een Spanjaard, kreeg voorlopig 40 pesetas.Geruchten doen de ronde dat de gevangenis van Lerida en het kamp van Miranda volzet zijn.Hoe lang zitten we hier vast.De solidariteittussen de Polen is te bewonderen.
Lijst van medegevangenen die samen met mij de tocht over de Pyreneeën gemaakt hebben en hier gevangen zitten :
Delvaux André
Chée de Huy 46
Wavre
Jacques Ernest
Gobert Jules
Av. des Cailles
Bruxelles
Serebriani Henri
Rue des Biches Claires 3
Bruxelles
Bodson Victor
Rue des Bois 78
Eghezee
Etienne René
Kinna Charles
Kouter 15
Overmere Berlare
Goffin Maurice
Leceuve Victor
Schoondalstr.2
Koksijde (was ook in het fort Chapoly)
Devuyst Paul
Av. Winston Churchill 196
Bruxelles
Vermits ik geen speelkaarten meer heb, dan maar combat naval gespeeld.
Vandaag koppen van haring moeten eten.
Voor 2 pesetas honing gekocht.Mijn tabak geruild voor 10 vijgen.De horlogemaker die mijn uurwerk gedeeltelijk betaald had is vrijgelaten, en mijn centen zijn gaan vliegen.
We trachten in de gratie van de priester te komen, door ons christelijker voor te doen dan de paus, dit om wat eten los te krijgen.
14 december 1942
Eindelijk krijgen we een strozak, dagelijks komen nieuwe Franse en Poolse vluchtelingen aan.
Vervelend, ik heb nu geen enkele notie van tijd meer.
15 december 1942
De priester brengt wat maïsbloem mee. Met 6 man opgesloten in een cel met natte vloer, omdat we teveel geduwd hadden om vooraan te staan bij de bedeling van bonen.Een paar uur later terug naar ons gewoon cachot. Mijn pijp geruild tegen½ pakje sigaretten. Krijgen een tweede inspuiting tegen tyfus, de hele nacht zware koorts en gedroomd van thuis.
17 december 1942
De rode Spanjaarden worden van ons gescheiden.Een Engelsman vervoegt ons en meldt ons dat Turkije ook in de oorlog betrokken is.
Vertrek, manana.Deze morgen me laten scheren, de eerste maal sinds ons vertrek uit Toulouse.Opnieuw 3 Belgen die ons komen vervoegen . Kregen deze middag vers brood en boter.Ik sta niet op de lijst om te vertrekken. Nogmaals 3 Belgen komen aan, waaronder 1 uit Kortrijk.Vaccin tegen pokken ingeënt.
18 december 1942 vrijdag
Een van de drie Belgen die gisteren aankwamen, heb ik reeds ontmoet in Lyon.Alle drie werden ze gestraft en kaal geschoren, omdat een houten bord, waarop ze geslapen hadden, beschadigd was. Vertrek nogmaals beloofd, voor morgen en maandag.
20 december 1942 zondag
Eerste contingent gevangenen vertrokken naar Miranda.
Voor de eerste maal mijn broek kunnen uittrekken om te slapen.
22 december 1942 dinsdag
We vertrokken s morgens in een bittere koude, per autocar (een krakende kas) 2richting Lerida.We volgden de loop van de Rio Segre, vanaf de hoogte van een paar duizend meter. Op een bepaald ogenblik staken we een ravijn over.De brug die opgeblazen was gedurende de burgeroorlog, was vervangen door twee stalen balken, die juist op spoorbreedte van deautocar lagen.Het was indrukwekkend, hoe de chauffeur boven die afgrond, in alle kalmte zijn oude kar veilig overbracht.De dorpen die we nu voorbij reden waren nog half verwoest.
De bus stopte aan de gevangenis, er was geen plaats meer, dan maar te voet verderop naar een oude kazerne, omin één zaal met 130 man samengeperst te worden.De ganse vloer was s nachts volledig bedekt met lichamen.Verluchting was er voldoende , want de ramen ontbraken.
23 december 1942
Slechte voeding, wie geld heeft kan een brood kopen.De Polen spelen hier de baas, ze ontvangen 50 à 95 pes/per week.
24 december 1942
Mijn kousen die ik te drogen heb gehangen zijn verdwenen.De Spanjaard die me brood moest geven in ruil voormijn stylo, was niet meer te vinden.Heb een weinig gekregen uit de collis die de Franse cadetten krijgen als kerstgeschenk van hun consulaat.
25 december 1942
Na een ijskoude nacht doorgebracht te hebben, moeten we een openlucht mis bijwonen.Vandaag een extra maaltijd, er was vlees en aardappelen in de soep.Daarna als dessert, 2 mandarijnen.
26 december 1942
Rond de middag onverwachts de lijst van het 2e konvooi dat zou vertrekken.Bij het appel werd mijn naam niet vermeld, bij de tweede afroeping was ik er wel bij.Rond 16 uur vertrek per trein naar Saragossa, aankomst rond 22 uur.Geen plaats in de gevangenis. In het station moeten wachten ( zonder eten) op een trein die ons verder zal brengen.
27 december 1942 zondag
Rond 7 uur vertrek naar Miranda, we zaten in een 2e klas rijtuig, geen glas in de ramen erg koud.Aan een leurende vrouw, mijn hemd gewisseld voor een stuk brood.
Militairen, uitgedost met rode muts en mooie laarzen, behorend tot de Division Azul, vertrekken uit Saragossa naar Rusland.Ze begrijpen ons ideaal, zij vertrekken om hun familie uit de nood te helpen en nadien een staatsbetrekking te krijgen.
Om 16 uur aangekomen in Miranda, het kamp ligt op 200 m van het station.We twijfelen welke nationaliteit aan te geven.We ontvangen een deken, poncho, gamel en strozak worden voorlopig ondergebracht in de gang van barak 15 (bij de Canadezen).
s Morgens, bij het halen van de koffie bots ik op André en Robert.Zij hadden de kust van de Middellandse Zeegevolgd en werden een dag later aangehouden in Allamala (8 km beneden Figuras).Hun tocht was veel gemakkelijker geweest.Geen hulp van de Belgische ambassade.
De pakketten bestemd voor de Belg-Belgen, werden verdeeld tussen de Belgische militairen, de Belg-Canadees, die kenden ze niet.
29 december 1942
Na ondervraging door de Spanjaarden, werd ik ingedeeld in groep 3.Ik werd ondergebracht in het oud calabosso (gevangenis) en had als celgenoten Didden Jeanuit Welkenraedt en Lenain uit Luik, die nadien piloot werd.
30 december 1942
Installeren ons kot met gestolen planken, afkomstig van een nieuwe barak in aanbouw.
31 december 1942
Als Canadees ontvangen we een voedselpakket, geleverd door de Engelse ambassade.
1 januari 1943
Bijna 6 maanden van huis weg en we vragen ons af of we de andere kant van het water nog zullen bereiken.Door bemiddeling van de ASA Amb.krijgen we een extra maaltijd.Iedere morgen zijn we verplicht deel te nemen aan Saludo à la Bandera.Ik denk aan Paula, die me op oudejaarsavond 1941 een belofte gedaan heeft, en die ook gehouden heeft.
6 januari 1943
De Fransen voortdurend in gevecht met de Polen en de Belgen.De slechte behandeling in het kamp zal een hongerstaking uitlokken.Hier ontsnappen is onmogelijk, zelfs s nachts zijn we streng bewaakt.Een dubbele prikkeldraad omringde het kamp.Op de omheiningmuur stonden om de 25 m wachthuisjes.De soldaten die de wacht hielden, riepen om de beurt Alerta, dit om mekaar wakker te houden, dat geroep duurde de gans nacht.
We hebben de best ingerichte Cale. Onze vriend Didden gaat regelmatig op strooptocht, zelfs op gevaar van neergeschoten te worden.Links en rechts kan hij wat hout scheef slaan, dat we met een mes in stukjes snijden, om zodoende, ons kacheltje, gemaakt van conservenblikkenvan brandstof te voorzien.
2 pesetas solde ontvangen, zodat we een kleinigheid kunnen kopen in de kantine uitgebaat doorSpanjaarden.De wijn deugt niet.De Polen eisen toezicht door een internationale commissie van het Rode Kruis, om de levensomstandigheden te verbeteren.
Bijlage één: vertaald verslag van H. Amouroux, geeft een idee in welke
toestand we moesten overleven.
De vele Spaanse gevangenissen, er zijn er zon 30,zijn dikwijls de wachtkamer voor het kamp Miranda en Miranda zullen vele ontsnapten zich herinneren.
Wanneer je na een vermoeiende en ongemakkelijke reis van zon 20 tot 30 uur, met geboeide handenen als enige voedsel een klein brood, bij Miranda aankomt, dan valt het op het eerste gezicht nog goed mee. De wit gekalkte barakken staan weerszijden van een met bomen omzoomde laan en het sportveld en zwembad zien er verleidelijk uit, maar dit is slechts schijn, het sportterrein is niet toegankelijk voor de gevangenen en het zwembad is leeg. Dit alles maakt deel uit van het decor.
De barakken 30 bij 6 meter, zijn voorzien voor 120 bewoners, maar worden volgestouwd met 200 gevangenen die verdeeld worden in groepen van 4, 5 of 6 en die gelogeerd worden in kleine kamertjes, waarvan de muren uit een oud deken bestaat en waar alleen door een klein bovenlicht spaarzaam licht binnenvalt.Geen elektriciteit nochverwarming, wel vlooien en luizen en ander ongedierte.Een wasbak met 4 kranen is de enige watervoorziening en dit zorgt natuurlijk voor ellenlange rijen.
Het sanitair : als we dit woord mogen gebruiken voor een barak van 20 meter lang verdeeld in boxen zonder deuren, zullen alle gevangenen zich zeker nog herinneren.Iedere morgen werd dit gebouw door een kuisploeg van gevangenen gereinigd, maar na enkele uren vlogen er weer wolken vliegen en muggen boven het smerige mengsel van uitwerpselen vooral een bloederige diarree die een verpestende stank verspreidde.Teneinde de smerige troep te vermijden lagen in de gang stenen waarop de gevangenen konden lopen.Het was toegelaten s nachts de latrines te gebruiken, maar men moest er heen zonder broek aan. Je kunt denken in het pikdonker naar die smerige barak, de meeste gingen in de omgeving van de eigen barak, ervoor zorgend niet gepakt te worden door de patrouillerende soldaten.
Oorzaak van de Miranditis de chronische diarree, was, het soms besmette water, de slechte kwaliteit van het voedsel en ook het volledige gebrek aan hygiëne bij de koks en in de keuken.
In een rapport van 3 oktober 1943 schrijft dokter GaltierdAuriac, hoofdarts van het kamp samen met dokter Dépinay en enkele andere artsen die zich om de gezondheid van de gevangenen bekommeren, dat de koks medisch gekeurd moeten worden en dat de besmette personen uit de keuken moeten verwijderd worden of indien dit niet mogelijk is moeten ze preventief behandeld worden.
In 1943 gaat de controle van de ziekenzaal over naar de Franse Medische Dienst en die zorgt dat verschillende gevangen afgevoerd worden naar zogenaamde badsteden, waar ze ondergebracht worden in leegstaande hotels, de omstandigheden zijn er even erbarmelijk als in het kamp, alleen is de bewaking veel minder streng.
7 januari 1943
De rest van het kamp verklaart zich solidair om een hongerstaking aan te vangen.De Polen houden hardhandig controle en vernietigen alle voedsel dat het kamp binnenkomt.De overtocht van de Pyreneeën zitme nog in de benen.Terwijl iedereen zit aan te schuiven aan de waterkraan, zijn wij erin geslaagd de waterleiding af te tappen.
9 januari 1943
De staking gaat verder, de peroles (ketels) met eten worden door de Polen in het zand omgekeerd.De leiding van het kamp zit ermee verveeld, de opstand is reeds internationaal bekend en de hygiëne is beneden alles.
Ons toilet Franco, was een gat in de grond, zonder spoeling, met aan de zijkant een klein muurtje. De voorkant was open en bloot.Naarmate de dag vorderde werd de hoop uitwerpselen, groter en groter, zodat men verplicht was op de zijmuurtjes te staan, zonder zijn evenwicht te verliezen.Een aantal gevangenen vallen reeds flauw, terwijl anderen zingen om de moraal wat op te krikken. Ik krijg een paar sigaretten van mijn celgenoten.
Nieuwe berichten zijn hoopvol. De Belgen jonger dan 18 jaar of ouder dan 40 zouden vrijgelaten worden en naar Belgisch Kongo overgemaakt worden, mooi, maar nu zijn wij Canadees!
De inwoners van Miranda staan sympathiek tegenover de actie die wij ondernemen.Dit bemerken we als de trein voorbij komt, zwaaiende zakdoeken en kreten om de moed erin te houden.
De bandera is vermoeiend, we moeten blijven staan tot het aantal zieke afwezigen gekend is.
10 januari 1943
Twee Britse officieren verlaten het kamp.
De bemanning van de duikboot Iris mag ook vertrekken.Deze morgen was er geen bandera.We kregen een paar beschuiten.De leiding van het kamp doet zijn best om het kamp wat op te frissen voordat ze bezoek krijgen van een ambassadeur.
12 januari 1943
Vanmorgen 2 koekjes en twee tegeltjes choco gekregen.
Niet wij, maar de off. groepsleidersprofiteren van de staking. Vier onder hen vertrekken.
De bijkomende barak die inderhaast opgetrokken werd, is deze nacht door de felle wind ingestort.Tegen de avond wordt de staking opgeheven.Robert was ziek en uitgeput.
De Belgische Luitenant Gautier verklaarde om 22 uur, dat de Spanjaarden de garantie gegeven hadden, dat het Rode Kruis het kamp komt bezoeken.
13 januari 1943
s Morgens kregen we koffie met melk plus ½ brood.Didden had een middel gevonden om een stuk spek uit het almacen magazijn te stelen.Hij beweerde het met een pijl en boog gedaan te hebben.
15 januari 1943
De militairen en de ontsnapte krijgsgevangenen moeten zich melden en krijgen een voorkeurbehandeling.Groepsleider Bastijn verlaat het kamp. Een Jood, Frank, komt me 40 cent vragen voor een postzegel die hij me gegeven had in Lerida.
Velen vertrekken in résidences surveillées en zijn gelogeerd in hotels.Ik hoop maar één zaak en dat is samen met André en Robert te mogen vertrekken.
Vanavond, kroketten en broodals souper.
17 januari 1943
Handschoenen en pull ontvangen van Brits consulaat.Beter laat dan nooit.
20 januari 1943
Was corvee patat, maar heb slecht ½ dag gewerkt.
Geruchten doen de ronde dat de stad Miranda geplaagd wordt door een tyfus epidemie.Krijgen soldij en sigaretten,de Spanjaarden weten niet wat gedaan om ons tevreden te stellen.
22 januari 1943 - vrijdag
Vandaag sta ik op de lijst van de erkende Canadezen, nu en dan vertrekken er enkele. Mijn groepschef is zeer vriendelijk omdat hij water mag komen halen in ons kot.
24 januari 1943 zondag
Voor de eerste maal Canadese solde ontvangen.
Een éénarmige Spaanse officier vraagt ons of we een goede indruk hebben van het kamp.
30 januari 1943
Lenain verlaat onze barak, het wordt iets rustiger.
Een delegatie van de Duitse ambassade, komt vrijwilligers rekruteren om tewerk gesteld te worden in Duitsland. Zonder succes; we kenden hun methoden.
2 februari 1943
Canadienne vest gekregen. Terug enkele mannen vertrokken.
We vernemen dat Stalingrad gevallen was.
5 februari 1943
Terug ingeënt tegen vlektyfus.
Lenain komt regelmatig op bezoek; Arnouts is een nieuwe vriend.
De Poolse Canadezen worden door hun groep gesteund terwijl de Belg-Canadezen moeten toezien, wat de militairen zich toe-eigenen.
Dit alles is van minder belang, als we hier maar buiten geraken!
We slapen in smerige dekens vol luizen; en het eten komt soms te laat of niet. Het groeten aan de bandera hangt ons de keel uit. Onmogelijk om een brief buiten te krijgen.
9 februari 1943
Rancho (eten) is nu goed. Ik help Robert om een bed te maken, we hebben toch planken genoeg onder het zand zitten.
12 februari 1943
Voor het eerst mooi warm weder.
14 februari 1943
Corvee patat in de steek gelaten en naar de voorbereiding van een concert gaan luisteren. Eerst zat ik achteraan maar nadien had ik een loge in het dakgebinte. Op het ritme van de muziek, zwierden de hangende benen heen en weer. De kwaliteit van het orkest was niet te onderschatten. Mooie swing-Jazz en Slavische muziek stond op het programma.
De Pool Slomesinsky komt in onze cel en vermits hij in de keuken werkt brengt hij ons soms wat extra eten.
21 februari 1943 zondag
Spaanse autoriteiten komen het gala concert bijwonen. Van waar al die muziekinstrumenten? Een extra diner met op het menu Riz à la Valenciennes.
Een mooie dag, maar wat onder de grond gebeurde, staat in de volgende bijlage, vertaald uit het Frans.
Ontsnappingspoging tijdens het concert
Waren er veel ontsnappingen? Neen. Waren er veel ontsnappingspogingen?Relatief veel, maar zeer weinig slaagden, niettegenstaande alles geprobeerd werd.
Het meest gebruikt was de klassieke tunnel.Er werd in de barak een verticale put gegraven waarvan de opening onder een bed of onder de plankenvloer verborgen was.Vanuit de bodem van de verticale schacht werd een horizontale gang gegraven onder de binnenplaats, onder de muur, de rondweg, de prikkeldraad en nog een eind verder, zodat de schildwacht de mannen niet uit de tunnel zag komen. De minimum lengte was zo ongeveer 40 meter en het graven gebeurde s nachts.De grootste moeilijkheid was de uitgegraven grond kwijt te geraken. Dit moest zeer zorgvuldig en ongemerkt gebeuren.Toch mislukten de meeste pogingen, ofwel werden ze verraden, ofwel werden ze door de Spanjaarden ontdekt, ofwel zoals in het geval van de poging ondernomen door barak 5 , passeerde er juist een patrouille op het ogenblik dat de eerste ontsnapte zijn hoofd boven de grond stak.
Er is echter een poging die wel het vermelden waard is. De Spanjaarden bouwden een nieuwe barak, langs de kant van de keuken, tegen de afsluiting.Ik dacht dat het een nieuwe stal was voor de muildieren die in het kamp gebruikt werden, maar mijn vriend zei dat dit gebouw veel te mooi was voor deze beesten, en dat, als ik gelijk zou hebben dat het een stal was,hij mij met pruimen zou betalen. Het waren inderdaad stallen, maar mijn pruimen heb ik nooit gezien.
De werken vorderen goed de muren staan er en het dak wordt er op gelegd.Een afvaardiging van verschillende nationaliteiten gaat tot bij de kampcommandant en vraagt om op een zondagnamiddag een concert te mogen geven in de barak voor die volledig klaar is.De kampcommandant die dol is op muziek stemt toe en wil zelfs helpen om het concert in te richten. Hij levert balken en planken om een podium op te timmeren. De commandant had helemaal niet door dat het concert als dekmantel zou dienen voor een grote ontsnapping.
Daar de barak tegen de kampmuur gebouwd werd, was de te graven afstand gehalveerd, daarenboven liep het terrein buiten de muur steil af naar de Ebro en stond er een grote struik die de uitgang van de tunnel goed verborg.Het probleem voor het verspreiden van de uitgegraven grond was ook opgelost, op de werf was het niet te controleren of er grond bijkwam of verdween, daarenboven kon ook een groot gedeelte grond opgeslagen worden onder het podium.
Toegang tot de barak is natuurlijk verboden, vooral s nachts; maar de muziekrepetities moesten toch doorgaan, dus de graafploegen mengden zichtussen de muzikanten en zo kon er dag en nacht gegraven worden.
De grote zondag is aangebroken, de toeschouwers vullen de barak, de muzikanten betreden het podium en de kandidaat uitbrekers zitten klaar in de tunnel en onder het podium.
Tijdens het concert wordt de laatste grond verwijderd en een opening gemaakt tussen de wortels van de struik.Het concert is afgelopen, de toeschouwers en de muzikanten verlaten de barak, de Spaanse soldaten doen een laatste inspectieronde in de barak, alles lijkt te lukken, tot een Spaanse soldaat onder het podium kijkt .Geroep, getier, enkele geweerschoten en enkele minuten later 32 onfortuinlijke die weggevoerd worden.
23 februari 1943 dinsdag
De eerste lessen van gymnastiek gevolgd, op de Promenade des Anglais, maar dit was niet bestemd voor beginnelingen.
Slag van de geweerkolf gekregen op mijn rug, omdat we stonden te lachen met de binnenkomende soldaten. Ze waren niet eens bekwaam van in de pas te marcheren.
Voor het eerst een jong meisje zien wandelen, buiten de omheining. Ze werd vervolgd door glinsterende ogen.
28 februari 1943
Aangetast door de tunnel ziekte, waren we reeds begonnen met het gieten van een betonnen plaat, die de ingang moest camoufleren.
Plots moesten we verhuizen naar een nieuwe barak, de plannen vielen in duigen. Zijn onze privé waterkraan kwijt.
In een Portugese krant staat dat de Duitsers plannen koesteren om Spanje te bezetten. Twee mannen lukken erin, tegen betaling en met de hulp van de cognos (scheldnaam voor de bewakers), te ontsnappen. Een derde verbergt zich onder de motorkap van een camion, die voedsel binnenbracht. Heeft hij het gehaald? Dat weten we niet.
3 maart1943
Een kapmes en een houtzaag scheef geslagen op de bouwwerken. We kunnen terug aan het werk: Revista inspectie voor het opzoeken van het materiaal. Niets te vinden, wij hadden reeds veel bijgeleerd van de Spanjaarden.
Deze morgen een flinke colis ontvangen.
9 maart 1943
s Avonds strengere bewaking, we mogen zelfs niet meer gekleed naar Franco (WC) gaan.
11 maart 1943
André is in het bezit van een brief van Vandamme, om over te maken aan Spaak en Gilson.
18 maart 1943 donderdag
Tand gebroken op een stuk Toron (noga).
De apatriden mogen vertrekken en worden overgebracht in hotels.
Voor het eerst naar de peleguera (haarkapper) geweest.
21 maart 1943
De Polen vertrekken in massa, maar de chef blijft tot de laatste (op 24 maart).
Terug Revista; nadien desinfectie van kledij en dekens. Alles in de trommel stoppen, die onder hoge temperatuur stond. Resultaat, we hadden nog meer vlooien.
01 april 1943
Herdenking van de verovering van de stad Madrid.
Speciale maaltijd: vis - hors doeuvre à la Valenciennes, Vino en naranjas (appelsien).
Het eentonig leven gaat verder, geen vrijlatingen meer ; de stemming is beneden alles.
14 april 1943
De Belg-Belg en enkele Belg-Canadezen zijn reeds vertrokken. De brief geschreven naar huis (nooit aangekomen).
15 april 1943
Schoenen in herstelling gegeven bij de Zapaterra ; de Belgische secretaris wilde de herstelling niet betalen (Mr Kruger).
Minderjarige Belgen verlaten het kamp.
18 april 1943
Belgen denken dat ze morgen zullen vertrekken. De Brabançonne weergalmt in het kamp.
19 april 1943
Vanaf 6 uur s morgens staan alle Belgen rond het Officina.
Tegen de middag, in voorbeeldige orde, verlaten ze het kamp.
Uit het kamp zagen we een trein voorbij rijden, richting St Sebastian. Uit de ramen van de trein niets anders dan lachende gezichten en wuivende zakdoeken. Het was een treffend beeld voor zij die achter bleven.
Na de middag, met vaandel op kop, was het de beurt aan de Nederlanders. Tegen de avond waren het de echte Canadezen.
21 april 1943
Slechts 34 Joden vertrokken.
22 april 1943
Grote Bandera en de vlag halfstok, de loop van de geweren naar beneden gericht. Wat is er gaande? Het was Pasen.
27 april 1943
Rest van de Polen vertrekken. Celgenoot Slomezinsky was erbij. Morgen de beurt aan de Fransen. Slechts 2 Belgen op de lijst.
1 mei 1943 zaterdag
Samen met de Distinos (uitgerust met een lang hemd) hebben we moeten defileren voor de nieuwe kampcommandant.
17 mei 1943
Mijn moreel staat laag! Mijn gedachten gaan naar al de dierbare die ik achtergelaten heb.
Een ooievaar vliegt voorbij, is dit een gunstig teken?
De krijgsverrichtingen in Afrika verlopen goed.
De Canadezen zouden vrijdag vertrekken; is het gedaan met manana.
Stikkend heet op de middag, pompiers met brandweerwagens komen het zand blussen. We profiteren ervan om een koude douche te nemen.
21 mei 1943
Een hevig onweer barst los over Miranda.
Vertrek voorzien voor morgen; toch weer manana.
22 mei 1943 zaterdag
We lopen nerveus rond; vertrekken we nu ja of neen?
Eindelijk marcheren we naar buiten, de vrijheid tegemoet.
Bloemen gekregen van een senorita.Kregen een eetmaal aangeboden in een restaurant.Nemen afscheid van de officieren en de conos.
13 mei 1943
Met de trein komen we s morgens in Madrid aan.We worden in een hotel gelogeerd.We voelen ons onwennig in zon groot vertrek met een zacht bed (zonder vlooien).De Polen hadden de dag ervoor amok gemaakt en zelfs gevochten met de politie.We vreesden dat er tegenmaatregelen zouden genomen worden.
Rond 18 uurmoeten we terug de trein op, ze willen ons hier zo spoedig mogelijk kwijt.
24 mei 1943
Rond 20 uur is Gibraltar in zicht.In de haven van Algeciras schepen we in, een klein transportschip brengt ons buiten de Spaanse territoriale wateren. De Britse oorlogsvlag wordt gehesen, we varen rechtstreeks naar de Amerikaanse hulpkruiser Santa Rosa, in de haven van Gibraltar.We lopen totaal verloren in deze reus.Wat een luxe, stel u voor, een WC om op te zitten!Een Belgische majoor komt ons begroeten.Van op het dek kunnen we Afrika (Suota) zien.
27 mei 1943
De Fransen die niet proper genoeg waren, moesten hun cabine verlaten en werden in het onderschip ondergebracht.Wij kregen hun cabines, met stortbad.Voor de eerste maal in mijn leven de wacht opgetrokken.Aan boord was zelfs een cinema die de laatste USA films vertoonde.Om de twee dagen kregen we een pakje sigaretten ( een stukje beter dan het stro dat we gewoon waren).
29 mei 1943
Militaire kledij gekregen, en de pas gekregen Spaanse kledij vloog, met vlooien en al, over boord.Bezoek gekregen van Generaal De Gaulle.De Belgische erewacht was te laat opgesteld, wisten wij veel wie die generaal was!We dachten als toerist de overtocht te doen, maar André moest het luchtafweerkanon bedienen.Ik woog niet genoeg om het kanon te wapenen maar mocht wel de munitie aanbrengen.
De ganse nacht worden diepzeebommen tot ontploffing gebracht.De Italianen hadden een middel gevonden om de haven binnen te dringen.Met bestuurbare torpedos hadden ze gewoon een binnenvarend schip gevolgd.De onderwater versperring was dan open.Het volstond de torpedo de goede richting te geven en dan zo vlug mogelijk boven water te komen. Men beweert dat ze gewoon naar de Spaanse kust gezwommen zijn.
30 mei 1943 - zondag
We verlaten Gibraltar en vormen een konvooi met 29 schepen, die al zigzag varend de Duitseduikboten ontweken.De kruissnelheid is 14.3 knots.In het ruim zitten Duitse krijgsgevangen, komende van Afrika, opgesloten.
04 juni 1943
De zeereis loopt ten einde, we worden opgevangen doordestroyers met barrage ballons. Sunderland vliegtuigen sporen eventuele duikboten op. Leggen aan in Glasgow, laverend tussen mijnenvelden en rotsen. Gedurende de reis hebben we waarschijnlijk een U - boot gekelderd.
05 juni 1943
De Polen verlaten het schip.
6 juni 1943
Om 7 u is het onze beurt. Een goed georganiseerde ontvangst. We maken kennis met a cup of tea.Op de express trein Greennock London is de SalvationArmy aanwezig om ons eten te bezorgen.
07 juni 1943
Aankomst in London om 10 uur. Per bus door de stad, die zwaar beschadigd is.In afzondering geplaatst in Patriotic School Bromley.
10 juni 1943
Eerste ondervraging doorstaan door de Security.
15 juni 1943
Robert vertrekt.Dit is de laatste maal dat we hem gezien hebben. Eerste bombardement van London meegemaakt.
16 juni 1943
Bromley verlaten en ontvangen op de Belgische ambassade door minister Delfosse.Ondergebracht in Hotel Ecleston.
De administratieve rompslomp kan aanvangen, van het ene bureau naar het andere.Zelfs een commandant die durft te vragen wat komt hij hier doen?Mijnheer wilde niet gestoord worden.
18 juni 1943
Medisch onderzoek ondergaan.Aangeduid voor de landmacht, niet aanvaard voor de RAF.Bezoek bij Minister Balthasar.
Bericht op de BBC de drie musketiers zijn goed aangekomen. Mijn vader had het bericht gehoord, half gekleed en op zijn pantoffels, ging hij de vader van André Schaepdrijver verwittigen.
19 juni zaterdag
Op de Franse ambassade het adres van mijn neef Camille Delhem gekregen. Hij zat in Noord Afrika en maakte deel uit van de divisie Leclerq. Brief naar hem geschreven.
21 juni 1943
De rest van mijn militaire kledij afgehaald.
Vertrek uit Paddington station naar Leamington-Spa. Ingedeeld in de II D Coy.
27 juni 1943-- zondag
Moest de wacht optrekken aan het cachot. Moest groeten voor een officier, maar wat met het geweer? Ik kreeg de raad van binnen op de koer te blijven, mijn dril was niet zoals het moest. Waar zou ik het geleerd hebben?
Na een zware mars komen we in een verloren gat terecht; het kasteel van Walton Hall (wel zeer mooi gelegen). Allemaal anciens van Miranda, waren hier in afzondering.
13 juli 1943 dinsdag
Brief van André ontvangen, hij is ingedeeld bij de luchtmacht.
14 juli 1943
Eerste schietoefening; zeer goed resultaat.
15 juli 1943 donderdag
Met verlof in London. Wedde getrokken vanaf het vertrek in België, min de aalmoezen die we ontvangen hebben in de kampen of bij de ambassades.
16 juli 1943
Aankomst in Edinburgh, geslapen in een soldatenkring. Mijn geld van onder mijn hoofdkussen gestolen. 3 pond geleend aan een vriend. Bezoek aan Fort Bridge; penny in het water geworpen.
23 juli 1943
Aanvraag ingediend voor het bekomen van een Marraine de Guerre. Geen nieuws meer van Robert. Buiten ons weten was hij reeds aangeworven bij de 2e Directie als geparachuteerd agent.
26 juli 1943 maandag
Camion gemist om weer te keren naar het kamp. Onderweg opgepikt door de kampcommandant. 5 dagen arrest.
27 juli 1943
Dag waarop Generaal Van Strijdonck op bezoek kwam.
Moest in opdracht naar London, dit was het eerste contact met de geheime dienst. Ze beweerden dat het een vergissing was. Toch bleef ik er overnachten.
28 juli 1943 woensdag
Terug naar Eaton Square bij de 2e directie. Er was zogezegd een vergissing in de namen. In de namiddag op eigen initiatief, terug gekeerd om me kandidaat te stellen.
29 juli 1943 donderdag
RV met de Cdt De Burghgrave dAltena.
30 juli 1943
1e geplaatst in het schieten.
Brief ontvangen van André evenals en colli van mijn marraine.
01 augustus 1943
Kennis gemaakt met ATS Sylvia (Birmingham.)
04 augustus 1943 woensdag
Adj. Remy (waarschijnlijk in opdracht van de kampcommandant) wil mij van gedacht doen veranderen om afstand te nemen van de 2e directie.
11 augustus 1943
Terug naar London geconvoceerd.
16 augustus 1943
Granaat werpen. Bij het kuisen van de granaat een stuk vod, uit België, gebruikt.
Lt. Leeman vraagt of ik de cursus van verbindingsofficier wil aannemen.
17 augustus 1943
De opleiding is ten einde, elk krijgt zijn eenheid aangeduid.Een telegram verhindert mijn mutatie, terug gescheiden van mijn vrienden.Alles wat me dierbaar is wordt mij telkens ontnomen.
20 augustus 1943
Zowel Kapt. Verstraeten als Cdt. Verhaegen beweren dat ik niet zal aangenomen worden in London en dat ik mij beter kandidaat zou stellen om de militaire school te volgen.
23 augustus 1943
Opnieuw uit training weggetrokken, opdracht London.
Nogmaals door de tandarts behandeld, groot gebrek aan vitamines. Gelogeerd in Aben-Court Hotel, Fransen uit Miranda ontmoet.
.
27 augustus 1943
Tanden hersteld, stylo gekocht.
29 augustus 1943
Passé au bureau 2e section 40 Eaton Square.
Verbod verder notas te nemen.
Verslag dat volgtis opgemaakt na mijn thuiskomst met zaken die ik me nog kon herinneren.
Vertrek bij valavond uit de omgeving van Bedford, met 4 motorige Halifax voor een vlucht van 6 uur boven vijandelijk gebied. De 17 jarige Australische piloot, kende het bestaan van België niet.
Vertrek samen met :André Schaepdrijver(alias Mouché)
André Falesse(alias Velutus)
Mezelf(alias Patroclus)
Alvorens inte stappen, moesten we de controle van de douane ondergaan.Nadien kregen we wapens, munitie, documenten, kaarten, radio codes, noodrantsoen, geld in dollars en Bef. Een radioontvanger en beschermende overtrek, met rubberen helm.
Ik was zodanig geladen, dat bij het vertrek, het rieten zeteltje waarin ik zat, aan mijn kont bleef hangen, zonderdat ik het gewaar werd.
We werden binnen gehesen in het vliegtuig, met de hulp van 2 man.Gedurende de reis kregen we kalmerende thee.In de omgeving van Lyon kwamen we terecht in DCA geschut, een paar granaatschilfers troffen de transportruimte. De stralen van de zoeklichten schenen door de ontstane openingen.Over Luxemburg vlogen we België binnen.
1 mei 1944
Was die datum opzettelijk gekozen?In Engeland had ik een codenaam Bracelet Red.
Op mijn Belgisch pas dat ik nu bij had stond ik vermeld als Beckers uit Brugge.
In de streek van Spa verlaat Schaepdrijver als eerste het vliegtuig.Dit was het laatste contact dat we met elkaar hadden met als afscheid Merde.Spijtig genoeg was dit ook een definitief vaarwel.
Enkele minuten laten gaat de valdeur opnieuw open.De dispatcher zei This is supposed to be the Meuse.Ik vond dat we verdomd laag vlogen, geen tijd tot nadenken Green on Go. Mijn parachute was met moeite open of ik raakte al de grond. We waren geland in de omgeving van Fumal op het terrein Artichaut.
Een ontvangstcomité onder leiding van Jef Poot (chef van de refuge) was ter plaatse. Een zekere Royant kwam op mij afgestormd, met zwaaiende armen in de lucht.Ik had reeds mijn revolver op hem gericht want hij antwoordde niet op het afgesproken pas- en naderwoord.Ik hield mij kalm, een geluk, niemand kende het naderwoord.De burgemeester van Fumal was ook aanwezig, hij bracht ons zo vlug mogelijk naar zijn hoeve, waar we bleven overnachten.Het ontvangstcomité, ontfermde zich over de valschermen en het opzoeken van het gedropte materiaal.Na lang zoeken vonden zij het radiomateriaalen de mand met postduiven.Het materiaal werd door hun toedoen naar Limburg overgebracht.Falesse en ik hadden de opdracht eerst contact op te nemen met Brussel (waarschijnlijk om de grote sommen geld te kunnen overhandigen).
De radioposten waren beschadigd, later heb ik er 3 van de 4 kunnen herstellen.De kristallen bleven in mijn bezit. (freq. 5667 5382 5047 5227 5367).De duiven met gebroken poten hebben wij opgegeten.De Duitse patrouilles waren versterkt, ze moesten alle manifestaties voor 1 mei verhinderen.Gelukkig kregen we alle inlichtingen omtrent hun doen en laten via de telefoonlijnen van de spoorwegstations.
2 mei 1944
Afscheid van de familie Mousset.Een dokter bracht ons met zijn auto naar Namur.We hadden tegenslag, door de luchtaanvallen de dag voordien, was het treinverkeer in Namur volledig stil gelegd.Wat nu?Burgerverkeer langs de baan was zeldzaam, we hadden ook de indruk geschaduwd te worden door 2 mannen. In het stadscentrum was het kinderspel hun kwijt te spelen ( we waren erop getraind.)Buiten de stad, op de baan naar Brussel, deden wij autostop.Een voertuig van de Wehrmacht, met bejaarde lijnleggers, nam ons mee naar Brussel.We boden de mannen een sigaret aan, afkomstig uit Engeland, met zwarte tabak (speciaal voor opdrachten in bezet gebied).Ze vonden het zeer goede sigaretten.
In Brussel waren we te laat om contact op te nemen met ons RV punt.
In een hotel overnachten was uitgesloten, dan maar op stap naar de buitenrand van de stad, met de hoop een logement te vinden.We kloppen aan bij een klooster, na lang praten en aarzelen, liet de pater ons binnen en bracht ons onder in een kelderlokaal.We mochten hier overnachten en hadden als bed een tennistafel.
3 mei 1944
Voor 4 uur s morgens terug op straat gezet, want de rest van het klooster mocht ons niet zien.
Een koekje en een stukje chocolade uit het noodrantsoen was ons breakfast.Naar de paardenkoers in Boisfort getrokken, daar zaten we veilig tussen al die Duitse officieren.
Terug met de tram naar het centrum van de stad.In de verte zagen we dat er controlevan de Feldgendarmerie plaatsvond.Vlug verlaten we het voertuig.Bij het afstappen stoot ik tegen een vrouw aan, sorry, ik was het kwijt zonder het te realiseren.Toppunt van al : de vrouw was van Harelbekeen ze herkende me.Ik deed alsof ik haar niet kende en verdween zo vlug mogelijk.Aangekomen op het RV punt, kliniek Depage, stond ons een verpleegster te woord.
We gaven het codewoord : je viens de la part du docteur .. de Courtrai. Ze verdween zonder een woord te zeggen . Enkele minuten later werd Falesse in het kabinet ontvangen.Daarna was het mijn beurt. Dan kregen we bijkomende instructies en werden naar een adres gestuurd waar we konden logeren, om s anderendaags per fiets naar Diest te rijden.Waarom die gevaarlijke omweg?
4 mei 1944
In een uitgehold brood zitten mijn kristallen verstopt.Het pakje goed zichtbaar op de bagagedrager van de fiets vastgebonden.Vertrek naar Limburg, via Diest.Aan de spoorwegbrug te Kessel-Lo worden we tegengehouden door Feldgendarmen.Na wat geklaag en gezaag mag ik verder rijden en mag ik het brood behouden. Wij zijn niet meer gewoon om met de fiets te rijden, mijn achterste doet pijn.Dan maar de fiets op de stoomtram gezet, die net voorbij komt.Het RV punt in Diest Café Derby, zat stampvol met zwarthemden.Onze contactman Gerard Venken had rap door wie we waren. We moesten hem maar volgen richting Herk de Stad.Na een rustpoos in een kruidenierswinkel, nam ik mijn zendpost in ontvangst en kon ik op een aangeduide plaats (een boerderijtje aan een kasteel) mijn eerste bericht naar London zenden.We namen onze eerste felicitaties in ontvangst.
05 mei 1944
Met onze gids Venken vervolgen we onze weg, ter hoogte van Kermt stopt een man komende uit tegengestelde richting, hij geeft ons de raad een omweg te maken.Uiteindelijk belanden we te Lanklaar (Mulheim) in een café uitgebaat door Theo Oensels en zijn echtgenote Janssens.Daar maken we kennis met de provinciale overste van het AS, Tony Lambrechts en met de leden van zijn staf (oa. Claes Guillaume alias Lommeke)
Nadien gebruikte ik dikwijls het huis als zendplaats, de verbindingen waren er goed de toegangswegen gemakkelijk te bewaken.Het transmissiemateriaal werd opgeborgen bij de familie Bemong, die de Welvaart winkel uitbaatte in dezelfde straat.
Later in de maand mei 1944
In de boerderij De Oude God te Rekem, herstelde ik 2 zenders met wisselstukken uit de meest beschadigde post.
Gedurende één van de radiocontacten, had ik het moeilijk om mijn correspondentte verstaan.Gedurende de opleiding als pianist werkten we meestal samenmet dezelfde persoon (ATS of WAAF).Ik was verplicht QSD te zenden, hetgeen een blaam was.Bij het volgend contacthad ik terug mijn gewone correspondent, die ik kende en verstond.
Een andere zendplaats waar permanent een zender bleef staan, was bij Hulsbosch te Hamont.Om te overnachten had ik een kamer naast een Duits officier, bij de familie Wijnen in het centrum van Hamont.
Een andere boerderij waar ik alleen het bestaan van wist, was bij Louis Aerts ( broer van de oorlogsburgemeester van Hamont).
Regelmatig werden verkenningen uitgevoerd om doelen op te sporen die het saboteren waard waren.De scheepstrafiek op het Albertkanaal werd genoteerd.Mogelijke dropzones werden in kaart gebracht en ter goedkeuring naar London gestuurd.Regelmatig kreeg ik gecodeerde berichten te versturen, waarvan ik zelf de inhoud niet kende.
Het Geheime Leger van Antwerpen had dringend wapens en munitie nodigter verdediging van de haven.De droppingplaatsen in Limburg kregen de voorkeur, niettegenstaande de nabijheid van de vliegbasis te Eindhoven.
De evacuatie van het materiaal zou kunnen gebeuren per schip, langs de Zuid-Willemsvaart en het Albertkanaal.
28 mei 1944
De BBC zendt een codebericht als verwittiging dat een parachutage zal plaats hebben op het terrein Cheval te Rekem.
29 mei 1944
Ik ontvang een codebericht waarin gevraagd wordt de nodige voorbereiding te treffen.
30 mei 1944
We kregen confirmatie. Onder leiding van Falesse en de sectoroverste Jules Wijnenvan BNB Rekem, was iedereen ter plaatse.
Rond 23 uur verscheen een laag vliegend toestel.Falessegaf met zijn flitslamp, het sein met de overeengekomen letter.Na het antwoord door de piloot worden 3 lampen aangestoken, die de vluchtlijn bepaalden alsook het droppingspunt. Bij de tweede run werden de lampen opnieuw aangestoken. Het vliegtuig klom en loste op perfecte wijze 17 containers.Twee delen van een container die bestemd waren voor de geparachuteerde agenten, namen we mee naar het kasteel Kapelhof eigendom van Baron Chestret de Haneffe.De gedropte wapens werden naar de boerderij De Oude God gebracht (met paard en kar).Een deel van de geweren en de munitiewerd verborgen in de stallen van de boer Janssen te Rekem.
Vanuit London was bepaald dat het grootste gedeelte van de gedropte wapens bestemd was voor Antwerpen.Een klein gedeelte zou verdeeld worden over een aantal sectoren van BNB Limburg.
De resterende wapens en de lege containers uit de Oude God werden weggehaald en door de weerstanders van Uikhoven gedumpt in de Bankoel aldaar.
Een brief van Tony Lambrechts ( 8 juni 1944) gericht aan de sectoren.
In depot secteur Rekem bevindt zich volgende bewapening en materieel voor de verschillende refuges verdeeld als volgt :
Bilzen : idem als Hasselt, hetzelfde voor St Truiden, Tongeren, Mol en Leopoldsburg.De secteuroversten moeten al het mogelijke doen om deze wapens vandaag 9 juni nog te halen volgens de mondelinge gegeven aanduidingenmijner agenten. Met een bijgevoegd en door mijne hand geschreven briefje kunt ge u aanbieden op het aangegeven adres met afgifte van dit briefje.Ik verzoek de S.O. Rekem om met alle macht de verdeling zoo snel mogelijk te regelen en wanneer personen zich aanbieden met een briefje geschreven door mij aanstonds te helpen.
Het is gevaarvol enz . maar we staan voor het uitvoeren der actie en persoonlijke veiligheid komt nu op het tweede plan. Indien er moeilijkhedenzouden veroorzaakt worden voor de uitdeeling dan zou dit catastrofale gevolgen kunnen hebben.Dus .
materiaal springstof : de verdeeling zal gereed staan in hetzelfde depot voor iedere secteur.Dat het materiaal met alle middelen op de plaats der uitvoering moet gebracht worden in de secteurs staat vast. Ieder S.O., hoe ver ook gelegen van Rekem, moet zorgen dat het voor hem bestemde materiaal met alle middelen onmiddellijk wordt afgehaald voor de volgende nacht en met dit materiaal de reeds mogelijk zijndezendingen uit te voeren. Dus spoorwegen, ondergrondsche kabels en zoo het mogelijk is, de bruggen, te beginnen met de spoorbruggen. Ik geef hier de bruggen niet in eerste lijn, omdat wij het ontploffingsmateriaal daarvoor niet bezitten.Na de uitvoering dezer zendingen stil terugkeeren alsof er niets gebeurd was.
06 juni 1944
Een tweede dropping had plaats op 6 juni te Opgrimbie.Einde mei 1944 werd langs de BBC volgend bericht omgeroepen : voici un message pour Désiré, la gazelle file dans la vallée.Op 6 juni werd dit bericht opnieuw uitgezonden.Dezelfde avond, rond22 uur was er verzameling op de aangeduide plaats.Onder leiding van Falesse en Venken waren er 13 man aanwezig.
07 juni 1944
Om 1 uur in de morgen kwamen 15 containers naar beneden.Ze werden overgebracht naar Kikmolen te Opgrimbie en de Oude Hoef gelegen tussen Maasmechelen en Opgrimbie.
08 juni 1943
Een BBC bericht om 19u15 : Salomon heeft zijn grote klompen aangetrokken, dit was het sein tot klaarmaken van de weerstand.
10 juni 1944
Op 10 juni werd door het G.L. een overval gepleegd op de gevangenis te Hasselt.
Tony Lambrechts gaf volgend verslag :
Ondergetekende Lambrechts leider van het BNB Limburg verklaart op eer dat de hiernavolgende verklaringen betreffende de inval in de gevangenis van Hasseltop 10 juni 44volledig juist en oprecht zijn.
In de staatsgevangenis van Hasselt, gebruikt door de Duitsers om politieke gevangenen op te sluiten, bevonden zich gedurende de maanden mei en juniverscheidene leden van de BNB, alsook onschuldige gijzelaars, die moesten boeten voor andere leidende personen der beweging, die alhoewel lang gezocht door de vijand, onvindbaar bleken.Daar wij uit zeer betrouwbare bron wisten dat de Gestapo op haar gekende onmenselijke wijze trachtte al de geheimen van de beweging uit de gevangenen te persen en wij vreesden dat dit zeer zware gevolgen kon hebben voor de beweging indien iemand onder de martelingen bezweek, bestudeerden wij de mogelijkheid om de politieke gevangen van Hasselt te bevrijden.
Door onze vriend en vooraanstaand medelid Georges Vanistendael uit Herk de Stad, die in april een maand onschuldig in de gevangenis had verbleven, werden wij op de hoogte gebracht van de toestandin de gevangenis, alsmede de sterke bewaking en alle andere bijzonderheden die we moesten weten.Gedurende 14 dagen hebben wij deze aanval bestudeerd.Gedurende deze tijd hebben we contacten aangeknoopt met een bewaker patriot.Deze verbond er zich toe om op een gegeven moment zijn medewerkingte verlenen en gaf de raad de inval bij voorkeur te doen op een zaterdagavond tussen 18u30 en 19 u, omdat er op dat ogenblikslechts 4 bewakers waren en de aflossende wacht slechts om 19 u kwam.
Mijn vader Theophile Lambrechts en zuster Augusta waren reeds geruime tijd als gijzelaars opgesloten.
Georges Vanistendael voerde de inval aan en belde, hij werd binnengelaten door bovengenoemd bewaker, onmiddellijk gevolgd door René Lambrechts, Gaby Dupain, Charlie DHoose, Jean Mélot en Emile Eykens.Ze overmeesterden de bewakers, openden de celdeuren en gaven de gevangenen geld.Mijn vader en zuster zijn onmiddellijk naar de garage Robijns gebracht, waar mijn broer Lodewijkmet hen in alle haast vertrok, omdat op dat ogenblik een Duitse patrouille toesnelde.In een hevig vuurgevecht hebben ze 35 Duitsers neergeknald en hebben, buiten Eykens, zich allen tot de laatste kogel verdedigd.
Half juni 1944
Een derde parachutage was voorzien, maar werd niet uitgevoerd. Een hevig onweer had alle radio communicatie met London onderbroken.Het vliegtuig is niettegenstaande er geen enkele afspraak gemaakt werd toch vertrokken. Naderhand vernamen we dat het vliegtuig neergehaald werd door toestellen van de basis van Eindhoven.
Rond 20 juni 1944
Een firma uit Antwerpen was bereid één van haar schepen Henri ter beschikking te stellen.De bemanning bestond uit 4 personen, nl. kapitein Vercammen en zijn zoon, de machinist en de matroos Vercauteren, allen waren de mening toegedaan dat het om smokkelwaar ging.De Antwerpse weerstander Boschmans zou hen als convoyeur begeleiden.Ondertussen had Theo Oensels contact gehad met iemand van de bemanning.Het handelde over de bevoorrading van het schip met kolen.Hij bracht die man bij hem thuis binnen.Dit bleek een grote flater.Die man was vermoedelijk matroos Vercauteren.
24 juni 1944
In de nacht van 24 op 25 juni zouden 12 weerstanders van Rekem zich gelasten met het aanbrengen van het geparachuteerde materiaal en het laden van de boot.Op 24 juni, rond 23 uur, vielensoldaten van de Kriegsmarine, bijgestaan door Lode Huygen, Cdtvan de zwarte brigade, de boot aan.Jean Keibeck die de wacht hield aan de sleepboot werd zwaar gewond en stierf.Zijn medestander CamilleHoste, die eveneens de wacht hield aan het kanaal, kon ontsnappen.
De familie Bemongkreeg het hard te verduren, vader, moeder en Mariette werden aangehoudenen overgebracht naar een concentratiekamp.De Duitsers doorzochten de boot, maar vonden geen wapens.Kapitein Vercammen kreeg de toelating om s anderendaags te vertrekken op voorwaarde, te varen via het sas van Hasselt.Daar werd de boot opgewacht door de Vlaamse Wacht die de boot grondig controleerden.Een kleine hoeveelheid wapens werd ontdekt.Vader en zoon Vercammen werden aangehouden en naar Duitsland overgebracht, ze kwamen nooit meer terug.Vercauteren werd ongemoeid gelaten (waarom ?).
25 juni 1944 zondag
Een razzia, door de Kriegsmarine, werd uitgevoerd bij de familie Janssens te Mulheim-Lanklaar.We hoorden het krijsen van de kinderen op straat.We hadden net gedaan met het verzenden van een bericht.Vlug werden alle codes verbrand.De zendposten waren juist weg naar de winkel Welvaart.De laatste wapens hadden wij een paar dagen voordien meegegeven met enkele weerstanders.We hadden niets meer om ons te verdedigen.
Falesse en ik sprongen door een raam dat uitgaf op de tuin. Telaat ! De kogels floten ons om de oren. Terug dekking gezocht in het huis, maar we zaten in de val. Wij werden samen met Theo Oensels, de dochters Helena en Mariette, Janssens en Gerard Venken uit het huis gesleurd en moesten met de handen op het hoofd langs de kant van de weg blijven staan.Falesse gaf zich aan als leider van de groep en werd gemarteld om tot bekentenissen over te gaan.Theo Oensels enGerard Venken werden te Hechtel gefusilleerd.Wij werden afgevoerd naar de Nebendienststelle te Hasselt, om verder ondervraagd te worden.Ik heb gedurende 6 dagen een vals alibi kunnen volhouden en beweerde bij toeval in dit café te zijn geweest.Ik was zogezegd opkoper van oude autobatterijen.
Falesse had bij zijn aanhouding, per vergissing,mijn regenmantel meegenomen.Daarin zat een lidkaart van het V.N.V. met mijn naam op.
Dan was het mijn beurt om de ondervragingen, of beter gezegd de martelingen, te ondergaan.Daar kwam een einde aan, toen een schoolvriend uit Kortrijk, die estafette dienst deed tussen de hoofdkwartieren, mij herkende. Mijn echte naam was nu gekend.In afwachting van verdere ondervragingen werd ik nu overgebracht naar de gevangenis te Hasselt.Deze aanhoudingen betekenden een tragedie voor de weerstand in Limburg.
29 juni 1944
Sedert 30 januari 44 had het G.L. zijn hoofdkwartier in de villa St. Jansberg te Zelem.In de nacht van 29 juni werd de villa door een Duits commando overvallen.Van de staf waren aanwezig : Tony Lambrechts, de chef,G.Claes, Edmond Lambrechts en zijn broer Louis, J. Vandebriel, E. Vissers en verder vader Lambrechts met zijn zuster Augusta.De Duitsers hadden een premie van 100.000,- fr uitgeloofd indien de aanval lukte.De premie werd uitbetaald aan 5 V.N.V militiegroepen van Lode Huygen.
In een kort vuurgevecht werden Vandebriel, Vissers en vader Lambrechts neergeschoten.Tony Lambrechts en Claes konden ontsnappen. Louis en Edmond Lambrechts werden aangehouden en geconfronteerd met Gerard Venken die vanuit Hasselt was meegebracht.Een aantal Vlamingen van de Sicherheitsdienst namen deel aan de aanval.Van de oude staf bleven er tenslotte maar twee leden over.
Door de krijgsraad in Hasselt werd melding gemaakt, dat hier verraad gepleegd werd.
Een Duits verslag vermeldt Bemong Mariette, dronk Champagnemet de Gestapo.Ze was ook aanwezig in de eerste Gastapo auto bij de aanval op het hoofdkwartier te Zelem.
1 juli 1944
In de nacht kwamen ze ook bijJaak Hulboschterecht, waar Bob zijn zendpost aanwees.Vervolgenswerd Marcel Royers te Kaulilleopgepakt, hij was zwaar gekwetst.
8 juli 1944
Falesse en ik , die tot nu toe in afzondering gezeten hadden, werden aan elkaar vastgeketend om overgebracht te worden naar de gevangenis van St. Gillis.Het transport gebeurde in een personenwagen, met slechts twee deuren.We waren vergezeld door een officier van de SD die ons duidelijk maakte dat we geen kans hadden om te ontsnappen.Aan de rand van Brussel reden we langs de schietstand van Etterbeek.Met een valse glimlach vroeg de officier of we deze plaats kenden.Eenmaal in St. Gillis aangekomen werd ik naar vleugel C gebracht en tot mijn grote teleurstelling Einzelhaft d.w.z. alleen in een cel opgesloten.De cel was klein, maar proper, een opplooibaar bed moest dienst doen als tafel. Het eten was niet zo slecht.Het ergste was de verveling, de dag wilde maar niet eindigen.
Om de beurt werden Falesse en ikovergebracht naar het hoofdkwartier van de SD.De ondervragingen werden verder gezet, ditmaal zonder geweld, maar wel door specialisten, die evenveel afwisten van ons clandestien werk als wij zelf.Dit was niet te verwonderen, daar ze op 3 jaar tijd zowat 150 agenten ondervraagd hadden.
Na enkele dagen mocht ik samen met Falesse een grotere cel betrekken.Door morse seinen op de verwarmingsbuizen, vernamen wij dat de geallieerden geland waren in Normandie. Was dit de reden waarom we menselijker behandeld werden?
20 juli 1944
Bij de laatste ondervraging in het hoofdkwartier van de SD. Mocht ik een stafkaart inkijken waarop de goniopeilingen van mijn zendplaatsen waren aangeduid.De verantwoordelijke van de Funkabwehr vertelde mij, dat het moeilijk was om mij op te sporen, omdat ik mijn zendplaats uitkoos in de omgevingkanalen of andere hindernissen.Dit bracht valse goniopeilingenteweeg.We dachten dat dit het einde van de ondervragingen in de Louisalaan was ( door Abwehr-GFP-SIP en SD) later zou blijken dat dit niet het geval was.
Wel moet ik opmerken dat de officier van de SD die met het onderzoek belast was, me beloofde mijn ouders niet te verwittigen of te verontrusten.Die belofte heeft hij gehouden.
Wat mij tijdens de ondervragingen verwonderde was, dat geen enkele vraag gesteld werd in verband met eventuele briefwisseling en adressen die we zouden gebruikt hebben, om berichten over te maken naar het buitenland. We bezaten een adres in Zwitserland en in Zweden. Ook werd mij niet gevraagd welke mijn security check was, dachten ze misschien dat ik dezelfde code had als Falesse.Mijn indruk was dat het afsluiten van dit dossier opzettelijk op de lange baan geschoven werd.
10 augustus 1944
Bob en ik werden opnieuw aan elkaar vastgeketend en op transport gezet naar het fort van Breendonk.We maakten deel uit van de 3462 politieke gevangenen die kennis gemaakt hebben met dit vervloekte oord.Twaalf uur heb ik in een klein lokaal rechtop blijven staan, gezicht naar de muur en handen vastgebonden op de rug.Nadien werden kledij en bezittingen afgenomen, moesten we onder de koude douche, werden we kaal geschoren en moesten we een oud soldaten plunje aantrekken.Als schoeisel hadden we houten klompen.We werden ingedeeld in groepen van 40 man per kamer. De Duitse Off. Schmidt, met zijn Vlaamse SS. Adjuncten Wijss en Debodt namen ons onder handen. s Morgens vroeg werden de namen afgeroepen van diegenen die gefusilleerd werden. Daarna was het verzamelen op de binnenkoer, hier werden reeds de eerste meppen uitgedeeld tot we goed gelijnd stonden.Aan de buitenrand van het fort moesten we de grachten dempenmet aarde die afgegraven werd van de bovenbekleding van het fort.Per dag moest elke gevangene 4 m3 grond in kruiwagens laden.Dezelfde grond moest dan in smalspoor wagonnetjes overgeladen worden om uiteindelijk gestort te wordenin de gracht.Velen raakten gewond, omdat ze de kracht niet hadden de wagonnetjes te leiden, ofwel omdat ze gekwetst waren bij het graven.Na een week kregen we medische behandeling.De kwast die gebruikt werd op een etterende wonde werd ook gebruik om een keel te ontsmetten.Ik heb een jonge kerel gezien met maden in zijn open wonde.Een geestelijke die deel uitmaakte van ons konvooi werd gestraft, hij moest in evenwicht blijven staan op een paaltje, gezicht naar de zon gekeerd en met gestrekte armen een schop vasthouden.Telkens hij eraf viel werd hij geslagen als een hond.We waren behandeld als Schweinhunden.
In Breendonk werden 187 gevangenen gefusilleerd of opgehangen.
30 augustus 1944
Zonder verwittiging terug onder het stortbad en we kregen onze eigen kledij terug.De bezittingen waren definitief in beslag genomen.We werden opgeladen in twee oude autobussen, voorzien van gasgeneratoren. We moesten platliggen om niet zichtbaar te zijn van buiten uit.Wij twee kregen een uitzondering en mochten op de grond zitten.Dit was het transport naar het concentratiekamp van Vucht bij s Hertogenbosch in Holland.We werden in quarantaine geplaatst in een groot gebouw.Onder de meewarige blikken van de plaatselijke gevangenen, stapten de 131 Belgen, mekaar ondersteunend, het kamp binnen. De sfeer was hier meer ontspannen, het was een hemel vergeleken met Breendonk (nr 10981). De gevangenen hadden hier contact met de buitenwereld (werkten samen in de Philipsfabriek). Ze bezorgden ons onmiddellijk voedsel dat ze in het kamp rondgehaaldhadden.
3 september 1944
Een aantal Nederlanders werd door een executiepeloton geëxecuteerd.De spanning steeg, sommige SSers spraken ons vriendelijk aan.De kapos die met ons samenleefden, waren gevangenen zoals wij.Ze waren door de SS aangesteld om hun bevelen ten uitvoer te brengen.Over het algemeen waren die kapos Duitse misdadigers ofcommunisten die in Spanje het Franco regime bestreden hadden.Na al die jaren opsluiting waren ze niet beter dan de SSers zelf.Nederlandse arbeiders die samen met de gevangenen werkten, verteldendat de geallieerde troepen Brussel bevrijd hadden.We hadden de hoop hier omsingeld en bevrijd te worden.
05 september 1944
Vroeg in de morgen alle gevangenen op het Appelplein samengebracht.Een estafette kwam in volle vaart het kamp binnen en overhandigde de commandant een nota.Daarop volgden wilde bevelen schnell, schnell we werden in groepen van 80 man ingedeeld en moesten in looppas naar een trein die stond te wachtenbuiten het kamp.Onder strenge bewaking, werden we met 80 man in een goederenwagon geduwd.Er was niet voldoende plaats om te zitten, om de beurt konden een tiental mannen uitrusten.De kleine verluchtingsraampjes waren afgesloten met prikkeldraad. Tegen de avond was de spoorbaan vrij en begon de lange reis.Op het laatste moment kregen we een portie brood toegestopt, maar geen drank.De grootste beproeving moest nog komen, nl : de dorst.Deze onmenselijke tocht duurde 3 dagen en nachten. In onze wagon waren we erin geslaagdeen gat te snijden in de vloer, zodat men om de beurt zijn behoefte kon doen. Ik stelde voor het gat te vergroten om eventueel te kunnen ontsnappen, maar de meerderheid had schrik.In geval dit ontdekt werd, mochten we ons aan een vergelding verwachten.Na een dag rijden hoorden we plots een zwaar metalen geluid.Een man werd omhoog gestoken om door het raam te kijken. We reden over de Rijn.
8 september 1944
Aankomst in het Konzentrationslager van Oranienburg (Sachsenhausen).Een paar onder ons hebben de reis niet overleefd.De deuren worden geopend.Terug het geblaf schnell aussteigen, we kregen enkele minuten de tijd, om als beesten, stinkend water te drinken uit oude roestige tonnen.Het gevolg was dat verschillende van ons diarree kregen. Op de binnenplaats marcheerdenhaftlingenuitgerust met splinternieuwe laarzen, gemaakt in synthetisch leder.Dag in dag uit dienden deze gevangenen als proefkonijn, om na te gaan wat het weerstandsvermogen van dit materiaal was.
In de namiddag moesten we een mars maken van 6 km, richting de Heinkel fabrieken.Het was een zomerse dag, maar de afstand scheen ons eindeloos. Omringd door SSers moesten we nu eens snel gaan, daarna weer traag, zodanig dat we niet meer wisten wat te doen. Dit was natuurlijk opzettelijk bedacht om ons te kunnen kolfslagen geven of om aan de begeleidende honden het bevel te geven ons in de benen te bijten.Duitse burgers die ons zagen voorbij komen, hadden medelijden, maar konden het niet uitdrukkelijk tonen.
In het kamp van deHeinkel fabriek werden we ondergebrachtin een enorme en zwaar beschadigde montagehal.Met moeite waren we in een diepe slaap gesukkeld of midden in de nachtkregen we luchtalarm en moesten in looppas op het binnenplein verzamelen.Onder strenge SS bewaking werden we in groepen bijeen gedreven als een bende schapen.Dit liet een efficiënt toezicht toe. Ik zorgde er wel voor in het midden van de groep te staan, daar was men beschermd tegen de koude wind en de eventuele kolfslagen.
9 september 1944
2000 Polen die deel uitmaakten van het leger van Generaal Berr (die Warchau verdedigde)vervoegen ons.
19 september 1944
Uit deze 4000 man werden 500 geselecteerd, rekening houdend met technische kennis en gezondheid.Ik had mij als autogeenlasser aangegevenIk kreeg een voorkeur behandeling en mocht werken in een verwarmde werkplaats, terwijl de anderen in een grote koude hall verbleven. We kregen een nieuw stamnummer (ik had 98163) een broek en vest met blauwe en witte strepen, een paar halve klompen overdekt met een grijze stof en sommigen onder ons kregen als toemaatje een versleten hemd of een muts.
We werden per trein 70 km verder gevoerd en stopten in het station van Rahtenow.Vandaar te voet (ditmaal tussen gewone Wehrmacht soldaten) naar een verlaten kamp op 2 km van de Aradow vliegtuigfabrieken.Dagelijks en in alle weersomstandigheden moesten we die weg afleggen, op slecht passende klompen. In een afgezonderde loods, omgeven door prikkeldraad, moesten we de vleugels van de V2 vervaardigen.
Uit deze 4000 man werden 500 geselecteerd, rekening houdend met technische kennis en gezondheid.Ik had mij als autogeenlasser aangegevenIk kreeg een voorkeur behandeling en mocht werken in een verwarmde werkplaats, terwijl de anderen in een grote koude hall verbleven. We kregen een nieuw stamnummer (ik had 98163) een broek en vest met blauwe en witte strepen, een paar halve klompen overdekt met een grijze stof en sommigen onder ons kregen als toemaatje een versleten hemd of een muts.
We werden per trein 70 km verder gevoerd en stopten in het station van Rahtenow.Vandaar te voet (ditmaal tussen gewone Wehrmacht soldaten) naar een verlaten kamp op 2 km van de Aradow vliegtuigfabrieken.Dagelijks en in alle weersomstandigheden moesten we die weg afleggen, op slecht passende klompen. In een afgezonderde loods, omgeven door prikkeldraad, moesten we de vleugels van de V2 vervaardigen.
In onze barak hadden we een kapo (Fritz genaamd), die wanneer we zijn accordeon muziek niet op prijs stelden, wild in het rond sloeg met zijn dikke vuisten.
Ik kan U vertellen dat honger, koude, mishandelingen en slavenwerk dagelijkse kost waren, maar een idee geven van de werkelijke sfeer, kan niet onder woorden gebracht worden.We waren slechts Schweinhunden.Ons dagelijks uurrooster : om 4u30 opstaan uit onze stapelbedden.Als matras hadden we in reepjes gesneden krantenpapier, één armzalig dekentje, zodat we verplicht waren met broek en vest aan te slapen.Op bevel van de kapo vlug naar de verzamelplaats om zich om beurt te wassen, zonder zeep noch handdoek, dit zolang de kranen niet bevroren waren. Als ontbijt een ½ l ersatz koffie.Nadien de barak reinigen, om een uur nadien terug aan tetreden voor het ochtendappel.In de bittere koude, sneeuwvlagen of regen, stonden we daar onbeweeglijk, zoniet kregen we stokslagen.Na het tellen en nogmaals tellen, tot het effectief klopte, gaf de kampoverste de toelating om naar het werk te vertrekken. In het buitengaan aan de poort nogmaals geteld, wie niet juist gelijnd was kreeg terug een stokslag op het hoofd.De Russen kregen op het einde van het jaar een betere behandelingen zorgden voor de keuken en het transport van het eten.Daaruit konden we opmaken dat het Russische leger vorderingen maakte.
27 april 1945
Reeds een paar dagen horen we zwaar gerommel van artillerievuur.Waarschijnlijk zijn de Russen Berlijn aan het veroveren.
Deze morgen een eigenaardige stilte ! We krijgen geen bevel om op te staan, geen appel, geen Duitse bewakers meer, zelfs de kapos zijn er van onder gemuisd.In de omheining is een groot gat, waarlangs de kapos en de Russische gevangenen ontsnapt zijn gedurende de nacht.Eenmaal klaarlichte dag, komt op zijn eentje een Russische verkenner binnengestapt.We waren vrij, maar nog niet thuis.
Einde april 1945
Vermits de Russische artillerie de stad Rathenow bestookte en dat er gevechten waren tussenRussen en Amerikanen aan de Elbe, verkozen Falesse en ikons schuil te houden in een klein dorp.Al wat Russische nationaliteit had, zowel KG, als werklieden, trokken in colonne naar het Oosten. Onderweg eisten ze alle paarden, karren, landbouwwerktuigen, huisgerief, vee voedsel en kledij op.
De stoottroepen waren hoofdzakelijk Tartaren, we zaten er midden in.Op een nachtkwam een dronken soldaat de slaapkamer van de boerderij binnengestormd, met pistool in aanslag.Hij veronderstelde waarschijnlijk, vermits ik op de grond sliep en Falesse en nog een andere Belg in het bed lagen, dat ik de Duitse boer was.Hij richtte al vloekend zijn wapen op mijn borst en broebelde wat in het Russisch.Langzaam haalde ik mijn gestreepte vest van onder het beden zei Partizanski. Hij vertrok terug al vloekend.Hier was ik toch wel heel dicht bij de dood.Alhoewel een Rus ons de opdracht gafop de koeien te passen, zijn we zo vlug mogelijk terug gekeerd naar Rathenow. Onderweg namen we ondergoed, een nieuwe broek en wat etenin beslag. Ik behield mijn gestreepte vest, want ze had mij het leven gered.Na een paar dagen rust in de half uitgebrande stad vertrokken we terug Westwaarts.Ik had een fiets gestolen van een Rus en kon zo de uitgeputte Falesse op de buis van de fiets meenemen.Op de terugweg stonden richtingsaanwijzers waarop in het Engels een verzamelplaats aangeduid stond voor Engelse KG.Wij daar naartoe, dit was misschiendeoplossing om vlug gerepatrieerd te worden.Toen we het kasteeltje binnen gingen, kwam ons, tot onze grote verrassing, een Russisch officiertegemoet die ons in het Engels te woord stond. Hij verzocht ons na de middag terug te komen.We vertrouwden de zaak niet en zijn verder gereisd naar het volgende dorp.Daar kwamen we terecht bij een Russische veldkeuken, waar we mochten mee-eten. In een verlaten boerderij ontdekten we in de schouw een gerookte kip.Was dat lekker. Na een nacht doorgebracht te hebben tussen dansende en zingende Russen, werden we naar een bewaakte verzamelplaats geleidOnze fiets waren we kwijt, ze wilden nagaan hoe dit ding werkte.
Van een schildwacht kreeg ik de helft van zijn rantsoen brood en worst en zelfs een pakje sigaretten. De paar woorden Pools die we geleerd hadden in kamp Miranda, kwamen nu goed van pas om ons verstaanbaar te maken.De volgende dag werden we per GMC (USA camion)dicht bij de Elbe gebracht, in afwachting van een uitwisseling van Russische en West Europese KG.
Eenmaal in handen van de Amerikanen, werden we gelogeerd in een kazerne, waar grondig medisch onderzoek en desinfectie gebeurde.Aan ons verzoek ons over te vliegen naar Engeland, werd geen gevolg gegeven.Het zou vlugger gaan per spoor.
Terug in beestenwagens, maar dit maal met open deuren.Via Leipzig, in kleine etappes, geraakten we in Luxemburg.Namur was onze eindbestemming.
9 juni 1945
Aankomst in het station van Namur.De bevolking van de stad was verwittigd van onze komst en was in massa aanwezig om ons te verwelkomen.We werden opgevangen door het Rode Kruis, dat ons eten en drinken gaf.Ter plaatse werden we oppervlakkig medisch gecontroleerd. Makkers die in slechte conditie verkeerden, werden onmiddellijk afgevoerd naar een kliniek.Er was zelfs een dienst aanwezig die Duitse Marken uitwisselde tegen Belgische franken.Ik denk niet dat één politieke gevangeneeen Mark bezat.Van elke PG werd een steekkaart opgemaakt (mijn ref. was R47,R36,R51)
Een aantal Belgische arbeidersdie in de Duitse industrie tewerkgesteld waren, kwamen met dezelfde trein naar huis. Deze jongenswerden uitgefloten en beschimpt, er werd geen onderscheid gemaaktof ze vrijwillig dan wel verplicht tewerkgesteld waren.Enkele burgers nodigden ons zelfs uit om een pint te drinken.Het was goed gemeend, maar we hadden dringender zaken te regelen.Dezelfde dag ben ik met Bob naar Brussel gereisd om bij hem thuis te overnachten.Ik durfde niet naar huis bellen uit schrik dat ik mijn ouders niet meer terug zou vinden.Gelukkig had het Rode Kruis reeds het nodige gedaan.Mijn ouders zijn zoals beloofd door de officier van de SD nooit verontrust geweest.
10 juni 1945
De Commandant De Winiwarter, afgevaardigde van de 2e Directie, bracht me per auto naar Harelbeke.Hij wist me te vertellen dat zijn dienst mijn spoor gevolgd had tot in Vuchten dat ik door het Duitse gerecht ter dood veroordeeld was.
Ik ben aan de executie ontsnapt door het feit dat Breendonk zo snel mogelijk en in de grootste wanorde ontruimd werd.
Het geluk van terug thuis te komen, de tranen van blijdschap, de omhelzing van mijn ouders en van mijn liefste Paula, die haar woord gehouden had, dat is iets wat je nooit vergeet.
Telegrammen met gelukwensen en bezoekers overspoelden ons.
Zelfs naoorlogse helden kwamen zich verontschuldigen met woorden : had ik het geweten dan had ik ook .
Nu volgde de zware taak de ouders van mijn gesneuvelde makkers André en Robert, te bezoeken en te troosten.
Van Robert Deprez was reeds bekend dat hij met zijn vliegtuig neergehaald werd in Nederland (Hansweert) en verdween in de Westerschelde. VanSchaepdrijver André wist men alleen dat zijn laatste verblijf in het concentratiekamp van Mauthausen was. Bij de ontruiming van het kamp, gedurende de dodenmars, bleef geen spoor meer van hem over.
Paul de Goussencourt is vrijwilliger bij de Belgische luchtmacht en sergeant piloot bij het 3e eskadron (smaldeel) dat haar vliegveld heeft in de Moeren. Op 12 mei 1917 meld de graaf zij als vrijwilliger om een verkenningsvlucht voor de Belgische artillerie ui te voeren. Samen met zijn waarnemer Luitenant waarnemer Léon Adelin Decubber stijgt hij op achter de stuurknuppel van zijn Farman 40. Zij maken een observatievlucht boven Diksmuide om hun eigen artillerie eenheid en grondgeschut te ondersteunen. Boven Kaaskerke wordt hun vliegtuig door de Duitse Luchtafweer beschoten en geraakt! Het toestel stort brandend neer in een weide niet ver van de IJzer te Kaaskerke. Beide militairen overleven de Crash niet .
Paul Ernest Antoine Marie Ghislain Hervey Stanislas de Goussencourt werd geboren op 14 januari 1892 te Obourg, Hai (B) en overlijdt op 12 mei 1917 te Kaaskerke, Diksmuide. hij word begraven op de Belgische Militaire Begraafplaats te Adinkerke op 15 mei 1917(graf 2230).Hij is werd 25 jaar.
Luitenant Léon Decubber werd geboren te Anderlecht (Cureghem) op 23 februari 1893. Hij wordt naast Paul de Goussencourt begraven (graf 2229). Op 20 juli 1921 wordt zij stoffelijk overschot overgebracht en herbegraven te Evere.
Een vergeten monument
Kapel voor graaf Paul de Goussencourt ook, Vliegenierskapel genoemd,
te KAASKERKE - DIKSMUIDE
In 1923 wordt de vijfhoekige neogotische kapel nabij de Kapellestraat te Kaaskerke, Diksmuide, opgericht als herinnering aan baron Paul de Goussencourt.
De familie van de piloot kocht een stuk weidegrond en liet op de hoek deze herdenkingskapel bouwen. Het was de bedoeling om hem in de kapel te begraven maar dit werd niet toegestaan. Deze merkwaardige neogotische kapel, opgetrokken in natuurstenen blokken, bevindt zich in bouwvallige en verwaarloosde toestand (toestand november 2006), hoewel geklasseerd monument.
In 2002 was deze kapel zelfs nog volledig omringd en overwoekerd door struikgewas.
Technische beschrijving
Vijfhoekige, neogotische kapel, opgebouwd uit natuurstenen blokken.
Voor-, zij- en achtergevel zijn voorzien van trapsgewijs versmallende steunberen.
In de muurvlakken zijn spitsboogvormige vensters uitgespaard, voorzien van maaswerk en glas in lood.
De voorgevel heeft een spitsboogvormige toegang met een rechthoekige ijzeren deur, opzij voorzien van twee rondzuilen op basement en met palmetkapitelen.
Het tympanon is versierd met een drielob. Hierboven bevindt zich een klein roosvenster met maaswerk opgevuld. Op de puntgevel met vlakke uiteinden staat een natuurstenen kruis. In de kapel is tegen de noordkant een rechthoekige gedenkplaat van wit marmer opgesteld.
Het absisvenster heeft twee ramen met glas-in-lood met de voorstelling van de H. Paulus en de H. Julius. (Bron : JABOBS M., "Zij, die vielen als helden", Brugge, 1996, 2 delen - Uitgave Provincie West-Vlaanderen)
.
Paul de Goussencourt werd onderander gedecoreerd met het Oorlogskruis 1914-18, de IJzermedaille en Ridder in de Orde van Leopold II.
Het ontstaan van deze Franse oorlogsbegraafplaats, het grootste in België, dient gezocht te worden in de onmiddellijke omgeving van de ambulance St.-Charles of ambulance de Frezenberg tijdens de eerste slag om leper. Deze hulppost is geïnstalleerd in de gebouwen van een wijkschooltje, een afdeling van het Ieperse St.-Jozefsinstituut. Het schooltje staat in feite noch aan de Potyze, noch aan de Frezenberg, maar dicht bij de Verlorenhoek op de plaats van de huidige begraafplaats.
De verbandplaats fungeert als verzamelpunt voor zwaar gekwetsten die vanuit de verschillende regimentsposten,over Zonnebeke verspreid, doorgestuurd worden nadat ze de eerste zorgen hebben gekregen. De lichtere gevallen worden in de eenheid zelf behandeld.
Het aantal sterfgevallen te wijten aan kwetsuren is er ontstellend hoog, en op menige overlijdensakte treffen wij de formule aan Décédé par suite de blessures de guerre of par éclat dobus.Velen onder hen bezwijken in de verbandpost. Zij worden, door de brancardiers, in de naaste omgeving begraven. Dit verklaart de concentratie van een groot aantal Franse en ook Britse begraafplaatsen aan de Verlorenhoek en de Potyze, waar een Britse verbandpost is gevestigd in het kasteel.
De vele Franse eenheden, die langs de baan van Zonnebeke naar leper marcheren, trokken eraan voorbij, en één onder hen Elie Chamard brancardier bij het 77ste R.I.beschrijft de begraafplaatsen als volgt:
Langs de baan van de Frezenberg naar de Menenpoort treffen wij overal militaire kerkhoven aan.Op de kruisen zien wij Franse kokardes of rode kepies. De graven zijn overvloedig versiert met bloemen die vers geplukt zijn in de serres van het Minneplein te Ieper. Midden de sneeuwvlakte geven ze een kleurrijke noot aan het trieste tafereel.
Iedere divisie of onderdeel heeft er een eigen hoekje, waar eigen gesneuvelden worden bijgezet. De begraafplaats is degelijk georganiseerd, en er zijn nauwkeurige lijsten voor handen. Alle graven hebben een nummer, zodat er zich in principe na de oorlog geen moeilijkheden kunnen voordoen bij het opzoeken ervan. Van alle militairen, die op de begraafplaats begraven worden, krijgt de familie gedurende de oorlog de nodige inlichtingen. Deze informatie word verstrekt door het depot van het regiment, door middel van het formulier 5. Meestal is dit formulier ook vergezeld van een schetsje, waarop in grote lijnen de ligging van de begraafplaats is aangeduid.
Op 10 november 1914 gaat de Duitse beschieting ongenadig te keer. De Franse stellingen rond Zonnebeke worden totaal vernield. De 2de Cie van het 32ste RI verliest één derde van haar effectief ( 60 op 180).Langs de Passendalestraat sneuvelt Augustin Sabourin, van het 125steRI, samen met zijn kapitein Orophane. De twee gesneuvelden zullen pas twee maanden later, op 12 of 13 januari 1915, tezamen begraven worden.SABOURIN, Augustin Leon soldaatbij het 125sreR.I. is geboren te St. Lignaire op 28.7.1891en gesneuveld te Zonnebeke ( op 10.11.1914 volgens de uitspraak van de rechtbank in Niort op 18.07.1919.) woont te St. Lignaire (Deux-Sevres) Hij zal er ingeschreven wordenin de overlijdensregisters van deze gemeente nr. 17 van 1919. Na de oorlogwordt het lichaam van soldat Sabourin niet teruggevonden dat van kapitein Orophane wel. Dit laat ons vermoeden dat ook het lichaam van Augustin is weergevonden na de oorlog, maar dat het niet meer geïdentificeerd kon worden. Te St. Lignaire is er wel een herinneringsplaket aan het familiegraf bevestigd, doch het register van de ter aardebestellingen vermeldt nergens zijn repatriëring.Op het herinneringsplaket staat september ipv november??
Wanneer in april 1915 de laatste Franse eenheden definitief de sector Zonnebeke - Ieper verlaten, en hun stellingen door Britse eenheden worden overgenomen, telt de begraafplaats duizenden graven. Na de Duitse doorbraak in mei 1915 komt de begraafplaats echter midden in de vuurlinie te liggen. Onder het onophoudend artillerievuur verdwijnen een na een de kruisen, die de kostbare informatie bevatten voor latere identificatie. En wanneer op 31 juli 1917 de derde slag om Ieper begint, verdwijnt meteen elk uiterlijk teken van wat eens een begraafplaats is geweest...
Luchtfotos van Britse verkenningsvliegtuigen tonen alleen een trechterveld, waarin niets meer herinnert aan de aanwezigheid van duizenden graven...
Wanneer het Duitse lenteoffensief van april 1918 (gericht op de Kemmelberg) losbreekt, evacueren de Britten voor de tweede maal alle eenheden uit Zonnebeke (de eerste maal was dit gebeurd in mei 1915). Tevens geven zij het zo moeizaam veroverde terrein op en de Duitsers naderen terug leper. Ze bezetten zelfs meer terrein dan in 1915-16. Waar eens de begraafplaats St.-Charles heeft gelegen, bevind zich tijdens de zomer van 1918 de eerste Duitse linie, de Frankenstellung. Deze stelling word op 28 september 1918, de eerste dag van het Bevrijdingsoffensief volledig overhoop geschoten, zodat nogmaals de grond en de verborgen graven omwoeld worden.
Blijkbaar is hen geen eeuwige rust gegund! Vanaf 1919 moet men de begraafplaats volledig her-opgraven. Een foto uit die tijd toont ons alleen een tiental grafheuveltjes en één keurig onderhouden graf Dit graf behoort toe aan zekere René Leclercvan het 146e RI gesneuveld in 1914 (vermits deze naam heden ten dage niet meer voorkomt op het register van de begraafplaats, mogen wij aannemen dat het graf naar Frankrijk is overgebracht). Verder is er een door onkruid overwoekerde vlakte met resten van loopgraven en een plaatijzeren hut die dient als lijkenhuisje... Veel soldatenresten die eens op de dodenakker begraven waren, maar nu niet meer kunnen geïdentificeerd worden, zijn in het massagraf gelegd.
Op 23.10.1920 bericht de Franse dienst voor opgravingen aan Mevr. Dublé, weduwe van Pierre Dublé, die in november 1914 op het kerkhof is begraven:
Lancien cimetière de Frezenberg a éte entiérement exhume par nos soins, il ny avait aucun corps de 1914. Les recherches continuent dans cette region. » Deze verklaring is moeilijk aanvaardbaar, uit een onderzoek terzake blijkt het tegendeel.
St.Charles-de-Potyze fungeert vanaf 1919 ook als verzamelplaats voor de overal verspreide graven. Die krijgen aanvankelijk een grafkruis op de vindplaats zelf. Niet zelden brengen Franse families het graf in orde bij een bezoek aan de streek. Spijtig genoeg gebeurt het wel eens dat bij een ontgraving niets word teruggevonden onder het kruis. De familie vertrekt dan uiteraard ontgoocheld en komt nooit meer terug naar de streek! Andere verspreide graven bevinden zich op bouwterreinen, waar hoogdringend nieuwe woningen moeten opgericht worden. Bij ontdekking van een soldatengraf moeten in theorie de betrokken diensten verwittigd worden. Voor de Fransen is dit de « Service français detat civil en Belgique - secteur Flandres-Kemmel ». Deze dienst is aanvankelijk gehuisvest te Poperinge.Wanneereen graf teruggevonden wordt, moet eerst een ganse administratie doorlopen worden. Dwz aangifte op het gemeentehuis, Poperinge verwittigen, wachten op officiële identificatie en ontgraving..) Zodoende lopen veel nivellering -en bouwwerkzaamheden aanzienlijke vertraging op. Dus in praktijk wordt er zelden een aangifte gedaan, maar in veel gevallen wordt de gesneuvelde wel beroofd van uitrustingsstukken of persoonlijk bezittingen (o.a. Franse zilverstukken). Het graf wordt daarna eenvoudig weg weer dichtgegooid, zodat sommige aannemers de plaats kunnen aanwijzen waar Franse gesneuvelden onder keukenvloer of naast keldermuren begraven zijn...
Aanvankelijk heerst op de begraafplaats de grootste wanorde. Van overal komen pas ontdekte lijken aan, die soms dagenlang in ruwe houten kisten op een hoek van de begraafplaats blijven staan. Elders word in opdracht van de familie tot ontgraving overgegaan. Bij een eerste organisatie krijgen alle graven een eenvoudig withouten grafkruis met de naam in zwarte letters. Het plan van de graven werd zodanig opgemaakt, dat langs beide zijden van de centrale laan alleen officieren worden begraven.
Veel oud-strijders, die deze bedevaart ondernemen als een piëteitsvolle hulde aan hun gesneuvelde kameraden, zijn diep teleurgesteld over de toestand van de Franse begraafplaatsen, dit zowel te Ieper als te Kemmel.
Zes jaar na het einde van de oorlog, wanneer alle Britse oorlogsbegraafplaatsenreeds hun definitief, keurig verzorgd uitzicht hebben, laat de toestand op St.-Charles zo erg te wensen over, dat in het Franse oudstrijdersblad La voix du Combattant een noodkreet weerklinkt! Onder de titel La misere des morts verschijnt een zeer uitgebreid artikel, waaruit zowel onmacht als verbittering spreekt. De schrijver, zekere Edmond Boom uit Comines (Fr.) bericht in een heftige taal:
3000 van de onzen rusten in een stuk braakliggende grond, dat als naam draagt Cimetière militaire français de St.-Charles Ypres.
Op 50 meter afstand Iaat echter niets het bestaan van een uitgestrekte begraafplaats vermoeden! De ingangspoort, als men die zo mag noemen,ligt in stukken uiteen, en de toegang is er voor iedereen, mens of dier, dag of nacht. (De schrijver bedoelt hiermee de vele landlopers nacht op het kerkhof doorbrengen).Achteraan op het Cimetière ziet men een soort hok, bestaande uit ijzeren platen van op het front, waarin 7 a 8 Iege kisten staan weg terotten. Vruchteloos zal men zoeken naar iets dat aan Frankrijk herinnert; alleen een klein monumentje werd er door de Ieperse (!) bevolking in 1920 opgericht
Amper een tiental graven die onderhouden zijn, en de plechtigheden op 1 of 11 november beperken zich tot het neerleggen van een bloemenkrans door de stad Ieper en de Britse gravendienst.
Door hun eigen land worden onze doden zelfs niet geëerd... Kruisjes, waarvan de letters langzaam door de regen worden uitgewist, vallen om, en het hart van de oud-strijders doet pijn, wanneer zij deze slordige 24 rijen van elk 120 graven zien.
Het Cimetièreligt er meestal volledig verlaten niemand om te onderhouden, geen bloemen, geen beplantingen, overal gras en onkruid...
De vrachtwagenchauffeurs hebben de gewoonte aangenomen om de ingang van bet kerkhof te gebruiken uit te wijken, wanneer zij een tegenligger op smalle weg zien aankomen. En tussen de graven is het nog erger: vermits er geen afwateringssysteem is voorzien, liggen de meeste graven in een ware modderpoel.(Bij periodes vanhevige regenval is de situatie op de dag van vandaag nog zo )
En dat is nog niet alles! Naast deze verregaande verwaarlozing moeten wij nog een pijnlijker aspect vermelden: de voortdurende ontering en het gesol met de lijken van onze dierbare overleden strijdmakkers! Het ergste valt te zien in het zogenaamde Iijkenhuisje. Eerst en vooral de grote hoeveelheden verwelkte bloemen en kransen die er rondgestrooid Iiggen, maar ook -en_ spijtig genoeg!- een stapel oude klederen en uniformstukken van de doden, waartussen ik zelfs het rode laken uit 1914 kan ontwaren...En daarnaast kan men een stapel lijkkisten zien, zo maar op elkaar gestapeld. De opengereten planken kunnen noch beenderen, noch overblijfselen van militaire uitrusting verhullen.
Zo heeft men onze doden van onder hun kruisen met kokardes weggehaald, om ze boven de grond te Iaten verkommeren! En wij laten de driekleurige kokardes verroesten, de kruisen omvallen, de afsluiting platgereden worden... Dat alles laten wij toe terwijl op tientallen plaatsen in Vlaanderen Engelse begraafplaatsen aangelegd worden. Men ziet er witte grafstenen, keurige omheiningmuren, en overal het grote,witte kruis met bet zwaard, als symbool en herkenningsteken.
Binnenkort zullen de toeristen zich afvragen of hier werkelijk Fransen hebben gestreden, want niets zal nog herinneren aan hun aanwezigheid.
Men ontgraaft, hergroepeert, brengt ganse kerkhoven over, terwijl de Engelsen voor enkele tientallen graven een afzonderlijk kerkhof aanleggen.
Arme Franse gesneuvelden... Geen opschrift, geen enkele aanduiding herinnert aan jullie offer. Jullie hebben zelfs geen afsluiting, die bescherming biedt tegen de modder, die hoog opspat wanneer de vrachtwagens voorbijrijden. En die vrachtwagens behoren meestal nog toe aan diegenen, die zich met Iood, koper en ijzer verrijken en woekerwinsten maken. Het lood, koper en ijzer van de velden waarop jullie gevallen zijn...Het kerkhof St.-Charles is werkelijk een schande voor Frankrijk! Onze Landgenoten zijn maar weinig talrijk in dit deel van België, maar zij allen zijn beschaamd over bun land, wanneer zij aan bun begraven kameraden denken.Ik weet een klein Engels kerkhof, ver van alle belangrijke wegen, maar prachtig onderhouden. Dagelijks komen er nog lijken aan, die ergens in de velden verspreid, dreigden vergeten te raken. Wanneer de vrachtwagen is aangekomen, leggen twee mannen de Britse vlag op de kist, en dragen die dan naar de laatste rustplaats. Toevallige aanwezigen houden halt en groeten.Zo gaat het er aan toe op een Engelse begraafplaats.
Maar helemaal anders is bet gesteld op St.-Charles. Het kerkhof, dat bekend is aan iedereen, Iigt langs een belangrijke baan. En daarbij liggen er toch zon 3000 begraven... maar in een moeras. Dikwijls verzameltmen de onbekenden, die nog overal gevonden worden. Zij worden aangebracht in tentzeilen, en omdat zij nu niet zwaar meer wegen, draagt een man er dan maar twee of drie naar achter. Daar worden zij in houten bakken die niets te zienhebben met een kist, op elkaar gestapeld onder een oude ijzeren plaat. Daar kunnen zij soms weken blijvenstaan tot er genoeg zijn om naar Kemmelte worden afgevoerd. Waar t zij dan in een vergetelheid zullen wegzinken!
Naar aanleiding van dit artikel volgen een aantal reacties van oud-strijders- en vaderlandslievende verenigingen. De Souvenir Français richt een energiek protest aan het Franse ministerie, met de vraag welke bedoelingen de Franse staat met dit Cimetière heeft.Tevens verlangen zij dat het krot, dat als lijkenhuisje dienst doet, vervangen zal worden door iets dat die naam waardig is. Het antwoord van de betrokken minister vermeldt uitdrukkelijk dat de begraafplaats zal behouden blijven als aandenken aan de Franse aanwezigheid in de regio Ieper. Tevens zal ervoor gezorgd worden dat alle graven een waardige grafsteen krijgen, en dat afsluitingen en paden in orde zullen gebracht worden.Op zondag 19 april 1925 concretiseert het verzet tegen de lamentabele toestand zich in een indrukwekkende betoging. Een vijftigtal Franse en Belgische oudstrijdersverenigingen houden er een stilzwijgend protest tegen de verregaande vervuiling van de begraafplaats. Geen enkele redevoering wordt er uitgesproken! Men hoort er alleen klaroengeschal en men ziet er de aanwezige vaandels die zich buigen over de rijen omgevallen kruisen... Daarna volgt het appel van alle aanwezige verenigingen. Een is een eenvoudig maar waardig protest. Op 15 juli 1927 wordt op de begraafplaats een onbekende soldaat ontgraven. Voor deze gelegenheid is ertussen het hoog opgeschoten gras en onkruid een rouwkapel opgericht, en is er een Belgische erewacht aanwezig. De onbekende Franse soldaat wordt nadien overgebracht naar Laken, waar een groot monument werd opgericht voor de Poilu inconnu. Te Parijs bevindt zich ook een monument met het graf van een Belgische onbekende soldaat.
Pas op zondag 02 mei 1928 wordt de begraafplaats ingewijd door de bisschop van Rijsel. Naast militaire detachementen zijn er ook veel oud-strijders aanwezig. Aan familieleden van gesneuvelden worden postuum onderscheidingen uitgereikt. Volgens de wet van 13 augustus 1914 en 01 oktober1918 ontvangen alle gesneuvelden het oorlogskruis met bronzen ster en het militair ereteken. Ter gelegenheid van deze plechtigheid wordt er een centrale ingangspoort geplaatst, identiek aan deze op de militaire begraafplaatsen in Frankrijk. Het cimetière heeft ondertussen ook een beter uitzicht gekregen, maar nog steeds zijn de houten kruisen niet vervangen. Bij slechte weersomstandigheden is alleen het middenpad begaanbaar, en het onderhoud van paden en beplantingen laat veel te wensen over.Pas in de jaren 30 zullen de houten kruisen vervangen worden door betonnen crucifixen (dergelijke kruisen zijn nu nog te zien op de meeste andere Franse begraafplaatsen in Vlaanderen en op veel plaatsen in Frankrijk) Joden en Moslims krijgen uiteraard een graafsteen die is aangepast aan hun geloof.Tijdens de tweede wereldoorlog ligt het Franse dodenakker (evenals de Britse) er verlaten en verwaarloosd bij, dit wegens het wegvallen van de mensen die voor het onderhoud moeten instaan. In 1947 wordt door de Diepere bevolking een nieuw monument opgericht boven op het massagraf, dit in vervanging van het arduinen kruis in de middelste laan. Deze driezijdige obelisk draagt als opschrift Hommage de la population Yproise - 20.10.1922 - 18.5.1947.
Het monument is het werk van de steenhouwers Beun en Verspeelt uit Ieper, naar ontwerp van architectGits. Onderaan zijn verscheidene oude herdenkingsplaten aangebracht van de oud-strijderverenigingen van het 32ste,125ste, 66ste RI en de 17de divisie.
In 1968 werd een moderne, Bretoens geïnspireerde kalvariegroep opgesteld aan de straatzijde. Het indrukwekkende monument is het werk van de beeldhouwer J.Freour, en stelt de treurende moeders en weduwen voor bij het lijk van een gesneuvelde zoon.
Vanaf 1975 worden de grauw geworden grafkruisen met hun onleesbare naamplaatjes vervangen door nieuwe kruisen uit een witte kunststof vervaardigd. Ook de ingangspoort en de wandelpaden worden opgefrist zodat het kerkhof nu weer een verzorgd uitzicht heeft. De werken zijn eind 1978 beëindigd
Als grootste Franse oorlogsbegraafplaats in België telt het momenteel 3495 graven met 3547 lijken, en achteraan twee massagraven met 609 niet-geïdentificeerde Poilus. De meeste onder hen zijn gesneuvelden tijdens de eerste oorlogswinter. Zij zijn afkomstig van alle slagvelden in Vlaanderen waar Franse troepen ingezet zijn. Een klein gedeelte is gesneuveld rond de Kemmelberg in april 1918 en tijdens het bevrijdingsoffensief in september en oktober 1918. Rechts naast de ingang bevindt zich een kastje met de lijsten van de begraven soldaten. Er is ook een register voor de bezoekers.
In recente anonieme graven achter aan de begraafplaats liggen de stoffelijke resten van Franse militairen die gevonden werden door de Diggers tijdens de archeologische opgravingen in het industriegebied langs het Kanaal Ieper-IJzer. Eén van de gevonden lichamen kon worden geïdentificeerd: François METZINGER, soldaat van het 3de Zouaven, die dienst nam in 1900 in Constantine (Algerije). Hij sneuvelde ergens tijdens de gevechten na de eerste gasaanval tussen 28 april en 24 mei 1915. Zijn voorlopige graf op het slagveld raakte in latere gevechten verloren, tot het op 2 juli 1998 werd herontdekt door de Diggers.
1Joseph Beck 11de Infanterie Regiment ,gevallen nabij Ieper op 9juni 1917, hij ligt begraven te Langemark. 2Hans Muck onderofficier In het Koninklijk Beierse 8ste Reserve Veldartillerie Regiment gevallen op 26-07-1917 nabij Soveja In Roemenië, ligt begraven in Comciul in Hongarije. 3 Josepf Lucas gevallen bij Verdun hij diende als onderofficier medische dienst bij het 13de Reserve Infanterie Regiment. 4 Johann Grill 5 Beiers Cavalerie Regiment,overleden aan zijn verwondingen op 18-03-1916 en begraven op de Duitse begraafplaats te Neuvile-StVaast (Frankrijk) Blok 22 graf 273.
Het Franse leger was van oktober 1914 tot november 1918 steeds present bij alle grote veldslagen aan het Vlaamse front. Ook tijdens de kalmere periodes waren er altijd een Fransen aanwezig aan het front op het Belgische grondgebied. Ten minste 50.000 Franse militairen stierven of werden dodelijk geblesseerd op dit front. Ze werden begraven in Vlaanderen of in begraafplaatsen verderop in de buurt van militaire hospitalen.
Op 18 februari 1916 werd het Service Général des Pensions opgericht, dit is een onderdeel van het Franse leger. Zij moest zich gaan bezighouden met het groot aantal gesneuvelde militairen. Na de oorlog, op 25 november 1918, werd een nationale commissie opgericht die moest toezien op de architectuur van de begraafplaatsen. Iedere begraafplaats moest gelijk zijn. Op 27 januari 1920 werd het Ministère de Pensions opgericht dat de taken van de andere verenigingen overnam.
Alle Franse begraafplaatsen zijn dus min of meer identiek. De christelijke soldaten kregen een eenvoudig kruis, voor andere godsdiensten was er een aparte grafsteen voorzien. Elke begraafplaats is gebouwd rond een centrale weg die naar de Franse vlag leidt. Onbekende soldaten werden bijgezet in een massagraf. Het was en is toegelaten om ter ere van bepaalde soldaten of regimenten een monument op te richten op het kerkhof.
Een wet van december 1920 liet toe dat op verzoek van de familie de lichamen van Franse doden werden gerepatrieerd. Dat maakt dat van verschillende tienduizenden Franse graven in Vlaanderen er vandaag nog maar 11.789 graven gekend zijn, naast nagenoeg 6.000 anonieme graven verspreid over 36 begraafplaatsen. Alle andere graven zijn vandaag verdwenen.
Voor meer informatie over de begraafplaatsen, kan men best contact opnemen met:Ministère des anciens Combattants et Victimes de Guerre, Délégation à la Mémoire et à l'Information Historique, 37, rue de Bellechasse, 75007 Paris, France
Saint Poilu
Non, Saint Poilu n'est pas sur le calendrier, Il n'est pas embusqué dans les canons de Rome, Mais il connaît, parbleu, les canons de la Somme, Des Flandres et de l'Aisne; et comme il sait crier:
"Vive la France!" avec ses poumons et son âme, Comme il est camouflé, tout entier, de ciel bleu, Comme le sang qu'il verse est couleur d'oriflamme, Saint Poilu se débrouille à la Cour du Bon Dieu.
Saint Poilu... c'est au front tout le monde et personne, C'est tantôt celui-ci, c'est tantôt celui-là, C'est le premier poilu venu qui, sur un plat, Vous sert une victoire avant que charge sonne.
Saint Poilu... c'est un et tout maigre et tout boueux, Hirsute et pas rasé, mais d'une telle allure, Qu'il dépasse Saint Louis, Charlemagne et ses preux, Et que Français jamais n'eut si noble figure.
Een van die resterende begraafplaatsen is van Koksijde (Frans militair perk)
Ligging: West-Vlaanderen, België Adres: gemeentelijke begraafplaats, Koksijde-dorp. Aantal Franse graven geïdentificeerd in de data base: 123
Op de gemeentelijk begraafplaats, aan de oostzijde van de St Pieterskerk, vinden we de graven van de Franse militairen terug. Op het perk liggen in totaal 122 slachtoffers uit de Eerste Wereldoorlog, overleden tussen januari 1915 en april 1917. Onder hen een belangrijk aantal fuseliers-marins en verder veel koloniale troepen, die bij Nieuwpoort werden ingezet. De hoogste in rang hier begraven, is Lieutenant-colonel E. Hardy van het 3° RI. Verder liggen hier nog 10 andere officieren begraven. In 1940 werden hier nog 11 militairen begraven, waarbij er 2 bij een onbekend Frans militair uit de Eerste wereldoorlog werden bijgezet. Dit brengt het totaal voor dit perk op 133. Het vermelden waard is ook het graf van de Franse Enseigné de Vaisseau Constant Perroquin, ridder van het Légion dhonneur, die op 1 april 1915 sneuvelde en begraven werd in een privé-graf Franse begraafplaats Koksijdetussen de overleden burgers.
Koksijde
ABRIVIE;Cyprien;1914-1918;Sur tombe : ALRIVIE. 2e Canonnier-servant au 32e R.A.C. Né le 20/04/1894 à Camps (19). Tombe 72.;20/06/1915;Passendale (Belgique) ANTOMORI;Pierre;1914-1918;Sous-lieutenant au 165e R.I. Né le 27/05/1890 à Bastia (20). Tombe 2.;31/05/1917;Nieuwpoort (Belgique) AUGER;Edgard;1914-1918;2e Canonnier-servant au 55e R.A. Né le 29/06/1890 à Saint-Benoît-sur-Mer (85). Tombe 14.;19/03/1917;Koksijde (Belgique) AUGUSTIN;Joseph;1914-1918;Soldat au 4e Zouaves. Né le 19/05/1890 à Montainville (28). Tombe 113-1.;22/03/1916;De Panne (Belgique) BELLARD;Alfred;1914-1918;Sergent au 11e R.I.T. Tombe 53.;09/05/1915; BERTHAULT;Eugène;1914-1918;2e Canonnier-servant au 32e R.A.C. Né le 06/08/1878 à Epinac (71). Tombe 64.;26/08/1915;Lombardsijde (Belgique) BERTRAND;Augustin;1914-1918;3e R.I. Tombe 81.;24/07/1916; BERTRAND;Lucien;1914-1918;Soldat au 11e R.I.T. Tombe 95.;18/02/1915; BEULZE;Frédéric;1914-1918;Marin au 1e Fusiliers Marins. Né le 16/06/1894 à Scaër (29). Tombe 50.;28/08/1915;Nieuwpoort (Belgique) BIHAN;Joseph;1914-1918;Maître-Fusilier au 1er Fusiliers Marins. Né le 07/10/1881 à Bannalec (29). Tombe 47.;18/05/1916;St Joris/St Georges (Belgique) BLAMART;Gaston;1914-1918;Soldat au 29e R.A. Tombe 48.;18/04/1915; BONNET;Pierre;1914-1918;58e R.A. Tombe 6.;07/04/1917; BONZON;Jean;1914-1918;Lieutenant au 7e R.T.A. Né le 15/10/1872 à Pau (64). Tombe 103 bis.;23/01/1915;Nieuwpoort (Belgique) BORNIC;Jean;1914-1918;Matelot au 1e Fusiliers Marins. Né le 03/01/1890 à Belz (56). Tombe 80.;13/05/1915;Nieuwpoort (Belgique) BOUIN;Antoine;1914-1918;Marin au 1e Fusiliers Marins. Né le 28/03/1894 à St Aignan (44). Tombe 21.;27/06/1915;Oostduinkerke (Belgique) BOURVON;Ambroise;1914-1918;Matelot au 2e Fusiliers Marins. Né le 05/10/1890 à Argol (29). Tombe 34.;30/06/1915;Nieuwpoort (Belgique) BOUVILLE;Auguste;1914-1918;Soldat au 14e R.I.T. Né le 21/01/1882 à Pantin (75). Tombe 84.;22/03/1915;Nieuwpoort (Belgique) BRAHIM;Ben Hadj;1939-1945;7e R.T.M. Tombe 113-3.;12/08/1940; BRAHIM BEN MOHAMMED;Ben Nasser;1914-1918;Sur tombe : Ben Nasseur. Sous-lieutenant au 8e R.T.T. Né à Zozeur (Tunisie). Tombe 7.;20/03/1916;Nieuwpoort (Belgique) CADIN;Auguste;1914-1918;1e Canonnier-conducteur au 32e R.A.C. Né le 08/05/1882 à Boucey (50). Tombe 75.;05/10/1915;Lombardsijde (Belgique) CADIO;Nicolas;1914-1918;Maître-Fusilier au 1e Fusiliers Marins. Né le 16/03/1889 à Caudan (56). Tombe 58.;28/05/1915;St Joris/St Georges (Belgique) CAILLIBOTTE;François;1914-1918;Soldat au 118e R.A.L. Né le 23/12/1883 à Hénansal (22). Tombe 10.;06/11/1916;Koksijde (Belgique) CALLO;Aristide;1914-1918;Matelot au 1e Fusiliers Marins. Né le 31/08/1894 à St Nazaire (44). Tombe 16.;30/07/1915;Koksijde (Belgique) CANTAIS;Pierre;1914-1918;1e Sapeur au 3e Génie. Né le 19/12/1872 à Bretteville (76). Tombe 69.;24/04/1915;Nieuwpoort (Belgique) CHAMPION;Charles;1914-1918;Soldat au 58e R.A. Né le 29/10/1884 à Pamproux (79). Tombe 57.;27/05/1916;Nieuwpoort (Belgique) CHARPENTIER;René;1914-1918;Soldat au 58e R.A. Né le 09/05/1884 à Paris (75). Tombe 54.;07/08/1915;Koksijde (Belgique) CHEVALIER;Louis;1914-1918;Caporal au 11e R.I.T. Tombe 41.;09/05/1915; CHRETIEN;Joseph;1914-1918;Soldat au 141e R.I. Né le 10/12/1896 à Germigny (18). Tombe 59.;14/06/1916;Oostduinkerke (Belgique) CLAVEAU;Camille;1914-1918;Sur tombe : Joseph. Soldat au 3e R.I. Né le 01/09/1896 à Azay-les-Ferron (36). Tombe 70.;29/06/1916;Lombardsijde (Belgique) CLOET;Marcel;1914-1918;Matelot-mécanicien au 1e Fusiliers Marins. Né le 24/05/1894 à Dunkerque (59). Tombe 68.;22/04/1915;Ambulance n°1- Koksijde (Belgique) DACHICOURT;Alphonse;1914-1918;Soldat au 1e R.A.P. Né le 01/06/1879 à Boulogne-sur-Mer (62). Tombe 87.;18/11/1915;Ambulance 3/38-Nieuwpoort (Belgique) DACORN;Jean;1914-1918;1e Fusiliers Marins. Tombe 78.;02/09/1915; DARDINIER;Henri;1914-1918;Soldat au 4e Zouaves. Né le 07/12/1894 à Paris (75). Tombe 11.;08/06/1915;Ambulance 3/38-Nieuwpoort (Belgique) DEBONNE;Hippolyte;1914-1918;Soldat au 1e Bataillon d'Afrique. Né le 03/11/1888 à Dieppe (76). Tombe 114.;17/10/1916;Koksijde (Belgique) DEIXONNE;Joseph;1914-1918;2e sapeur-pontonnier au 7e Génie. Né le 27/01/1893 à Buenos-Aires (Argentine). Tombe 93.;22/02/1916;Nieuwpoort (Belgique) DOUSSIN;Gaston;1914-1918;1e Canonnier-conducteur au 32e R.A.C. Né le 08/01/1891 à Brétigny-sur-Orge (92). Tombe 106.;22/03/1916;Groenendijk (Belgique) DUBOIS;Abel;1914-1918;Soldat au 1e R.A.P. Né le 05/12/1878 à Inghem (62). Tombe 86.;18/11/1915;Nieuwpoort (Belgique) FIGEAC;Adrien;1914-1918;Soldat au 1e Zouaves. Né le 13/01/1893 à Belfort (90). Tombe 15.;30/05/1915;Koksijde (Belgique) FLOCH;Yves;1939-1945;561e Cie Autos. Tombe 113-7.;30/07/1940; FRADET;Henri;1914-1918;Soldat au 3e R.I. Né le 05/03/1896 à Azay-le-Person (36). Tombe 19.;27/02/1917;Nieuwpoort (Belgique) FREDJ;Ben Hadj Brahim;1914-1918;8e R.T. Tombe 8.;25/01/1916; GASTAUDO;Batistin;1914-1918;1e Bataillon d'Afrique. Tombe 115.;17/10/1916; GIRARD;Alphonse;1914-1918;Caporal au 76e R.I.T. Né le 16/09/1876 à La Guerche (35). Tombe 35.;16/12/1916;Koksijde (Belgique) GONTRAND;Henri;1914-1918;Soldat au 1e R.A.P. Né le 24/01/1878 à Canlers (62). Tombe 88.;18/11/1915;Nieuwpoort (Belgique) GORON;Charles;1914-1918;Matelot au 1e Fusiliers Marins. Né le 24/03/1886 à La Rochelle (17). Tombe 1.;04/08/1915;Ambulance n°2- Koksijde (Belgique) GRANDPOLD;Auguste;1914-1918;Brigadier au 1e R.A.P. Né le 22/07/1891 à Vendeville (59). Tombe 102.;17/03/1915;Lombardsijde (Belgique) GUERIN;Jean-Marie;1914-1918;Sous-lieutenant au 1e Zouaves. Né le 02/12/1888 à St Christophe (69). Tombe 33.;21/05/1915;Nieuwpoort (Belgique) GUILLOU;François;1914-1918;Sous-lieutenant au 351e R.I. Tombe 36.;13/03/1917; HAMADI;Ben Bakkal;1939-1945;2e Génie. Tombe 113-4.;01/06/1940; HARDY;Edmé;1914-1918;Lieutenant-colonel au 3e R.I. Né le 17/03/1874 à Paris (75). Tombe 5.;13/04/1917;Lombardsijde (Belgique) HENRY;Louis;1914-1918;Matelot au 2e Fusiliers Marins. Né le 14/01/1893 à Lannodez (22). Tombe 17;17/08/1915;Nieuwpoort (Belgique) HOVELT;Marcel;1914-1918;Soldat au 8e R.I.T. Né le 11/03/1874 à Dunkerque (59). Tombe 36 bis.;03/07/1915;Nieuwpoort (Belgique) HUET;Louis;1914-1918;Soldat au 80e R.I.T Né le 13/10/1878 à Yvetot (50). Tombe 24.;30/12/1916;Oostduinkerke (Belgique) JARLAND;Gabriel;1914-1918;Maître-pointeur au 32e R.A.C. Né le 06/05/1892 à Reims (51). Tombe 37.;03/07/1915;Nieuwpoort (Belgique) JEAN;Marius;1914-1918;Soldat au 58e R.A. Né le 20/10/1881 à Vallabrègues (30). Tombe 67.;18/08/1915;Koksijde (Belgique) JOELAN;;1914-1918;Tombe 83.;29/12/1915; LABESSE;Jean;1914-1918;Soldat au 1e Tirailleurs Algériens. Né le 06/03/.... à Villebret (03). Tombe 116.;03/11/1916;Koksijde (Belgique) LANOY;Henri;1914-1918;Soldat au 1e R.A.P. Né le 19/02/1874 à St Martin (62). Tombe 85.;18/12/1915;Ambulance 3/38-Nieuwpoort (Belgique) LAVERCHER;Emile;1914-1918;Soldat au 1e R.A.P. Né le 22/04/1887 à Lille (59) . Tombe 90.;03/08/1916;Nieuwpoort (Belgique) LE LAIT;Jean;1914-1918;Soldat au 2e Fusiliers Marins. Tombe 107.;27/06/1915; LEBLE;Ferdinand;1914-1918;Marin au 1e Fusiliers Marins. Né le 25/07/1894 à Bouguenais (44). Tombe 25.;27/06/1915;Oostduinkerke (Belgique) LEBON;Louis;1914-1918;Caporal au 7e Génie. Né le 15/08/1893 à Troyes (10). Tombe 100.;17/06/1915;Koksijde (Belgique) LEBRE;Michel;1914-1918;Marin au 2e Fusiliers Marins. Né le 18/05/1894 à Meussargues (15). Tombe 92.;12/03/1915;Nieuwpoort (Belgique) LELIEVRE;Jean-Baptiste;1939-1945;Caporal. Tombe 61 bis.;21/08/1940; LEROUX;Corentin;1914-1918;Matelot. Fusiliers Marins. Né le 24/11/1894 à Plobannelec (29). Tombe 99.;11/12/1917;Lombardsijde (Belgique) LHASSEN;Ben Mohamed;1939-1945;3e R.T.S. Tombe 83 bis;13/07/1940; LHUILLER;Charles;1914-1918;Sapeur au 2e Génie. Né le 29/12/1895 à Souk Ahras (Constantine). Tombe 29.;21/06/1915;Ambulance 2/38- Koksijde (Belgique) LUCIA;Yves;1914-1918;Marin au 2e Fusiliers Marins. Né le 09/12/1894 à Pont Melvey (22). Tombe 52.;28/03/1915;Ambulance n°1- Koksijde (Belgique) MACARE;Emile;1914-1918;1e R.A.P. Tombe 82. Décès entre le 07/12/1915 et le 06/01/1916. Tombe 82.;; MAILLOL;Jean;1914-1918;Enseigne de vaisseau au 1e Fusiliers Marins. Né le 31/05/1875 à Banyuls (66). Tombe 74;15/10/1915;Koksijde (Belgique) MAIZA;Marcel;1914-1918;Marin au 1e Fusiliers Marins. Né le 30/11/1894 à Saint-Jean-de-Luz (66). Tombe 51.;24/08/1915;Koksijde (Belgique) MALLET;André;1914-1918;2e Canonnier-servant au 32e R.A.C. Né le 08/04/1891 à Chenay (41). Tombe 39.;03/07/1915;Nieuwpoort (Belgique) MEMAIN;André;1914-1918;2e Canonnier-servant au 58e R.A. Né le 30/06/1890 à Bordeaux (33). Tombe 55.;07/08/1915;Nieuwpoort (Belgique) MERLAND;Louis;1914-1918;Sur tombe : MEERLAND. Sapeur au 7e Génie. Né le 14/02/1896 à Oignies (62). Tombe 32.;23/06/1915;Nieuwpoort (Belgique) MERCIER;René;1939-1945;514e R.R. Tombe 113-5.;01/06/1940; MIALANE;Louis;1914-1918;Maréchal des Logis au 38e R.A. Né le 17/04/1892 à Nimes (30). Tombe 111.;05/10/1916;Nieuwpoort (Belgique) MICHEL;Charles;1914-1918;58e R.A. Tombe 13.;27/03/1917; MIGLIACCIO;Antonio;1914-1918;Soldat au 4e Zouaves. Né le 16/02/1892 à St Eugène (Algérie). Tombe 109.;28/03/1915;Lizerne (Belgique) MONGUERARD;Louis;1914-1918;1e Maître Timonnier. Fusiliers Marins. Né le 05/06/1875 à Lorient (56). Tombe 45.;17/05/1916;St Joris/St Georges (Belgique) MOTREFF;Louis;1914-1918;Maréchal des Logis au 118e R.A.L. Né le 19/11/1888 à Kergrest (22). Tombe 12.;06/11/1916;Koksijde (Belgique) MOULINET;Emile;1914-1918;2e Canonnier-conducteur au 32e R.A.C. Né le 25/11/1882 au Pré-St-Gervais (75). Tombe 76.;05/10/1915;Lombardsijde (Belgique) MOULINOUX;François;1914-1918;Soldat au 58e R.A. Né le 09/09/1885 à Chalany (19). Tombe 66.;18/08/1915;Koksijde (Belgique) NICOLAS;Alain;1914-1918;Soldat au 4e Zouaves. Né le 06/03/1886 à Pouldergat (29). Tombe 97.;25/01/1916;Koksijde (Belgique) OLIVRO;Jules;1914-1918;Sur tombe : OLIVO. Maître fusilier. Fusiliers marins. Né le 09/03/1878 à Béganne (56). Tombe 46.;17/05/1916;St Joris/St Georges (Belgique) OMAR;Ben Hamadi Ou Hammadi;1939-1945;7e R.T.M. Tombe 72 bis.;14/08/1940; OPIGEZ;Maurice;1914-1918;Enseigne de Vaisseau au 1e Fusiliers Marins. Né le 01/01/1892 à Marseille (13). Tombe 42.;12/07/1915;St Joris/St Georges (Belgique) PAJOT;Marcel;1914-1918;Quartier-Maître. Fusiliers Marins. Né le 24/05/1892 à Bar-sur-Aube (10). Tombe 101.;29/11/1917;St Joris/St Georges (Belgique) PARSY;Gustave;1914-1918;Soldat au 5e R.M.Z.T. Né le 26/02/1892 à Neuville-Vitasse (62). Tombe 117.;12/12/1916;Koksijde (Belgique) PAUL;Jean-Baptiste;1914-1918;Second-Maître fusilier au 1e Fusiliers Marins. Né le 24/09/1883 à Guiclan (29). Tombe 4.;08/08/1915;Ambulance n°1- Koksijde (Belgique) PERTRIZEARD;Paul;1914-1918;Soldat au 165e R.I. Né le 28/07/1896 à Paris (75). Tombe 79.;09/07/1916;Koksijde (Belgique) PESTRE;Auguste;1914-1918;Sous-lieutenant au 141e R.I. Né le 11/01/1893 à Luc-en-Drois (26). Tombe 20.;18/02/1917;Nieuwpoort (Belgique) PETITOT;Paul;1914-1918;Adjudant au 106e R.I.T. Né le 30.03.1875 à Beauvois (02). Tombe 30.;13/09/1916;Nieuwpoort (Belgique) PILLARD;Raoul;1914-1918;2e Canonnier-servant au 32e R.A.C. Né le 08/11/1893 à Chatillon-Coligny (45). Tombe 38.;03/07/1915;Nieuwpoort (Belgique) PREVOST;André;1914-1918;Sur tombe : PREVOT. Soldat au 351e R.I. Né le 13/06/1896 à Cuigy-en-Bray (60). Tombe 18.;04/03/1917;Koksijde (Belgique) PREVOST;Robert;1914-1918;2e canonnier-servant au 32e R.A.C. Né le 02/08/1893 à Orléans (45). Tombe 62.;09/05/1915;Nieuwpoort (Belgique) PSALMON;Fernand;1914-1918;2e Canonnier-conducteur au 32e R.A.C. Né le 07/05/1885 à Flogny (89). Tombe 43.;26/07/1915;Nieuwpoort (Belgique) RAVAILLE;Denis;1914-1918;Capitaine au 55e R.A. Né le 18/04/1876 à Montclar (12). Tombe 26.;29/06/1916;Nieuwpoort (Belgique) REBOUL;Hippolyte;1914-1918;123e R.I.T. Tombe 60.;26/09/1915; RIBET;Jean;1914-1918;Brigadier au 3e R.A.P. Né le 10/08/1889 à La Pernelle (50). Tombe 73.;25/10/1915;Koksijde (Belgique) RICARD;Charles;1914-1918;Soldat au 141e R.I. Né le 19/11/1886 à St Rome-de-Cernon (12). Tombe 110.;29/04/1916;Koksijde (Belgique) RICARD;Joseph;1914-1918;Soldat au 10e R.A.P. Né le 08/06/1890 à L'Isle-sous-le-Doubs (25). Tombe 28.;11/05/1915;Nieuwpoort (Belgique) ROLLAND;Lucien;1914-1918;Brigadier au 32e R.A.C. Né le 20/03/1887 à Paris (75). Tombe 96.;24/01/1916;Nieuwpoort (Belgique) ROMANETTI;Innocent;1914-1918;Matelot au 1e Fusiliers Marins. Né le 16/05/1894 à Ajaccio (20). Tombe 3.;06/08/1915;Ambulance n°2- Koksijde (Belgique) ROYET;Marie;1914-1918;2 e Canonnier-servant au 3e R.A.C. Né le 27/10/1887 à Le Cheylard (07). Tombe 91.;07/05/1915;Ambulance 2/38- Koksijde (Belgique) SALMON;Rogatien;1914-1918;Marin au 1e Fusiliers Marins. Né le 13/03/1894 à Bouguenais (44). Tombe 22.;27/06/1915;Oostduinkerke (Belgique) SAMPIERI;Simon;1914-1918;Maréchal des Logis au 55e R.A. Né le 10/02/1894 à Sartène (20). Tombe 108.;26/04/1916;Nieuwpoort (Belgique) SANGIAUME (PRÉSUMÉ);;1939-1945;Décès vers le 21/08/1940. Tombe 94 bis.;; SARRAN;Raphaël;1914-1918;Marin au 2e Fusiliers Marins. Né le 29/10/1894 à Puéchabon (34). Tombe 40.;02/05/1915;Ambulance n°2- Koksijde (Belgique) SAULI;Paul;1914-1918;Maréchal des Logis au 58e R.A. Né le 26/01/1895 à Aïn Brahain (Tunisie). Tombe 112.;14/10/1916;Nieuwpoort (Belgique) SICSIC;David;1914-1918;2e Canonnier-servant au 58e R.A. Né le 29/10/1888 à Tlemcen (Algérie). Tombe 56.;07/08/1915;Koksijde (Belgique) SIEGLER;Jacques;1914-1918;2e Canonnier-servant au 32e R.A.C. Né le 15/05/1892 à Paris (75). Tombe 31.;09/05/1915;Nieuwpoort (Belgique) SIRDEY;Alexandre;1914-1918;Sous-lieutenant au 165e R.I. Né le 03/09/1892 à Izier (21). Tombe 27.;01/07/1916;Nieuwpoort (Belgique) SOLDAT FRANCAIS INCONNU;;1914-1918;Tombe 110 bis;; SOLDAT FRANCAIS INCONNU;;1914-1918;Tombe 111 bis.;; SOLDAT FRANCAIS INCONNU;;1914-1918;Tombe 113-3.;; SOLDAT FRANCAIS INCONNU;;1914-1918;Tombe 113-4.;; SOLDAT FRANCAIS INCONNU;;1939-1945;Décès vers le 02/06/1940. Tombe 112 bis.;; SOLDAT FRANCAIS INCONNU;;1939-1945;Décès vers le 02/06/1940. Tombe 113-2.;; SOLDAT FRANCAIS INCONNU;;1939-1945;Tombe 113-6.;23/08/1940; STOBINSKY;Marius;1914-1918;Maître-Pointeur au 32e R.A.C. Né le 06/05/1891 à Paris (75). Tombe 103.;02/03/1915;Nieuwpoort (Belgique) TESSON;Jean;1914-1918;Soldat au 4e Zouaves. Né le 19/04/1895 à Couville (50). Tombe 49.;07/09/1915;Nieuwpoort (Belgique) TEYSSIER;Yacinthe;1914-1918;Marin. Fusiliers Marins. Né le 20/08/1894 à Landos (43). Tombe 104.;01/08/1915;Koksijde (Belgique) THILY;François;1914-1918;Matelot au 2e Fusiliers Marins. Né le 06/12/1887 à Pleumeur Bodou (29). Tombe 65.;10/05/1915;Ambulance n°2- Koksijde (Belgique) THOMAS;Paul;1914-1918;8e Zouaves. Tombe 71.;19/01/1915; TINTILLIER;Humbert;1914-1918;Sur tombe : Hubert. Soldat au 9e Cuir. Né le 01/06/1889 à Desvres (62) . Tombe 63.;08/09/1915;Lombardsijde (Belgique) TOUBOULIC;Guillaume;1914-1918;Soldat au 118e R.A.L. Né le 01/01/1886 à La Chapelle-Neuve (22). Tombe 9.;06/11/1916;Koksijde (Belgique) TOULIER;Léon;1914-1918;2e Canonnier-servant au 29e R.A. Né le 15/05/1884 à Paris (75). Tombe 89.;14/04/1915;Oostduinkerke (Belgique) TROMPE;Louis;1914-1918;Sapeur au 3e Génie. Né le 22/12/1877 à Chanteloup (27). Tombe 94.;04/03/1915;Nieuwpoort (Belgique) TROUSSET;René;1914-1918;Adjudant au 1e Tirailleurs. Né le 29/08/1891 à Ay (51). Tombe 23.;05/01/1917;Nieuwpoort (Belgique) TURCO;Joseph;1914-1918;Matelot. Fusiliers Marins. Né le 19/03/1894 à Cherchell (Algérie). Tombe 44.;09/05/1915;Koksijde (Belgique) VAN RHYN;Julien;1914-1918;Soldat au 8e E.T.E.M. Né le 28/03/1873 à Paris (75). Tombe 77.;25/09/1915;Koksijde (Belgique) VAYSSE;Edouard;1914-1918;Soldat au 123e R.I.T. Né le 18/01/1874 à Boissezon (81). Tombe 61.;20/09/1915;St Idesbald (Belgique) VENDENHEIM;René;1914-1918;Sur tombe : VENDENHEIN. Sous-lieutenant au 8e Tirailleurs. Né le 03/12/1880 à Perpignan (64). Tombe 105.;15/03/1916;Nieuwpoort (Belgique) VESPIER;Jules;1914-1918;Sapeur au 1e Génie. Né le 08/07/1880 à Ste Geneviève (76). Tombe 98.;23/01/1916;Koksijde (Belgique)
In de Septemberdagen van 1830 neemt het vrijkorps Chasseurs de Bruxelles deel aan de gevechten in Brussel. Op 1 november 1830 wordt het 1ste Regiment Jagers te Voet opgericht, de kern bestaat uit de Jagers van Brussel. Dit regiment wordt in 1831 aangevuld door inlijving van twee bataljons tirailleurs en een vrijkorps. In 1836 wordt het Partizanenkorps van Majoor A. Capiaumont ingelijfd.
Heel het regiment wordt met karabijnen bewapend en krijgt het typische uniform: eengroene tuniek met gele versieringen, geel wollen vangsnoer, grijze broek, vereenvoudigde Poolse muts en Corsicaanse hoed, zwarte gordel met patroontas.Bij de reorganisatie van het leger, door Koninklijk Besluit van 9 juli 1847, krijgt dit van nauwkeurig schietend en beweeglijke regiment lichte infanterie de naam Regiment Jagers-Karabiniers, het nummer 1 blijft behouden.De organisatie op oorlogsvoet voorziet de splitsing in afzonderlijke compagnies.Bij de volgende reorganisatie,door K.B. van 5 maart 1850, krijgt het regiment de naam Karabiniersregiment met nog altijd het nummer 1. Het regiment bestaat nu uit vijf bataljons waarvan vier actieve. Bij de reorganisatie 1902 wordt er bepaald dat de vier bataljons lichte infanterie voor de vier legerdivisies bestemd zijn.
De eerste fietsen in het leger
Vanaf 1875 gebruikt het Italiaanse leger velocipedisten om vlugge verbindingen te verwezelijken. Na 1880 volgen er testen in verschillende legers, bvb Oostenrijk, Duitsland, Zwitserland en Frankrijk. Leden van de Union vélocipédique française nemen in 1886 als reservisten deel aan de herfstmanoeuvres en worden belangrijke boodschappers. Vanaf 1889 staan in ieder Frans infanterieregiment vier velocipedisten op de organisatietabellen. Op 11 november 1890 geeft de Minister van Oorlog aan Kapitein H. Soled de toestemming een sectie wielrijders te vormen in de regimentsschool, in Waver. De negen vélocipédistes militaires, onder bevel van Onderluitenant P. Kesseler, zullen vlugge estafettes worden. Het nieuwe reglement voor de velddienst beperkt hun rol tot post- en telegramdienst, planton- en verbindingsdienst.
Een eerste compagnie wielrijders
Luitenant G. Beirlaen van het Regiment Karabiniers, beoefenaar van de wielersport en hoofdredacteur van het tijdschrift La Pédale militaire kan de nieuwe Minister van Oorlog overtuigen een experiment te wagen met een strijdende wielrijderseenheid. Het Ministeriële Besluit van 10 augustus 1896 bepaalt dat er een tijdelijke compagnie van 120 wielrijders afkomstig van verschillende regimenten wordt opgericht. De compagnie van Luitenant Beirlaen kan gedurende de manoeuvres van de 3de Legerafdeling de militaire autoriteiten overtuigen. Aansluitend wordt hij naar Frankrijk gestuurd, naar het infanterieregiment waar Kapitein Gérard de vouwfiets (vélo-pliante Gérard) uitvond en invoerde. Zijn rapport aan de Minister, over organisatie en uitrusting van wielrijderseenheden, wordt gunstig onthaald. Ook bij de grote manoeuvres in 1897 wordt een wielrijderscompagnie ingezet.
In 1898 werd elke 4de Compagnie van de vier bataljons Karabiniers tot een wielrijderscompagnie omgevormd. Deze vier compagnies beschikken over vouwfietsen Belgica, naar het systeem van Kapitein Gérard. In 1906 verschijnt hetInstruction pour les compagnies cyclistes
Bij de reorganisatie van de infanterie, door het K.B. van 12 juni 1911, worden vanaf 01 oktober 1911 de vier compagnies wielrijders in één bataljon gegroepeerd: het 5debataljon het Karabiniersregiment. Bataljonscommandant Majoor Stafadjunct J. Collyns traint de infanteriewielrijders die nu de fiets niet meer vouwen en aan de kwartiermuts een klep krijgen
Bataljon Karabiniers-Wielrijders
Bij de volgende reorganisatie, door het K.B. van 11 november 1913, wordt het bataljon zelfstandig vanaf 15 december 1913 en krijgt het de naam « Bataillon de Carabiniers Cyclistes ». Het wordt bevolen door Majoor E. Siron en bestaat uit een staf, drie compagnies wielrijders en een sectie lichte machinegeweren. Het Bataljon behoort nu tot de Cavaleriedivisie en heeft zijn garnizoen in Vilvoorde.
Het Bataljon Karabiniers-Wielrijders wordt bij de mobilisatie aangevuld. Op 3 augustus 1914 wordt het Bn. naar Gembloers gestuurd.
Vanaf 4 augustus voert het verkennings- en beveiligingsopdrachten uit aan de Jeker en daarna aan de Gete. Op 12 augustus speelt het een belangrijke rol in de slag bij Halen.
Door deze acties krijgt het van de Duitsers de bijnaam Schwarze Teufel (Zwarte Duivels).
Het Bataljon Karabiniers-Wielrijders tijdens de slag bij Halen
In de morgen van 12 augustusstaat de 3deCompagnie in Halen en de sectie lichte machinegeweren (MG), het 3de peloton en de twee MGs ten noorden van de Getebrug, het 1stepeloton ten zuiden van die brug, het 2depeloton bevindt zich in reserve bij het station. De 1steCompagnie bevindt zich bij Loksbergen, de 2deCompagnie bezet Zelk maar het 3de peloton staat in Drieslinter.
Omstreeks 08u10 wordt een Duitse ruiterpatrouille bij de Getebrug onder vuur genomen. Rond 08u30 begint het vuurgevecht tussen de 3de Compagnie en de voorhoedes van de 4de Duitse Cavaleriedivisie. De commandant van de Belgische Cavaleriedivisie stuurt om 09u35 twee pelotons van de 1ste Compagnie die zich ten zuiden van de 3de Compagnie moeten opstellen. Om 10u00 ligt Halen onder zwaar artillerievuur, Duitse Jagers steken de Gete over. Majoor Siron leidt de verdediging maar de vijf pelotons moeten wijken wanneer ze vanuit de flank bedreigd worden.
Omstreeks 10u30 zijn ze achter de spoorweg opgesteld. De 1e Compagnie ten noorden van de overweg naar Loksbergen, de sectie MG aan de overweg, de 3de Compagnie ten zuiden ervan. Daar moeten ze proberen om zolang mogelijk stand te houden, tot er versterking komt.
Om 11u30 rukken Duitse eskadrons door Halen op, ze worden er onder vuur genomen door de Cyclisten en door de artilleriebatterij die vuurt van op de Mettenberg.
De Duitse Jagers rukken verder op, de Cyclisten worden in de flanken bedreigd en moeten zich omstreeks de middag westwaarts terugtrekken. Majoor Siron wil de pelotons laten aansluiten op de stelling van de Lansiers, aan de IJzerwinning, maar een stafofficier van de Cavaleriedivisie beveelt een opstelling aan de Betserbaan. Uiteindelijk stellen de Cyclisten zich tussen de twee op. In de velden op ongeveer 300 m ten westen van die holle weg en 400 m vóór de Lansiers. De twee pelotons van de 1ste Compagnie staan ten noorden van de IJzerbeek, de 3e Compagnie en de sectie MG ten zuiden ervan.
De Duitse Jagers bereiken de uitgangen van Halen en nemen de Cyclisten onder vuur. De Belgische artillerie hindert het oprukken van de Duitsers, daarom beslissen de Duitsers om hun ruiterij te laten chargeren. De twee pelotons van de 2e Compagnie helpen in Zelk de eerste stormloop te stuiten. De tweede stormloop botst omstreeks 13u00 op de 1ste Compagnie die zich naar de derde stelling terugtrekt.
De 1ste en 3de Compagnie liggen in graanvelden en krijgen zes stormlopen over zich heen, dit door drie Cavalerieregimenten. Ze worden uiteengereden, lijden verliezen in de gevechten maar blijven toch ter plaatse.
Daarna rukken de Duitse Jagers opnieuw verder op. De overblijvende Cyclisten moeten nu ook wijken en trekken terug naar de lijn van de Lansiers waar de strijd zal voortgezet worden tot bij de aankomst van de 4e Gemengde Brigade. Omstreeks 15u00 worden de restanten van de pelotons Cyclisten uit de vuurlijn genomen.
Het Bataljon neemt verder nog deel aan de operaties vóór Antwerpen, helpt daarna om de aftocht dekken en strijdt mee de slag aan de IJzer.
Op 28 januari 1915 wordt het Tweede Bataljon Karabiniers-Wielrijders gevormd uit eenheden die zich al verdienstelijk gemaakt hebben. Beide bataljons vervullen opdrachten gedurende de loopgravenoorlog in West-Vlaanderen en bij het bevrijdingsoffensief in 1918.
Na de wapenstilstand nemen ze deel aan de bezetting in Duitsland.
Het gevecht bij Halen wordt soms de Slag der ZilverenHelmen genoemd. Aan de basis van deze bijnaam ligt pastoor Cuppens en de Duitse helmen die men na het gevecht op het slagveld vindt.August Cuppens, pastoor en dichter, bevindt zich in Loksbergen gedurende de strijd. Van daar uit volgt hij alles van op afstand. Op 14 november 1914 schrijft hij een gedicht van 18 strofen Slag der Zilveren Helmen. Hij schrijft dit helemaal in de geest van de heersende romantiek. In de laatste twee strofen vergelijkt hij Halen met de Slag der Gulden Sporen,dit door analogie van de gevonden gouden ruitersporen en de zilveren ruiterhelmen.
Er zijn zeker en vast heel wat helmen opgeraapt. Maar van zilver? Helemaal niet!
De Dragonders dragen een lederen pinhelm. De Ulanen dragen lederen tschapkas (helmen met paviljoen op). De Jagers hebben een sjako als hoofddeksel, evenals de 4deMachinegeweerafdeling. Het enige Regiment dat blinkende helmen draagt (met Feldgrau overtreksel) is het 2de Kurassiers. Maar die helmen zijn uit staal. Het zijn waarschijnlijk deze die pastoor Cuppens tot de zilveren waardigheid verheft! Echte hoofddeksels in zilver vindt men er zeker niet.
Ook al is dit niet het geval, de vergelijking met 1302 is zeer origineel. Want ook daar leidt de onbezonnenheid van ruiterij naar een tijdelijke nederlaag.
(1914). +- 10km Vertrek aan de Staatsbaan Diest-Hasselt bij de aanduiding Militaire Begraafplaats - "Museum 1914"in de richting van Halen centrum. Dit was de Steenweg in 1914, nu Zwarte Duivelstraat. We gaan over de Gete. Hier was de eerste verdedigingslijn van de Karabiniers-Wielrijders. Van hier bij de Gete werden Duitse patrouilles tegengehouden op 11 en 12 augustus. Op 12 augustus was de Getebrug slechts gedeeltelijk gesprongen. Op een gevel nabij de brug zien we een gedenkplaat voor de Karabiniers-Wielrijders. We stappen verder tot op de markt. Daar staat het standbeeld van het gevecht dat ingehuldigd werd op 10 augustus 1924 in bijzijn van Koning Albert I.
De markt was de verzamelplaats van de Duitse Eskadrons voor en na de stormlopen.
We wandelen even de Diestersteenweg op. In 1914 was dit de Steenweg op Diest. Hier chargeerden de 17de Dragonders (eerste stormloop). Het was ongeveer 400 meter buiten de dorpskom dat de Artillerie van de 4de Duitse Cavaleriedivisie opgesteld werd, links van de baan, gaande richting Diest.
Terugkeren.
Via de Fonteinstraat naar de plaats waar vroeger Halen station lag (=kruispunt Fonteinstraat - Stadsbeemd). Dit was de tweede verdedigingslijn van de Cyclisten.
Vervolgens stappen we langs de Fonteinstraat en langs de IJzerbeek (op de rechterkant). Ga over de IJzerbeek via de Kanonnierstraat.
We komen aan het kruispunt van holle wegen (Kanonnierstraat en Betserbaan). Ga ongeveer 100 meter verder. Nu zijn we op de lijn waar de Karabiniers-Wielrijders stonden opgesteld tijdens hun derde opstelling, en waar ze de grote schok van de Duitse ruiterij opvingen en waar ze letterlijk overreden werden.
De Wielrijders stonden van even rechts (noordelijk) van de Kanonnierstraat tot bij de Lansierstraat (zie verder) links en rechts van de IJzerbeek, waarvan de loop gemarkeerd is door bomen. We zien rechts (noordelijk) het gebied van de tweede en derde stormloop (17de en 18de Dragonders).
Vervolgen we even over de weg die naar de IJzerwinning leidt (eerste weg links), voor ons zien we een heuvel, de Mettenberg. Hier stond de 1ste Batterij Artillerie (4 kanonnen) van de Belgische Cavalerie. De tweede stormloop (17de Dragonders) en gedeelten van de derde (18de Dragonders) bloedden hier dood.
We keren op onze stappen terug en slaan de weg rechts in, deze die naar de IJzerwinning voert. De uiterste grens van de paardenstormlopen lag voor de hoeve, in de lichte holle weg, langs de IJzerbeek en juist over brug van de weg die we nu gaan volgen. Slechts weinigen kwamen zo ver. Bij de hoeve zien we een groot kruis. Het duidt de vroegere Duitse begraafplaats aan. Op de hoeve een gedenkplaat van het 4de Lansiers. Als we bij de hoeve zijn, kijk dan oostwaarts naar Halen. Wezien duidelijk de IJzerbeek die het terrein doorsnijdt. In het gedeelte rechts (zuidelijk) van de IJzerbeek (tot bij de Militaire Begraafplaats) ligt het gebied van de stormlopen van de 3de Brigade (Kurassiers en Ulanen). Gezien de talrijke stormlopen die hier op deze velden plaatsvonden, werden veel ruiters hier samen met hun paard omvergeschoten.
We gaan over de beek naar de Lansierstraat. Vanaf de lichte holle weg bij de hoeve tot bij de Lansierstraat was de verdedigingslijn van het 4de Lansiers. Het was ook hier dat het 24ste Linie, omstreeks 18u00, de hoeve terug kon bezetten. Slechts enkele Duitsers, te voet, zijn er in geslaagd tijdens de vierde stormloop (18de Dragonders) tot achter de hoeve te komen. De hoeve is pas in Duitse handen gevallen, na het terugtrekken van de Lansiers. Vooraleer de Lansierstraat in te draaien (naar links) kijk even om. We zien recht voor ons de IJzerwinning en de verdedigingslijn van de Lansiers.
Kijk nu naar links van de hoeve (westelijk). Ongeveer 200 meter verder is de terugtochtlijn van de ruiterij. Van daar viel het 24ste Linie aan en leden zware verliezen van zodra ze op het slagveld kwamen tussen 14u00 en 15u30. Ze namen de hoeve terug in maar veel verder geraakten ze niet.
Links achter ons stond het 5de Lansiers. We vervolgen de weg langs de Lansierstraat in de richting van Halen. Na ongeveer 300 meter wandelen, komen we aan het meest zuidelijke punt van de 3de Karabiniers-Wielrijders. Hun twee machinegeweren stonden in de Lansierstraat opgesteld. Nu zijn we midden in het aanvalsgebied van de Kurassiers en Ulanen. Ga verder tot bij de kruising van Lansierstraat en Betserbaan (holle wegen). In de holle weg aan de linkse kant (noordelijk) vallen vele Kurassiers van het 4de Esk. en in t rechtse (zuidelijk) gedeelte menig Ulaan van t 1steEsk. Deze holle wegen hebben een grote rol gespeeld voor de te voet terugkrabbelende Duitsers. Ze waren opgevuld met, lijken, gekwetsten en de kadavers van paarden. Het is ook langs de Lansierstraat van uit Halen komend dat de Duitse Infanterie infiltreerde en de verdedigingslijn bij de IJzerwinning aan het wankelen bracht. Draai naar rechts op de Betserbaan richting begraafplaats. Het was in het begin van de holle weg dat het 1ste Esk. Ulanen ineenstuikte. Verder op wordt de baan minder hol. Hier vonden de laatste charges plaats, komende van uit de laagte zien we links , de holle gedeelten deze werden nu wel vermeden. Ga op de Militaire begraafplaats. Van op deze dodenakker hebben we een mooi uitzicht op het terrein waar de charges plaats vonden. Wanneer we aan de linkse afsluiting (richting Loksbergen) staan en dan naar dit dorp kijken, dan is de lijn tot waar het 4de Linie kon oprukken ongeveer 200 meter ver gelegen. In de huizen hier in Velpen zaten de Duitsers goed verschanst, met machinegeweren vuurden ze op alles wat bewoog.
Ga langs de Velpenstraat naar de Velp. Langs deze rivier, een 200 tal meter over de Velpbrug, is het verste punt tot waar het 4de en 24ste Linie geraakt zijn bij hun tegenaanvallen. Ze werden hier aan de grond genageld door de Duitse Infanterie.
Sla nu de Rotemstraat in. Via deze weg kwam het uiterste rechtse Bataljon van het 24ste Linie op het gevechtsterrein. De grote hoeve Rotemsewinning werd bij het terugtrekken van de Belgen nog even verdedigd.Bezoek het oorlogsmuseum.
Na het bezoek, gaan wij via de Gidsenstraat over de Velp naar de Liniestraat (= weg Loksbergen-Halen). Langs de Gidsenstraat stonden twee Eskadrons van het 2de Gidsen opgesteld. Zij namen praktisch niet deel aan het gevecht. Terug naar Halen via de Liniestraat. Weer passeren we ongeveer 200 meter vóór de Belgische begraafplaats, de uiterste opmarslijn van het 4de Linie. 350 meter achter de begraafplaats, aan de linkse ligt in een laagte het verzamelpunt van waar de drie laatste stormlopen vertrokken. Terug naar Halen en zo naar het vertrekpunt en eindpunt.
Op initiatief van de burgemeester van Halen, vond er in augustus 1915 een eerste herdenkingsplechtigheid plaats, ditmet uiteraard met de toestemming van de Duitsers.
Dit was de meest prestigieuze elite-eenheid van het Duitse leger. De parachutisten of Fallschirmjäger (Jager is de Duitse term voor licht-bewapende infanterie) waren gespecialiseerd in verrassingaanvallen ver achter de vijandelijke linies. Deze aanvallen werden altijd uitgevoerd vanuit de lucht met behulp van parachutes en/of zweefvliegtuigen. De Fallschirmjäger kwamen vooral veel in actie bij de zogeheten Blitzkrieg-invasies: de jagers sprongen ver achter de vijandelijke linies uit hun vliegtuigen en namen belangrijke strategische doelen in waarna het voor de andere infanteriedivisies makkelijker was om het gebied te veroveren. De para's kwamen voor het eerst in actie in 1939 in Polen. In mei 1940 speelden ze een grote rol bij de verovering van Nederland, België en Frankrijk. In 1941 bij de verovering van het eiland Kreta. De jagers werden ook sporadisch ingezet bij de invasie van Rusland. In de rest van de oorlog nam het aantal invasies van het Duitse leger af waardoor de jagers eigenlijk een beetje overbodig werden. De jagers bleven veel buiten actie en vochten alleen nog maar in 1944 bij het verdedigen van het Franse stadje Carentan en in Italië in Monte Cassino. Omdat de Fallschirmjäger gebruik maakten van vliegtuigen, hoorden ze ook bij de Luftwaffe; dit was ook de reden waarom de Jagers meestal blauwe Luftwaffe-uniformen droegen. De parachutisten hadden extreem dure, lichtgewicht wapens die speciaal ontworpen waren voor parachutesprongen. Vanwege de hoge prijs werden deze wapens alleen in beperkte oplage geproduceerd en waren ze alleen bestemd voor de Fallschirmjäger. Er waren 5 divisies van Fallschirmjäger en het totale aantal bedroeg 35.000 man. Het concept van de Fallschirmjäger heeft grote invloed gehad op de techniek van oorlogvoeren in het algemeen.
Op mijn speurtocht naar informatie betreffende de LeieslagMei 40 , vond ik in het Archief van de Kuurnse Heemkundige Kring Cuerna de getuigenis van een zekere Alphonse Decock. Dit verhaal vertelt de belevenissen van Alphonse tijdens de achttiendaagse veldtocht. Het is zijn verhaal, geschreven van uit zijn trieste ervaringen. Doch, zoals hij zelf schrijft, het kan evengoed het relaas zijn van alle mannen van het 12deLinieregiment die zich in zijn onmiddellijke nabijheid bevonden. Uiteraard heb ik het verhaal herwerkt maar ik heb het zeker niet opnieuw geschreven want wie kan zo een vreselijk drama beter schetsen dan iemand die het allemaal van heel dicht bij meemaakte. Daarom laat ik Soldaat Alphonse DECOCK(zie foto) van de klas 39 stamnummer 11291197 van het 12de LINIE, Derde Bataljon, Twaalfde Compagnie, zelf zijn verhaal vertellen:
Zijn motivering:
Al direct na de capitulatie van het Belgische leger, en tot op heden, wordener fantastische verhalen verteldover alles en nog wat. Datgene dat wij somste horen krijgen zijn onmogelijke verhalen zonder basis, kwatongenpraat en sensatieverhalen.Gewetenswroeging hebben mij langzaam maar zekertot de conclusie gebracht dat alle Belgen en vooral de jongeren de waarheid moeten kennenen dienen ingelicht te worden over de afschuwelijke afslachting van duizenden onschuldige jonge mensen.Het is soms nodig de miseries van honger, ontbering, angsten en armoede diede oorlog heeftbijgebracht terug in herinneringte brengen. De mensen van toen wetener nog alles van.De overlevenden van die generatie hebben alhet grootste deel vanhun leven achter de rug, Wij worden ouder! Dus is het de hoogste tijd dat de waarheid eens envoorgoed ter kennis wordt gebracht aan iedereen die het wenstte weten.
De mobilisatie:
Gedurende de mobilisatie strekken onze stellingen zich uit over de sector Herstal, Queue de bois, Fléron, Retinne en Micheroux. De langdurende mobilisatie, met al zijn alarmtoestanden en het veelvuldige wacht lopen op de stellingen, het verbod de sector te verlaten zonder vergunning en de sancties getroffen tegen de overtreders die gevat worden door de patrouilles, heeft de discipline bij de soldaten niet bijgewerkt en oefent een nefaste invloed uit op het moreel van de mannen van het 12e . Het begint in feite met hen die in de omgeving van onze stellingen wonen. Zij brengen burgerkledij mee die zij aantrekken bij het afgaan van de wacht. Als burger gekleed kunnen zij naar huis, want met een burgerplunje aan ontsnapt men aan de militaire controle. Dat dit systeem navolging krijgt hoeft geen betoog. Een groot deel van onze soldaten beschikt over een burgerpak. Ik ook en kan zodoende af en toe naar Luik, naar de Trocadero, of ga ik luisteren naar het welbekende orkest van Fud Gandrix.Twee of drie weken voor de inval van de Duitsers word het III de Bataljon plotseling overgeplaatst naar de Citadel van Luik. Sommigen beweren dat het een strafmaatregel is, anderen zeggen dat we op rust gaan. Wat het precies is weet ik niet en ik zal het ook nooit weten. Wat ik wel weet, is dat wij na de mars Retinne - Luik er 's avonds toekomen en er de volgende dag al de wacht optrekken aan de Citadel. Anderen voeren er patrouilles uit in de stad en omgeving. Onze toestand blijft dus status-quo.
02 mei, ik mag op verlof eindelijk mijn beurt. Ik krijg mijn normale vijf dagen plus twee dagen die ik nog tegoed heb van het nieuwjaarsalarm, waardoor ik mij twee dagen vroeger bij mijn eenheid heb moeten voegen. Daarbij het is kermis bij ons en ik geniet er tenvolle van. Overdaad noemt men dat!
Cette fois c'est serieux !
09 mei. Ik neem de laatste trein om naar mijn kameraden terug te keren. Het slaat ergens middernacht op een Luikse toren, wanneer ik met mijn valies en een zwaar hoofd de Rue Pierreuse opklauter. Zodra ik mijn kamer ben werp ik mij op mijn brits en slaap in.Het moet ongeveer 02.30 uur zijn wanneer ik wakker geschud word door mijn makkers. Sirenes loeien en klaroenen schallen onophoudend. Ik ben slaapdronken en wil niet opstaan, maar mijn vrienden laten mij niet met rust. "Non de milliard, laat mij met rust, die kwelgeesten met hun alarm!" mor ik tussen no tal van andere verwensingen door. "Cette fois c'est serieux, allons lève-toi !" dringen ze aan. Ik sta te wankelen op mijn benen wanneer een luitenant de eerste bevelen komt geven. Wij moeten onze mitrailleurs in een kring rond de citadel als antivliegtuig geschut opstellen. Nog vooraleer wij ons hebben ingegraven begint het al dag te worden.
Al van in de vroege morgen zien wij de Luftwaffe in grote formaties ons land intrekken. Wij zijn bijzonder goed geplaatst om te zien hoe de Duitse bommenwerpers in duikvlucht onze Luikse forten met bommen bestoken. Het is een treurig schouwspel waarop wij met benepen hart staan kijken. Als het luchtruim enigszins veilig is, wagen er zich sporadisch enkele van onze jachtvliegtuigen een cirkel boven ons te maken.
Onze jongens van de luchtafweer geven het maximum van hun kunnen ten beste doch zonder veel resultaat. Wij van onze kant jagen zeer veel munitie de lucht in. Gaten in de rompen en vleugels van Duitse vliegtuigen hebben wij wel gemaakt maar ik betwijfel sterk of er één enkel toestel door ons is neergehaald. Nochtans zijn er moedige mannen in onze compagnie! Wanneer onze stellingen gemitrailleerd worden door Duitse jagers blijven onze jongens achter hun Maxims ononderbroken vuren op de vijandelijke aanvallers.
Onze hoge positie heeft een voordeel, maar tevens een nadeel. Wij worden steeds aangevallen vanaf het hoger gelegen gedeelte. De vliegtuigen scheren in duikvlucht over ons heen en vliegen dan zeer laag boven de stad. Hierdoor moeten wij ophouden met vuren, zoniet schieten wij op de burgers in de straat of in hun woningen. Toch worden er een viertal vijandelijke vliegtuigen neergehaald. Enkele mannen trekken er naartoe en snijden er de hakenkruisen uit. Nadien worden deze nogmaals verdeeld als trofeeën voor diegenen die een stuk wensen.
Op 11 mei wordt het een herhaling van de vorige dag. De burgerbevolking is voor een groot deel vertrokken. 's Avonds bij het vallen van de duisternis, worden onze Maxims uit hun stellingen gehaald. Enkele eenheden worden ter versterking naar Herstal gestuurd, onze eenheid trekt zich terug. Onze Luikse forten houden nog goed stand. Maar de meeste zware koepels van het zware geschut zijn stukgemaakt of geblokkeerd door de Duitse bombardementen.
Tijden onze aftocht horen wij enkele geruchten over grenswielrijders "Gardefrontieres", die zich terug hebben getrokken na hevige gevechten met de vijand, aan de Duitse grens. De aftocht gebeurt via landelijke wegen. Wij marcheren de ganse nacht en bij het aanbreken van de dag gaan wij schuilen en uitrusten in een bos. Het is ons ten stelligste verbodenom ons buiten het bos te begeven. Dit is normaal, gezien het voortdurend overvliegen van de Luftwaffe.
Op de vierde dag vertrekken wij in de namiddag. Het is ongeveer 17.00 uur. De manschappen stappen in twee rijen, de enen links, de anderen rechts van de weg. Achteraan worden de caissons met de mitrailleurs getrokken door paarden met een tussenruimte van ongeveer 35 A50 meter. Op de derde caisson die zich voor ons bevindt hebben de mannen een Maxim als luchtafweer geplaatst. Wij gekscheren ermee. Een goed uur later vliegen een drietal formaties Duitse bommenwerpers over ons heen. Ik bevind mij bij de laatste caisson. Wat er precies gebeurd is, weet ik niet. Is er naar de formaties gevuurd? Wij zagen opeens een van de vliegtuigen rechtsomkeer maken en een zeer lage duikvlucht uitvoeren, onmiddellijk gevolgd door hevige ontploffingen. De bommen komen heel dicht bij de caisson terecht .Voertuigen, paarden en manschappen worden uiteengerukt en komen in het veld terecht. Het is een afschuwelijk schouwspel. Wij hebben en nauwelijks de tijd enkele vluchtige blikken te werpen want onze oversten porren ons aan om zo vlug als mogelijk onze weg verder te zetten. Wij krijgen bevel om bij het naderen van vliegtuigen onmiddellijk onze caissons onder bomen te plaatsen of eventueel langs gebouwen of afsluitingen maar zeker buiten het gezichtsveld van de vliegtuigen.
Al menig soldaat en zelfs de paarden tonen tekenen van vermoeidheid. Sommige van onze mannen werpen hinderende ballast, zoals schopjes en andere voorwerpen van hun uitrusting van zich af. Anderen gebruiken achtergelaten fietsen, zelfs met lekke banden om hun uitrusting verder mee te slepen.
Ik ben ook volledig uitgeput, maar ik klamp mij vast aan de handvatten van een mitrailleur die zich op de caisson bevindt. De nachtelijke verplaatsingen over de landwegen gaan ons lichamelijk weerstandsvermogen te boven. Onze tocht duurt ongeveer vier dagen. Als enige maaltijd voor de ganse dag moeten wij genoegen nemen met brood en cornedbeef en soms soep of koffie. Het gebeurt dat wij een onderkomen vinden in een hoeve, kasteel of een ander verlaten gebouw. De jacht op eten en drinken is onze bijzonderste activiteit. Indien alcoholische dranken ontdekt worden, dan zijn er steeds mannen die te ver gaan, met alle gevolgen vandien.
In de nacht van de vierde dag van de aftocht bevinden wij ons in de onmiddellijke omgeving van Lambusart. 's Morgens vroeg trekken wij de gemeente binnen richting station. Daar moeten we op de trein. Wij bevinden ons dicht bij de sporen er zijn hier zopas Franse soldaten aangekomen. De trein met materieel en munitie moet nog gelost worden. Plots dagen er vijandelijke vliegtuigen op. Men beveelt ons in de kelders van de nabijgelegen huizen te gaan schuilen, maar plaats voor iedereen is er zeker niet. Intussen word er in alle hevigheid gebombardeerd. De ganse omgeving davert op haar grondvesten. Tussen het geluid van de ontploffende bommen hoort men kreten van angst en van mensen die luidop aan het bidden zijn in de kelders. In een zeer korte tijd worden spoorwagens met hun lading ondersteboven gekeerd. Huizen en straten in de onmiddellijke omgeving krijgen het hard te verduren. Van de gevolgen van het bombardement zien wij niet veel, want zodra de Duitse vliegtuigen verdwenen zijn moeten wij in allerijl vertrekken. Men vreest immers voor een tweede aanval.
Nabij de rails zie ik een paar dode Franse soldaten liggen. Langsheen de spoorweg gaan wij tot bij een met bomen beschutte plaats, daar nemen wij een tijdje later plaats op een goederentrein. Ook het ons resterende materiaal wordt vlug opgeladen. Ondanks de schrik voor vliegtuigen dommelen er, tussen het materiaal, veel van onze makkers in. Ik ook. Wanneer ik ontwaak tuft de trein nog steeds verder, wij zijn ergens in Brabant. De frisse lucht die door de zeer matig rijdende trein op onze platformwagen gejaagd word doet ons goed. In de gehuchten langs de spoorlijn waar de trein voorbij rijdt staan burgers. Het zijn meestal vrouwen en kinderen die ons meewarig toe wuiven. Wij veronderstellen dat wij naar Vlaanderen gevoerd worden. De trein rijdt de ganse nacht door. In de vroege ochtend bereiken wij Beernem. Gedurende de treinreis overwoog ik het, om samen met een vriend onze ouders te gaan bezoeken, dit natuurlijk indien wij in onze streek zouden terecht komen. Wij hebben al twee goede fietsen klaargezet, die wij uitkozen uit de rijwielen die zich op de spoorwagen bevinden. Wanneer de trein voorgoed stopt moeten wij ons materieel en de munitie in de nabijgelegen bossen brengen en verdere orders afwachten. Die fietsen hebben wij er natuurlijk ook bijgenomen. Aangezien wij er vast van overtuigd zijn dat er zich voor het vallen van de duisternis er zich geen verplaatsing meer zal voordoen, gaan wij er zonder aarzelen en met al onze krachten vandoor. In minder dan twee uur bevinden wij ons vlak bij mijn gemeente Lauwe. We moeten nog een brug oversteken en op die brug houden Britse soldaten de wacht. Deze doen ons dan ook stoppen. Gelukkig spreekt mijn vriend voldoende Engels om de Tommies te woord te staan. Aan het stuur van zijn fiets is toevallig een stuk uit het hakenkruis van een neergestort Duits vliegtuig gebonden. Na een kort gesprek, een flinke handdruk en een stevige schouderklop word ons doorgang verleend. Het is een pak van ons hart, na wat wij de laatste dagen hadden meegemaakt zien wij er zeer slordig uit in vergelijking met de Britse militairen. Mijn kameraad moet nog een paar gemeenten verder. Wij spreken af om onze terugtocht aan te vangen om 15.45 uur. Wanneer ik thuis kom is in enkele minuten tijd ons huis volledig bezet door buren, kennissen en familieleden. Iedereen wenst inlichtingen en allen vragen naar mijn persoonlijke mening betreffende de situatie. Ik vind het erg vervelend want ik snak naar rust. Het is voor mij voldoende te weten dat mijn familie ongedeerd is. Samen met mijn vader ben ik al om 15.30 uur op de afspraak. Ook hier ontbreekt het niet aan nieuwsgierigheid. Ik ben gelukkig wanneer mijn kompaan na een vijftal minuten ter plaatse verschijnt, zo kunnen wij de terugweg in een matig tempo afleggen. In Beernem stellen wij vast dat onze eenheid het bos verlaten heeft. Na een zoektocht en dankzij de inlichtingen die ons door burgers bij iedere wegscheiding of kruispunt verstrekt worden belanden wij in de omgeving van Ruiselede Poeke. Daar bevinden wij ons plots voor onze kameraden, die er in een cordon de wacht houden. Wij krijgen er met zijn allen slaapgelegenheid in scholen, boerderijen, lokalen of burgerwoningen. Na een drietal nachten goed geslapen te hebben, zijn wij nagenoeg volledig uitgerust. Gedurende deze tijd wordt onze eenheid hervormd want er ontbreken al heel wat mannen op het appel. Pelotons, secties en groepen worden samengesteld. Daarna vertrekken wij te voet in open formatie. Gedurende deze mars worden wij of en toe gemitrailleerd door Duitse jachtvliegtuigen. Wij belanden in de regio Wakken - Markegem waar wij de nacht doorbrengen. 's Anderendaags vertrekken wij in alle vroegte naar Kuurne. Wij bereiken Kuurne rond de middag. Onze sector strekt zich uit over Kuurne, Harelbeke - Watermolens en Bavikhove. Zenuwachtige officieren van de Generale Staf lopen naar de Leiemeersen heen en terug. Met stafkaarten en schetsen in de hand wijzen zij onze posities aan. Onze sectie wordt opgesteld aan de uiterste rechterflank van de eenheid, aan de boord van de Leie. Naast ons bevind zich een kleine betonnen loods, achter ons strekken de vlakke Leiemeersen zich uit. Voor ons ligt de rechteroever van de Leie, die is zeer goed beschut met bomen, struiken en afsluitingen. Iets meer naar rechts ontwaren wij het gekende Canadese monument (met dit gedenkteken bedoelt Alphonse het Newfoundland Memorial, of de Caribou een herinneringsmonument van de Eerste Wereldoorlog gelegen op de grens Kortrijk - Harelbeke )
en enkele meters verder de hoger gelegen steenweg van Kortrijk naar Gent. Onze strategie is van bedenkelijk allooi. Terwijl de vijand over alle mogelijke voordelen beschikt en ongezien de boorden van de Leie kan bereiken kunnen wij maar weinig uitrichten. Vanuit onze positie is het ons onmogelijk om met onze Mills-handgranaten de overzijde van de Leie te bereiken. Wij beschikken niet eens over een granaatwerper. Verder is het zo dat Kortrijk open stad verklaard is en dat er zich aan onze rechterzijde geen manschappen bevinden. Onze naaste wapenbroeders, namelijk deze van het derde Linie bevinden zich op het grondgebied Bissegem. Omstreeks 18.00 uur krijgen wij het bevel om de plaats te ontruimen. Onze stellingen worden ingenomen door fuseliers. (Ons vermoeden betreffende de gevaarlijke situatie van de vernoemde positie heb ik achteraf zelf bevestigd gezien wanneer ik er, twee dagen na de capitulatie als krijgsgevangene voorbij trek. Ik tel er vijftien graven van gesneuvelde strijdmakkers, allen in de onmiddellijke nabijheid van de met de grond gelijk geschoten betonnen loods).
Onze sectie neemt een nieuwe positie in, meer oostwaarts op 70 meter van de Leie en op zowat 50 meter achter ons is een roterij. Er word hevig geredetwist. In de vlakke weide naar de Leie toe, zit de kans er in dat wij op onze eigen kameraden gaan vuren. Enkelen zijn van mening om enkele mitrailleurs en enkele schutters boven op de roterij te plaatsen en er zich te verschansen achter balen lemen die daar in overvloed achter de roterij opgestapeld liggen. Men zou er een open en ruim gezichtsveld hebben. Daarentegen is het mogelijk, gezien de gelijkenis van rootputten op bunkers, dat de vijand er een gretige schietschijf zou in zien voor hun zwaar geschut. De leembalen geven onvoldoende beschutting en betekenen eveneens een groot brandgevaar. Luitenant Dupont, dienstdoende commandant van de 12deCompagnie, die daar in de nabijheid is komt naderbij en geeft opdracht de proef te wagen. Er staat al een Maxim in schietstand bovenop de roterij. Twee rijen balen met lemen liggen ervoor op een meter van de mitrailleur. Bombaerts vuurt met zij geweer vanop 70 meter. De kogel doorboort twee balen lemen en schampte af op de poot van de Maxim. Er word bevel gegeven ons in te graven in de weide. Om 20.00 uur worden wij naar de veldkeuken geroepen. Wij krijgen gekookte aardappelen, stoverij en soep naar believen. De vorige dagen hadden de meeste van ons zich, als aanvulling van de geringe soldatenkost tegoed gedaan aan wat zij kregen van vrijgevige burgers en van wat ze kregen op de boerderijen. Al vanaf 17.00 uur komen er steeds maar meer Britse eenheden met tanks Kuurne binnen. Zij trekken zich terug van op de Schelde,. We zien talrijke gekwetsten en volledig uitgeputte mannen. De stroom is zo groot dat deze opstoppingen veroorzaakt. Zodra er word gestopt vallen velen van die Tommies in slaap, dit om het even in welke stand zij zich bevinden. Kort hierop en gedurende de nacht worden een na een de bruggen over de Leie opgeblazen. In de verte horen we het artilleriegeschut en het ratelen van machinegeweren. 's Morgens bij het aanbreken van de dag worden wij voor de derde maal verplaatst. Ditmaal worden wij opgesteld langsheen de baan Harelbeke - Brugsebaan. De sectie van sergeant Bada aan de rechterzijde en een halve sectie onderleiding van Korporaal Biche aan de linkerzijde van de baan.
Gezien wij slechts over twee infanterieschopjes beschikken en dat er van Duitse zijde reeds gevuurd word, ga ik op zoek in de nabijgelegen boerderij. Die hoeve is niet ontruimd, ik krijg er een schop en een spade. Het is zo dat de burgerbevolking niet tijdig is gewaarschuwd om het gebied te ontruimen en dat het grootste gedeelte van de inwoners tijdens de strijd zich nog in hun woningen zullen bevinden. Wij graven ons in, in een weide die voor en zijdelings afgezet is met een weelderige haag. Wij liggen op 60 meter achter die haag omdat op dit punt de weide gevoelig daalt en er zich een diepe greppel bevind die zich uitstrekt over de ganse breedte van de weide. Deze zal uitstekend dienen om ons ongezien te ravitailleren. Wij zijn nog maar pas bezig met graven wanneer we al bestookt worden door vijandelijk artillerievuur. Kogels fluiten bij tussenpozen tussen ons door. Onze putten worden verder uitgegraven. Wij werpen de aarde ver weg achter ons. Loopgraven zullen het dus niet worden, dit wordt natuurlijk een handicap voor de verbinding. Men meldt ons al de naam van de eerste gesneuvelde, Albert Bouvy, hij is afkomstig uit de streek van Hoei, een vriendelijke en stille man waarvoor eenieder van ons Compagnie veel sympathie koestert. Gedurende de ganse mobilisatie was hij magazijnier van onze Cie. Onderluitenant Tassia geeft bevel om een "tir de barrage" uit te voeren, afstand 1200 M 120° van een klein torentje dat, zich ergens bovenop een gebouw in Harelbeke bevindt. De jalon wordt geplaatst en er word gevuurd. Na enkele reeksen snelvuur blokkeert onze mitrailleur. Gedurende vroegere schietoefeningen was zoiets een paar maal voorgevallen. Na een grondige reiniging en het smeren van de kulas krijgen wij ons wapen terug schietensklaar. Onze Duitse Maxims dateren nog uit de Groten Oorlog ( W.O. I) ze zijn in Belgisch bezit gekomen als oorlogsbuit, na de capitulatie in 1918. Er zit dus al wat slijtage op, temeer daar wij op de Citadel tot het uiterste gegaan zijn om te vuren.
Het ergste van al is, dat wij zo onze positie kenbaar gemaakt hebben aan de vijand en dat deze ons en onze directe omgeving een tijd lang bestookt met een hevig artillerievuur. Er worden veel kraters in onze weide geslagen. Gelukkig tellen wij geen doden of gekwetsten. Enige tijd later worden wij, op onze stellingen, voor de eerste maal geravitailleerd. Het zal ook de laatste keer worden. Wanneer soldaten van de ravitailleringmet hun lichte vrachtwagen, een paar mannen van onze groep aan het bedienen zijn, ontploffen plots aan de achterzijde en vlakbij enkele artilleriegranaten! De bestuurder maakt vliegensvlug rechtsomkeer en verdwijnt in volle snelheid.
Het is avond. Op het einde van onze eerste gevechtsdag beseffen wij dat we, door ons niet vlak achter de haag te hebben ingegraven, een flagrante fout maakten. Ons gezichtsveld wordt geweldig gehinderd door de brede haag. Vijf tot zesmaal toe sluipen wij 's nachts tot bij de haag om er onderaan een gedeelte uit te kappen of uit te zagen. Maar bij het minste geluid dat we maken,braken de op ons gerichte machinegeweren vuur. Telkens moeten wij onverrichter zake terug naar onze putten sluipen. De talrijke vuurhaarden van brandende vlasloodsen, het gedurig afvuren en de explosies van obussen verlichten het ganse slagveld en maken een akelige indruk gedurende de nacht. Tijdens diezelfde nacht krijgen wij bij tussenpozen het geluid van de artillerie te beluisteren, in de verte horen we geklop en gezaag. Op dat ogenblik vermoeden wij niet dat de Duitsers zowat 400 meter verder, ongehinderd en totaal buiten ons bereik gezien de Leiebocht, een noodbrug aan het leggen zijn aan de Wikings (De Wikings is eenrecreatieoord vooral voor sport en ontspanning. Het bevind zich op de rechteroever van de Leie. De gebouwen zijn gelegen aan de abdijkaai te Kortrijk, het domein strekt zich ver uit in de richting van Kuurne, Harelbeke). De vrijdagmorgen schijnt de verniellust van de vijand nog te zijn toegenomen. Rond de middag is er van onze observatieballon, die zich tot dan toe achter ons hoog in de lucht boven de stellingen bevond, geen spoor meer.
Op een bepaald ogenblik menen wij zelfs dat er bij de Duitse artillerie een gebrek aan munitie is, dit te beoordelen naar de verzwakte cadans bij het vuren. Maar juist gedurende deze periode vliegt een vijandelijk verkenningsvliegtuig over ons en dit tot driemaal toe in minder dan een uur. Wat kort daarop volgt is onbeschrijfelijk! Terzelfder tijd ontploffen zware, middelmatige en lichte artilleriegranaten, en beginnen van overal mitrailleurs te vuren en allemaal in een versneld tempo. Er zijn eveneens salvo's van projectielen die vlak boven onze stellingen in de lucht ontploffen en dit met een tussenruimte van tien a vijftien meter afstand en op een hoogte van twee tot vijf meter. Dekking zoeken tegen dergelijk moordende tuigen is praktisch onmogelijk. Deze projectielen worden waarschijnlijk afgevuurd vanuit Duitse pantserwagens, die al doorgedrongen waren op de linkeroever. Mijn makkers hadden mij al enkele malen gevraagd om op zoek te gaan naar eten. Als Vlaming zou mij dat naar hun mening beter lukken. Voorzichtig trek ik mij achteruit en na een drietal huizen te hebben doorsnuffeld vind ik twee blikjes erwten, twee doosjes sardines en een bokaal jam. Bij mijn terugtocht moet ik mij in allerijl tot viermaal toe plat op de grond werpen. Op een drietal meter van mijn put zie ik vlak voor mij een verblindende vuurbal uiteenspatten. Met een sprong kom ik terecht bovenop mijn strijdmakker Roger Six, die afkomstig is uit Roubaix. Hij schreeuwt hardop. Onmiddellijk richt ik mij op, hij staat recht met de handen op de buik. Hij huilt: "Mijn ingewanden puilen uit mijn buik!" Bliksemsnel springt hij uit de put. Ineengekrompen, met de handen nog steeds op de buik, baant hij zich een weg tussen de fluitende kogels en de ontploffende oorlogstuigen. Ik roep zo hard ik kan dat hij moet terugkeren om zich te laten verzorgen. Maar hij loopt verder! Ik meen dat hij zijn dood tegemoet loopt. Roger is een aanvullend element in de Sectie. Hij komt van de Generale Staf en behalve zijn naam weet men niet veel over hem. (Daar ik hem vertelt had dat ik afkomstig was van een gemeente aan de overzijde van de Leie op acht kilometer van Kuurne, heeft hij drie en een half jaar later op het Gemeentehuis van de gemeente mijn adres gekregen. Zo weet ik dat hij een groot gedeelte van zijn heupbeen kwijt is en dat hij ook verschillende granaatscherven in zijn lichaam heeft zitten. Hij was tot dan volledig werkonbekwaam en alles wijst erop dat hij dit voor de rest van zijn leven zal blijven).Waarschijnlijk heeft de ontploffing van hetzelfde projectiel erger toegeslagen dan dat ik oorspronkelijk dacht, want G. Callens, die zich op vier meter rechts van mij bevind, roept mij toe dat onze vriend Medard Deleu, een jongeman uit Menen, dood bij hem ligt. Een zware granaatscherf is in de linkerzijde van zijn rug gedrongen, waarschijnlijk tot in zijn hart, want het bloed spuit letterlijk uit de diepe wonde. Wij zijn nog niet helemaal van onze paniek bekomen of er zoeft een zware obus rakelings over ons been. Onmiddellijk gevolgd door een hevige ontploffing, waarbij wij duidelijk kreten en gegil horen. Wij sluipen met een paar mannen in de richting van de straat. Enkele meters verder aan de oprit van een veld zien wij drie wapenbroeders uitgestrekt op de rug liggen. Een ervan heeft nog een koord van de mortier in de hand dat zij aan het wegtrekken waren als het onheil hen trof. Het was een batterij mortier 6/7. Twee van de soldaten zijn dood. Sergeant Jean Capelle, advocaat in het burgerleven, leeft nog. Een zware granaatscherf heeft hem in de rechterkaak getroffen. Kleinere scherven hebben zich in zijn rechterarm en wellicht ook in zijn lichaam geboord. Zijn uniform is doorweekt van het bloed. Hij spreekt niet, alleen zijn ogen bewegen af en toe. Wij haasten ons terug naar onze stellingen nemen er vlug enkele noodverbanden en keren terug naar de zwaar gewonde sergeant. Wanneer wij terug bij de gekwetste aankomen zijn er ook twee brancardiers van het 12delinie met een draagbaar ter plaatse. Met vier man dragen wij hem ongeveer één kilometer verder, tot op de Brugsesteenweg. Op het ogenblik dat wij hem optillen om hem in een hoge vrachtwagen te plaatsen, scheert er een obus boven de wagen. Deze explodeert een dertigtal meter verder in het veld. Ik ken Sergeant Capelle beter als middenvoor van Standard en tevens van ons nationaal voetbalelftal, dan als wapenbroeder.
Bij onze terugtocht zien langs beide zijden van de weg naar Harelbeke, legerfietsen liggen. Er is een peloton grenswielrijders als versterking aangekomen. Naast de kraters van obussen in het veld en de straat ziet men overal afgeknapte bomen, telefoonpalen. Ook de elektriciteitspalen zijn gekraakt, hun kabels liggen in de grachten. Er liggen al een aantal doden her en der verspreidt, soms met open ogen. Als men er naar kijkt krijgt men het gevoel dat zij ons om hulp smeken.
Dekking zoeken is zo goed als uitgesloten. De rest van de weg leggen wij dan maar af voorovergebogen in ganzenpas. Tegenaanvallen worden uitgevoerd onder bevel van commandant Cascart, een frontrat van14 -18. Bevelen kan met dat niet meer noemen, het is brullen. Het is precies of dat hij gek geworden is. Hij schreeuwt: "Mettez-vous a l'abri" ... "Vous allez vous faire massacrer" ... "Partez en avant immediattement apres l'explosion" en allerlei bevelen die ons de daver op het lijf jagen. Op het stoffige gezicht van die harde man zien wij duidelijk tranen rollen tot in zijn snor. Ook de manschappen onder elkaar spreken een brutale en onbeheerste taal. Tussendoor bemerkt men mannen met prevelende lippen die inwendig de Allerhoogste smeken om het behoud van hun leven. Gedurende deze tegenaanvallen lukt het ons niettemin nog enkele makkers uit hun netelige positie te bevrijden en zo krijgen we opnieuw aansluiting bij de groep. De vijand heeft door middel van een noodbrug zijn pantserwagens over de Leie gebracht. Ze vallen ons aan in de rechterflank; wat niet belet dat de vijand ons nog altijd evenveel beschiet vanuit zijn positie op de rechteroever van de Leie. Daarenboven beweren sommige Belgische militairen die op het nippertje hun vooruit geschoven stellingen hadden kunnen verlaten, dat de Duitsers weinig zin hebben om krijgsgevangenen te nemen. Dit betekent meteen dat de mannen die zich aan de Leieboorden ingegraven hebben reddeloos verloren zijn. Weinigen zullen het er levend van afbrengen. Onze tegenaanvallen die oorspronkelijk zuid-oost gericht zijn worden nu naar het zuidwesten gericht. Op een bepaald moment bevinden wij ons op een schijnbaar goed beschutte plaats, in een driehoek-vormige lager gelegen weiland langsheen de baan naar Harelbeke. Wij kunnen er eens rechtop rondlopen. Van Malderen Victor, een beul van een vent uit Tielt, en Jean Naoel, acrobaat in een rondreizend circus uit het Antwerpse, hebben hun mitrailleur zo opgesteld dat zij de ganse lengte van de baan naar Harelbeke onder controle kunnen houden. Wij verwachten er ieder ogenblik Duitse pantserwagens. Men moet het zelf meemaken om te beseffen wat het betekent een tegenaanval uit te voeren met een Maxim van 52 kg, samen met de noodzakelijke munitie en onze eigen spullen en uitrusting.
Opeens is er een geweldige explosie gevolgd door hysterische kreten. Ik heb de indruk dat ik een korte zweeftocht maak, het hels geluid en de luchtdruk verlammen meteen en totaal mijn zintuigen. Het duurt een hele tijd vooraleer ik terug tot mijn positieven kom. Het is net alsof ik terug bijkom vanuit een toestand van narcose. Stilaan begint de werkelijkheid van de toestand te tot mij terug komen. In mijn geest dringt langzaam de gedachte door dat enkele makkers spoorloos verdwenen zijn. Waar zijn Van Malderen, Naoel en Jean-Edouard Bombaerts, een Brusselaar uit de sectie?(Wanneer ik na de capitulatie thuis ben en een eerste bezoek aan onze vroegere frontlijn Kuurne - Bavikhove breng tel ik op die bewuste plaats zeven graven en zie ik een totaal verwrongen mitrailleur. Op drie van de kruisjes staan de namen van mijn wapenbroeders)
Wij zijn nog enkel een massa uitgeputte wrakken van mensen en slechts onze haat tegenover de vijand drijft ons verder. Bij het aanbreken van de duisternis krijgen wij aansluiting met enkele soldaten van het 1ste Linie, die de verlenging vormen van onze linkerflank in richting naar Ooigem.
Tijdens deze tegenaanvallen vallen er steeds meer slachtoffers. Op een gegeven moment lopen wij in groepjes, soms zonder oversten, en ver afgezonderd van elkaar. Van organisatie is er geen sprake meer. Wanneer het duister wordt trekken wij ons terug over de velden tot wij de Mandel bereiken. Wij kloppen aan bij woningen die we tegenkomen en vragen de bewoners om onze veldfles met water te vullen. Medevoelende burgers delen meestal hun schaarse voorraad levensmiddelen met ons, alles wat wij op die manier bemachtigen word nauwgezet in ons groepje verdeeld.( Ik herinner mij nog de namen van Jules Milecamps, Andre Bolle, Germain Callens, Georges Carette en Caporal Jean Biche.) Aan de Mandel slapen wij gedurende een paar uur in een loods. Maar het naderende lawaai van artilleriegeschut jaagt ons weer op de been. Langsheen de Mandel trekken wij naar Roeselare . Met de moed in de schoenen en hevig redetwistend, slepen wij ons verder. Moeten wij werkelijk allemaal het lot ondergaan van onze gesneuvelde makkers? C'est ca lhumanite? Wat moeten wij aanvangen? Wij denken er niet eens aan om ons bij ons regiment te voegen. Wij zijn volledig afgezonderd, trouwens we weten niet eens waar onze eenheid zich bevind. Bij dageraad slenteren wij in de nabijheid van de Markt van Roeselare en bevinden ons plots oog in oog met een Luitenant van het 12de Linie. Hij komt ergens uit een brede poort en word gevolgd door twee mannen, ieder met een achterkwartier rundvlees op de schouder, welk zij in een stilstaande vrachtwagen neerleggen. De luitenant komt naar ons toe en zegt: "Dat treft, mannen van het 12deLinie" en schudt ons fiks de hand "Stap maar in de wagen, er is proviand genoeg, eet maar eens lekker het buikje rond".Wij zijn verrast, maar gaan toch onmiddellijk in op zijn voorstel. Wij rijden meteen weg naar Lichtervelde waar er volgens de luitenant Regimentsverzameling is. In de vrachtwagen liggen er zakken met brood en allerhande eetwaren. Gedurende de rit gaan wij als uitgehongerden te keer. Het brood en het rauwe vlees smaken zo lekker. De rit is kort en wij komen in Lichtervelde aan op de koer van een klooster. Daar zijn wij verheugd veel van onze wapenbroeders terug te zien. Zo treffen wij er Sergeant Bada met het hoofd verbonden als een mummie. Hij heeft een ernstige schedelwonde die veroorzaakt is door een kogel. Zijn helm is opengereten langs de binnenkant waardoor zijn schedel ernstig verwond is. Verder zien we er gekwetste mannen op krukken rondhuppelen en anderen met verminkte ledematen. Gedurende de namiddag en de nacht veroorloven wij het ons zelf om op stro te gaan liggen en te slapen.
's Anderendaags, vroeg in de morgen, worden alle manschappen bijeengeroepen op de speelplaats van het klooster (het klooster blijkt ook een school te zijn) . Wij moeten niet lang wachten om te weten wat er aan de hand is. Aan de hoofdingang van de speelplaats is er een platform met aan beide zijden enkele treden. De voorkant is afgezet met ijzerwerk. Hierop verschijnen onze officieren van de Generale Staf. Kolonel Yvan Gerard neemt er het woord. Kort en bondig verklaart hij dat wij tengevolge van ongelijke kansen en tevens voor een talrijker en beter gewapende tegenstander hebben moeten wijken. Hij prijst ons voor onze heldhaftigheid, betreurd de gesneuvelden en gekwetsten. Hij zegt ook dat het onderspit delven in een veldslag nog niet betekend dat wij de oorlog zullen verliezen. In 14 -18 hadden ze dat trouwens ook meegemaakt. "Deze morgen gaan wij opnieuw ten strijde tegen diezelfde vijand ter versterking van het 42ste Linie in de omgeving van Tielt!" roept hij uit. Hij verklaart overtuigd te zijn van een gunstig verloop van onze actie.
Iedereen moet zich klaarmaken en zich voorzien van munitie. Wij gaan de Duitsers van hetzelfde laken een broek geven! De groepen moeten totaal hervormd worden. Wij tellen immers veel gesneuvelden, talrijke gekwetsten, verminkten en vermisten. Persoonlijk meen ik dat er amper genoeg valide mannen overblijven om een enkel bataljon te vormen van wat bij de aanvang een volledig Regiment was.
Onze oude Maxims die af en toe dienst weigeren zijn voor het grootste gedeelte op ons vorig front achtergelaten. Zodra wij klaar zijn stappen wij in de opgeeiste vrachtwagens. Met geweer, munitie en enkele handgranaten verlaten wij Lichtervelde met een tiental vrachtwagens overdekt met een dekzeil. Ons groepje dat tot dan toe is samengebleven, had zeker niet verwacht om zo vlug opnieuw
de hel te worden ingejaagd. Met bange blikken kijken wij elkaar lang in de ogen, wij vragen ons af of ons laatste uur geslagen is.De camions zetten zich in beweging maar na minder dan een half uur rijden worden wij aangevallen door Duitse jachtvliegtuigen, ze mitrailleren onze colonne. Wij springen uit de voertuigen en verspreiden ons in de velden. Wanneer de vliegtuigen uit het zicht verdwijnen, stappen wij terug in de voertuigen. Maar verder dan 500 meter geraken wij niet! We kijken naar buiten en zien dat de vliegtuigen terug komen! Wij springen van de vrachtwagens, lopen uit elkaar in de velden en haasten ons, als dat enigszins kan naar een gebouw of boerderij om ons te beschutten. Dat spelletje herhaalt zich acht tot tien maal. Tenslotte trekken wij in groepen naar het front, in open formatie. De resterende afstand leggen wij te voet af. We trekken door roggevelden of lopen gebogen tussen minder hoge vruchten. Onze groep telt18 soldaten en 1 adjudant. (De naam van de adjudant herinner ik mij niet meer. In het burgerleven was hij, zo meen ik te weten, een lesgever en was hij afkomstig uit de streek van Charleroi). Amper bereiken wij de frontlijn of onze leider loopt een schotwonde op. Een kogel gaat dwars door zijn voet . Hij moet terugkeren om de wonde te laten verzorgen. Wij splitsen ons in twee groepen. Een betrekkelijk groot gedeelte van het 42ste Linie heeft de stellingen al verlaten. Eerst zien wij vele doodgeschoten paarden en koeien, met opgeheven buik, in de weiden liggen. Ter plaatse vinden wij achtergelaten geweren en munitie. De eerste Duitse tirailleurs zagen wij op ons afkomen van op ongeveer 200 meter. Wij liggen in een roggeveld en vuren naar believen op de moffen. Wij wisselen regelmatig van geweer en gebruiken kogels die we ter plaatse vinden. De Duitsers werpen zich op de grond en wij veronderstellen dat wij raak hebben geschoten. Het eerstvolgende kwartier zien wij geen Duitsers meer. Wij gaan mee vooruit in de voorhoede van het 42ste Linie. Zodoende komen we in een driehoekig roggeveld, op 50 meter van de spooroverweg tussen de splitsing van de twee landwegen, een zogenaamde "tweesprong". Het veld bevindt zich in het midden van de twee wegen en ligt minimum 1,5 meter boven de weg. In de spits van het veld zijn er loopgraven met een vooruitgeschoven mitrailleursnest. We vinden er een Hotchkiss mitrailleur met volle laders. Met deze Hotchkiss vuren wij op alles wat wij zien bewegen. De spoorweg is waarschijnlijk de scheidingslijn tussen de Belgen en de Duitsers, maar wij bevinden ons toch in een goed beschermd terrein. Met korte looppassen lopen wij over de spoorweg en dringen verder door, dit nadat wij ons goed voorzien hebben van munitie.Plots bevinden wij ons voor Duitse gesneuvelde soldaten. In hun overmoed zijn er mannen die zingen van "IL a mis l'arme a gauche". De geweren van de Duitse gesneuvelden word kapot geslagen, pistolen en verrekijkers nemen we met ons mee. Hier liggen geen achtergelaten wapens meer van het Belgische leger. Hierdoor moeten wij zuiniger zijn bij het vuren. Wat hier wel in overvloed ligt zijn 150mm obussen van de Belgische artillerie. Deze zijn niet ontploft en wij schuwen ze met een zekere angst. Men weet nooit! Gedurende onze tocht op het Belgische gedeelte van het front rapen wij trakten (pamfletten/vlugschriften) op die door Duitse vliegtuigen naar beneden geworpen zijn. Daarop zijn schetsen getekend van de Duitse frontlijn waaruit blijkt dat de Duitsers doorgedrongen zouden zijn tot aan de zee, namelijk tot Gravelinnes. Verder staat erop te lezen dat wij volledig omsingeld zijn, dat het nutteloos is om de strijd verder te zetten en dat wij de wapens moeten neerleggen. Onderaan staat zoiets als: "Broeders, wij komen U helpen staakt de strijd".
Niettemin wagen wij ons verder. We komen terecht nabij grachten, afsluitingen en gebouwen, daar maken wij gretig gebruik van om ons te beschermen. Steeds blijven wij maar verder vuren naar alles wat beweegt. Nochtans moeten wij eerlijk bekennen dat de Duitse uniformen moeilijk te onderscheiden zijn tussen al die groene veldvruchten. Zij beschikken over een betere camouflage dan wij met onze kakiuniformen. Onze nieuwsgierigheid begint af te nemen, wanneer wij vaststellen dat wij ons in het schietveld van ons eigen artillerievuur bevinden. Een paar Belgische obussen komen neer op een boerderij op een twintigtal meter van ons verwijdert. Wij hebbenmet niemand contact meer. Wij weten niet eens of er zich andere eenheden over de spoorweg hebben gewaagd. Wij trekken ons dan ook achteruit tot wij op 80 meter van de spoorweg zijn. Bliksemsnel moeten wij ons op de grond werpen. Wij zijn temidden het kruisvuur van machinegeweren beland. Wij liggen op de grond vlak voor een ijzeren kruis dat een kalvarie voorstelt. Het is onbegrijpelijk, of is het ons vertrouwen in het Christusbeeld dat aan het Kruis hangt? Wij kunnen evengoed schuilen in een gracht op een paar meter hiervandaan, waar we veiliger kunnen liggen. Op nauwelijks acht meter in de gracht ligt er een Duitse gesneuvelde Feldwebel. Dit kalvariekruis bevindt zich op de hoek van een weide die afgezet is door een haag. Men vuurt van twee zijden. De minste beweging word beantwoord door vuur van machinegeweren. Wij blijven daar een vol uur liggen. De kogels fluiten vlak boven ons heen. Met veel moeite en kruipend over de grondontruimen we onze plaats. Eens terug over de spoorweg, in een roggeveld, zijn wij uit het zicht en buiten schot. Wij trekken terug door het roggeveld en zien van ver een twintigtal Belgische krijgsgevangenen van onze eenheid onder toezicht van enkele gewapende Duitsers. Wij gaan een andere kant uit, meer in de richting van het centrum van Tielt.
Vrijwel onmiddellijk krijgen wij hier opnieuw contact met onze andere strijdmakkers. Plotseling ontploft enkele meters voor ons een obus. Mijn arm begint te gloeien en het bloed gutst uit mijn mouw. Twee brancardiers van het 42ste Linie en een burger, waarschijnlijk een dokter, zijn rap ter plaatse. Zij snijden mijn mouw weg tot over mijn schouder en omzwachtelen mijn arm met een verband. Ze nemen me mee en dragen mij binnen in een boerderij. Daar wordt ik op een tafel gelegd en krijg ik de nodige verzorging. Er worden vier schrapnells (granaatscherven) uitgehaald. De verplegers leggen een handdoek op mijn gezicht. Ik bijt er eerst een stuk uit en later werp ik hem van mij af. De grootste scherf wordt eerst verwijderd, men kan dat stuk metaal nauwelijks in de hand houden zonder zich te verbranden. Nadien worden de andere stukken verwijderd. Het is net of ze vast zitten aan witte draden. De wonden worden overgoten met zuurstofwater en er vormt zich een bruisend schuim op de kwetsuren. Verder worden de blessuren genaaid met groene draad.Om de naald te steriliseren houd men haar af en toe in de vlam van een brandende kaars. Op de wonde is er zalf aangebracht en mijn arm wordt volledig verbonden. Ik krijg een andere soldatenjas. Uit mijn oude jas word een stuk stof gesneden, dat rond mijn hals word vastgemaakt en in de lus kan ik mijn arm laten rusten. Ik krijg nog een pilletje te slikken en nadien brengt men mij naar een schuur. Eventjes later lig ik op het zachte hooi te slapen. Wanneer ik wakker word kijk ik verrast op. De schuur ligt vol met slapende soldaten. Van enkele mannen die wakker zijn verneem ik dat het Belgische leger is gecapituleerd, voor ons is de oorlog voorbij!
's Morgens vernemen wij dat wij onze wapens moeten gaan neerleggen te Sint-Kruis.
Er zijn mannen die dat niet zo maar aanvaarden en de aanwezige officieren hebben alle moeite om de gemoederen te bedaren. Sommigen onder ons hebben een broer, een goede vriend of familielid die gesneuveld is en ze zijn vast besloten om deze te wreken. Dat ze hierdoor eventueel hun daad met de dood zullen moeten bekopen is hun onverschillig. Een van diegenen die ons tot bedaren aanmaant is een reserve-onderluitenant. Gedurende de mobilisatie behandelde hij ons alles behalve correct en had hij zijn bevoegdheden te buiten gegaan, door zijn toedoen werden meerdere soldaten gestraft. Zijn woorden vallen niet in de smaak van het grootste gedeelte van onze mannen. Zo word er hem toegeroepen : "ta gueule" of "j'ai encore des balles s'ilton faut !" ...
Het spreekt vanzelf dat door het gebrek aan eten, drinken en slaap, gedurende de laatste dagen, veel mannen geïrriteerd en tot barstens toe buiten zichzelf zijn. Wij bevinden ons op een baan richting Brugge wanneer in de verte een colonne Duitsers met witte vlaggen op hun voertuigen aan het naderen is. Enkele officieren roepen ons toe de landweg te nemen naar een boerderij links van de weg. Zij beweren dat er daar een veldkeuken is en dat we er eten zullen krijgen.En inderdaad we zien de veldkeuken van op de weg. Iedereen loopt ernaar toe! Er is wel een veldkeuken maar geen eten ! Inmiddels zien wij de zware tanks en het grote materieel van de Duitsers voorbijrijden. Wij beseffen meteen dat hier tegen niks te ondernemen valt.
Sommigen van ons gaan hun wapens neerleggen in Sint-Kruis, anderen werpen ze in de gracht en proberen thuis te geraken. Wij keren via de Brugsebaan naar Kortrijk terug. Ik laat mij verzorgen bij een dokter in Ingelmunster en breng er ergens in de omgeving de nacht door in een woning. 's Morgens vertrek ik terug, richting Kortrijk. De omgang metde Duitse soldaten is vriendelijk. Gezien ik gekwetst ben vragen zij mij of ikmet een Duitse wagen mee wil rijden. Ik weiger en zeg hen dat ik bij mijn vrienden wens te blijven. Trouwens, ondertussen ben ik bij twee vrienden uit mijn gemeente beland. Als wij Duitse soldaten aanspreken beweren zij dat wij naar "Hausse" mogen terugkeren gezien " der Krieg" voor ons "fertig" is. Aan de noodbrug aan de Wikings te Kortrijk wordt ons geen doorgang verleend.De Duitsers beweren er ons dat wij weldra over de brug mogen en dat wij meteen een demobilisatieattest zullen krijgen. Intussen is het ganse plein bezet met Belgische soldaten en er komen er nog altijd bij.
Ik word onwel bij het ruiken van de geur der lijken van gesneuvelde soldaten. De wind waait zachtjes uit de richting van Kuurne. Op een bepaald ogenblik komt er een colonne Duitse soldaten toe . In rijen van drie stappen wij over de brug onder het toezicht van de gewapende Duitse soldaten die zopas zijn aangekomen. Ik wil weglopen, maar mijn twee vrienden geloven vast in het beloofde demobilisatieattest.
Wij slaan de Gentsesteenweg in naar Harelbeke waar ik mij nog eens laat verzorgen door een dokter. Veel mensen staan op straat met emmers water en bekers en bieden ons te drinken aan. Bij het vallen van de duisternis komen wij aan in Oudenaarde. Men brengt ons onder in de velodroom, waar we gaan slapen. Van een demobilisatieattest is er geen sprake meer. Ik had gezegd aan mijn vrienden dat ik bij de eerste gelegenheid zal weglopen en dat zij er maar moeten voor zorgen dat zij mij volgen.
Omstreeks middernacht worden wij wakker geschud door de Duitsers. Eens te meer beweren zij dat wij naar huis mogen. Onmiddellijk komen Duitse troepen binnen en onze plaats in de velodroom word ingenomen door Duitse soldaten die er mogen rusten. Iedereen loopt naar buiten en eens we ons in de straten van Oudenaarde bevinden, lopen wij vlak in de handen van de moffen, die ons in rijen opstellen en ons in groepen onder Duitse begeleiding verder laten marcheren. Onze groep wordt langs de baan naar Ronse geleid. Kordaat zeg Ik aan mijn makkers: buiten de huizen, van zodra we de velden bereiken loop ik weg. Zelfs als ze durven schieten loop ik door, als ge mij wilt volgen, doe dan als ik". Wij houden de rechterkant van de baan langs de graskant. De meeste bewakers bevinden zich langs de kant van de baan. Ik kijk of er geen bewakers vlakbij zijn, het is nu of nooit! Met een handgebaar maak ik mijn vrienden duidelijk dat we gaan vluchten .Ik spring in een korenveld en loop met het hoofd voorovergebogen en op volle kracht weg. Door het ritselen van het koren vermoed ik dat mijn beide dorpsgenoten mij volgen. De Duitsers maken kabaal, maar eens vijftig meter verder lopen wij rechtop en zo vlug we kunnen. Nadat wij het stappen van de colonne en het roepen van de Duitsers nog met moeite kunnen horen stappen wij rustig verder. Later leggen wij ons neer nabij een woning en slapen er op de kasseien.
Vroeg in de morgen worden wij wakker geschud door de bewoner van het huis. Hij maakt koffie klaar en we krijgen eten. Ondertussen vertellen we hem ons verhaal. De bewoner (L. Baert uit de Kapoenstraat 5, te Zulzeke, Oost-Vlaanderen) is bereid om ons te helpen. Al in de loop van dezelfde morgen verschaft hij ons gedrieën burgerkledij, wij moeten ze hem achteraf niet meer terug bezorgen. Wij begraven onze uniformen. Meneer Baert maakt op een stukje papier een schetsje van de weg die we moeten volgen. Hij geeft ons het adres van een man die aan de Schelde woont en er een schuit bezit. Het is die man die ons gratis over de Schelde zet. Op de overzetplaats zien we Britse soldatengraven.
Doorheen de velden bereiken wij de baan Oudenaarde Kortrijk. Daar ontmoeten wij twee gezinnen met kinderen die op de vlucht zijn. Zij hebben een kruiwagen bij met de noodzakelijkste goederen erop geladen. Om beurten duwen wij die kruiwagen vooruit. Wij kruisen colonnes van Britse en Franse krijgsgevangenen bewaakt door Duitse wachten. Omstreeks 04.30 uur bereiken wij ons dorp. Enkele dagen later gaat mijn vader naar de Kommandantur en zegt er dat ik ernstig gewond ben. Hij krijgt er dadelijk mijn demobilisatieattest.
Zoals ik al heb verteld, kon ik op 1 juni uit krijgsgevangenschap ontsnappen. Maar dagelijks trek ik, iedere dagsomstwee tot drie maal naar ons voormalig slagveld. Daar waar er in amper twee dagen meer den 200 wapenbroeders sneuvelden. Ik wordt aangetrokkendoor een fascinerend gevoeldat mij iedere dag opnieuw per fiets naar de dodenakker van mijn kameraden terug roept. Dit dwangmatig handelen zal ik gedurendede vier daarop volgendemaanden voortzetten .Dat gevoel van zovele vrienden die ons zo onvoorzien en voor altijd verlaten hebben endie hun leven geofferd hebben voor hun land en hun yolk, kan men niet onder woordenbrengen en nogminder vergeten of verwerken. Het is toch niet waar dat die jongens het grootste aller offer hebben gebracht voor niks! En toch zijn er enkele mensen die in het door Hitler voorspelde Duizendjarig Duitse Rijk geloven of aanvaarden.
De eerste dagen noteer ik vooral de namen van de gesneuvelden. Ik moet hier vooral die burgers van Kuurne en Bavikhove feliciteren met hun initiatief dat zij van in het begin hebben genomen. Zij zijn de eersten die volledige lijsten van de gesneuvelden aan de pers overhandigen. Hierdoor kunnen menige families hun geliefde doden terugvinden.
Van dan af maak ik notities over de veldslag. Vooral in de eerste dagen help ik ook de talrijke families die ter plaatse, hun zoon, broer, of echtgenoot <SPAN style="FONT-FAMILY: Arial; LETTER-SPACING: 0.4pt; mso-bidi-font-style: