Inhet Franse dorpje Lihons (Somme) bevind er zich te velde een eenzaam graf. Dit is het graf van Prins Murat, hij was een achterneef van Napoleon Bonaparte. Het grafsteen is gelegen enkele tientallen meters achter de burgerlijke begraafplaats van Lihons. Maréchal-des-logis Murat was oorlogsvrijwilliger bij de Franse cavalerie, het 5e Cuirassiers. Hij sneuvelde op 21augustus 1916, op de plaats waar zich nu het graf bevindt , hij was 20 jaar.
Monument gesneuvelden en oorlogsslachtoffers van Marke
Monument voor de gesneuvelden en oorlogsslachtoffers van Marke
Op zondag 9 september 1923werd het Markse herinneringsmonument onthult,dit herdenkt de gesneuvelde militairen, de weggevoerden en ook de andere oorlogsslachtoffers. Na de Tweede Wereldoorlog werden nog de namen toegevoegd van de slachtoffers van dit tweede mondiale conflict.
Op die grootse plechtigheid die gepaard ging met de inhuldiging waren uiteraard de plaatselijke prominente figuren aanwezig, maar ook Kolonel Verfaille, E.H. Krijgsalmoezenier De Beir en de heer Doornaert voor het ZAB (Zivil Arbeiter) waren present.
Een van de aanwezige muziekkorpsen was dat van heet 22ste Linieregiment
De Gentse beeldhouwer Rooms ontwierp het gedenksteenen de Markse ondernemer Aloïs Veandenweghe zorgde voor het metselwerk
Sedert maart 2008 is Arras een uitzonderlijk museum rijker, namelijk de Wellington steengroeve. Dit is een ondergronds gangenstelsel, dat onder andere, diende als schuilplaats en strategische basis voor Britse soldaten tijdens de Eerste Wereldoorlog en als schuilplaats voor de burgers van Arras tijdens de Tweede Wereldoorlog. De steengroeve is sinds 1 maart 2008 geopend voor het publiek.
De Wellington steengroeve onder Arras is uitgehouwen tijdens de Middeleeuwen. Maar tijdens de Eerste Wereldoorlog wordt de steengroeve uitgebreid, dit ten gevolge van een offensief dat door de Britse en Franse legerleiding gepland is in de lente van 1917. Het offensief is bedoeld als afleidingsmanoeuvre en moet Duitse troepen aantrekken om zo een doorbraak van de vijandelijke linies tussen Soissons en Reims te vergemakkelijken. Tunnelgravers uit Nieuw-Zeeland krijgen de taak om een netwerk van tunnels te creëren die onderdak kan bieden aan 24000 man. Tevens wordt het ondergrondse gebied voorzien van douches, keukens en latrines. Dit geeft de Britten de mogelijkheid om in grote getale in een relatief veilige plek te verblijven en dit terwijl ze zich toch maar op enkele meters van de Duitse loopgraven bevinden. Op 9 april 1917 om half zes s morgens vallen de Britten de Duisters aan, wat de geschiedenis zal ingaan als de slag bij Arras, zal één van de bloederigste slagen uit de Eerste Wereldoorlog worden.
Bezoek
Na een afdaling in een glazen lift tot ongeveer een diepte van 20 meter wordt de bezoeker rondgeleid worden door de Wellington steengroeve. Tijdens deze ontdekkingstocht wordt er meer verteld over, onder andere, de steengroeve in de Middeleeuwen, het werk van de tunnelgravers in 1916 en het doel en de strategie van het lenteoffensief in 1917. De plek biedt de bezoeker bovenal de kans een kijkje te nemen in het ondergrondse bestaan van de soldaten, wiens namen ter nagedachtenis in een herdenkingsteken gegraveerd staan. Na afloop wordt er een film over de slag van Arras gedraaid.
Bezoek de Wellington steengroeve, een plek ter nagedachtenis aan de slag van Arras. Kijk voor meer informatie en openingstijden op www.carriere-wellington.com.
We zijn september 1944, na de aankomst van de geallieerden en de Brigade Piron verkeert Brussel in een feestroes. De bevolking denkt dat de oorlog voorbij is, maar een groot gedeelte van het land is nog helemaal niet bevrijd.
Op 5 september krijgt de Brigade Piron het bevel om de vliegvelden van Melsbroek en Evere te ontmijnen en te beveiligen en de bruggen over de kanalen te bewaken. Het Pantsereskadron zuivert de driehoek Brussel-Leuven-Mechelen. Er bevinden zich nog overal vijandelijke elementen .
Op 8 september brengt maarschalk Montgomery een bezoek aan Brussel en hij belooft Kolonel SBH Piron de Belgische Groepering zo snel mogelijk terug in te zetten.
De Bevrijding van Beringen-Beverlo-Heppen
Voordat men Leopoldsburg kan bevrijden moet er een bruggenhoofd veroverd worden over het Albertkanaal te Beringen, maar ook Beverlo en Heppen moeten eerst bevrijd nog worden. De aanval wordt geleid door de Guards Armoured Division. De aanval wordt ingezet op 6 september. De 5th Guards Brigade, met als opdracht een bruggenhoofd te veroveren aan de brug Zuidwest-Oostham, is gestopt omdat de brug stuk is en ook omdat de vijandelijke oever toch nog behoorlijk verdedigd word.
De 32nd Guards Brigade gevolgd door de Nederlandse Prinses Irene Brigade moet te Beringen een bruggenhoofd veroveren over het Albertkanaal. Burgers waarschuwen ze dat de brug niet meer bezet is. Zonder enige vijandelijke weerstand te ondervinden en geholpen door de Witte Brigade komen ze aan de brug. De brug is gedeeltelijk vernielt, maar te voet is ze nog bruikbaar. Tegen dat de brug, de zevende s morgens, hersteld is zijn er al vijandelijke versterking aangekomen. De aanval wordt verder gezet en Beringen-Mijn wordt ingenomen door de Irish Guards.Beverlo is nog steeds in Duitse handen.
Op 8 september nemen de Coldstream Guards de opdracht van de Irish Guards te Beringen-Mijn over en zettten de aanval in die hen over Beverlo en Heppen naar hun eindobjectief het Kamp van Beverlo moet leiden. Te 13.30 uur is Beverlo ingenomen, er worden drie antitankkanonnen buitgemaakt en honderd krijgsgevangenen gemaakt. Daar Heppen nog bezet is wordt de aanval gestopt.
De aanval op Heppen vertrekt op 9 september te 15.00 uur. Het infanteriebataljon the 5th Batallion Coldstream Guardszit op kop, het spoorwegstation is een tussenobjectief en even verder op het kruispunt wordt een Duitse Tigertank opgemerkt.
Tegen de avond en na hevige gevechten is Heppen ingenomen. De Britten hebben er zware verliezen geleden. In Heppen, aan het hoofd van zijn compagnie van het 5th Batallion Coldstream Guards, sneuvelt majoor William Covendisch, hij is de markies van Hartington, oudste zoon en erfgenaam van de hertog van Devonshire en gehuwd met Kathleen Kennedy, zuster van John Kennedy, de latere president van Amerika.
De Bevrijding van Leopoldsburg
Omstreeks de 10de september 44 staat Leopoldsburg in het middelpunt van de belangstelling. De BBC kondigt verkeerdelijk aan dat de gemeente al is ingenomen en de Daily Telegraph schrijft: " de grote kazernes van Leopoldsburg, omgevormd tot een Duits steunpunt, zijn veroverd door het Britse leger."
Een verkenning door de 4th/ 7th Dragoon Guards toont aan dat Leopoldsburg nog bezet is. Een Duits antitankkanon schakelt twee Britse tanks uit. Het kanon wordt niet teruggevonden. Burgers vertellen de Britten dat de Duitsers teruggetrokken zijn en dat Leopoldsburg bezet wordt door een 60 tal Duitsers, deze hebben enkele antitankkanonnen.
De aanval start op 11 september om 14.00 uur, met de B Compagnie van het 12th Batallion King 's Royal Rifle Corps en het C Squadron van het 13th / 18th Royal Hussars. Ze ontmoeten weinig weerstand. Het squadron maakt zes krijgsgevangenen (waarvan twee matrozen in burgerkledij). In het spoor van de Britten volgt de 1ste Belgische Groepering ( Brigade Piron). Hun opdracht is de verovering van het militair kamp en de bewaking en beveiliging van de toegangswegen. Onder bevel van de 8th British Armoured Brigade verlaat de groepering Brussel op 11 september om 08.00 uur. Hun doel is de streek rond Leopoldsburg.
Om 13.30 uur wordt te Beringen het Albertkanaal overgestoken, dit over een door de Britten geworpen noodbrug.De brug wordtbewaakt door een eenheid van de Nederlandse Prinses Irene Brigade. Beringen is ondertussen bevrijdt door de Welch Guards
Met het pantsereskadron op kop bereikt de Brigade Pironom 14.30 uur Stallekerheide.
Het 1ste peloton trekt door het infanteriekamp, het 2de door het centrum en het 3de door het Cavaleriekamp naar de Quatre-Bras, het kruispunt met de wegen naar Balen en Lommel.
Tegen 14.50 uur zijn alle objectieven bereikt zonder een vijand te ontmoeten.
De pelotons krijgen een nieuwe opdracht, het 3demoet verder oprukken richting Balen, het 4derichting Kerkhoven-Lommel, het 1stemoet contact houden met het Britse leger in Hechtel, het 5demoet de grote weg door Leopoldsburg bewaken en het 2dede noordergrens van het kamp.
Om 15.10 uur wordt het 3depeloton beschotenbij de uitgang van Leopoldsburg, het stopt.
Om 16.10 uurbereikt het 4de peloton Kerkhoven en meldt dat de bruggen over het Zijkanaal verwoest zijn.
Rond 17.00 uurprobeert het 3de peloton een gordijn van mitrailleurvuur voorbij te gaan. Om 17.10 uur wordt een pantserwagen van het 3depeloton dat de weg naar Balen verkent op 1.200 meter van het kruispunt Quatre-Bras getroffen door projectielen van twee 88 mm antitankkanonnen.Het ene vuurt vanuit Immert, het andere kanon staat op de as van de grote baan. De getroffen pantserwagen is die van 1ste wachtmeester Bihay, het voertuig schiet in brand! Onderofficier Bihay is zwaar gewond, hij slaagt erin om zich in de sloot te laten glijden. De chauffeur soldaat Marcel Benoot en1ste soldaat- kanonnier Lucien Simoen, beiden uit Oostende, worden op slag gedood.
Ondertussen hebben de gemotoriseerde infanterie eenheden ook hun objectieven bereikt. De 1ste Cie bezet het Cavaleriekamp, het station en het centrum van Leopoldsburg en levert de reserve, de 2de Cie beveiligt de grens ten westenvan het kamp, de 3de Cieis ligt in Beverlo. De batterij artillerie bezet een stelling ten oosten van de weg Beverlo-Heppen. Een waarnemingspost bevindt zich in de toren van het gemeentehuis.
Dezelfde dag sneuvelen nog soldaat Guillaume Debefve en soldaat Jozef Van Oppens bij een hevige artilleriebeschieting op de stelling te Heppen. Onderluitenant Leo Van Cauwelaert wordt naar een ziekenhuis overgebracht.
Op 12 september is Oostham nog steeds door de vijand bezet. Bij een vliegtuigbombardement op het station wordt soldaat Carlos Martin, van de 1ste Cie, gedood. Rond 12 uur komt een patrouille van de 3de Cie, op de grens Heppen-Leopoldsburg, in contact met een dertigtal Duitsers. Een artilleriewaarnemer gaat mee met elke patrouille. De artillerie vuurt op Oostham. Rond 19.30 uur, op kop van een patrouille in de Engestraat wordt sergeant (kandidaat officier) Louis Goetz door een scherpschutter gedood. Op 13 september zijn er nog veel patrouilleactiviteiten. De vijand is nog steeds actief rond Oostham en Balen. De Duitse parachutist Luitenant Wendling wordt krijgsgevangen genomen. 's Avonds rond 21.35 uur ligt de 3de Gemotoriseerde Eenheid te Heppen weer onder hevig artillerievuur. Op 14 september wordt op de weg naar Balen nog een Duitse soldaat krijgsgevangen genomen. Alle eenheden trekken nu ten aanval en tegen avond hebben alle Duitsers zich teruggetrokken achter het Verbindingskanaal. De commandant van de artillerie van de Guards Division onttrekt de batterij artillerie aan de 1ste Belgische Groepering. DeBelgische artilleristen moeten, vanuit een stelling in de omgeving van Neerpelt, het vertrek van de aanval van de landstrijdkrachten voor de Operatie Market Garden gaan steunen. Op 17 september komt de batterij terug bij de Brigade Piron.
Over de Duitse verliezen bij Halen zijn er zware absurditeiten verteld. Ze vinden waarschijnlijk hun oorzaak in de nonsenscijfers die de dagbladen direct na de slag verkocht hebben.
De cijfers van 3.111 gedode Duitsers en 1.721 gedode paarden vindt men terug, tot zelfs in zuivere militaire werken. Deze cijfers zijn aan de zeer hoge kant. Immers een Duits ruiterijregiment telde ongeveer 720 bereden paarden. Daar er vier Duitse Regimenten storm liepen, en dan nog onvolledige, komt men tot het cijfer van ongeveer 2.880 maximum. Een simpel vergelijk tussen dit getal en de beweerde verliezen laat duidelijk uitschijnen hoe men overdreven heeft. Analyseren we enkele gegevens. Uit de Regimentsboeken halen we volgende cijfers
17deDragondersgeeft38gesneuveldenbij Halen (of 41)x
2deKurassiersheeft11gesneuvelden bij Halen
7deJagersheeft11gesneuvelden bij Halen
9deJagersheeft11gesneuvelden bij Halen
18deDragondersheeft41gesneuvelden bij Halen
2deLeibhusaren (2 CD) geeft2gesneuvelden bij Halen
9deUlanenheeft7gesneuvelden bij Halen
2deGarde M6heeft1gesneuvelde bij Halen
xEr zijn 3 militairen opgegeven die in Diest (16 en 24 aug) en in Brussel (15 aug)
overleden.
Op de Duitse begraafplaatsen die in 1915 bestonden lagen er het volgende aantal doden begraven:
Halen42
Herk (Waterkant)10 of 11xx
IJzerwinning29
Zelk (naast Steenweg op Diest)21
Luitenant Kolonel Beernaerts zegt op blz. 75 van zijn boekje,"dat er juist geteld in Halens vlakte 398 paarden werden begraven".
xxWaarschijnlijk zijn deze doden in maart 1915 naar Halen gebracht, zodanig dat daar het aantal opliep tot 42.De cijfers 10 of 11 komen uit gegevens van de 9de Duitse Jagers.
Uit het boek van von Poseck halen we volgende verliescijfers. Dit zijn cijfers van wat ontbrak op het appel direct na het gevecht.
17de Dragonders8 officieren159 man165 paarden
18de Dragonders6 officieren138 man163 paarden
2de Kurassiers6 officieren71 man270 paarden
9de Ulanen4 officierenmeer als 100 a 250 paarden
Maardit zijn globale getallen die het aantal doden, gekwetsten, vermisten en gevangenen omvatten. Dergelijke cijfers vindt men ook in zekere Regimentsboeken bvb.
In het regimentsboek van het 9deUlanen lezen we:
Totale verliezen: 4 Offr. - 121 man - 311 paarden.
Het voegt er aan toe dat na enkele dagen er verschillende manschappen terug gekomen zijn. Zo waren afwezig op de verzameling na de slag: 22 Offr.- 416 man - 438 paarden.
2de Kurassiers geven op
Verliezen: 8 Offr. - 77 man - 272 paarden en geeft verder op 24 gekwetsten en 48 vermisten (meestal in krijgsgevangenschap gekomen).
Arthur Bruhe, Kurassier in het 3de Esk schrijft dat er 8 doden waren bij Halen, die hij nominatief opgeeft, en waarvan er twee slechts na een maand stierven te Brussel.
Drie andere, nominatief geciteerde vielen op 11 augustus 1914.
Ook beweert dit Regimentsboek dat de 4de CD in totaal 107 doden had, de in de hospitalen en in gevangenschap gestorvenen niet meegerekend.
Wanneer we naast elkaar stellen;
- de beweringen van het 18de Dragonder regimentsboek;
- het totaal van de doden opgegeven in de verschillende Regimentsboeken;
- het aantal graven in 1915;
- het aantal begraven militairen van het latere "Ehrenfriedhof Halen n° 223" (zie verder),
dan lijkt het ons waarschijnlijk dat Halen aan de Duitsers ongeveer 150 doden en 600 paarden gekost heeft (von der Marwitz schrijft in zijn boek dat er 400 paarden ontbraken). Er zijn geen gegevens over krijgsgevangenen beschikbaar maar in functie van de cijfers van het 18de Dragonder en de inzet van de respectievelijke Regimenten (ogenblik van en plaats van inzet) denken we dat het er een 230‑tal moeten zijn. Vanwaar de cijfers van 3.111 gedode Duitsers en 1.721 paardekrengen komen, getallen maar al te dikwijls inmilitaire werken en artikels overgenomen valt niet te achterhalen.
Wel kan bevoorbeeld geciteerd worden dat "Le Soir" van 13 augustus 1914 spreekt van twee à drieduizend gedode of gekwetste Duitsers. De pers draaft in het begin van de oorlog nogal door (bvb. "Le Patriote" van 8 augustus 1914 schrijft dat de Duitsers 25.000 man verloren voor Luik!) zodanig dat Koning Albert I op 13 augustus zijn vleugeladjudant naar het Ministerie van Oorlog stuurde opdat ook deze hun optimisme zouden temperen in de mededelingen die ze aan de pers gaven.
EHRENFRIEDHOF "HALEN" n° 223
Na de oorlog worden al de Duitse doden uit de onmiddellijke omgeving naar het Ehrenfriedhof n° 223 bij de IJzerwinning gebracht. Actueel blijft daarvan alleen nog de grote gedenksteen, met daarbovenop het IJzeren Kruis over.
In 1956 worden de overblijfselen van de gekende gesneuvelden overgebracht naar het "Ehrenfriedhof Vladslo" Blok n° 9. De onbekenden naar het "Studentenfriedhof Langemark". Ze liggen er begraven juist achter de ingang. Op "Halen n° 223" lagen er in totaal 111 Duitsers begraven waarvan 91 in een eigen graf en 20 in een gezamenlijk graf als onbekenden .
Van deze 91 in eigen graf was de verdeling als volgt:
Van de eenheden die rond Halen gevochten hebben
·17de Dragonder11
·18deDragonder30
·17de of 18de Dragonder2
·2de Kurassier9
·9de Ulanen7
·2de Husaren (Leib)1
·7de Jager10
·9de Jager9
Totaal79
Van de eenheden die niet in Halen ingezet werden
·7deKurassier3
·3deUlanen1
·1steHusaren (Leib)1
·12deHusaren2
·17deHusaren1
·165steInf . Regt.1
·52steReserve Inf. Regt.1
·81steReserve Inf. Regt.1
Onbekende1
Totaal12
De Duítsers vermoeden, in het kerkhofboek van 1939, dat eronder de 20 onbekenden uit het massagraf er verschillende van de 28 vermiste Dragonders zouden zijn.
Als we dus de 20 onbekenden als Dragonders van het17deof 18debeschouwen, en ook de één totaal onbekende soldaat, als gesneuveld zijnde in Halen, dan komt men tot 79 + 1 + 20 = 100 doden voor de gevechten bij Halen. Voegen we er nog 50 aan toe van wie men nooit het lijk heeft gevonden (bvb. begraven met hun paard) of die later in de Lazaretten stierven dan komt men aan een totaal van ongeveer 150 man. Het verhaaltje dat de Duitsers hun doden weggevoerd hebben houdt evenmin steek, gezien ze Halen en haar omgeving geëvacueerd hebben tot 18 augustus.
Dit is voorgekomen volgens mensen die op 15 augustus opgeëist zijn om de paardekrengen te begraven. Dat er soms onrespectvol met de lijken omgesprongen is en er ook geplunderd is, kan men uit volgende tekst veronderstellen:
... van zohaast de slag is geëindigd, komt een bende schuimers, verachtelijk uitschot, de naam mensen niet waardig... toegesneld en aanstonds begonnenmet de doden te plunderen. Verscheidene hunner moeten een aanzienlijke buit gemaakt hebben in goudstukken en voorwerpen van waarde.
(uit : Op het Slagveld van Haelen - Drukkerij Booster en Stols Maastricht 1914,
A. Het aantal doden op de begraafplaats van Velpen-Halen. Dit bedraagt momenteel 180 gesneuvelden. Daarvan zijn er echter verschillende die niet in Halen gesneuveld zijn. Ook zijn er gesneuvelden die wel in Halen vielen, maar later naar hun haardstede zijn overgebracht. Daarom verwijzen we naar punt B.
B. Er is een lijst met de militairen die oorspronkelijk in Velpen zijn begraven. Ze bevat 189 gekende namen 28 onbekenden. Van deze 189 bekende zijn er in de loop van de jaren 37 afgevoerd. Blijft dus 189 + 28 - 37 = 180 man. Analyseren we de lijst van 189 bekenden en de 28 onbekenden dan komen we tot volgende getallen voor gesneuvelden die in Halen gevallen zijn.
4de Linie96gekende doden en
12onbekenden
24ste Linie10gekende doden
Cyclisten22gekende doden en
3onbekenden
2de Gidsen2gekende dodenx
4de Lansiers7gekende doden en
1onbekende
5de Lansiers2gekende doden en 3totaal onbekendenxx
158xxx
xTwijfelachtig of ze in Halen gesneuveld zijn.
xxWe rekenen de totaal onbekenden als doden van Halen.
xxxAls we de twee Jagers van de 4de Jagers te paard,die gesneuveld zijn op 11
augustus bij Halbeekkasteel bijnemen dan wordt het cijfer 158 + 2 = 160.
C. In "Le Combat de Halen" van het MDN (1934) staan volgende cijfers:
4de Linie en24ste Liniesamen ongeveer 123 doden
4de Lansiers7 doden
5de Lansiers4 doden
Cyclistenongeveer 125 doden en gewonden samen
Gidsengeen verliezen.
Verdere gegevens voor gewonden
Het 4de Linie , het 24ste Linie en de Art van 4de Brig. tellen samen ongeveer 400 gewonden
4de Lansiers12
5de Lansiers27
A/Ch8
CPP3
De totale verliezen bij de Belgen zouden ongeveer op de volgende waarden geschat kunnen worden:
Officieren 11 doden en 10 gekwetsten
Troep689 doden en gekwetsten.
D. In "L'Histoire des Caribiniers" geschreven door R. Kpt. Corvilain (1933) lezen we op blz. 33 dat van het 1ste Cy en 3de Cy er 4 officieren en 120 man ontbraken op het appel (dit zijn uiteraard niet alleen gesneuvelden).
In "Haelen" (1921) van Lt. Kol. Beernaerts vindt men (blz. 87-91) volgende dodencijfers terug:
4de Gemengde Brigade 6 Offr.116man=122
Cy2 Offr.28man=30
4deen 5deLansiers3 Offr.9man=12
2deGidsen3man= 3
Nota:
Voor de 4de Gem Brig geeft hij 10 onbekenden op en 19 man, alleen bekend door hun immatriculatienummer.
Voor de Cy geeft hij 5 man, alleen bekend door hun immatriculatienummer op.
Voor het 4de en het 5deLansiers geeft hij 5 man, alleen bekend door hun immatriculatienummer, op.
Voor het 2de Gidsen geeft hij 3 namen op. Volgens de lijsten waarvan sprake bij de letter B zijn de overlijdensdatums van twee van deze militairen echter niet gekend, en
rusten ze ook niet in Velpen op de begraafplaats. Van één van deze militairen beweert men dat hij op 14 augustus 1914 overleden is.
E. In het boekje "Nauwkeurig verslag over deze Slag van Halen met lijst der gesneuvelde Belgische Helden" uitgegeven door Cleeremans en Saels - Halen - na 1918, vinden we volgende aantallen terug.
Begraven op de Belgische Militaire Begraafplaats te Halen
4de Linie 104 waarvan 23 zonder naam
10deLinie1
4deLansiers4
Cyclisten26 waarvan 5 zonder naam
2de Gidsen1
Bij de IJzerwinning begraven
4de Lansiers1 (= Comd. Demaret)
Begraven op het Gemeentekerkhof Halen
Cyclisten1 (= Kap. Panquin)
Begraven op het Gemeentekerkhof Zelk
Cyclisten1
2de Gidsen 1
Begraven in Loksbergen (grensscheiding met Halen)
4de Linie12 waarvan 5 zonder naam
4de Lansiers 4 waarvan 3 zonder naam
Begraven op het Gemeentekerkhof Loksbergen
4de Linie6 waarvan 2 zonder naam
Cyclisten2
3de of 4de Lansiers2 (beide zonder naam)
2deGidsen 1
Onbekenden5
Samengevat:
4de Linie122
Cyclisten30
3de(?) en 4de Lansiers11
2de Gidsen3
Onbekenden5
In 1915 werden al de Belgische doden overgebracht naar de huidige Belgisch Militaire Begraafplaats in Velpen.
Analyseren we deze bronnen dan kunnen we besluiten dat de Belgische verliezen aan doden ongeveer tussen 160 à 180 man moeten geweest zijn, ongeveer te verdelen als volgt:
CHRONOLOGISCH OVERZICHT VAN HET GEVECHT TE HALEN 1914
CHRONOLOGISCH OVERZICHT VAN HET GEVECHT
+/- UUR
06u00Overhandiging van het vaandel aan het 5de Lansiers. Vroeg in de morgen van 12 augustus verplaatst het 5de Lansiers zich naar het Zuidoosten van Loksbergen waar het dan, waarschijnlijk enig feit in de militaire geschiedenis, op het slagveld zelf zijn
Standaard ontvangt uit de handen van Generaal de Witte.Er is geen sprake van
paradekledij of wapperende lansenwimpels. Het Regiment is in gevechtskledij en de
wimpels zijn opgerold rond de lansen, want de vijand is slechts op enkele kilometers.
(Het 5de L is pas opgericht op 13 december 1913)
07u00Opstellen van Artillerie van Belgische C0.
07u45Bevelen tot opstellen van de brigade Gidsen ten zuiden van Loksbergen en deBrigade Lansiers ten westen van de IJzerwinning.
08u10Eerste Duitse patrouille wordt bij Halen brug afgeslagen.
09u25Comd. CD ontvangt het bericht dat hij versterking krijgt van de 4de Gem. Brig.
09u35 3de Cy wordt in Halen versterkt door 1 Cy.
10u00Bevel aan de brigade Gidsen om te voet op te treden.
10u303de Cy en 1ste Cy trekken terug op station Halen.
11u30Duitse patrouille nabij het station teruggedreven.
De opstelling van de brigades Gidsen en Lansiers is afgelopen rond 11u30, (de Lansiers bevinden zich op de verdedigingslijn ter hoogte van de IJzerwinning,dit opvoorstel van Generaal Proost)
12u003de Cy en 1ste Cy opstelling voor IJzerwinning.
13u00Eerste Duitse stormloop (op Zelk).
13u30II/5de L wordt opgesteld.
14u30Laatste Duitse stormloop.
14u301steen 2de Gidsen trekken terug.
14u30Eerste eenheden van de 4de Gem. Brig. komen op het slagveld aan.
14u55Duitse Infanterie rukt op over holle weg Velpen-Liebroek.
Cy trekken terug tot op lijn van de Lansiers.
15u00Artillerie van de 4de Gem. Brigade gaat in stelling.
16u00Lansiers rond de hoeve trekken definitief terug. Cy uit worden uit het gevecht getrokken.
16u304de Gem. Brig. tracht Velpen te nemen. Brigade Gidsen gaat naar Bokkenberg.
18u00IJzerwinning in brand geschoten door de Belgische artillerie en even bezet door de Belgen.
18u00Duits artillerievuur houdt op.
19u00Duits geweervuur houdt op.
19u30Generaal de Witte besluit de strijd te staken.
Het levendige stadje aan de samenvloeiing van de Grote Gete en de Demer ligt op de grens van de Kempen en Hageland. De meest Brabantse van alle Limburgse gemeenten herbergt een schat van natuurschoon en bezienswaardigheden.
Halen, dat al in de middeleeuwen uitgroeide tot een druk handelscentrum, wordt in 741 voor het eerst op schrift vermeld als Halon (Germaans voor bochtig hoogland).
Gedurende meer dan vier eeuwen behoort deze plaats die het prinsdom Luik en het hertogdom Brabant scheidt, tot de domeinen van de abdij van Sint-Truiden. Halen dankt, zijn welvaart aan de ideale ligging langs de heirbaan Brugge - Keulen en de bevaarbaarheid van Demer en Gete. De economische bloei van de kleine overslaghaven bereikt haar hoogtepunt in de 13de en 14de eeuw.
Halen verkrijgt het recht om haar eigen munten te slaan en wordt erkend als marktplaats. Onder Hendrik 1, Hertog van Brabant verkrijgt het dorp in 1206 stadsrechten.
In de daarop volgende eeuwen wordt de stad geteisterd door op elkaar volgende bezettingen. Hollanders, Kroaten, Denen, Pruisen en Fransen zijn de oorzaak van een onomkeerbaar verval. De Cisterciënzerínnenabdij van Mariendal (1239) en de lakenhal worden tijdens deze duistere periode gedeeltelijk of volledig verwoest.
Na 1830 neemt de belangrijkheid van Halen opnieuw toe. Het Gete stadje wordt woon- en landbouwgebied, met een beperkte industriële activiteit die zich in hoofdzaak toespitst op het bier brouwen.
De Slag van Halen
Op 4 augustus brandt de strijd los. Dadelijk wordt er in ons land met alle hevigheid gevochten. De Luikse forten worden zonder ophouden beschoten. Een sterke Duitse voorhoede, onmiddellijk gevolgd door 7 ruiterijdivisies, dringt door in ons land. Over Visé en Tongeren. Ten einde zich niet nutteloos bloot te stellen aan de bedreiging van de vijandelijke overmacht krijgt onze cavaleriedivisie op 9 augustus het bevel zich achter de rivier de Gete terug te trekken.
Dit is uitgevoerd op 10 augustus. Achter het riviertje moeten onze ruiters de noordelijke flank beschermen van het leger dat nu de tweede verdedigingslijn Luik ‑Borgworm ‑Antwerpen wil houden. In de mening dat de Duitse opmars naar Brussel en Antwerpen zal geschieden tussen Tienen‑Borgworm, is daar het gros van de Belgische strijdkrachten samengetrokken.
Maar de Duitsers beschikken over een uitstekende inlichtingsdienst en zijn van deze tactische opstelling op de hoogte. Zij geven hun oorspronkelijk plan prijs en zullen proberen door te breken op het zwakste punt van de Belgische verdediginslijn. Dit is nabij Diest.
De uitvoering van deze opdracht wordt toevertrouwd, aan de 2de en 4de Duitse cavalerie divisie, waartoe de adel en het kruim van het Duitse Keizerlijke legerbehoren. D
eze divisies staan onder het bevel van Generaal von der Marwitz.In de streek om en nabij Diest liggen van Belgische zijde de manschappen van Generaal De Witte. Het zijn de Carabiniers‑wielrijders (de toekomstige legendarische Zwarte Duivels) de ruiterijbrigades van de Gidsen en van de Lansiers en de Eerste Batterij Bereden Artillerie. Alles samen is dit slechts een kleine schakel in de verdedigingslijn Luik‑Antwerpen.
Het 4de Lansiers is met drie eskadrons te Loksbergen en het 4de eskadron, samen met twee pelotons van het 2de Wielrijders, te ZELCK (Zelk) opgesteld. Luitenant‑Generaal De Witte heeft deze troepen te Loksbergen verzameld om tegen de krachtige vijandelijke aanval, die hij in de streek van Halen verwacht, te kunnen manoeuvreren. 's Anderendaags komt de Belgische cavaleriedivisie inderdaad in contact met twee cavaleriedivisies van von der Marwitz, die langs de weg Hasselt‑Diest rijden
.
Op 12 augustus noteert men in Ukkel een maximum temperatuur van 26° en een lichte oostelijke wind.
Woensdag 12 augustus 1914.Vroeg in de morgen melden verkenners dat sterke vijandelijke legereenhedenvoetvolk, ruiterij en geschut in aantocht zijn. Daarom ondergaat de Belgische stelling een lichte wijziging. Het 4de Lansiers wordt meer vooruit opgesteld aan de beide kanten van de IJzerbeek, ter hoogte van de pachthoeve, met dezelfde naam. Drie eskadrons van het 5de Lansiers staan ten zuiden van de hoeve. Terwijl de eerste batterij Artillerie zeshonderd meter N‑W in stelling gaat Zelk is stevig in onze handen.
Het eerste treffen heeft plaats rond 8 uur aan de oostkant van Halen. Vijfhonderd meter vóór het 4deL zijn de Cyclisten opgesteld. Achter de Gete houden ze als voorpost de uitgangen van het dorp bezet. Meer dan twee uur slagen ze er in elke doorbraak te beletten.
De Duitsers brengen grote versterkingen van Ulanen en Kurassiers in de strijd en zetten met hun artillerie 'n hevig vuur in. Voor deze overmacht moeten de «Zwarte Duivels» huis na huis wijken. Hun voorposten trekken zich dan ook langzaam achteruit naar de hoofdstelling. Nog 'n tweede maal vangen ze de vijand op achter de spoorwegberm, maar dan worden ze door de overmacht teruggedreven in de Velper‑velden.Op het middaguur is de dorpskom volledig in vijandelijke handen. Vanuit haar stelling op de Bokken‑ en de Mettenberg opent de Belgische artillerie een doeltreffend vuur, dat paniek zaait. Von der Marwitz is de trage gang van zaken beu. Hij heeft zijn Ulanen en Dragonders het bevel te chargeren teneinde een doorgang te vinden. Hierdoor tekent hij het doodvonnis van de Keizerlijke Ruiterij.
Het gevecht begint met de charge van het 2de en 3de Eskadron van het 17de Dragonders langs de weg op Diest. Deze charge wordt door het vuur van de verdedigers van Zelk tot staan gebracht. Een tweede charge van het 1/17de Dragonders ten zuiden van de weg wordt ook afgeslagen. Deze mislukkingen hebben tot gevolg dat de vijand geen verdere aanvalspogingen meer onderneemt in de richting van Zelk.
Het 18de Dragonders, eveneens van de 17de Brigade, komt onmiddellijk daarop opdagen langs de spoorwegovergang, aan de westelijke rand van Halen. Zijn 1ste en 3de Eskadron vallen dadelijk langs de IJzerbeek aan, terwijl het 4de Eskadron slechts van ver volgt. De chargerende eskadrons vallen echter op drie pelotons van het 1ste Eskadron en op twee pelotons van het 3de Eskadron van het 4de Lansiers, opgesteld in de nabijheid van de pachthoeve. Het 3de vijandelijke Eskadron, dat in colonne per peloton chargeerde, valt op het 4de Peloton van het 2de Eskadron(4de Lansiers), bevolen door Luitenant Lentz.
Gezien de geweldige overmacht van de vijand geeft Generaal De Witte aan zijn ruiters het bevel om af te stijgen en zich in grondstellingen te verdedigen. Deze wijze maatregel bepaalt in grote mate het verloop van het gevecht. Ook de Duitse ruiters gaan deze tactiek toepassen, te laat echter.
Op de andere oever van de beek rent het Duitse 1ste Eskadron van het 18de Dragonders door de neerliggende soldaten van het 3de Karabiniers-Wielrijders. Na verschillende aanvallen van de Kurassiers en Dragonders doorstaan en teruggedreven te hebben worden de Cyclisten nu overrompeld door de Mecklemburgse Ruiters. In een lijf‑aan‑lijfgevecht moeten ze zich verdedigen met de bajonet. Ze lijden er bloedige verliezen maar ze verlaten eervol het slagveld, ze zijn volledig uitgeput na een ganse dag in het gevecht te zijn geweest.
De Duitse Cavalerie wordt deze keer opgevangen en terug geworpen door het vuur van de verdedigers van de IJzerwinninghoeve en door het Derde Eskadron van het 4de Lansiers.
Twee eskadrons van het Tweede Kurassiers van de Derde Duitse Brigade proberen een stormloop in te zetten in de Velper‑weide. Het verenigde vuur van het 3deKarabiniers-Wielrijders, 4de en 5de Lansiers en het 1ste Gidsen belet de vijand vooruit te rukken. Twee charges van het 9de Ulanen ondergaan hetzelfde lot.
Generaal de Witte begrijpt dat de Zwarte Duivels en de Lansiers uiteindelijk zullen moeten bezwijken onder de vijandelijke overmacht en richt een dringende boodschap om versterking tot de verderop gelegen 4de en 24ste Linieregimenten samen met 12 kanonnen. Onmiddellijk snellen deze in een geforceerde mars vooruit vanuit St‑Margriete-Houtem, nagenoeg 20 Km verder, ter hulp.
De honden die de machinegeweerkarretjes trekken, zijn door 't stof en de hitte zo uitgeput dat tijdens de opmars men ze aan boeren moet toevertrouwen. De manschappen trekken zelf de wagentjes.
Tot acht maal toe lopen de Duitse aanvallen te pletter op de onverzettelijke weerstand van een handvol Zwarte Duivels, Gidsen en Lansiers. Hun goed gericht vuur maait brutaal de eerste pelotons van de chargerende ruiters weg. De daarop volgende rangen geraken in paniek, wenden hun paarden en vluchten in alle richtingen.
De Duitsers zien ondertussen dat aanvallen te paard onmogelijk de weerstand van de Belgen kan breken. Daarom ontketenen ze een hevig geweer‑ kanon‑ en MG-vuur op de verdedigers.
Eerste Kapitein Demaret, Commandant van het 3de Eskadron en Adjudant Rousselet van het 2de Eskadron (beiden 4de L), sneuvelen terwijl ze proberen een vijandelijke MG te lokaliseren. Majoor Bourgouis (4de L), Commandant van de 2de Groep, wordt eveneens gedood op het ogenblik dat hij zich van de hoeve naar het 3de Eskadron begeeft.
Voor von der Marwitz is het duidelijk geworden dat zijn ruiterij, hoe bedreven ook, niets vermag tegen een vijand te voet, die bovendien nog het voordeel heeft van natuurlijke dekkingen, hagen‑ en weide afsluitingen, die voor zijn bereden manschappen lastige hindernissen vormen. Hij doet beroep op zijn regiment met Doodskop Huzaren, om te voet ten aanval te trekken. Het regiment wordt versterkt twee bataljons Jagers. Weer ontbrandt het gevecht in volle heftigheid rondom de hoeve.
Omstreeks 15u15 rukt een dichte vijandelijke tirailleurlijn op naar het 1ste Eskadron van het 4deLansiers en naar het 5deLansiers. Het vuur van de automatische wapens wordt vooral gericht op de verdedigers van de hoeve aan de IJzerbeek. Sommige van onze soldaten worden letterlijk doorzeefd. Luitenant Lentz ontketent daarop een snelvuur op de vijand, maar zijn vuurkracht is te gering. Daarom oordeelt hij rond 15u40 dat de toestand onhoudbaar geworden is en verplaatst zich ten westen van de hoeveweide.
Op het ogenblik dat de vijand de wind in de zeilen schijntte hebben en de kansen dreigen te keren, dagen de ter hulp geroepen 4de en 24ste Linieregimenten op, zonder zich ook maar een ogenblik respijt te gunnen, na hun speedmars van meer dan 20 km, storten zij zich onmiddellijk in de strijd. Het wordt een ontzettend lijf‑aan‑lijfgevecht.
Wanneer Luitenant Lentz de aankomst van de versterkingen vaststelt, beslist hij om de terugtocht voort te zetten.
De 2de Cavaleriebrigade trekt zich dan geleidelijk uit de vuurlijn terug. Om 16u00 het 1steEskadron van het 4deLansiers, dit nadat het sinds een twintigtal minuten onder een hevig vuur van artilleriegranaten ligt, daarna de andere elementen van de 2de Brigade. De eskadrons van het 4deLansiers worden naar het kasteel van Blekkom geloodst, waar de 2de Brigade zich hergroepeert. Om 1900 uur verplaatst het 4de Lansiers zich naar Rigel le Cháteau‑Ferme om er te bivakkeren.
Lt. von Flotow van het 2de Esk. (17deDrag.) vertelt:
Ik wordt met 8 ruiters als spits op patrouille gezonden.Ik stel vast dat de rivierovergang bij Halen nog altijd bezet en zelfs gebarricadeerd is. Het is onmogelijk om in het van draadafsluitingen doorzoomde landschap nader te komen. De naast mij rijdende onderofficier stort neer. Ik zelf wordt het paard van onder mijn lijf weggeschoten. Ik haast me te voet terug om mijn vaststellingen door te geven. Maar het 9de Jager Bataljon spreidt zich al uit. De in het dorp opgestelde Belgische Wielrijders weren zich dapper, maar een Batterij van onze artillerie komt aangereden en neemt ze onder vuur... De Belgen trekken zich terug,ze trachten nog de brug over de Gete te laten springen, dit slaagt slechts gedeeltelijk. Ik zie dat onze Jagers het dorpinnemen,enkele huizen staan reeds in vuur en vlam.
Getuigenis C. Van Brussel 1steCy.
Op 12 augustus rond 7 uur was alles ingepakt en werd de rit naar 't dodenveld ingezet (uit Loksbergen). Op een plein midden het dorp ( te Halen) werden onze fietsen, die we nooit meer zouden terugzien, geplaatst. Het zal zo wat 12 uur (?) geweest zijn toen we onze eerste stelling langs het riviertje de Gete bezetten. In het begin scheen alles betrekkelijk kalm en rustig voor ons over 't riviertje. Het zag er naar uit alsof het een verlaten streek was beplant met struikgewas. Nu en dan een salvo geweervuur, dat tot dan toe ons geen verliezen bracht. Plots een doffe knal. Een obus vloog door de gevel van een stal die een paar minuten later in brand stond. Daarna ging het zeer vlug. De geweerkogels sisten langs onze oren. Het was niet meer uit te houden. Wij moesten daar weg! Elk was op zijn eigen aangewezen om te ontsnappen, wij waren zo goed als ingesloten. Ieder heuveltje of een kleine diepte was welkom... Ik weet niet of er daar kameraden gevallen zijn, want alles moest zo razend vlug geschieden. Wat verder kwamen we aan de overgang van de spoorbaan, waar een versperring werd aangebracht.
De slag van Halen is voorbij. De Duitsers spreken over het gevecht bij Halen, dit lijkt mij een betere benaming voor de gebeurtenissen rond Halen!
Op 23 oktober 14 valt de compagnievan Peter Kollwitz, de 4de cie van het 207de Reserve Infanterie Regiment (RIR 207) het Belgische 11de linie aan diehaar positie aan de IJzer Musketier kost wat kost stand wil behouden!
De 18-jarige Peter sneuvelt. Hij wordt begraven op de Duits begraafplaats "Friedhof Roggeveld". Peter Kollwitz is de tweede zoon van Karl en Käthe Kollwitz. Zijn moeder iseen Duitse beeldhouwster Käthe Kollwitz. Ze wordt op 8 juli 1867 als Käthe Schmidtte Köningsberg geboren, de hoofdplaats van Oost-Pruisen.
Ze huwt in 1891 met Dokter Karl Kollwitz en verhuist naar Berlijn. Haar zoon Hans ziet het levenslicht op 14 mei 1892 en haar tweede zoon Peter wordt geboren op 6 februari 1896.
Een week na peters dood rijpt bij moeder Käthe al het voornemen om een gedenksteen te ontwerpen voor haar gevallen zoon. In de loop van de jarenbedenkt, schetst en ontwerpt ze verscheidene werken die uiteindelijk, in 1932, zouden leiden tot de beelden vander trauernden Eltern, het Treurende Ouderpaar.
Op 24/07/1932 worden aan de ingang van het "Friedhof Roggeveld", waar samen met peter meer dan 1.500 Duitse soldaten begraven liggen, de beeldhouwwerken 'Het Treurende Ouderpaar" van Käthe Kollwitz geplaatst.
Links knielt de vader met al zijn opgekropt mannelijk leed. Met ingevallen wangen en een grimmige trek om de mond, de armen verkrampt om het lichaam geslagen en het hoofd uit de opgetrokken schouders Kijkt neer op de duizenden graven, waar- onder dat van zijn zoon Peter dat in het onmiddellijk bereik ligt van zijn ogen.
Rechts knielt de moeder, Käthe Kollwitz ze zit voorovergebogen, de ogen gesloten, en met de rechterhand de wijde mantel dicht tegen haar wang aandrukkend: één en al innigheid, verdriet en liefde.
De beelden werden in hardsteen uitgevoerd naar het ontwerp van Käthe Kollwitz: -de vaderfiguur door August Rhades -de moederfiguur door Fritz Diederich.
In Esen heeft maar men weinig begrip voor de beelden,wat eigenlijk begrijpelijk is als men de gebeurtenissen van oktober 14 kent. Ze noemen ze Pette en Mette of Manten en Kalle.
Nu ligt Peter begraven op de Duitse militaire begraafplaats in het Praetbos te Vladslo. Tot in 1956 lag hij begraven op deDuitse begraafplaats 'Het Roggeveld'. Zijn stoffelijk overschot werd samen met dat van duizenden anderen overgebracht naar één van de vier Duitse verzamelbegraafplaatsen in West-Vlaanderen. Ook de beelden verhuisden mee, ze staan nuachteraan op de Duitse militaire begraafplaats te Vladslo. De twee geknielde figuren zittennu op een sokkel en staan opgesteld vóór het graf van Musketier Peter Kollwitz. Het hele leven vanKäthe Kollwitz stond in teken van de (vooral grafische) kunsten.
Toen Hitler in 1933 Reichskanzler werd, was zij gedwongen de Academie en haar leerstoel te verlaten. Haar werken werden niet meer tentoongesteld. Haar stelling Die eigentlichen Verlierer der Kriege sind immer die Eltern, die Frauen, die Mütter (De eigenlijke verliezers van de oorlog zijn altijd de ouders, de vrouwen, de moeders) was daar niet vreemd aan. Haar man Karl sterft op 19 juli 1940. Ze zal nogmaals een groot verdriet kennen, haar kleinzoon Peter (de zoon van Hans en genoemd naar zijn gesneuvelde oom) sneuvelt in 1942 in Rusland. In 1944 verhuist zij van Berlijn naar Moritzburg bij Dresden waar zij op 22 april 1945 overlijdt, enkele dagen voor het einde van de Tweede Wereldoorlog.
De Duitse Militair begraafplaats - Praetbos te Vladslo
Aan de rand van het Praetbos, bevindt zich het prachtig onderhouden Duitse Militairebegraafplaats van Vladslo, waar 25.638 Duitse militairen, rusten die tijdens de Eerste Wereldoorlog vielen.
Gedurende de Eerste wereldoorlog richtten de Duitsers in het Praatboseen verbandpost in. Daar ontstaat het Soldatenfriedhof Vladslo. Na de Eerste Wereldoorlog wordt het uitgebreid en sinds 1957-1958 is het een verzamelbegraafplaats zoals die in Langemark en in Menen. Vanuit 61 Belgische plaatsen zijn er bijna 22.000 graven naar Vladslo overgebracht. Onder de eiken rusten 25.638 Duitse doden. De eindeloze rijen platte, grijze grafstenen in het
grasveld en vooral het Treurende ouderpaar van de Duitse beeldhouwster Käthe Kollwitz, maken dit tot een van de indringendste militaire begraafplaatsen. Hier liggen geen helden en is er geen glorie, er heerst een veelzeggende stilte, een stille aanklacht. Op een van de platen voor het beeld vindt men de naam Peter Kollwitz terug: de zoon van het 'Treurende Ouderpaar'. De begraafplaats is 1,2 hectare groot. Tot in 1956 lagen er hier 3.233 Duitse militairen begraven. Het was een indrukwekkend kerkhof vol eikenhouten Het was een indrukwekkend kerkhof vol eikenhouten kruisjes. In de jaren 1955 tot 1957 werden de Duitse begraafplaatsen, waarmee West-Vlaanderen bezaaid was, sterk in aantal verminderd. Er blijven thans nog alleen die van Hooglede (8 247), Langemark (44 294), Menen (47 864), Vladslo (25 638) en Zeebrugge over. Alle Duitse gesneuvelden uit de IJzerstreek werden toen naar het gemeenschappelijke kerkhof van Vladslo gebracht.
. Om ruimte te winnen, werden alle vroegere kruisen verwijderd en eerst vervangen door kleine houten blokjes bedekt met een bronzen plaatje, die nauwelijks boven de grond. Twee aan twee lagen er toen 25 638 gesneuvelden = 12 819 houten blokjes. Ook hier kwamen er hieren daar paarsgewijze naamloze granieten kruisen. Alleen één oorspronkelijk kruisje bleef enige tijd behouden, dat waaronder Peter Kollwitz rustte. In 1959, zoals Käthe Kollwitz het zelf zou gewild hebben werd dit laatste houten kruisje van het kerkhof weggehaald. Het werd overgebracht naar het vroegereIeperse Herinneringsmuseum (Salient Museum) 1914 -1918. In 1971 en 1972 werden de houten blokjes op hun beurt vervangen door huidige arduinen platen waarin telkens 20 namen gegrift staan. Enkele van de granieten kruisen werden behouden.
De Duitse Militaire begraafplaats te Vladslo - Diksmuide is vrij toegankelijk. Indien het portaal gesloten is, sleutel: bij de familie Museeuw, Houtlandstraat 3. De Volksbund Deutsche Kriegsgräberfürsorge met als adres Postfach 103840 te 3500 Kassel - Duitsland, beheert het kerkhof.
Graf van Dr Chastang en enkele Esense burgers 1914
Dr Chastang
"Ici repose un brave médecin français".
Op het gemeentelijke kerkhof rondom de St Pieterskerk vinden we het graf van de Franse officier; le médecin de 3ème classe Félix Chastang.
Na de oorlog kreeg Chastang op het kerkhof van Esen een praalgraf in arduin. In de jaren tachtig besliste bet stadsbestuur van Diksmuide het graf te restaureren, als hulde aan de heldendood van deze jonge, veelbelovende dokter uit Bretagne. Het zou hier gaan om een leeg graf, volgens Franse bronnen zouden de stoffelijke resten van Chastang eind dejaren60 overgebracht zijn naar Frankrijk.
Le Dr Chastang, médecin militaire français, prit part à la bataille de l' Yser à côté des fusiliers-marins de l'amiral Ronarch qui pendant près d'un mois défendirent la ville de Dixmude assiégée par l'ennemi.. Il s' y conduisit en héros mais succomba le 10 novembre1914, (eigenlijk moet dit 11 november zijn) date à laquelle les Allemands se rendirent maître de Dixmude. Ce sont ses derniers moments qui sont racontés ici. Bron: Charles Le Goffic,"Steenstraete", Plon, Paris, 1917
Le 24 et 25 octobre, durant la nuit, les jeunes docteurs Chastang et Arnould évacuèrent sous le feu de l'ennemi, soit par ambulances, soit par brancards 27 blessés dans des conditions particulièrement difficiles. Ils ramenèrent tout leur personnel indemne. Deux heures avait été nécessaires pour faire les 300 mètres qui les séparaient des premières lignes françaises. Dans une lettre datée du 27 octobre, le Dr Chastang raconta à sa maman cette scène:
Chastang vertelt :
"Je suis heureux de t'annoncer sans orgueil qu'Arnould et moi avons été félicités par le commandant. Pendant deux nuits, nous avons été ramasser les blessés aux avants-postes et, avant-hier matin, nous l'avons échappé belle... J'étais avec Arnould, l'aumônier (abbé Pouchard) et un infirmier. Nous avons pansé et chargé un blessé sur une porte d'armoire et, notre ouvrage fini, pour sortir de la maison qui nous servait d'abri, il fallait soigneusement se cacher car nous étions à 250 mètres d'une maison d'où tiraient les Allemands. Nous n'avions qu'un fossé peu profond pour le faire et 300 mètres à parcourir. aussitôt sortis de notre abri, les balles sifflent, nous sommes obligés de nous aplatir au fond du fossé avec notre malade. Nous essayons de pousser, de tirer notre porte d'armoire en nous mettant à quatre pattes. Nous étions trop visibles encore. Il ne restait plus qu'une chose à faire, se terrer et ne pas bouger. Nous sommes ainsi restés pendant deux heures et demie; la moindre touffe d'herbe qui remuait recevait des balles. Nous croyions bien rester prisonniers des boches ou passer dans l'autre monde avant la nuit, et il n'était que midi... Tu ne saurais t'imaginer, ma chère maman, combien il est énervant d'attendre ainsi couché au fond d'un fossé. Enfin, vers une heure, le feu semble avoir changé de direction. Alors, nous tentons le grand coup, nous prenons les quatre coins de notre porte d'armoire et nous partons le plus vite possible sur la route. En quelques minutes nous étions dans les tranchées françaises, à l'abri d'un gros talus. nous avions mis plus de deux heures pour faire 300 mètres dans un fossé. Aucun de nous n'était blessé, et nous avons ramené un malade qui aurait certainement la vie sauvée."
La chance va malheureusement abandonner le courageux médecin deux semaines plus tard. Le 10 novembre, l'ennemi parvient à franchir les lignes françaises tenues par les tirailleurs sénégalais. L'ordre d'abandonner Dixmude est donné. Dans un poste de secours situé en avant de Dixmude, sur la route d' Eessen, blessés, médecins et brancardiers sont descendus à la cave pour se mettre à l'abri du bombardement intense. Quand celui-ci cesse, des cris se font entendre : ce sont les Allemands qui pénètrent dans l'abri. Le Dr Chastang s'interpose entre eux et ses blessés. Une heure plus tard, il doit à nouveau intervenir en faveur de son chef, le Dr Guillet (celui-ci sera échangé contre un prisonnier allemand). Par son sang-froid, le jeune médecin parvint donc à éviter tout acte de violence au sein de son poste de secours. Fait prisonnier, il est aussitôt affecté au service d'une ambulance allemande pour laquelle, avec son confrère allemand, il travaille sans relâche à panser et à réconforter les blessés des deux camps. L'ordre d'évacuer les blessés vers l'arrière est ensuite donné. Les voitures d'ambulances chargées se mettent en route avec, en avant du convoi, les blessés qui savent encore marcher. Parmi ceux-ci se trouve le Dr Chastang qui accompagne un blessé dont le bras gauche est brisé. Le bon docteur soutient le bras de son compatriote tout en lui promettant de faire tout ce qui est nécessaire pour éviter l'amputation. Félix Chastang ne pourra tenir sa promesse: après avoir marché un kilomètre, un obus français explose sur la route et un de ses éclats le blesse mortellement au dos. Sa dernière parole sort de sa bouche, incomplète: "Oh ma...". Une voiture d'ambulance s'est rapidement portée au secours du blessé; de celle-ci surgit le médecin allemand qui ne peut hélas que constater le décès de son confrère. Le médecin semble très affecté par la mort de ce prisonnier dont il avait constaté l' extrême dévouement aux blessés. Il ordonne alors d'ensevelir le corps du docteur Chastang à Eessen auprès des officiers allemands décédés et, geste magnifique, lui-même, peu après entreprit d'écrire sur la croix funéraire : "Ici repose un brave médecin français".
Pour terminer, voici la citation à l'ordre de l'armée du Dr Chastang:
Citation à l'ordre de l'armée :
Le général commandant la région fortifiée de Dunkerke et le 36° corps d'armée cite à l'ordre de l'armée le médecin de 3° classe Chastang, des fusiliers marins, qui s'est signalé dès les premiers engagements par son courage, son sang-froid et ses qualités professionnelles. Le 10 novembre l'ennemi ayant envahi son poste de secours, ce jeune officier, grâce à son sang-froid, sauva la vie à son chef; frappé à mort le lendemain au cours d'un bombardement en donnant des soins aux blessés français et allemands, a su par son attitude forcer l'admiration même de nos ennemi.
Addendum: Précisions sur la tombe du Dr Chastang à Essen données en août 2003 par Monsieur Geldhof Philip.
J'effectue des recherches sur les militaires français morts en Flandre en 1914-1918 et cela en coopération avec le musée In Flanders Fields à Ypres. La tombe du docteur Félix Chastang se trouve à Esen, commune de Dixmude. Sur sa tombe en marbre il y a seulement: "Ici repose un brave médecin français". Cette tombe a été remise en état, il y a quelques années, par la ville de Dixmude. C'était ce que moi -et bien d'autres gens- pensais comme étant la réalité. Mais comme souvent en faisant des recherches les choses ne sont pas toujours aussi simples ... Il y a juste deux mois, dans une copie du régistre de la nécropole de Chastres-Villeroux, je lis le nom du dr Chastang. Effectivement, fin des années 60, son corps a été réinhumé à Chastres, bien loin de la terre où il est tombé... Sa tombe à Esen y est restée...vide. J'espère que cette annecdote vous semble utile. Mes salutations sincères.
Herinneringsmonument voor de franse Marine Fuseliers
Herinneringsmonument voor de franse Marine Fuseliers in het stadspark van Diksmuide
Het gedenkteken van admiraal Ronarc'h en zijn Marine Fuseliers is te vinden in het stadspark achter de bushaltes van het station. Op de plaats waar de weg van Esen Diksmuide binnenkomt en op de plaats waar de Marine Fuseliers een van hun verdedigingslinies hadden opgebouwd.Op de bronzen schijf van het monument lezen we: "Il va de notre honneur d'aider les Belges dans cette tâche jusqu'à l'extrême limite de nos moyens , en conséquence le passage de Dixmude devra être tenu par vous tant qu'il restera un fusilier marin vivant". Het gaat om onze eer de Belgen in deze taak te helpen, tot de uiterste grens van onze middelen bijgevolg zal de passage van Dixmude door U moeten gehouden worden zolang er een levende Marine Fusilier over zal blijven ".
Aan dit bevel hebben ze woord gehouden!
Op de vertikale boord van de schijf staat:"24 oct. 1914 - Le général d'Urbal - L'amiral Ronarc'h".
De laatste Franse Poilu en de laatste Duitse soldaat uit 14 - 18 zijn overleden
De laatste Franse Poilu en de laatste Duitse soldaat uit 14 - 18 zijn overleden
Le dernier poilu est mort
NOUVELOBS.COM | 07.06.2008 | 21:29 Lazare Ponticelli, le dernier poilu survivant de la première guerre mondiale, est décédé à l'âge de 110 ans. Un hommage national lui sera rendu lundi matin sous la forme d'une messe aux Invalides à Paris.
Lazare Ponticelli, le dernier "poilu" survivant de la Grande guerre, est décédé à l'âge de 110 ans, a annoncé mercredi 12 mars l'Elysée. "J'exprime aujourd'hui la profonde émotion et l'infinie tristesse de l'ensemble de la Nation alors que disparaît Lazare Ponticelli, dernier survivant des combattants français de la Première guerre mondiale", déclare le président de la République dans un communiqué.
"Je salue l'enfant italien venu à Paris pour gagner sa vie et qui choisit de devenir Français, une première fois en août 1914, lorsque, trichant sur son âge, il s'engagea à 16 ans dans la Légion étrangère pour défendre sa patrie d'adoption. Une deuxième fois en 1921, lorsqu'il décida de s'y établir définitivement", a ajouté Nicolas Sarkozy.
Hommage national
Lazare Ponticelli, qui vivait au Kremlin-Bicêtre (Val-de-Marne), près de Paris, avait dans un premier temps refusé l'idée d'avoir des obsèques nationales comme le proposait le gouvernement, mais avait finalement décidé d'accepter, "au nom de tous ceux qui sont morts, hommes et femmes" pendant la première Guerre mondiale.
L'hommage national qui sera rendu lundi matin à Lazare Ponticelli, décédé mercredi, prendra la forme d'une messe aux Invalides, a indiqué le secrétaire d'Etat à la Défense chargé des Anciens combattants, Alain Marleix. La date de la messe n'est pas encore fixée. L'office sera célébré "en présence des plus hautes autorités de l'Etat", dont Nicolas Sarkozy, mais aussi de la Légion étrangère, à laquelle il avait appartenu, et de soldats vêtus d'uniformes de poilus", a indiqué Alain Marleix, précisant que la date n'était pas encore fixée. "Il tenait beaucoup à la présence de légionnaires et souhaitait qu'à travers lui, cet hommage national soit rendu à l'ensemble des combattants de la Première guerre mondiale", a souligné Alain Marleix. L'avant-dernier survivant français de la Grande guerre était Louis de Cazenave, mort le 20 janvier dernier, également à l'âge de 110 ans. (avec AP)
Lazare Ponticelli, 110 ans, était le dernier poilu. Sa disparition aujourd'hui symbolise la fin d'une époque, celle d'un homme qui a traversé le 20 siècle et ses deux conflits mondiaux. "Cet Italien de naissance, né le 7 décembre 1897, devenu Français en 1939. Arrivé à l'âge de 9 ans en France avec son frère aîné pour fuir la misère, il fut ramoneur puis crieur de journaux. Il n'a pas 17 ans quand il s'engage en 1914 au 4e régiment de marche de la Légion étrangère, "la Légion garibaldienne" qui compte six petits-fils du célèbre général et homme politique italien, Giuseppe Garibaldi. Pour défendre cette France qui lui "avait donné à manger", il doit tricher sur son âge. Il participe aux combats en Argonne puis creuse les premières tranchées. Quand l'Italie entre à son tour en guerre aux côtés des Alliés, M. Ponticelli est envoyé sous le drapeau transalpin se battre contre les Autrichiens. Blessé au visage, il apprend l'Armistice pendant sa convalescence et revient en France en 1920. Il monte alors une entreprise d'entretien de cheminées d'usine qu'il fera prospérer, avant de passer la main dans les années 1970. La société Ponticelli Frères compte aujourd'hui près de 4 000 salariés."
Le dernier soldat allemand, lui, est mort dans l'indifférence
(De Berlin)La France s'apprête à rendre hommage au dernier combattant de la Grande Guerre, Lazare Ponticelli, décédé mercredi à l'âge de 110 ans, lors d'une messe aux Invalides, à Paris lundi. La presse a largement couvert sa disparition, avec force nécrologies, pimentées de tous les épisodes tragiques quil a pu traverser au cours de sa longue histoire. Mais en Allemagne, la mort au début de l'année du dernier soldat de la Grande Guerre, Erich Kästner, à lâge de 107 ans, est passée quasi inaperçue, reléguée dans quelques rubriques des pages intérieures des journaux. Cet obscur monsieur Kästner était le dernier soldat du IIe Reich à sêtre battu dans les tranchées de la guerre de 14-18. Cette étonnante discrétion nest pas due à manque dintérêt du public germanique pour une guerre si déterminante dans lhistoire de lAllemagne. Aussi étonnant que cela puisse paraître dans ce pays où tout est organisé et réglé comme du papier à musique, personne na établi ni na tenu une liste nominative et exhaustive des vétérans de la Grande Guerre.Ni le ministère fédéral de la Défense, ni les nombreuses association de soldats, ni les musées, ni les centres de recherche pourtant spécialisés sur la période, aucune de ces institutions dévoreuses de budgets et remplies jusquà la gueule darchives en tous genres, na eu lidée de recenser un par un tous les soldats du Kaiser Wilhelm II! Tout juste trouve-t-on des fiches éparses et des notices biographiques incomplètes sur une génération considérée depuis longtemps comme une génération perdue. Si tellement évanouie dans la Somme et dans la Marne, quà lexception de Wikipedia qui consacre une notice à Erich Kätsner, la mémoire "collective" allemande la définitivement rayée de son champ de référence. Seuls quelques rares passionnés de lhistoire de la Grande Guerre ont déploré que son témoignage nait pas été recueilli à temps.
Niet Polen maar Belgen bevrijdden het Nederlandse Oost-Groningen
Niet Polen maar Belgen bevrijdden het Nederlandse Oost-Groningen
Het oosten van Groningen werd in april 1945 niet door Poolse troepen, maar door Belgische militairen bevrijd. Dat blijkt uit een reportage van RTV Noord, de regionale omroep van de provincie Groningen. De reportage bestaat ondermeer uit een getuigenis van Jaak Daemen, één van de Belgische militairen die deel uitmaakte van de troepen die ondermeer Oost-Groningen hebben bevrijd, de Belgische SAS Parachutisten. De SAS Parachutisten of Belgian SAS Squadron was de Belgische tak van de Britse Special Air Service, de Britse Special Forces. Het Belgian SAS Squadron groeide samen met een andere elite-eenheid de 4th troop of 10 Inter-Allied Commando- na de oorlog uit tot het huidige Regiment ParaCommando.
Tot nog toe werd algemeen verondersteld dat de regio door Poolse pantsertroepen werd bevrijd. Wie zich enigszins verdiept in de materie, komt echter tot de vaststelling dat die Poolse pantsers werden voorafgegaan door Belgische stoottroepen. Voordat de lokale bevolking goed en wel besefte dat ze bevrijd waren, trokken de Belgische troepen al door naar het volgende dorp. De troepen die na de Belgen in het dorp verschenen, de Polen, werden vervolgens onthaald als helden en bevrijders. De Belgen bleven echter in het anonieme. Ook nu nog, meer dan 60 jaar na dato.
De inzet van Belgische SASers in Noord-Nederland (Operatie Larkswood) was een onderdeel van een grootscheepse geallieerde operatie die tot doel had Nederland volgens de noord-zuid as in twee delen te snijden. Dit om de terugtrekkende Duitsers te omsingelen en de aftocht te bespoedigen van hen die in het oosten gevestigd waren. In dat kader werden de Belgen begin april 1945 ingezet in Coevorden. Vandaar moesten de verkenningstroepen doorstoten naar het noorden, tot aan de Dollard, de zeearm in Oost-Groningen die Nederland van Duistland deels scheidt.
Bij de daarmee gepaarde gevechten verloren de Belgen ook drie manschappen. De SASers ROLIN, BREUR en HAZARD lieten op 12 april 1945 hun leven tijdens een vuurgevecht in Veele, een dorp nabij Winschoten. Ook nu nog zijn er ter plaatse enkele zaken die herinneren aan deze gebeurtenissen. Zo vind je in Veele de Kolonel Blondeelweg (Kolonel Blondeel is de oprichter en bevelhebber van de SAS Parachutisten, nvdr) en de Rolin-brug terug. Ook in ondermeer Finsterwolde, Veerle en Winschoten zijn monumenten opgericht die herinneren aan de inzet en offers van de Belgen.
De bevrijding van Oost-Groningen is niet het enige dat prijkt op het palmares van de Belgische SAS Parachutisten. Zo waren zij ondermeer de eerste Belgische soldaten bij de bevrijding van Frankrijk, de eerste geallieerden in bezet België, de eerste geallieerden achter de Siegfriedlinie (ook wel Westwall), de eerste geallieerden over de Rijn en de eerste geallieerden voor de Duitse Noordzeekust. Ook namen zij ondermeer deel aan het Von Rundstedt offensief in de Ardennen, het eindoffensief in Friesland, de gevechten in Normandië en het eindoffensief in Oldenburg waarbij het regiment zware verliezen te verduren kreeg. Daarnaast zijn er tal van memorabele eremomenten van individuele parachutisten. Één daarvan is bijvoorbeeld de arrestatie van Joachim von Ribbentrop, Hitlers minister van Buitenlandse Zaken. De Belgische sergeant Goffinet arresteerde -samen met drie Britten- von Ribbentrop op 15 juni 1945.