Oradour-sur-Glane was een dorpje zoals zovele in Frankrijk. Onbezorgd en idyllisch trok de oorlog aan het dorp voorbij. Af en toe kwam er wel eens een verdwaalde Duitser uit Limoges, zo'n 15 kilometer ten noordoosten van Oradour in het dorpje langs. Ondanks dat het een klein dorp was, had het drie schooltjes, een kleuterschool en een jongens- en meisjesschool. Tegen het einde van 1940 was het nodig een extra schooltje op te richten voor de vluchtelingen uit Moselle (Moezelstreek) die uit hun huizen waren gejaagd door de Duitsers. Een paar keer per dag liep er een tram naar Limoges en haalde en bracht het werkvolk en dagjesmensen. De laatste zondag van augustus was de jaarlijkse feestdag in Oradour waarbij de jeugd in draaimolens zat en de ouderen hun wijn dronken.
Het bloedbad van Oradour-sur-Glane vond plaats op de 10e juni van 1944. Dat inferno vond plaats in de Franse gemeente Oradour-sur-Glane. Het dorp werd die dag door het eerste regiment 'Der Führer' van de 2e SS-Panzer-Division Das Reich bezet en werd dan finaal vernietigd. Bij deze verschrikking werden 642 mensen vermoord. Slechts zes personen overleefden de moordpartij.
De legereenheid stond onder commando van A, majoor Diekmann, kapitein Kahn en luitenant Heinz Barth. Er zouden ook militairen uit Elzas deel hebben uitgemaakt van deze divisie. Deze Frans sprekende militairen zouden gedwongen geweest zijn om deel uit te maken van Lammerdings elitetroepen. (Fransen uit de Elzas die tijdens de Duitse bezetting na de annexatie in het Duitse Rijk vanaf 1942 onder dwang ingelijfd waren bij de Wehrmacht of de SS)
Hypothesen over de aanleiding; over de reden van de overval op Oradour bestaan slechts vermoedens!
-Er kan een relatie gelegd worden naar D-day.
-Als andere aanleiding wordt de actie genoemd van het Franse verzet op 8 juni 1944. Toen werd in Saint-Junien, een plaatsje nabij Oradour, een spoorbrug opgeblazen. Hierbij werden twee Duitse militairen gedood, waaronder een zekere Kämpfe, die een persoonlijk vriend was van majoor Diekmann, onder wiens bevel het regiment stond dat de massamoord in Oradour pleegde. MAAR dat verhaal klopt niet met het werkelijke verhaal van SS-Sturmbahnführer Helmut Kämpfe! Het was juni 1944, de dag na D-Day. SS-Sturmbahnführer (Majoor) Helmut Kämpfe was onderweg naar zijn divisie in de Franse regio Limousin. Hij had het bevel gekregen om de divisie te mobiliseren en naar Normandië te gaan om daar de geallieerden terug te slaan. Plotseling dook er een groep Franse verzetsstrijders op, en na een kort vuurgevecht werd de majoor gevangen genomen. De volgende dag werd Kämpfe in Oradour-sur-Vayres door het verzet geëxecuteerd. Kämpfe had de hoogste rang van alle Duitsers die het verzet tot dan in handen had gekregen. Zijn terechtstelling moest een voorbeeld stellen tot wat zij in staat waren. De wraak van de Duitsers bleef echter niet lang uit
Zodra het duidelijk werd dat Kämpfe gekidnapt was door het verzet, zonden de Duitse bezetters troepen uit om hem te vinden. Hieronder was ook het 1ste bataljon van de 4de regiment SS Panzergrenadiers onder het commando van Adolf Diekmann, een persoonlijke vriend van Kämpfe. Op 10 juni vernam Diekmann, van twee leden van de Franse geheime politie het nieuws over Kämpfes executie. Hij plande een wraakactie. Zijn troepen werden verzameld, en de colonne trok naar Oradour-sur-Glane (door een misverstand verwisseld met Oradour-sur-Vayres, waar de executie plaats vond).
-Een andere hypothese: Het zou een represaillemaatregel geweest zijn, waarbij de keuze op Oradour viel omdat dit dorp tevens een opvangplaats was geworden voor vluchtelingen uit de Moezelstreek sinds eind 1940. Deze vreemdelingen hadden in Oradour een thuis gevonden en maakten inmiddels deel uit van het dorp: voor hen en met hen werden scholen gesticht en er werd een speciale leraar (ene Gougeon) aangetrokken uit de Moezelstreek.
De reden voor de massamoord in Oradour kan dus een combinatie zijn van een aantal drijfveren! Een revanche voor D-day, een represaille voor de gebeurtenissen in St. Junien, de moord op SS-Sturmbahnführer Helmut Kämpfe en het vereffenen van een oude rekening met het lastige volk uit de Moezelstreek die werden geacht verdreven en verspreid te zijn en hadden desondanks een nieuw thuis gevonden.
Welke reden ook, geen enkele kan gerechtvaardigd worden!!!!!
Het bloedbad
De wraakdaad vond plaats op zaterdag na 12.00 uur. De Duitse majoor Dickman bracht alles in paraatheid naar Oradour te gaan. Zijn colonne kwam om 13.30 uur aan in Oradour. Binnen de 30 minuten was het gehele dorp omsingeld en alle toegangswegen en in- en uitgangen werden afgesloten. Diekmann richtte zijn commandopost op in een boerderij die tussen Oradour en het dorpje Bordes lag. Het in der haast uitgedachte plan bleek koel en efficiënt. Als reden van de overrompeling werd verwezen naar een routineuze identiteitscontrole, waarvoor alle inwoners op het marktplein moesten bijeenkomen. Daarna werden mannen en vrouwen gescheiden. Rond 16.00 begon de moord!
1953 het proces!!
Drie jaar na het beëindigen van het onderzoek, op 12 januari 1953, startte voor de militaire rechtbank te Bordeaux het proces tegen 21 beklaagden. Onder hen de reeds in 1951, voor het Bloedbad van Tulle, ter dood veroordeelde Lammerding. Deze verbleef in Düsseldorf en werd ondanks herhaalde aanvragen niet uitgeleverd. Ook Heinz Barth stond terecht samen met veertien zogeheten Malgré-Nous (Fransen uit de Elzas). Slechts een van hen was als vrijwilliger in dienst getreden. In eerste instantie voorzag de Franse wet op oorlogsmisdaden echter niet in de eventuele vervolging van landgenoten. Slechts na een bezoek van de Franse president Vincent Auriol aan Oradour in 1947 werd op 15 september 1948 door de Assemblée Nationale een wet goedgekeurd die voorzag in een groepsverantwoordelijkheid voor oorlogsmisdaden, in zoverre deze groep tijdens de Processen van Neurenberg als criminele organisatie erkend was. Dit was het geval voor de SS.
In eerste instantie vochten de advocaten van de Elzassers, onder wie de stafhouder van de balie van Straatsburg en oud-gedeporteerde Mr.Schrechenberg de rechtsgeldigheid van de vervolging op basis van de wet van 1948 aan maar zonder resultaat. Tijdens de daaropvolgende verhoren ontkenden op een na alle beklaagden hun betrokkenheid bij de moordpartij. Maar nog tijdens het proces op 27 januari wordt de wet van 1948 na hevige debatten in het parlement afgeschaft. Nochtans besloot de voorzitter van de rechtbank dat het proces tegen de beschuldigden verdergezet zou worden op basis van de individuele responsabiliteit van de beklaagden.
De uitspraak viel in de nacht van 12 op 13 februari 1953. Van de Duitse beklaagden werd sergeant Lenz ter dood veroordeeld. Eén die zijn afwezigheid tijdens het bloedbad kon bewijzen werd vrijgesproken. De overige beklaagden kregen straffen van tien tot twaalf jaar dwangarbeid. De Malgré-Nous kregen straffen van vijf tot twaalf jaar dwangarbeid of vijf tot acht jaar gevangenis. Alleen de Waffen-SS vrijwilliger werd ter dood veroordeeld voor landverraad.
Het vonnis zorgde meteen voor weerwerk in de hele Elzas, en parlementslid Pierre Pflimlin, verkozene uit de streek, stuurt een spoedtelegram naar René Pleven, de minister van Defensie, met de vraag tot directe opschorting van de straffen tegen de dertien Elzassers. De minister wees de vraag af, maar liet weten dat een wetsvoorstel tot amnestie bij hoogdringendheid kan behandeld worden. Al op 17 februari 1953 wordt een voorstel ingediend, door leden van alle politieke partijen behalve de communistische, en op 19 februari 1953 werd de wet met 319 stemmen tegen 211 goedgekeurd. In de ochtend van de 21e werden de dertien Elzassers al vrijgelaten en keerden terug bij hun familie in de Elzas. De vijf Duitsers zagen hun straffen verminderd worden en kwamen enkele maanden later reeds vrij. De twee doodstraffen werden in september 1954 omgezet in levenslang. De bij verstek veroordeelden bleven geheel buiten schot.
Toen dit in Oradour bekend werd, stuurde de burgemeester de onderscheiding het Légion d'honneur terug! Het dorp had na 1945 van de regering deze medaille als huldeblijk ontvangen. Gedurende de zeventien jaren die volgden verbrak Oradour alle betrekkingen met de overheid en ook weigerde men om de resten van de slachtoffers bij te laten zetten in het monument dat door de Staat zou worden opgericht. In 1983 werd door de rechtbank in Berlijn de doodstraf van luitenant Barth omgezet in levenslange gevangenisstraf. Zijn kompanen waren inmiddels al overleden.
In de hallelujastemming van de geallieerde invasie en de daarop volgende vrede in mei 1945, is het drama van Oradour ongemerkt aan de wereld voorbijgegaan. Na het bloedbad van het Tsjechische dorp Lidice (10 juni 1942) in Tsjecho-Slowakije volgde een golf van sympathiebetuigingen, maar de slachtoffers van Oradour raakten voor lange tijd in de vergetelheid. Kort na de oorlog kwam Charles de Gaulle naar Oradour. Hij besliste dat de overblijfsels en de puinhopen van het oude dorp de functie moesten verkrijgen van monument. Hij besloot ook dat het nieuwe Oradour op steenworpafstand weer opgebouwd moest worden. De overblijvende inwoners van Oradour huisden er enige jaren in primitieve omstandigheden, dit totdat het nieuwe Oradour in 1953 werd ingewijd. De regering besloot dat de bevolking van Oradour rouwkleding moest dragen en dat het nieuwe Oradour ook deze sfeer moest uitademen. Oradour mocht alleen de grijze kleur hebben.
Centre de la Mémoire;
Bij de ingang van het dorp is in 1999 een museum ingericht, het Centre de la Memoire. Het is een ondergronds museum. Wie de ingang van het museum passeert komt midden in het dorp weer bovengronds. Daar zijn alle ruïnes nog in de staat van na de verwoesting. Kleine plaquettes op de huizen geven aan of er een winkel, kapperszaak, garage of kledingatelier gevestigd was. Alles is zo gelaten zoals het de fatale dag is achtergelaten, ook de auto van de huisarts, die nog op het dorpsplein staat. Men kan zelfs horloges bezichtigen die zijn gestopt om 16.00 door de schok en de hitte van de explosie in de kerk.
De tiende juni44 getuigenis van Robert Hébras
Robert Hébras (29 juni 1925) is één van de zes overlevenden van het bloedbad van Oradour-sur-Glane op 10 juni 1944. Hij was toen 19 jaar oud en ondergedoken in een boerenschuur. Over de tragedie heeft hij een boek geschreven Oradour: the tragedy hour by hour.
Een zaterdag zoals alle zaterdagen. Oradour maakte zich op voor de zondag. De huisvrouwen deden hun inkopen en de mannen waren gewoon aan het werk en veel mannen waren al gewoon thuis omdat de zondag voor de deur stond (hierin kan ook de reden liggen voor het tijdstip van de operatie: zaterdag na 12.00 uur).
Voor de bewoners van Oradour was alles rustig, maar 10 kilometer verderop bracht de Duitse majoor Diekmann alles in paraatheid om richting Oradour te gaan. Zijn colonne arriveerde om 13.30 uur in Oradour en tegen zijn mensen vertelde de Tweede-Luitenant Barth in het gehucht Bellevue, dat "zij vandaag konden zien hoe er bloed ging vloeien". Binnen een half uur was het gehele dorp omsingeld en alle in- en uitgangen en toegangswegen werden afgesneden. De majoor Diekmann richtte een boerderij in als commandopost, die tussen Oradour lag en het dorpje Bordes.
Het in haast bedachte plan bleek koel en efficiënt. Als reden voor de overval werd een routinematige identiteitscontrole opgegeven, waartoe alle inwoners zich op het marktplein moesten verzamelen.
Naarmate de tijd verstreek werd het aantal mensen steeds groter. Eén van de overlevenden, Robert Hébras, schrijft hierover dat hij in Oradour nog nooit zoveel mensen bij elkaar had gezien. Over de stemming zegt hij voorts dat deze gemoedelijk was. De mensen praatten normaal met elkaar en her en der was er een schampere opmerking te horen. Ook werden hier en daar door de Duitsers geruststellende opmerkingen gemaakt. Bekend is de opmerking tegen de pasteibakker, toen deze zich zorgen ging maken over de cakes die hij net in de oven had gedaan, dat hij zich geen zorgen hoefde te maken en dat "wij" er wel even op zouden letten. Gerustgesteld zou de man zich omgedraaid hebben en een gesprek met anderen hebben aangeknoopt.
Om 15.00 begonnen de soldaten de mannen en de vrouwen van elkaar te scheiden. De mannen aan de ene kant van het terrein en de vrouwen en kinderen aan de andere kant. Een bevel in het Duits werd gegeven en de groep met vrouwen en kinderen werden naar een uitgang van het dorp gedreven, waar ook de kerk lag.
Op dat moment zou, volgens Hébras, er nog een weinig dreigende houding van de Duitsers zijn uitgegaan. De gesprekken waren nog steeds levendig. Een Duits officier, die goed Frans sprak, verzocht burgemeester Desourteaux zich te melden. Deze deed een stap vooruit. De officier beval hem gijzelaars aan te wijzen, wat hij weigerde en zichzelf als gijzelaar aanbood. Intussen moesten de wapens van de bewoners ingeleverd worden.
Inmiddels brachten de Duitsers hun wapens in stelling tegen de mannen. De gesprekken verstomden. De mannen werden opgesplitst en opgesloten in diverse schuren.
Om 16.00 uur hoorde Hébras een grote knal, waarvan hij dacht dat het een granaat was. Direct hierna begonnen de machinegeweren te ratelen. Overal hoorde hij kreunende mannen. De geur van bloed vermengde zich met de geur van hooi, stof en kruitdamp. Hébras was onder de lichamen van anderen terechtgekomen en schrijft zich nog niet gerealiseerd te hebben, wat er op dat moment aan de hand was. Hij noemt hierbij in zijn verslag, dat de schuur veranderd was in "een hel op aarde".
Later hoorde hij Franse stemmen, die hij herkende aan het accent van zijn geboortestreek. Dit waren vier andere vrienden, die de slachting overleefd hadden en met hen wist hij zichzelf in veiligheid te brengen. Zij verscholen zich in drie grote konijnenhokken achter de schuur en hervonden hun vrijheid.
Wat het lot van de vrouwen en de kinderen betreft, laat hij mevrouw Rouffanche aan het woord. Zij vertelt dat zij om 14.00 opeens Duitse soldaten in haar huis vond, die haar dwongen naar het marktplein te gaan, waar de mannen en de vrouwen van elkaar gescheiden werden. Alle vrouwen, veel moeders hadden hun kinderen op de arm of tegen zich aangedrukt, werden in de kerk bijeengedreven. Met grote angst wachtten zij de gebeurtenissen in de kerk af.
Omstreeks 16 uur kwamen twee jonge soldaten de kerk binnen en plaatsten een soort kist in het koor van de kerk. Uit deze kist hingen lange draden tot aan de grond. De mensen moeten door een hel gegaan zijn. Plotseling een grote knal, waardoor de hele kerk in brand vloog en alle vrouwen en kinderen levend verbrandden. Mevrouw Rouffanche wist met behulp van een knielbankje naar een kerkraam toe te klimmen en werd daarbij gevolgd door een jonge vrouw en haar baby, die door de Duitsers naar beneden geschoten werden en stierven. Mevrouw Rouffanche raakte zelf gewond en liet zich naar beneden vallen. Gedurende twaalf lange uren hield zij zich verborgen tussen erwtenplanten.
De moordenaars slachtten honderden vrouwen en kinderen af. De jongste van hen was nog geen week oud. Later op de dag werd de rest van het dorp in brand gestoken. In de loop van de middag kwam een tram, die een proefrit maakte, met een paar bewoners in Oradour aan. Deze passagiers werkten bij de trammaatschappij. Eén van hen stapte uit en werd doodgeschoten. De nazi's stuurden de tram met de andere passagiers terug naar Limoges. Toen de volgende tram in Oradour arriveerde om 19.30 uur, mochten de 20 bewoners van Oradour uitstappen. Zij kregen van de Duitse soldaten te horen, dat zij hun gelukkig gesternte mochten danken, omdat de rest van Oradour was afgeslacht.
De Duitsers hadden inmiddels Oradour geplunderd en gingen weg. Twee dagen later kwamen ze terug om twee grote massagraven te delven. Een paar dagen later zonden de Duitsers een paar officieren naar Oradour. Hun taak was de effectiviteit van de operatie te inventariseren. Een paar inwoners van Oradour, met wat pluimvee, bleven ontredderd en verslagen achter. Zij hadden de droeve taak om de doden te identificeren en te begraven of hun as veilig te stellen.
Background to Oradour
Prof. H.W. Koch
France had been defeated and its head of state, Marshal Pétain, had been appointed by the French National Assembly and given virtually dictatorial powers. The armistice agreement contained an entire section under which the French were to refrain from taking up arms again and any opposition to the occupying power carried draconian penalties. In this respect Churchill's policy to 'set Europe ablaze' was bound to have repercussions which would in the main be borne by the innocent. Two incidents shortly after D-Day to this day remain symbols of remorseless Waffen-SS brutality: those at Tulle and Oradour-sur-Glane.
On 8 June 1944 Field Marshal von Rundstedt forwarded an OKW [i.e. High Command of the Armed Forces] directive according to which active members of the French Resistance were to be treated as guerrillas. At the same time all army and SS units were ordered to apply relentless rigour 'to remove the danger to the rear of our fighting troops'. The 2nd Waffen-SS Division Das Reich was ordered to come by road from southern France to Normandy. The vanguard of the division had already been under fire en route in the town of Tulle, which for a short time was in the hands of the French Resistance, where they found 62 mutilated bodies of German soldiers who had surrendered to the Resistance. In accordance with their orders no hostages were taken, but with the aid of the local prefect and the mayor all male strangers in the town were identified and segregated, of whom 21 were released because of their youth and the remaining 99 were hanged. The dead bodies were not, as has often been maintained, thrown into the river but were handed over to the bishop of Tulle for burial. For this act of retribution the divisional commander Lammerding and the officer carrying out the execution were in 1951 sentenced to death in absentia.
On the same day, 9 June 1944, Lammerding was informed from the SD-office in Limoges that the Maquisards [i.e. the French Resistance] had a strong point in Oradour, further to the north. This was confirmed a few hours later by First Lieutenant Gerlach, who arrived tattered and torn at the divisional headquarters. He had been a member of the vanguard, was captured by armed civilians and taken through Oradour, which was full of Maquisards. He and his driver were going to be shot but the driver's resistance caused a temporary commotion in which he was killed but which allowed Gerlach to escape and make his way back. A few hours later news was received that the highly decorated and popular Lt Colonel Kämpfe had also fallen into the hands of the Resistance. His car was found, and his military identification card. During the course of the morning of 10 June Major Diekmann, a close friend of Kämpfe's, reported that two French civilians had announced that a high German officer had been taken prisoner and was to be publicly burned in Oradour. It could only have been Kämpfe since no other officer was missing.
Two decisions were taken by the divisional headquarters. Firstly a captured Maquisard was released on condition that he got in touch with the headquarters of the Maquisards, offering 30 French Resistance fighters held captive in Limoges plus 40,000 francs in exchange for Kämpfe. However, the freed Resistance fighter reported back only once by telephone saying that as yet he had not established contact with the Maquisards. The second decision was to accede to the request made by Diekmann, that he might take a company to Oradour to free Kämpfe. He was given strict orders that if he could not find Kämpfe he was to take as many Maquisards as possible prisoner in order that an exchange could be arranged. Diekmann took one company of the regiment Der Führer to Oradour, a company consisting largely of Alsatian conscripts.
On entering Oradour the company found by the roadside a smouldering German army ambulance in which the driver and co-driver had been chained to the steering wheel and burnt alive together with their wounded passengers. Due to the geographic configuration Diekmann was out of radio contact with the division and made his own decisions. All male inhabitants were rounded up, and all women and children arrested and held in the church. Thereupon Diekmann ordered a house-to-house search for Kämpfe and for any weapons or ammunition. Houses in which arms were found were to be burnt down. As this was going on Diekmann was told to come to a local bakery, where the remnants of a corpse were still smouldering; upon closer examination of the remnants, a Knight's Cross was found which Diekmann identified as belonging to his friend Kämpfe.
What happened then is still shrouded in mystery but Diekmann appears to have lost his nerve. All male prisoners were shot, except for a few who managed to escape. Houses in which weapons were found were burnt and explosions occurred. According to one version the SS set fire to the church and the women and children were burned to death, except for two women and one child who managed to escape the inferno, assisted by two SS men. However, according to the testimony of these survivors the church burned down because fires raging in its immediate vicinity caused an explosion in the belfry, which had served as an arms and ammunition dump for the Maquisards. In any event, Diekmann had exceeded his orders; he submitted his report and court martial proceedings were initiated against him, but before it came to a hearing Diekmann was killed in Normandy.
The Oradour trial took place in Bordeaux in the early months of 1953. Lammerding, in spite of the death sentence pronounced against him in 1951, offered to go to France to give evidence. Both the German authorities in Bonn and the French authorities turned down the offer. The sentences given at the Oradour trial were extremely light, because most of the accused were Alsatians and there was considerable unrest in Alsace over the case. Furthermore many of the accused had in the meantime served with distinction in Indo-China. By the end of 1958 all those convicted over Tulle and Oradour had been freed. General de Gaulle put a 100-year embargo on all files relating to these cases, an embargo which is still in force. When in 1960 Lammerding tried to have the case reviewed, he was again turned down by Germans and French alike. In the days of the Franco-German rapprochement between de Gaulle and Adenauer it was apparently an embarrassing topic to both sides. (From Aspects of the Third Reich, ed. H.W. Koch (New York: St Martin's Press, 1985), pp. 386-89. The title above is editorial. )
Adolf Diekmann (* 18. Dezember 1914; 29. Juni 1944 in der Normandie) war als deutscher Offizier der Waffen-SS ein Kriegsverbrecher. Zuletzt hatte er den Range eines SS-Sturmbannführers inne. Vor dem Kriegseinsatz war Diekmann an den SS-Junkerschulen Dozent. Im Sommer 1944 kommandierte er das 1. Bataillon des zur 2. SS-Panzerdivision Das Reich gehörenden Panzergrenadier-Regiments Der Führer. In dieser Eigenschaft befahl er am 10. Juni 1944 die Ermordung der Bewohner des Dorfes Oradour-sur-Glane bei Limoges (Frankreich); 642 Menschen, darunter 207 Kinder und 254 Frauen, kamen dabei ums Leben. Adolf Diekmann fiel am 29. Juni bei der Operation Overlord in der Normandie im Gefecht. Sein Grab befindet sich in La Cambe. In den späteren Berichten und Gerichtsprozessen über Oradour-sur-Glane wurde er häufig als "Otto Diekmann" bezeichnet, was aber auf eine Verwechslung mit dem Vornamen eines weiteren Beschuldigten, Otto Kahn, zurückzuführen ist
Bronnen:
wikipedia
http://www.oradour.info/ruined/ruined.htm
http://www.strijdbewijs.nl/oradour/glane.htm
http://www.scrapbookpages.com/oradour-sur-glane/OldPhotos/SSofficers.html
http://www.oradour.org/fr/content/histoire-du-centre
http://fr.wikipedia.org/wiki/Massacre_d'Oradour-sur-Glane
http://www.geschichtsthemen.de/oradour.htm