Het lijdt geen twijfel dat de anti-tabakbeweging uiteindelijk haar slag thuis zal halen, ze speelt immers in op de meest fundamentele van onze angsten: de angst voor de dood. Hier tegenin gaan is weinig eervol: op een verslaving kan men bezwaarlijk trots zijn. Die basismotivatie leidt wel tot bedenkelijke argumenten zoals dit zinnetje van de bekendste tabakinquisiteur van Vlaanderen, Roger Blanpain: 'Voor de klant(van de horeca) verhoogt blootstelling van een half uur aan tabaksrook het risico op een acuut hartinfarct.'
Mij is het een raadsel hoe men zoiets wetenschappelijk onderzoekt en als ik de gedreven professor op tv bezig zie denk ik vaak: 'Je een halve minuut zo kwaad maken, leidt ooit nog tot een fatale hartaanval.'
Ter vergelijking: heeft men al wetenschappelijk onderzocht hoeveel mensen sterven door de inademing van roetdeeltjes en fijn stof? In het bijzonder in de steden en agglomeraties en langs drukke verkeersaders? Heeft dit geleid tot een verbod in de bebouwde kom voor zwaar vervuilende wagens? Is het trouwens ethisch verantwoord om dit soort wagens überhaupt - en ik gebruik opzettelijk een Duits woord ter attentie van Mercedes, Porsche etc - te bouwen voor particulieren: is snobisme op dit terrein louter een persoonlijke eigenaardigheid of een aanslag op natuur en samenleving?
Ten slotte: als men zo overtuigd is van de dodelijke gevolgen van actief en passief roken, waarom wordt tabak dan niet bij de harddrugs gerangschikt en totaal illegaal verklaard? Primeert als puntje bij paaltje komt dan toch de economie en niet de gezondheid?
Mij doet het denken aan de verstrengde wapenwet voor particulieren - waar op zich veel voor te zeggen is - terwijl de internationale wapentrafieken quasi ongemoeid hun gang mogen gaan. Eén dode bij ons is natuurlijk zoveel verschrikkelijker dan 10 000 in een ver buitenland.
Een perverse omkering van de bekende slogan: 'Think locally but don't act globally'. Angst inspireert niet tot consequent denken.
Als syndicalist voel ik me sterk uitgedaagd door de opeenvolgende stakingen van OVS, de onafhankelijke bond van treinbestuurders.
Gaat dit nog om vakbondsacties of om louter corporatisme dus puur eigenbelang zonder enige maatschappelijke verantwoordelijkheid?
De treindbestuurders beschikken over een uitzonderlijke machtspositie: zonder hen kan geen trein rijden. Daarom komt een lichtzinnig gebruik van het stakingsrecht bij de treingebruikers en de toekijkende bevolking over als een vorm van chantage en machtsmisbruik.
Stakingen moeten voelbaar zijn om effect te sorteren, dat leert de geschiedenis, maar kan men elk intern conflict binnen een bedrijf - zeker als het gaat om een bedrijf van openbare dienstverlening - aangrijpen om mensen die bij het conflict zelf niet betrokken zijn, te 'gijzelen'?
Zelfs met een gerechtvaardigd eigenbelang dient men toch nog enig respect op te brengen voor de slachtoffers van zijn acties. Bovendien ondergraaft men de betrouwbaarheid van het eigen bedrijf: alle inspanningen van de overheid en van milieubewuste organisaties worden ondermijnd door willekeurige sabotage van het openbaar vervoer.
Mocht het gaan om urgente problemen die wijzen op uitbuiting of miskenning van elementaire arbeidsrechten, dan kan men deze acties nog door de vingers zien en het is ook niet zo dat de directie van de NMBS helemaal vrijuit gaat: de aanwerving van extra treinbestuurders heeft al te lang geduurd.
Maar verantwoordelijke mensen wegen de ernst van hun frustraties af tegen de ernst van de gevolgen alvorens actie te ondernemen.
OVS is een kleine organisatie met een zeer kleine geest: zij beschadigen in ernstige mate het prestige van het syndicalisme.
waterputten en ontwikkeling (zie De Standaard van vandaag en gisteren)
Met een zeker onbehagen heb ik als zeer kleine sponsor van enkele ngo's in De Standaard de artikelen gelezen over de inefficiëntie van concrete ontwikkelingsprojecten. Er is nu al een 'Afrikamoeheid', een gevoel dat Afrika een bodemloze put is: wordt dit gevoel niet versterkt door er nog meer scepsis tegenaan te gooien?
Het is daarentegen de evidentie zelve dat de uiteindelijke oplossing voor de onderontwikkeling moet komen van structurele ingrepen op het niveau van wereldpolitiek en wereldhandel.
Maar moet je in afwachting van een Rechtvaardige Internationale Orde (zie het RIO-rapport van de zogenaamde Club van Rome) intussen de zaken op hun beloop laten?
Een concreet voorbeeld zijn de gesubsidieerde landbouwoverschotten waardoor Europa met de ene hand een veelvoud terugneemt van wat het met de andere geeft.
Dit is aangeklaagd door een toppoliticus als premier Verhofstadt zelf: maar hoelang duurt het eer intentieverklaringen tot resultaten leiden en zijn de nieuwe handelsvoorwaarden die Europa en de USA aan de Derde Wereld willen opleggen een stap in de goeie richting? Of is het een verhaal van luister naar mijn woorden en let niet op mijn daden?
Ander voorbeeld: In Cartagena (Columbia) ontfermen lokale ontwikkelingshelpers zich over straatkinderen. Alweer kan men betogen dat zoiets tot de basisopdrachten van de Columbiaanse regering behoort, maar is dit inzicht een reden om deze kinderen aan hun lot over te laten?
Wat waterputten betreft: ook al werken ze slechts enkele jaren, dan nog hebben ze ten minste voor de duur van die enkele jaren hulp geboden.
Vergelijk het met binnenlandse problemen: de armoede in ons eigen land zou een kaakslag moeten zijn voor elke welstellende Belgische burger en voor onze politieke vertegenwoordigers in het bijzonder. Maar moet je daarom initiatieven als Poverello, de opvang van daklozen en alle andere vormen van liefdadigheid afschieten?
Dat die initiatieven een noodzaak blijven is een luid klinkend verwijt aan onze verzorgingsstaat waar we zo trots op zijn. En het is niet door de lokzang van de sirenen van lastenvermindering en Eigen Inkomen Eerst te volgen dat we deze schande zullen wegnemen.
Solidariteit is een constante uitdaging voor al wie zijn christelijke of humanistische overtuiging ernstig neemt en zelfs in de best georganiseerde van alle werelden zullen concrete en persoonlijke engagementen onvermijdelijk zijn: altijd zullen heel bijzondere mensen een directe welomschreven nood moeten lenigen. Structuren zijn per definitie abstract en generaliserend: geen enkel net is zo dicht geweven dat er geen gaten in zijn.
Weerom besteden onze meest prestigieuze kranten en onze tv-zenders ruime aandacht aan een 'nieuw' dopingschandaal, de affaire Leukemans. Indien men doping mag omschrijven als het gebruik van producten die de sportprestatie vervalsen én schadelijk zijn voor de gezondheid, dan is het zeer onduidelijk of deze definitie in het geval Leukemans van toepassing is.
Maar goed: het product staat op de dopinglijst zoals vroeger onfatsoenlijke boeken op de kerkelijke index stonden. En een kritische instelling wordt op alle domeinen aangeprezen maar aan deze dopinglijst wordt een pauselijke onfeilbaarheid toegekend, net als aan de methodes en moraal van de dopingrepressie trouwens.
Uit het dossier blijkt nochtans duidelijk dat deze renner volkomen vertrouwd heeft op de integriteit en deskundigheid van zijn ploegdokter - die volgens allerlei getuigen inderdaad over deze eigenschappen zou beschikken. De verwachting is dat de renner minstens voor 1 jaar een beroepsverbod zal krijgen, de dokter heeft ontslag genomen bij zijn ploeg maar zal als dokter blijven functioneren.
In de affaire Fuentes doet zich hetzelfde voor: een aantal betrokken renners - en ondanks de verdenkingen: geen enkele voetballer - is al gestraft, dokter Eufemiano Fuentes oefent nog steeds zijn praktijk uit.
Vergelijk dit met de drugsbestrijding: daar wordt een dealer harder aangepakt dan een gebruiker.
Om misverstanden te vermijden: ik ben geen voorstander van een hakbijlmoraal, maar als je deze moraal per se toch wil hanteren, leg dan de grootste verantwoordelijkheid bij diegene(n) die er door hun opleiding en beroepservaring voor in aanmerking komen.
Als een machinist door een rood licht rijdt, stelt men toch de treinreizigers niet verantwoordelijk? Misdaden hebben niet enkel te maken met de naakte feiten, het gaat minstens even zeer om de intentie: doodslag zonder de intentie te doden is geen moord. Te goeder trouw een verboden product gebruiken kan men dan ook niet bestraffen als dopingfraude: de afwezigheid van de intentie moet op zijn minst leiden tot strafvermindering zoniet vrijspraak.