De bosbeekschildpad (Glyptemys insculpta) is een schildpadden soort uit de familie moerasschildpadden (Emydidae), waar veel moerasbewonende schildpadden onder vallen.
Lange tijd was de geslachtsnaam Clemmys, waardoor de oude naam nog wel eens opduikt.
De bosbeekschildpad leeft in met name langzaam stromende beken en riviertjes, altijd bij bosranden of in bosachtige omgevingen, maar ook wel moerassen.
Wateren met een modderbodem en waterplanten onder- en bovenwater hebben de voorkeur en de schildpad heeft een grote behoefte aan zonlicht.
Tijdens het heetste deel van de dag schuilt het dier tussen struiken en hagen, ook 's nachts als er gerust wordt.
Engels : wood turtle Duits : Waldbachschildkröte Frans : la Tortue des bois
Bosbeekschildpad
auteur : vrije foto
Het schild wordt niet groter dan 25 centimeter en de soort is moeilijk van andere soorten te onderscheiden, vooral van de Kaspische beekschildpad.
In het veld is het niet zo'n probleem, omdat de verspreidingsgebieden elkaar niet overlappen, deze soort komt voor in Noord-Amerika, met name Wisconsin en aanliggende staten.
De schildpad heeft een bruin tot grijs schild, met geen noemenswaardige tekening of patronen.
Het schild is enigszins bol en bij sommige exemplaren is de huid roodachtig, maar meestal groen tot grijs.
Juveniele dieren zijn groengrijs en hebben een sterk geribbeld schild, maar dat trekt na enkele jaren bij.
Soms is het buikschild, ook wel plastron genoemd, geel met zwarte banden.
Mannetjes worden groter en forser dan de vrouwtjes, wat bij de meeste schildpadden net andersom is.
Deze schildpadden zijn omnivoor en eten planten, wormen, visjes, insecten en andere kleine waterdieren.
Het zijn de enige schildpadden in de streken waar ze voorkomen die ook aan land voedsel kunnen consumeren, en dat geeft ze een voorsprong op andere soorten omdat ze plantendelen kunnen eten die andere schildpadden niet kunnen bereiken zoals bessen, fruit en bladeren.
De bosbeekschildpad kent een unieke manier om wormen te vangen, hij kan het lichaam heel snel laten trillen, waarna de trillingen via de voorpoten de grond in gaan.
Regenwormen die onder de grond zitten reageren alsof het regent, ze komen bovengronds om niet te verdrinken waar de schildpad ze opwacht.
Een dergelijk gedrag, het kennen van en inspelen op het gedrag van prooidieren om ze te lokken komt maar bij weinig diersoorten voor.
De bosbeekjuffer (Calopteryx virgo) is een 45 tot 49 mm grote Juffer die in vrijwel heel Europa voorkomt.
Door het verdwijnen van zijn biotoop, langzaam stromende (bos)beken met een heel goede kwaliteit van het water, is de soort in Nederland sterk achteruitgegaan en staat dan ook op de Nederlandse Rode lijst (libellen) als bedreigd.
De bosbeekjuffer is te verwarren met de weidebeekjuffer, waarmee hij samen voor kan komen.
De vleugels van mannetjes bosbeekjuffer zijn helemaal donker en die van de weidebeekjuffer aan de basis en de top doorschijnend.
De vleugels van de vrouwtjes zijn bruinig respectievelijk meer groen doorschijnend van kleur.
Engels : Beautiful Demoiselle Duits : Blauflügel-Prachtlibelle Frans : Le Calopteryx vierge
bosbeekjuffer - mannetje
auteur : Michael Apel CC 2.5
De bosbeekjuffer vliegt van mei tot begin augustus.
Vanaf zitposten verdedigen de mannetjes hun territorium.
Hij laat indringers de binnenkant van zijn vleugels zien en wint meestal het daaropvolgende (schijn)gevecht.
Vóór de balts laat het mannetje de rode stip aan de onderkant van zijn achterlijf aan een passerend vrouwtje zien.
De balts verschilt per soort van de familie Beekjuffers.
Het vrouwtje zet na de paring, die zo'n vijftien minuten duurt, de eitjes met haar ovipositor (legbuis) af in waterplanten.
Ze begeeft zich daarbij soms helemaal onder water.
bosbeekjuffer - vrouwtje
auteur : Nicolas Sanchez CC 3.0
De ontwikkeling van larve tot imago duurt minimaal twee jaar.
Bosbeekjuffers die ziek worden, vliegen weg van hun territorium.
Dit is gebleken uit onderzoek in Finland, waar deze dieren bewust ziek werden gemaakt.
De zieke exemplaren vlogen tot vier keer zo ver weg als de gezonde.
Onduidelijk is nog wat de verklaring voor dit fenomeen is.
November is de elfde maand van het jaar in de gregoriaanse kalender, en heeft 30 dagen.
De naam komt van het Latijnse novem voor negen.
November was oorspronkelijk de negende maand van het jaar, omdat tot 153 v.Chr. het Romeinse kalenderjaar in maart begon.
November wordt ook wel slachtmaand, bloedmaand of nevelmaand genoemd.
Weerspreuken
♥ Als het met Allerheiligen sneeuwt, leg dan uw pels gereed.
♥ Geeft Allerheiligen zonneschijn, dan zal het spoedig winter zijn.
♥ Sneeuw op Allerzielen, voorspelt een zacht voorjaar.
♥ November warm en fijn, het zal een strenge winter zijn.
♥ Het weer van Leonardusdag(6/11), blijft gewoonlijk tot kerstmisdag.
♥ Zwaait de winter al in november zijn staf, zijn rijk zal rap vinden het graf.
♥ Wie houdt van wind, november bemint.
♥ Een zuidenwind op de dag voor St. Martijn, dan zal het een zachte winter zijn.
♥ Als op Sint-Maarten(11/11) de ganzen op het ijs staan, zullen ze met kerstmis door`t slijk gaan.
♥ November telt dertig dagen, maar het dubbele aan wind en regenvlagen.
♥ De elfde maand van 't jaar, bij 't vuur brengt al te gaar.
♥ De dag aan St. Cecilia(22/11) gewijd, is de maatstaf voor de wintertijd.
♥ Wintert 't op St. Clemens(23/11) fel, wordt de lente klaar en fel.
♥ Vriest het op St. Katrien(25/11), dan vriest het nog 6 weken nadien.
♥ Onweer laat in het jaar, vorst is nog niet klaar.
♥ Is de hemel al te blauw, spoedig wordt hij dan weer grauw.
♥ Sint Achuit(27/11) doet het zaaikleed uit.
♥ IJs op de dag van Saturijn(29/11), het weer maakt daarna korte mette met dit venijn.
♥ November met zijn regenvlagen, brengt verkoudheid, jicht en andere plagen.
♥ St. Andries(30/11) brengt de vries, St. Elooi(1/12) brengt de dooi.
♥ Als 't vriest in november, sneeuwt 't in december.
♣ Oudnederlandse/puristische naam: slachtmaand of nevelmaand
♣ Romeinse naam: November
♣ Joodse naam: Kislev
♣ De sterrenbeelden van deze maand zijn Schorpioen en Boogschutter
♣ November begint op dezelfde dag van de week als februari, behalve in schrikkeljaren, en steeds op dezelfde dag als maart
♣ November wordt gebruikt als het woord in het internationale spellingsalfabet voor de letter "N"
♣ Op het Noordelijk halfrond is november de laatste maand van de meteorologische herfst. Door de almaar lager wordende temperatuur, het gure weer en steeds korter wordende dagen staat deze maand vanouds voor verval, somberheid en wanhoop.
♣ Deze maand is daarmee de tegenhanger van mei.
Weerextremen in België sinds begin van de metingen in Ukkel
- vanaf 1833 voor gemiddelde temperatuur en neerslaghoeveelheid
- vanaf 1887 voor zonneschijnduur in Ukkel. 1853 - Het is de droogste maand november ooit met slechts 11 mm neerslag, (normaal 68,3mm). 1857 - Er zijn maar 7 regendagen deze maand november (normaal 18 dagen). 1871 - Met gemiddeld 1,7°C is het de koudste maand november sinds het begin van de metingen (normaal 5,8°C). 1922 - Deze maand november schijnt de zon slechts 23 uur. 1974 - Met 27 regendagen is het een kletsnatte novembermaand. 1989 - De zonnigste maand november, met 251 uur zonneschijn (normaal 70 uur). 1991 - Met 174,6 mm neerslag is het een bijzonder natte maand (normaal 68,3 mm). 1994 - De gemiddelde temperatuur van deze maand november bedraagt voor Ukkel 10,4 °C, (normaal 5,8°C).
Weerextremen in Nederland gemeten op het KNMI-station in De Bilt vanaf 1901
1921 - De koudste maand november met slechts 1,3 °C gemiddeld. 1944 - Een kletsnatte novembermaand met 183,2 mm neerslag. 1955 - Een uitzonderlijk droge maand november met slechts 14,9 mm neerslag. 1976 - Een somberre maand november, slechts 20,4 uur zonneschijn. 1989 - Tijdens de maand november schijnt de zon 112,6 uur in De Bilt. 1994 - De warmste maand november tot nu toe, met een gemiddelde van 10,2 °C.
Bron : - Wikipedia CC 3.0
- www.meteo.be
- www.knmi.nl
De bosbandspanner (Epirrhoe rivata) is een nachtvlinder uit de familie Geometridae, de spanners.
De voorvleugellengte bedraagt tussen de 14 en 16 millimeter.
Hij overwintert als pop.
Epirrhoe: epirrhoe = een rivier, een overstroming. Dit verwijst naar de golflijnen op de vleugels.
rivata: rivus = een rivier; ook hier weer een relatie met de golflijnen op de vleugels.
Engels : Wood Carpet Duits : Weissbinden-Labkrautspanner Frans : la Mélanippe claire
Bosbandspanner
auteur : James Lindsey at Ecology of Commanster CC 2.5
De bosbandspanner is in Nederland en België een vrij gewone soort, die verspreid over het hele gebied kan worden gezien.
De vlinder kent twee generaties die vliegen van begin mei tot in september.
Epirrhoe rivata
auteur : Jürgen Peters
De bosbandspanner heeft als waardplanten diverse walstro-soorten.
De bosanemoon (Anemone nemorosa) is een lage vaste plant uit de ranonkelfamilie (Ranunculaceae).
De plant heeft drie bladeren en witte bloemen.
De plant kan 10-25 cm hoog worden.
Er zijn zes bloemdekbladen, die ook wat paars-rood aangelopen kunnen zijn.
De bloemdekbladen zijn behaard. De bloemdekbladen zijn gekleurde kelkbladen, de kroonbladen ontbreken.
De bloemen staan alleen. De plant bloeit van maart tot en met mei. De bloemstengel is behaard.
Onder de bloem zitten drie bladeren. Elke vrucht bevat maar één zaadje.
De bladeren zijn handvormig samengesteld.
De wortelstok loopt dicht onder het oppervlak en horizontaal en heeft witte knoppen.
Engels : Wood anemone, windflower, thimbleweed, smell fox Duits : Buschwindröschen, Hexenblume, Geissenblümchen, Geisseblüemli Frans : L'anémone sylvie, anémone des bois
De belangrijkste methode voor de bosanemoon om zich voort te planten is door middel van wortelstokken.
De plant vormt ook zaden met een mierenbroodje (een aanhangsel aan zaden of vruchten van sommige plantensoorten, dat als voedsel kan dienen voor mieren), waardoor ze door mieren verspreid worden.
De bosanemoon is in eerst instantie een bosplant uit loofbossen.
Maar daarnaast komt hij ook in graslanden en slootkanten voor.
Mogelijk waren deze groeiplaatsen buiten het bos eerst bebost en handhaaft de plant zich na het rooien.
Voor België wordt de soort voor boven de 300 m in graslanden opgegeven.
De plant wordt vaak als sierplant toegepast, waar bij er verschillende cultivars zijn.
De planten met gevulde bloemen zijn daar een voorbeeld van.
blauwbloem Anemone nemorosa in de Cheekwood Botanical Gardens in Nashville, Tennessee
auteur : Kaldari vrije foto
De bosanemoon bloeit van maart tot mei.
Bosanemoon bloeit zo vroeg in het jaar omdat de bomen dan nog kaal zijn.
Wanneer het bladerdek van de bomen de bodem van het bos gaat beschaduwen is de plant bijna aan het einde van zijn groeicyclus.
De plant wordt vaak als sierplant toegepast, waar bij er verschillende cultivars zijn. De planten met gevulde bloemen zijn daar een voorbeeld van.
In Nederland komt de plant in streken met landgoederen voor als stinsenplant.
Vaak zijn er dan planten met gevulde bloemen te vinden.
In Nederland en België kan de soort plaatselijk algemeen zijn, al zijn er ook streken waar hij ronduit zeldzaam is.
De bosandoorn (Stachys sylvatica) is een plant uit de lipbloemenfamilie (Labiatae oftewel Lamiaceae).
Groeit in Centraal-Azië, de Kaukasus en Europa, behalve in enige noordelijke en zuidelijke randgebieden.
Ingeburgerd in Noord-Amerika en Nieuw Zeeland.
Engels : Hedge Woundwort Duits : Wald-Ziest Frans : L'épiaire des bois, ortie puante
De taaie stengels zijn ruwbehaard en vierkantig.
De bosandoorn wordt 50 - 120cm hoog.
De bosandoorn groeit op beschaduwde plaatsen in met name bossen en heggen.
Bij kneuzing van de plant scheidt deze een onaangename geur af.
De bladeren zijn langgesteeld, eivormig en gekarteld en gezaagd.
Stachys sylvatica
auteur : De eigenwijze tuin
De tweelippige bloem is purperachtig bruin met witte vlekjes en heeft een doorsnede van 1-1,5 cm.
De kelk heeft vijf smalle tanden en beschikt over klierhaartjes.
Er worden schijnkransen gevormd van zes bloemen samen, die zich openen van juni tot augustus.
De vrucht bestaat uit vier nootjes.
Bosandoorn werd vroeger wel gekweekt om zijn wondhelende eigenschappen.
Dit is nog af te leiden aan de Engelse naam Woundwort.
De bosadder (Atheris squamigera) is een slang uit de familie adders (Viperidae).
Deze soort wordt ook wel gestekelde bosadder of (groene) boomadder genoemd.
Deze soort komt voor in westelijk Kenia en grote delen van West- en Centraal Afrika
Hij ligt meestal te wachten tot een prooi voorbij komt, op de bodem of in laaghangende struiken.
Engels : Green bush viper, variable bush viper, leaf viper, common bush viper, bush viper, tree viper Duits : Grüne Buschviper Frans : La vipère verte des feuillages, Atheris squamigera
Deze slang heeft een zeer brede maar spits toelopende kop met daarop zeer ruwe en uit-stekende schubben, vooral op de kop, waar de vele driehoekige, scherpe en gekielde schubben die aan alle kanten uitsteken.
De kop heeft grote ogen met verticale pupillen, en over het hele lijf zitten zeer grote, driehoekige gekielde schubben op een zwarte achtergrond.
De kleur van de schubben is variabel, van groen tot gelig of bruin, maar ook grijs en rood komen voor.
De juvenielen zijn meestal knalgroen of knalgeel met een zwart vlekpatroon, en een duidelijke 'V' op de kop, zoals ook veel oudere dieren.
Volwassen dieren worden niet zo lang, ongeveer 45-50 centimeter, vrouwtjes worden langer en kunnen ongeveer 80 centimeter bereiken.
De bosaardbei (Fragaria vesca), is de wilde tegenhanger van de cultuuraardbei.
Maar waar de cultuuraardbei een kruising is tussen soorten, is de bosaardbei een botanische soort.
De bosaardbei wordt ook wel kleine bosaardbei genoemd, ter onderscheid van de grote bosaardbei (Fragaria moschata).
Engels : wild strawberries, woodland strawberry, Alpine Strawberry Duits : Wald-Erdbeere, Monatserdbeere Frans : Le fraisier des bois
De bosaardbei groeit in bijna heel België en Nederland, vooral in bosgebieden en meestal op een ietwat vochtige zandgrond in gefilterd zonlicht.
De plant heeft kleine witte bloemen.
De samengestelde, drievoudige bladeren zijn glanzend en hebben een gezaagde rand.
De vruchten, eigenlijk zijn het schijnvruchten, verspreiden een zoetige geur.
Ze zijn eetbaar, maar zijn kleiner dan die van de cultuuraardbei.
De oogsttijd van bosaardbeien is juni-juli.
De kleine vruchtjes dragen een hoog gehalte aan vitaminen en mineralen bij zich, vooral vitamine C.
bloemen van de Fragaria vesca
auteur : Kurt Stüber CC 3.0
De bosaardbei kan makkelijk verward worden met de schijnaardbei.
Deze komt veel voor in parken, en is herkenbaar aan zijn gele bloemen.
De kleine vruchten hebben een frisse smaak die ze geschikt maakt voor vruchtensalades en -dranken, siroop en jam.
De bladeren zijn geschikt voor toevoeging aan kruidenthee of salade.
Gezichtswater van versgeperst aardbeiensap kalmeert de huid, bijvoorbeeld na een lang zonnebad.
U kunt in zon geval ook schijfjes aardbei op de huid leggen.
Een zacht maskertje van geprakte aardbei, wat slagroom en honing maakt een droge huid heerlijk glad.
Er mag dan geen sprake zijn van allergie voor de vruchten.
Gevoelige personen kunnen na gebruik - zowel in- als uitwendig van aardbeien allergisch reageren met jeukende huiduitslag.
De borstelstaartkangoeroerat (Bettongia penicillata), ook wel borstelstaartratkangoeroe, kwaststaartkangoeroerat of pluimstaartbettong of woylie genoemd, is een klein soort buideldier uit de familie der kangoeroeratten (Potoroidae).
Er zijn twee ondersoorten. B. p. penicillata, uit het zuidoosten van Australië, is sinds 1923 uitgestorven, waarschijnlijk doordat zijn leefgebied plaats moest maken voor landbouwgrond.
Rond 1900 was deze ondersoort nog enorm algemeen in delen van Zuid-Australië.
B. p. ogilbyi, de ondersoort uit het zuidwesten van Australië, komt nog voor in West-Australië, met enkele kleinere populaties in Zuid-Australië en Nieuw-Zuid-Wales.
Deze ondersoort heeft behalve van habitatvernietiging te lijden onder verwilderde exoten als vossen en katten, die wel eens een kangoeroerat grijpen, en konijnen en varkens, die om hetzelfde voedsel concurreren.
De borstelstaartkangoeroerat leeft voornamelijk in open eucalyptuswouden en mallee scrub, met een ondergroei van lage struiken, in Australië.
In het verleden leefde de soort ook in spinifexgraslanden.
Eucalyptusbossen hebben te maken met periodieke bosbranden.
De borstelstaartkangoeroerat blijkt vrij goed te zijn in het ontwijken van de vlammen, en blijven vaak nog actief in hun woongebied tijdens een brand.
Engels : Woylie, Brush-tailed Bettong Duits : Buerstenrattenkaenguru Frans : La Bettongie à queue touffue
Borstelstaartkangoeroerat
auteur : Gary Lewis
De borstelstaartkangoeroerat was van oorsprong wijdverspreid over de droge habitats van zuidelijk en noordwestelijk Australië.
Het natuurlijke verspreidingsgebied van de omvatte twee delen.
Het zuidelijke deel liep vanaf het zuidwesten van West-Australië via de Nullarborvlakte naar het zuiden van Zuid-Australië, het noordwesten van Victoria en het Groot Australisch Scheidingsgebergte in het midden van Nieuw-Zuid-Wales.
Het noordelijke deel liep van de Pilbara in West-Australië via de Grote Zandwoestijn en de Gibsonwoestijn tot in Grote Victoriawoestijn in het noorden van Zuid-Australië en de Tanamiwoestijn in het Noordelijk Territorium.
Ten gevolge van de toenemende Europese kolonisatie en de verspreiding van geïntroduceerde diersoorten, verdween de borstelstaartkangoeroerat uit een groot deel van zijn verspreidingsgebied.
Tegenwoordig komt de soort alleen voor in West- en Zuid-Australië.
Bettongia penicillata
auteur : Gary Lewis
De borstelstaartkangoeroerat is een solitaire soort, die voornamelijk 's nachts actief is.
Overdag rust het dier in een groot, bolvormig nest, gemaakt van bladeren, gras en schors.
Deze soort leeft voornamelijk van paddenstoelen als truffels, die het moet opgraven uit de bosbodem.
De borstelstaartkangoeroerat draagt zo bij aan het verspreiden van de sporen van deze schimmels, die in staat zijn onbeschadigd het spijsverteringsstelsel van de kangoeroeratten te doorstaan.
Bacteriën in het maagdarmkanaal spelen een voorname rol bij de vertering van de paddenstoelen.
Ook ander ondergronds voedsel, als wortelen, bollen, knollen en wormen, staan op het menu.
De borstelstaartkangoeroerat beweegt zich over het algemeen langzaam voort, maar bij gevaar springt het dier op hoge snelheid weg op de achterpoten in een zigzagpatroon, met de kop laag, het lichaam gebogen en de staart gestrekt.
De paartijd is niet aan een bepaalde periode verbonden en kan dan ook gedurende het jaar plaatsvinden.
De draagtijd bedraagt 18 tot 21 dagen, waarna één jong wordt geboren dat na de geboorte nog ongeveer 98 dagen in de buidel blijft.
Borstelstaartkangoeroeratten zijn na gemiddeld 180 dagen geslachtsrijp en deze dieren hebben een levensverwachting van vier tot zes jaar.
De borstelneus of antennemeerval (Ancistrus dolichopterus) is een vis uit het Amazonegebied, uit de familie harnasmeervallen (Loricariidae).
Hij kan tot 13 centimeter lang worden.
De mannetjes hebben grotere en dikkere stekels op de kop.
De borstelneus leeft voornamelijk in snelstromende beekjes en in het Amazonebekken.
Ze zetten hun eieren af in een holletje of op stenen.
Het mannetje neemt de zorg voor de eitjes helemaal zelf voor zijn rekening.
De borstelneus is een algeneter.
Overdag zitten ze verscholen en worden pas tegen de avondschemering actief.
De borstelneus voelt zich het beste thuis in een groot gezelschapsaquarium (minimaal 80 centimeter lang), met voldoende schuilmogelijkheden in de vorm van kienhout en rotspartijen.
Omdat hij in zijn natuurlijke omgeving in snelstromend water leeft, is dit ook in een aquarium voor de vis erg fijn.
Dit kun je bereiken met een zeer krachtig motorfilter.
Hij is vredelievend en kan dus prima met andere vissoorten gehouden worden.
Tijdens de broedperiode kan de vis wat agressief zijn.
Waar men wel op moet letten is dat men GEEN twee mannetjes bij elkaar in één aquarium plaatst.
Zij zullen elkaar dan geen of toch weinig rust gunnen.
Je kunt hem beter niet in een net opgestartte bak uitzetten, maar eentje die inmiddels bealgd is.
De borstelbek zal zijn voedsel dan eenvoudig van het hout, de rotsen en de ruiten schrapen.
Als er niet voldoende algen zijn, kunt u bijvoeren met voedertabletten voor bodembewoners als basis, en zo nu en dan (geblancheerde) waterkers en spinazieblaadjes.
De borstelneus kan prima solitair leven en zal zelfs de kleinste vissen met rust laten.
De ideale waterwaarden zijn pH 6 tot 8, met een temperatuur van 24 tot 27°C.
Het water moet zuurstofrijk zijn.
Het is een erg gemakkelijke vis om te houden, zeker voor beginners.
De borstelkrans (Clinopodium vulgare, synoniem: Satureja vulgaris) is een vaste plant, die behoort tot de lipbloemenfamilie (Lamiaceae).
De botanische naam Clinopodium is Oudgrieks voor voetenbankje en verwijst naar de harige schutbladen, die een bankje voor de bloemen vormen.
De plant komt van nature voor in Eurazië en ruikt iets naar tijm.
De plant is als keukenkruid in de vergeethoek geraakt.
De plant combineert met tomaten, paddenstoelen, vet vlees en allerlei stoofpotjes met bonen.
Het is echter alleen vers goed bruikbaar, want het verliest heel snel zijn smaak en aroma als het gedroogd wordt.
Engels : Wild Basil, Field Basil Duits : Wirbeldost, Borstige Bergminze Frans : Grand basilic, Clinopode
borstelkrans
auteur : Prof. Paul Busselen
De borstelkrans bloeit van juli tot september met donkerroze, zelden witte, ongeveer 6 mm lange bloemen, die in dichte, rijkbloemige schijnkransen zitten.
De kelkbuis heeft geen zakachtige knobbel.
De bloemen zijn omgeven door vele priemvormige, lang behaarde schutbladen.
De bloemen produceren veel nectar en worden dan ook bezocht door bijen, vlinders en andere insecten.
De plant wordt 30-60 cm hoog. De dunne bladeren zijn eirond tot langwerpig en iets gekarteld.
De vrucht is een vierdelige splitvrucht.
De plant komt voor op droge, kalkrijke grond tussen het gras, struikgewas en op kapvlakten.
Vrij zeldzaam in Zuid-Limburg, zeldzaam in de duinen tussen Zandvoort en Noordwijk en zeer zeldzaam in het midden van het land, in het rivierengebied, in Zeeland en in Flevoland.
Vrij algemeen in het Maasgebied en in de zuidelijke Ardennen (ten zuiden van de lijn Samber en Maas). Zeldzaam in Brabant.