De Brahmaea europaea is een nachtvlinder uit de familie Brahmaeidae.
Voorheen werd deze soort in het geslacht Acanthabrahmaea geplaatst, maar dit wordt tegenwoordig als ondergeslacht gezien.
De spanwijdte bedraagt tussen de 65 en 80 millimeter.
Engels : European Owl Moth Duits : Europäische Brahmaspinner Frans : Le brahméide dHartig
De vlinder komt alleen voor in Zuid-Italië.
Het leefgebied bestaat uit loofbossen in berggebied op een hoogte van 250 tot 850 meter.
De Brahmaea europaea is actief bij de schemering en 's nachts.
Brahmaea europaea
auteur : Heiner Ziegler
Tijdens de vroege vliegtijd, maart en april, vliegen de vlinders zelfs bij temperaturen tegen het vriespunt.
De eitjes, die al snel worden gelegd komen eind maart en april uit.
De rupsen doen zich in korte tijd te goed aan de waardplanten uit de geslachten Ligustrum en Fraxinus om in juni al verpoppen.
Na te hebben overwinterd als pop wordt in maart weer voor een nieuwe generatie gezorgd.
De Brahmaanse wouw (Haliastur indus) is een roofvogel uit de familie sperwerachtigen (Accipitridae).
Deze soort is verwant aan de fluitwouw (Haliastur sphenurus).
De Brahmaanse wouw dankt zijn naam als zijn rol in de Hindoe-mythologie, waarin deze roofvogel wordt gezien als de boodschapper van de god Brahma.
De Brahmaanse wouw leeft in kustgebieden in oostelijk Azië en Oceanië.
Engels : Brahminy Kite, Red-backed Sea-eagle Duits : Brahminenweih Frans : Le Milan sacré
Brahmaanse wouw
auteur : Challiyil Eswaramangalath Vipin CC 2.0
In Azië komt de Brahmaanse wouw voor van Pakistan in het noordwesten tot China in het oosten en de Filipijnen en Indonesië in het zuidoosten.
In Oceanië is deze roofvogel te vinden in Australië, Nieuw-Guinea en de Salomonseilanden.
De Brahmaanse wouw leeft in Australië langs de noordkust, globaal van Carnarvon in West-Australië tot Hastings River in het oosten.
Als dwaalgast komt de Brahmaanse wouw voor in de Verenigde Arabische Emiraten en op de Maldiven, Palau en Vanuatu.
Havens en stranden vormen de belangrijkste habitats van deze roofvogel.
onvolwassen Brahmaanse wouw
auteur : Challiyan CC 3.0
De lengte van de Brahmaanse wouw is 43 tot 51 cm en de vleugelspanwijdte bedraagt 110 tot 125 cm.
Door de karakteristieke witte kop en borst en de kastanjebruine rug, vleugels en staart is de Brahmaanse wouw goed te onderscheiden van andere roofvogels.
De Brahmaanse wouw is voornamelijk een viseter, hoewel ook aas wordt gegeten door deze roofvogel.
De brahma is een kippenras dat zijn oorsprong vindt in het Brahmaputragebied.
In Europa en Amerika werd dit ras verder ontwikkeld tot wat het nu is.
De krielvorm heeft zijn oorsprong in Engeland.
Sedert 1890 komt het in Nederland voor.
Engels : Brahma, Gray Chittagongs Duits : Brahma Frans : La Brahma
Brahma kippen, Buffcolumbia zwart getekend
auteur : Rasbak CC 3.0
De Brahma is een statig en opgericht hoen met een forse donsontwikkeling en voetbevedering.
Ondanks hun strenge uiterlijk zijn het heel gemoedelijk dieren die beslist niet agressief zijn.
Het dier is zowel breed als diep van bouw en heeft in verhouding tot het lichaam een vrij kleine kop.
Hierdoor lijkt het dier nog forser.
De kam van de haan in drierijig.
Een Brahma is een zelfbewust dier, zonder echter wreed of vechtlustig te zijn.
Brahma haan (Blauw Columbia)
auteur : onbekend
Brahma's leggen ondanks hun afmeting een niet meer dan een gemiddeld formaat ei.
De hen legt ongeveer 150 eieren per jaar het gewicht van het ei is ca 55 gram en de kleur van het ei is geel/bruin.
In het voorjaar zullen ze wanneer er enkele eieren liggen vlug overgaan tot broeden.
Een ras dat dus vlug broeds wordt.
De hennen zijn zeer goede moeders en zorgen een aantal maanden voor hun jongen
Het gewicht van de haan is ongeveer 5 kg en van de hen ca 4 kg.
De verschillende kleurslagen die in Nederland erkend zijn, zijn: Berken, Buffcolumbia, Buffcolumbia blauwgetekend, (alleen bij de dwergvorm) Columbia, Columbia blauwgetekend, Columbia zwartgetekend, Meerzomig blauwpatrijs, Meerzomig patrijs en Meerzomig zilverpatrijs
Een braguette (ook codpiece, schaambuidel, schaamkap, kulzak of kullezak) is een kap, zak of buidel die de schaamstreek van de man bedekt, en waarmee men zonder schaamte de aandacht op het mannelijk geslachtsdeel vestigt om de viriliteit te benadrukken.
Het kan gezien worden als erotisch kapitaal.
Engels : Codpiece Duits : Schamkapsel, Braguette, Bragetto, Brayette, Latz, Gliedschirm Frans : La braguette
portretten met braguettes
Tot in de 14e eeuw droegen mannen lange, losse kousen, ook hozen genoemd, die met veters waren bevestigd aan de onderbroek.
Daaroverheen viel een overkleed of jak.
Aan het begin van de 15e eeuw werd dit jak bij modieuze lieden steeds korter en dreigde de kous-onderbroek verbinding zichtbaar te worden.
Ter camouflage werd daarom van dezelfde stof als de hozen een driehoekig lapje gedragen, ook lats of latse genoemd.
Rond het begin van de zestiende eeuw ontwikkelde de flap zich tot een steeds meer uitpuilende, gewatteerde piemelhuls, die steeds meer bij de rest van de outfits begon te passen.
Deze uitsteeksels konden worden versierd met metaaldraad, getuft met satijn, afgemaakt met strikjes of juist met vlechten.
Het werden prachtige, persoonlijke paleisjes voor de penis.
Deze schaambuidels waren hol en gemaakt van verschillende lagen linnen of leer, vaak gevuld met stro, hooi of paardenhaar en ze bestonden in verschillende vormen.
De open ruimtes aan de binnenkant beschermden de genitaliën tegen wrijving en incidentele botsingen met objecten die aan de riem van de man hingen, bijvoorbeeld zwaarden, dolken en harde tassen.
afbeeldingen met braguettes
De braguette komt op veel afbeeldingen uit die tijd voor.
Bekende dragers waren bijvoorbeeld Hendrik VIII van Engeland, keizer Karel V en Grote Pier.
Maar ook bij de gewone man uit de 16e eeuw was de braguette een modieus onderdeel van de kledij, zoals op verschillende schilderijen van bijvoorbeeld Pieter Bruegel de Oude wordt uitgebeeld.
Er is ook een theorie die zegt dat de ontwikkeling van de braguette kan worden gelinkt aan de syfilisepidemie van de zestiende eeuw.
De 'Franse Pokken' zoals de ziekte ook wel werd genoemd, verspreidde zich snel door Europa.
Bij de symptomen hoorden zweren op de penis, vuile afscheiding en pijnlijk gezwollen liezen, wat uiteraard leidde tot problemen met lopen en urineren.
Een smeersel gemaakt van kwik en dierlijke vetten was de meest voorkomende behandeling van syfilis.
Met dergelijke symptomen en remedies in het achterhoofd, was de braguette een grote, veilige kamer die :
het verband op zijn plek hield,
voorkwam dat de vettige zalf vlekken maakte op de weelderige stoffen waarvan kleren gemaakt waren,
zorgden voor camouflage, aangezien alle mannen braguettes droegen en je zo niet kon zien wie syfilis had en wie niet, behalve dan wanneer men werd onderworpen aan inspectie van 'de kleine arm'.
De Braekel of Brakel is een van de oudere Belgische kippenrassen.
De geschiedenis gaat terug tot 1416, uit dat jaar dateert een document waarin de Braekel wordt vermeld als succesvol ras uit de omgeving van Brakel in België.
Engels : Braekel, Brakel Duits : Brakel, Braekel Frans : La braekel
Braekel haan - zilver
auteur : Wouter Hagens CC 3.0
In het verleden werden er twee typen erkend: het grote type dat voorkwam in het rijke kleigebied van Vlaanderen en een licht type uit het kleiner vruchtbare gebied rond de Kempen.
Ten gevolge van kruisingen van de verschillende typen verdween dit verschil en resulteerde in een enkel rastype.
Het Braekel hoen is er in de kleurslagen wit, zilver, zwart, blauw, goud, blauwgezoomd en geelwit gebrand.
Braekel haan en hennen
foto : http://allesmetpluimen.blogspot.com/
De Braekel werd van oudsher gehouden voor de eieren.
Hennen van het ras zijn in staat 180 tot 200 witte eieren per jaar te leggen.
Het zijn sterke, actieve kippen die van nature behoorlijk schuw zijn.
Het braekel hoen heeft een gewicht variërend van 2,2 - 2,8kg.
Braekels zijn temperamentvol gehard en vertrouwelijk.
Het zijn tevens goede vliegers.
Bracketing is een Engelse term voor het maken van een reeks van foto's waarbij een bepaalde instelling steeds iets verandert.
Soms is bracketing bedoeld om achteraf de beste foto te kunnen kiezen, maar vaak kunnen de verschillende losse foto's gecombineerd worden tot een enkele foto.
Over het algemeen wordt een statief gebruikt, en werkt deze techniek alleen bij stilstaande voorwerpen.
Engels : Bracketing Duits : Belichtungsreihe Frans : Le bracketing, prise de vue en fourchette
Bracketing
Meestal wordt met bracketing bedoeld dat enkele foto's (meestal 3 of meer) snel achter elkaar worden gemaakt, met verschillende belichtingstijden.
Achteraf kan dan de beste foto worden gekozen, of de beelden kunnen gecombineerd worden tot een High Dynamic Range (HDR) afbeelding.
Veel digitale camera's hebben een speciale instelling voor bracketing.
De gebruiker kan kiezen hoeveel stops verschil in belichtingstijd er is tussen de verschillende opnames.
Voor het combineren van meerdere foto's tot een HDR-afbeelding is het belangrijk dat de opnames niet te veel van elkaar verschillen.
Daarom is het gebruik van een statief bij deze vorm van fotografie aan te bevelen, hoewel het niet noodzakelijk is.
De foto's moeten bij voorkeur zeer kort na elkaar worden gemaakt.
Voor snel bewegende objecten is bracketing ongeschikt om HDR-afbeeldingen te maken.
Eindresulaat samengesteld uit 3 foto's bracketing
foto : Arlon op PlanetNikon Forums
Het is ook mogelijk om verschillende foto's te maken die op verschillende afstanden zijn scherp gesteld.
Die losse foto's zijn ook te combineren tot één foto die overal scherp is.
Er zijn ook programma's die automatisch de verschillende foto's combineren tot één foto, maar het resultaat valt vaak tegen.
Omdat het resultaat van een foto met flitslicht niet van tevoren bekeken kan worden, wordt hierbij bracketing gebruikt.
Er wordt een reeks van foto's gemaakt met verschillende sterktes van de flits.
Vervolgens wordt gekeken welke waarde het beste resultaat geeft.
De Brabantse Successieoorlog was een strijd tussen Gelre en Vlaanderen enerzijds en Brabant anderzijds over de opvolging van hertog Jan III van Brabant, die overleed in 1355.
In 1336 werd de Brabantse hertog Jan III samen met Lodewijk van Nevers, graaf van Vlaanderen, medeheer van Mechelen, sinds de 10e eeuw een enclave van het prinsbisdom Luik midden in Brabants territorium.
Door de Verdragen van Saint-Quentin (1347) kwam Mechelen volledig aan zijn oudste zoon Hendrik toe en werd zijn dochter Margaretha uitgehuwelijkt aan Lodewijk van Male, zoon van Lodewijk van Nevers.
Toen Jan III in 1355 overleed, werd hij in Brabant en Limburg opgevolgd door zijn oudste dochter Johanna, die gehuwd was met Wenceslas, hertog van Luxemburg.
Deze erfregeling werd echter door Gelre en Vlaanderen betwist en leidde tot de Brabantse Successieoorlog.
Reinoud III, hertog van Gelre, die gehuwd was met Johanna's zuster Maria, nam in 1356 genoegen met de heerlijkheid Turnhout en een behoorlijke jaarrente, maar de Vlaamse graaf Lodewijk van Male viel met succes tot tweemaal toe het Brabantse territorium binnen (slag bij Scheut).
De strijd werd besloten met de Vrede van Aat (4 juni 1357), waarbij Lodewijk de rechten van Johanna erkende en de heerlijkheden Antwerpen en Mechelen verkreeg, alsmede het recht de titel hertog van Brabant te blijven voeren.
Ter gelegenheid van hun blijde intrede hadden Johanna en Wenceslas de Blijde Inkomst
(3 januari 1356) moeten verlenen, waarbij onder meer aan de inwoners van Brabant een aantal rechten werd toegekend en de integriteit van het Brabants territorium werd gewaarborgd.
Hoewel de Blijde Inkomst door de gevolgen van de Brabantse Successieoorlog dode letter is gebleven, is het charter inspirerend blijven werken en hebben tot aan de Franse Revolutie alle vorsten in Brabant een analoge oorkonde moeten verlenen.
Het Brabants boerenhoen of de Brabançonne is een Belgisch kippenras dat afstamt van Europese kuifhoenders.
Oorspronkelijk bereikte het ras een redelijke populariteit als legkip, niet alleen vanwege de grote legcapaciteit van tot 200 eieren per jaar, maar ook de grootte van de eieren.
De hen staat van oudsher bekend als legster van zeer grote witte eieren die tot 70 gram kunnen wegen, een eigenschap die ook nu nog terug te vinden is bij dit ras en bijdraagt aan de populariteit.
Tegenwoordig wordt het ras vooral als hobbykip gehouden.
Engels : Brabançonne Duits : Brabanter Bauernhuhn Frans : La Brabançonne
Brabants boerenhoenen
Brabants boerenhoenen zijn vrij lichtgebouwde landhoenders met een relatief lang lichaam.
Het ras wordt meestal in kwartelkleur of een variant daarvan gefokt.
Brabants boerenhoen
Brabants boerenhoenen zijn actieve kippen die veel ruimte moeten hebben.
Mede daardoor is het ras tegenwoordig commercieel niet meer zo interessant als vroeger.
Net als de meeste andere legrassen worden de hennen niet snel broeds.
Brabantiet is een mineraal van calcium, thorium, en fosfaat met de chemische formule CaTh(PO4)2.
Het grijs- of roodbruine brabantiet heeft een glasglans en een bruingrijze streepkleur.
Het kristalstelsel is monoklien en de splijting is goed volgens de kristalvlakken [100] en [001].
De gemiddelde dichtheid is 4,72 en de hardheid is 5,5.
Brabantiet is sterk radioactief.
De gamma ray waarde volgens het API is 945.983,42.
De naam van het mineraal brabantiet is niet direct afgeleid van de Belgische provincie Brabant of de Nederlandse provincie Noord-Brabant, maar genoemd naar de plaats waar het voor het eerst gevonden werd, de Van der Made pegmatiet op de Brabant farm in Namibië.
Deze boerderij is genoemd naar de provincies.
Brabantiet is, zoals veel mineralen met zeldzame elementen, een typisch mineraal dat voorkomt in pegmatieten, meestal van granitische samenstelling.
De typelocatie is de Van der Made pegmatiet, Brabant Farm, ten westen van Itiro in het Karibib district in Namibië.
Het wordt ook gevonden in Kuttakuzhi bij Trivandrum, Travancore, Kerala in India.
De Brabanter is een zeer oud Nederlands kippenras.
Dit hoenderras is nauw verwant aan de Nederlandse uilebaard.
Deze Brabanter is al in de zeventiende eeuw onstaan, met een amusante, springerige kuif en een driedelig baardje.
Begin deze eeuw zijn Brabanters nog gehouden als nuthoen, dat dankten ze vooral aan hun forse ei, want bijzonder productief zijn ze niet.
Een hen legt ongeveer 150 eieren per jaar, de kleur van het ei is wit.
Brabanters bezitten een hoorntjeskam, net als de Uilebaard.
Engels : Brabanter Duits : Brabanter-Haushuhnrasse Frans : ????
Brabanter
De Brabanter kriel is ontstaan uit een kruising van grote Brabanters, Nederlandse baardkuifkrielen en Antwerpse baardkrielen.
In uiterlijk verschillen de krielen, behalve in grootte, weinig van de grote hoenders.
Brabanter
Het belangrijkste kenmerk van de Brabanter is de kuif.
De kuif is opstaand, van links en rechts platgedrukt en iets naar voren gebogen.
Daarnaast hebben de dieren een driedelige baard.
Voor op de kop heeft de haan een hoorntjeskam.
Aangezien de dieren een baard hebben, zijn er geen kinlellen aanwezig.
De dieren komen voor in de kleurslagen geel witgetoept, gezoomd blauw, goud zwartgetoept, wit, zilver zwartgetoept, zwart en koekoek.
De term braan is een concept uit de snaartheorie, en heeft de betekenis van een ruimtelijk uitgestrekt object.
Het zijn belangrijke bouwstenen (fundamentele objecten) in snaartheorie.
Als deze theorie ooit empirisch bevestigd wordt, bestaan branen allicht echt.
Voorlopig is snaartheorie echter een hypothetische theorie. (Een kandidaat voor de Theorie van alles.)
Branen worden dus vandaag de dag alleen theoretisch onderzocht.
In de theoretische fysica worden ze beschouwd als bijzonder interessante objecten, en worden dan ook intens bestudeerd.
Engels : membrane, brane, p-brane Duits : Brane, Branen Frans : une brane, p-brane
Elk ruimtelijk uitgestrekt object heeft een bepaalde dimensie.
Voor branen duidt men typisch het aantal dimensies aan door te spreken van een p-braan.
Zo is bijvoorbeeld een 0-braan een nul-dimensionaal object, dat is dus een puntdeeltje.
Een 1-braan heeft één dimensie, en is dus een snaar-achtig object.
De snaren die de fundamentele bouwstenen zijn van snaartheorieën, zijn dus een voorbeeld van 1-branen (hoewel men ze liever Fundamentele Snaren noemt.)
Een vlies is dan een 2-braan. Branen zijn dynamische objecten, en kunnen bewegen doorheen de ruimte.
In snaartheorie wordt er verondersteld dat er 9 ruimtelijke dimensies zijn.
Men bestudeert dus typisch 0-branen tot en met 9-branen.
Omdat de laatste soort evenveel dimensies heeft als er beschikbaar zijn in de ruimte, is deze noodzakelijk een zogeheten Ruimtevullend Braan.
p-branen.
Branen werden oorspronkelijk ontdekt in supergravitatie, wat een samenvoeging van relativiteitstheorie (zwaartekrachtstheorie) en supersymmetrie is.
Daar vond men dat er bepaalde configuraties kunnen bestaan welke een massief object beschrijven (en ook geladen), van een hogere dimensie.
Een 2-braan in een drie dimensionale ruimte kan je je voorstellen als volgt: denk aan een zwaar object, dat een muur vormt, en oneindig ver doorloopt (en dus een drie-dimensionale ruimte in twee deelt).
Maar in supergravitatie bestaan typisch ook hoger-dimensionale branen, welke zitten in een hoger-dimensionale ruimte.
In deze betekenis spreekt men van p-branen.
D-branen.
Naar aanleiding van het werk van Joseph Polchinski, heeft men zich gerealiseerd dat er niet alleen in supergravitatie, maar ook in snaartheorie zulke objecten bestaan.
In tegenstelling tot supergravitatie -waar branen macroscopische objecten beschrijven-, zijn in snaartheorie branen fundamentele objecten (en dus microscopisch).
Ze zijn dus even fundamenteel als de één dimensionale snaren die in deze theorie voorkomen.
De branen van de snaartheorie hebben een belangrijke rol in de dynamica van open snaren: een open snaar heeft noodzakelijk zijn eindpunten op een braan.
Dit soort vasthechting noemt men in de wiskunde Dirichlet-randvoorwaarden.
In deze context is men daarom van D-branen gaan spreken.
Hoewel ze op het eerste zicht iets anders zijn, zijn D-branen wel intiem verwant aan het begrip p-branen uit de supergravitatie.
Ook voor D-branen duidt men de dimensie soms aan, men spreekt dan van een Dp-braan, met p de dimensie van het braan.
Membranen
Tot slot zijn er ook in M-theorie objecten die ruimtelijk uitgestrekt zijn.
Deze hebben twee of vijf dimensies.
Men spreekt daar van membranen.
Deze zijn (net zoals M-theorie zelf) nog niet helemaal goed begrepen.
Er zijn twee soorten membranen: M2- en M5-branen.
De braamvlinder (Thyatira batis) is een nachtvlinder uit de familie van Drepanidae, de eenstaartjes.
De spanwijdte van de vlinder bedraagt tussen de 40 en 45 millimeter.
De braamvlinder komt in heel Europa vrij algemeen voor in bosrijk gebied.
Engels : Peach Blossom Duits : Roseneule Frans : le Batis Oude Nederlandse naam : braamuil, frambozenvlinder
De voorvleugellengte bedraagt 16 tot 19 millimeter.
De roze met bruin gekleurde bloembladachtige vlekken op de voorvleugel zijn kenmerkend.
Soms zijn deze vlekken geel- of bruinachtig, verder is er nauwelijks enige variatie.
De vliegtijd is van Eind april-begin september in twee generaties.
De vlinders verbergen zich overdag in lage vegetatie en worden actief vanaf de schemering.
Ze komen op smeer en in kleine aantallen ook geregeld op licht.
Vaak blijven ze in een korte dansende vlucht rond de lichtbron fladderen.
Braamvlinder
auteur : Manfred Hund
De waardplanten zijn gewone braam en framboos..
De habitat zijn vooral open bossen en struwelen, maar ook tuinen en andere plaatsen waar de waardplant groeit.
De levenscyclus is als volgt :
Als rups van juli-oktober.
Blijft als jonge rups op de waardplant, de meer volgroeide rups verbergt zich overdag tussen dode bladeren en foerageert vooral ´s nachts boven op de bladeren.
De soort overwintert als pop in een cocon op of in de grond.
Rups van de braamvlinder(Thyatyra batis)
auteur : R. Altenkamp(Accipiter) CC 3.0
Thyatira: Thyatira was een stad in Klein-Azië het beste bekend door het Bijbelse Handelingen van de Apostelen en Openbaringen.
batis: Batis is braam, door Linnaeus correct opgegeven als waardplant.
Bron : - Wikipedia CC 3.0
- vlindernet.nl
- tinternet
De braamsluiper geeft de voorkeur aan gebieden met een hogere begroeiing en mijdt terreinen met slechts hier en daar een struik.
Het tussen dichte begroeiing, liefst een stekelige struik, verstopte nest is een uit verdord gras en worteltjes bestaande kom.
Deze omgeving gebruikt de braamsluiper ook om naar voedsel te zoeken; sluipend door het braamstruweel verzameld deze vogel insecten, rupsen en spinnetjes.
Wanneer de jongen voor het eerst het nest verlaten, geven de ouders van hun ongerustheid over de veiligheid van hun kroost blijk door constant een luid 'tek-tek-tek'en een karakteristieke, trillende roep te laten horen.
De braamsluiper is geen bontgekleurde vogel, maar toch heeft de braamsluiper een bijzonderheid, slechts weinig vogelsoorten hebben zo'n witte keel als de braamsluiper.
Dat en de uitbundige zang maken de braamsluiper niet zo moeilijk te herkennen.
De Engelse naam is er bovendien aan ontleend.
Braamsluipers verblijven slechts zelden in boomloze gebieden.
Braamsluiper (Sylvia curruca)
auteur : L. B. Tettenborn CC 3.0
De zang van de braamsluiper begint vaak met een lage, prevelende strofe, gevolgd door een vijf- tot zesmaal snel herhaalde, ratelende noot, die ver hoorbaar is.
Pogingen om de vogel te naderen worden meestal gedwarsboomd door zijn gewoonte met lange tussenpozen te zingen.
Door hoofdzakelijk in Oost-Afrika, juist ten noorden van de evenaar, te overwinteren, ontkwam de braamsluiper aan het lot dat zo vele grasmussen tijdens de ernstige droogten van 1968-1969 in de Sahara trof.
De broedperiode begint in mei, de braamsluiper heeft soms twee legsels variërend van 3 tot 7 eieren.