De Bloedvlektetra (Hyphessobrycon erythrostigma) is een tropische vis die ook als aquariumvis gehouden wordt. Het behoort tot de familie van de Characidae (Karperzalmen).
Ze komen oorspronkelijk uit Zuid-Amerika (Colombia).
Het is een vreedzame scholenvis die ook paarsgewijs gehouden kan worden. Samen te houden met andere rustige vissen. Het aquarium van minimaal 80 cm moet dicht beplant worden met in het midden voldoende vrije zwemruimte. Een donkere bodem en over turf gefilterd water doen de kleuren extra naar voren komen.
Het geslachtsonderscheid is niet moeilijk, de man heeft eenuitgegroeide rugvin die tot ver achter de staartvin kan reiken. De vrouwtjes zijn voller en ronder dan de mannetjes.
Bij jonge dieren is het geslachtsonderscheid moeilijk te zien.
Als men deze vissen wil aanschaffen moet men zeker zijn dat men de juiste soort koopt. De bloedvlektetra wordt dikwijls met Hyphessobrycon socolofi verward.
Het is een alleseter met een voorkeur voor muggenlarven en droogvoer.
Hyphessobrycon erythrostigma www.diskussmann.de
Ze worden in een groot aquarium tot 7 cm lang. Neem dus geen te klein aquarium. Een schooltje van 6 à 9 exemplaren moet toch een aquariumgrootte hebben van 100 cm. Zoniet gaan de vissen hun volle ontwikkeling missen.
De kweek is in het aquarium nog maar zelden gelukt en waarschijnlijk dus toe te schrijven aan toeval.
Een bloedsinaasappel, ook wel bloedappelsien, wijnsinaasappel, wijnappelsien of moro-appelsien genoemd, is een soort sinaasappel die binnenin rood is.
Oorspronkelijk is de sinaasappel afkomstig van China. Tegenwoordig komt men ze tegen in: Sicilië, Spanje, Marokko en Israël. Hoewel citrusbomen tegenwoordig in alle tropische en subtropische gebieden worden geteeld, zijn citrusbomen strikt gesproken geen tropische planten.
Rondom de aarde, tussen 40° noorderbreedte en 40° zuiderbreedte, strekt zich als het ware een citrusgordel uit. Citrus is de meest geteelde fruitsoort ter wereld.
Bloedsinaasappels zijn verkrijgbaar van half december tot eind februari.
Bloedsinaasappel variëteit "moro" auteur : Allen Timothy Chang CC 3.0
De bloedsinaasappel herken je aan zijn bloedrode binnenkant. Ook het sap van deze sinaasappelsoort is rood, waardoor het lijkt alsof de vrucht bloedt al hem opensnijdt. Denk je liever niet aan bloed, maar vind je wijn wel fijn, dan ligt de naam wijnsinaasappel jou allicht beter.
De vroegere zeelieden plantten overal waar ze kwamen sinaasappelbomen, omdat sinaasappels lang houdbaar zijn en veel vitamine C bevatten. Citrusbomen kunnen immers op veel verschillende bodems goed groeien, op voorwaarde dat er voldoende drainage en voedsel is.
Sinaasappels uit de tropen missen vaak de dieporanje kleur. Dit komt door het feit dat er in de tropen geen koude nachten zijn, die nodig zijn voor het rijpingsproces.
bloedsinaasappel
Bloedappelsienen hebben donkerrood vruchtvlees en soms een rode schil. Door de aanwezigheid van rijke vulkaangronden op Sicilië hebben de Siciliaanse bloedsinaasappels een diepere rode kleur en een vollere smaak.
Het ras Tarocco is een volbloedsinaasappel met een mooie, donkerrode kleur. De Morro heeft als halfbloedsinaasappel naast de rode kleur ook blond vruchtvlees.
Bloedsinaasappels hebben een overbekende heerlijke aromatische geur die de hele kamer vult als je er een schilt.
De smaak is bitterder en zuurder dan die van de gewone sinaasappel.
Trifle van bloedsinaasappel met mascarpone en amaretti
Bloedsinaasappels worden vooral verkocht als vers fruit. Het vruchtvlees wordt daarnaast ook gebruikt om er ingevroren concentraat of vers sap van te maken. De schil bevat drie etherische oliën, die worden gebruikt voor productie van verschillende smaak- en geurstoffen. Daarnaast kun je bloedappelsienen gebruiken in desserts, gebak, fruitsalades, mousses, soufflés, ijs en sorbets. Je kunt sinaasappels uitpersen, maar bewaar in dat geval de schil voor andere doeleinden (de schil kun je met basterdsuiker mengen en over muesli strooien of in gebak of vla gebruiken).
Het sap kun je drinken of gebruiken in marinades voor gevogelte of vis. Verse plakjes sinaasappel smaken goed bij specerijen als kaneel, gember en kardemom. Bloedsinaasappels zijn ook erg geschikt voor hartige gerechten, bijvoorbeeld met waterkers, rode bieten, witloof en rode uiringen.
Bloedsinaasappels zijn vers het lekkerst, gewoon schillen en opeten of uitpersen. Ze zijn goed houdbaar. Je kunt ze twee weken bij kamertemperatuur bewaren.
Sinaasappelsap en sinaasappelschillen geraspt kun je ook invriezen.
Bloedrode kniptor auteur : Trachemys / Jan Raba CC 3.0
De soort is te herkennen aan het voor kniptorren plat en zeer langwerpig lichaam, en verder de bloedrode dekschilden op het achterlijf en diepzwarte kop, borststuk en poten. De pootjes en tasters kunnen volledig onder het schild worden teruggetrokken, bij verstoring houdt de kever zich dood. Het borsststuk is glanzend, de dekschilden zijn in de lengte gegroefd. De maximale lengte is ongeveer 12 tot 17 millimeter.
Ampedus sanguineus foto : gezieferwelt
Van de ongeveer 30 andere Ampedus-soorten is de bloedrode kniptor niet altijd goed te onderscheiden, maar er zijn ook soorten die er totaal niet op lijken.
A. elegantulus is meer geel van kleur en heeft een zwarte achterlijfspunt, A. sanguinolentus heeft een zwarte vlek op het midden van de rug, A. nigrinus is geheel zwart van kleur en A. rubricus heeft een zwarte kleur maar rode kop.
Bloedrode kniptor foto : gezieferwelt
De larve of ritnaald is erg lang en smal en leeft niet onder de grond zoals de meeste ritnaalden, maar leeft de eerste tijd van rottend hout. Zowel eik, beuk als naaldbomen zijn geschikt. Later schakelt de larve over op een totaal ander menu; andere insectenlarven en -poppen, vooral die van boktorren.
De volwassen kever is in bossen op bloemen te vinden, vooral die van schermbloemigen. De bloedrode kniptor komt voor in Europa en Azië in bosrijke gebieden met dood en rottend hout.
De bloedrode heidelibel (Sympetrum sanguineum) is een libel uit de familie van de korenbouten (Libelludae).
De libel is in grote delen van zijn areaal een algemene soort die te herkennen is aan de dieprode kleur, hoewel het niet de enige libel is met een dergelijke kleuring. Het is met een vleugelspanwijdte tot 6 centimeter een middelgrote soort.
De bloedrode heidelibel komt voor in grote delen van Europa, waaronder België en Nederland. Het is hier een generalist die rond verschillende wateren leeft en een van de meest voorkomende heidelibellen (geslacht Sympetrum).
Engels : Ruddy Darter Duits : Blutrote Heidelibelle Frans : Le sympétrum rouge-sang, sympètre rouge-sang, sympétrum sanguin
bloedrode heidelibel Koppeltje, links, rechts auteur : Sylfred1977 CC 3.0
De bloedrode heidelibel dankt zijn naam aan de dieprode kleur van de mannetjes, de vrouwtjes zijn geel gekleurd. De soortnaam sanguinea betekent 'bloedrood'. In andere talen verwijst de naam ook naar de rode kleur, zoals het Engelse ruddy darter wat 'blozende libel' betekent.
Het borststuk is roodbruin en draagt de krachtige voor- en achtervleugels en de drie paar poten. De vleugels zijn doorzichtig en hebben geen donkere dwarsbanden zoals bij sommige soorten.
Aan de vleugelbasis is een oranje kleur aanwezig, waarvan het oppervlak groter is dan bij soorten als de bruinrode en steenrode heidelibel, maar een echte oranje vlek zoals bij de geelvlekheidelibel ontbreekt. De kleur wordt veroorzaakt door een fijne oranje beharing. Het pterostigma, de gekleurde cellen van de vleugels, zijn bij mannetjes roodbruin gekleurd, bij vrouwtjes bruin.
De mannetjes vallen op door hun opvallend rode lichaam, ze zijn daarom op het eerste gezicht te verwarren met andere rood gekleurde soorten zoals de vuurlibel. Van andere heidelibellen zijn zowel het mannetje als het wijfje echter relatief eenvoudig te onderscheiden door de volledig zwarte poten. De zwarte poten zijn een onderscheid met veel andere soorten die in de lengte geel gestreepte poten hebben.
De gelijkende vuurlibel heeft rode poten en is hieraan te onderscheiden.
Sympetrum sanguineum paringstandem auteur : Rosenzweig CC 3.0
De bloedrode heidelibel kan verward worden met verschillende soorten. De mannetjes zijn bij alle soorten rood van kleur, terwijl de vrouwtjes meestal geelbruin zijn. De bloedrode heidelibel is één van de ruim zestig soorten uit het geslacht Sympetrum, waarvan veel soorten die een Nederlandse naam hebben met heidelibel aan worden geduid. Bij veel soorten zijn de mannetjes rood van kleur en de vrouwtjes meer bruinachtig maar er zijn uitzonderingen.
De heidelibellen maken weer deel uit van de korenbouten (Libellulidae), een familie van kleurrijke echte libellen.
In Nederland leven ongeveer 20 soorten korenbouten, waarvan de helft tot de heidelibellen behoort (geslacht Sympetrum).
De bloedrode heidelibel werd voor het eerst in 1764 wetenschappelijk beschreven door Otto Friedrich Müller als Libellula sanguinea.
bloedrode heidelibel etend mannetje auteur : Guido Gerding CC 3.0
De bloedrode heidelibel komt voor in grote delen van Europa, met uitzondering van noordelijk Scandinavië. Ook in Groot-Brittannië komt de soort voor, vooral in het centrale en oostelijke deel, in het westen en noorden is de soort minder algemeen. In het verleden zijn waarnemingen bekend uit de omgeving van Glasgow. Ook in Ierland komt de soort overal in het land voor, met uitzondering van het uiterste noorden. De soort is vooral bekend uit De Burren en de Irish Midlands, de centrale vlakte van Ierland.
De bloedrode heidelibel is in België vrij algemeen en komt verspreid over het gehele land voor. In Nederland is de soort zeer algemeen. Het is de meest voorkomende heidelibel en zelfs één van de meer algemene soorten Nederlandse libellen.
Het verspreidingsgebied strekt zich oostelijk uit tot in Siberië en in zuidelijke richting tot in noordelijk Afrika.
In Afrika komt de libel plaatselijk voor. In Zuidelijk Europa, rond het Middellandse Zeegebied, ontbreekt de soort in het zuidelijk deel van het Iberisch Schiereiland, Italië en de meeste Mediterrane eilanden.
De habitat bestaat uit gebieden met stilstaande tot langzaam stromende wateren, er is enige tolerantie voor brakwater. Er dient voldoende onderwatervegetatie aanwezig te zijn en boven het water uitstekende planten als riet en bies, zoals mattenbies (Schoenoplectus lacustris). De larven prefereren onderwaterplanten als lisdodde Typha en paardenstaart (Equisetum).
Het Bloedmirakel is een voorval dat in 1429 in Alkmaar zou hebben plaatsgevonden. Het gaat hier om een christelijke legende, die onder andere uitgebeeld is in de transepten van de Sint-Laurentiuskerk.
Het verhaal gaat over ene Folkert, een priesterstudent die liever naar gokhuizen ging in plaats van de leer te bestuderen. Tijdens de Hoekse en Kabeljauwse twisten monsterde hij als soldaat aan. Tijdens de strijd doodde Folkert vele mannen.
Uiteindelijk besloot hij zijn studie weer op te pakken, maar hij verzweeg het feit dat hij bloed vergoten had. Als Folkert zijn allereerste mis opdraagt, knoeit hij de wijn (en dus het bloed van Jezus) op zijn gewaad.
Na afloop van de mis wordt dat deel van het misgewaad er door de priesters uitgesneden en verbrand. Folkert zelf verlaat Alkmaar geschrokken. Bij het herstellen van het gewaad ontdekt men naast de uitgesneden plek drie rode bloeddruppels. Ook dit wordt weggesneden, maar opgeborgen naast het altaar.
Het wordt als een wonder beschouwd dat de witte wijn in rood bloed is veranderd.
Het voorval werd vergeten. Maar toen zou er op de Westerschelde een engel aan een Alkmaarse schipper in nood zijn verschenen. De engel redt de man op één voorwaarde; dat deze aan de Alkmaarse geestelijkheid de verering van het stukje stof eist.
De schipper haast zich met zijn verhaal naar de pastoor, die vervolgens de bisschop van Utrecht, Zweder van Culemborg (ook 'Sweder van Kuilenberg'), op de hoogte stelt. Het stukje doek wordt al snel het middelpunt van verering. Er worden zelfs processie's voor gehouden.
Van 29 april tot 3 mei worden de Alkmaarse Mirakeldagen gehouden, waarbij de processie door de hele stad trekt. In 1572 vond de processie voor het laatst plaats in haar oude vorm.
Op 20 juni van dat jaar werd Alkmaar door de Oranjes bezet, en alle katholieke kerken worden door de hervormden en gereformeerden ingenomen. De verering van het stukje stof kon toen alleen nog in schuilkerken plaatsvinden.
Maar in 1897 geeft de Haarlemse bisschop Bottemanne een oorkonde af waarin de echtheid van de relikwie wordt erkend. Hij beveelt het stukje stof in een gouden doosje te plaatsen, bezet met 24 diamanten. Op de rand van het doosje stond in het Latijn; Reliek van het Allerheiligst Miraculeus Bloed van Alkmaar.
Het is wonderbaar in onze ogen.
Het gouden doosje met de relikwie maakte weer deel uit van een zilveren engel.
Dit beeld is echter niet bewaard gebleven.
Nadat onder Lodewijk Napoleon de vrijheid van godsdienst was ingevoerd, keerde de processie in 1917 terug in de vorm van een stille tocht.
Ook dit hield niet lang stand, maar het Bloedmirakel wordt nog steeds elke zondag in de Sint-Laurentiuskerk tentoongesteld.
Bloedkoraal (Corallium rubrum) is een koraalsoort uit de Middellandse Zee. Het wordt aangetroffen op een diepte van 2 tot 280 meter. De onregelmatig gevormde kolonies worden 5 tot 20 centimeter hoog. Meestal is bloedkoraal donkeroranje. Er zijn echter ook witte en zwarte exemplaren bekend.
Bloedkoraal komt voor in diep water met een rotsachtige bodem zoals op onderzeese bergen onder richels en in en rond grotten, waar vaak sterke stromingen zijn.
Engels : Precious coral, red coral Duits : Edelkoralle Frans : Le corail rouge
Bloedkoraal foto : http://puteauxplongee.com/
Er zijn verschillende theorieën over de voortplanting van koraal, maar dit is de meest waarschijnlijke. Bloedkoraal bestaat uit mannelijke en vrouwelijke kolonies poliepen (dat is niet bij al het koraal). De zaadcellen van een mannelijke kolonie worden in het water losgelaten en proberen een vrouwelijke kolonie te bereiken. De bevruchte eicel ontwikkelt zich tot een larve in het lichaam van een vrouwelijke poliep. Die ontwikkeling duurt ongeveer 30 dagen. Van eind juli tot eind augustus worden de larven in het water losgelaten.
De larven vestigen zich op of in de buurt van het al bestaande deel koraal en ontwikkelen zich tot een poliep. Als dat is gebeurd maken ze een kalkskeletje (er bestaan ook zachte koralen, daarbij vormen de poliepen geen skeletje). Dit proces herhaald zich en zo wordt het koraal steeds groter.
Bloedkoraal groeit in een tempo van minder dan een centimeter per jaar, dat is erg langzaam vergleken met andere koralen. Een bloedkoraal kan zon 100 jaar oud worden en is volwassen als hij 7 tot 12 jaar oud is.
De meeste soorten koralen hebben algen nodig om te kunnen leven. Die algen maken met behulp van fotosynthese glucose (suiker) en zuurstof. De algen gebruiken dit voor een deel zelf maar er blijft veel over en dat wordt gebruikt door de koraalpoliepen.
De koraalpoliep neemt de stoffen op in de maag. Van de afvalstoffen en de koolstofdioxide die de koraalpoliepen uitscheiden kunnen de algen weer nieuwe glucose en zuurstof maken. Bloedkoraal werkt samen met roodalgen en die zijn, de naam zegt het al, rood en omdat die algen op of in de koraalpoliepen zitten lijkt het alsof het koraal zelf die kleur heeft, maar het koraal zelf is wit, de kleur die je ziet zijn de algen.
Bloedkoraal is een van de weinige soorten koralen die ook zelf voedsel uit het water kan halen. De bloedkoraalpoliepen hebben tentakels waarmee ze hele kleine diertjes (bijvoorbeeld plankton), of een heel klein stukje van een groter dier kunnen opvangen en soms ook nog kunnen verdoven met een netelcel en via de mond naar hun maag kunnen brengen. Daar wordt het verteerd.
De bloedkoralen die op deze manier aan hun voedsel komen leven dus niet samen met algen en zijn dus ook niet rood (de kleur van de algen) maar wit.
bloedkoraal
Het koraalskelet levert een grondstof voor sieraden. Zo vormen kettingen van bloedkoralen kralen een onderdeel van bijvoorbeeld de Zeeuwse klederdracht.
Naast parels, barnsteen en ivoor is het een van de weinige organische stoffen waarmee sieraden vervaardigd worden.
In de iconografie is een snoer bloedkoralen het attribuut van het gepersonifieerde Afrika. De inwoners van het Romeinse Keizerrijk geloofden dat bloedkoraal de magische eigenschap had om het boze oog te kunnen afwenden. Ook dachten zij dat het geneeskrachtig was.
Een snoer bloedkoralen werd om de hals van een kind gehangen ter bescherming tegen kwade invloeden. Om deze reden is het ook te zien op christelijke afbeeldingen van Maria met Kind.
De bloedkoets of bloedkaros is een naam uit de Vlaamse folklore.
In Vlaamse volksverhalen vinden we de bloedkoets of bloedkaros terug. We vinden deze verhalen terug in en rond Antwerpen, Vlaams Brabant en Aalst. Naargelang de plaats en de tijd verschillen deze verhalen lichtjes. Maar meestal gaat het over een afgesloten zwarte koets die 's nachts door de stad rijdt. De koets ontvoert kinderen of de duivels die erin zitten bijten de kinderen hun tenen af.
Voor Aalst werd door de geschiedkundige Petrus van Nuffel (1871-1939) het volgende verhaal opgetekend:
Tijdens de Franse tijd reed in Aalst elke avond de bloedkoets rond. Het voertuig was naar alle kanten gesloten, maar het bloed sijpelde door de luiken. Weerszijds de koets liepen gemaskerde mannen die de kinderen die ze ontmoetten ontvoerden en doodden. Het bloed werd naar Parijs gestuurd voor de "grote republikein".
We kunnen de bloedkoets catalogeren onder de verzameling kinderschrikken, griezelige figuren zoals de loekebeer, weerwolf of de korenpater. Deze kinderschrik werd verteld om er voor te zorgen dat de kinderen 's nachts niet te laat op straat liepen.
De Bloedhond, ook al is zijn naam ontleend aan het Engels, Bloodhound, is volgens de kynologie een oorspronkelijk Belgisch ras. Hij werd in de vroege Middeleeuwen gefokt door monniken in de kloosters van Sint-Hubertus in de Ardennen. Maar zijn geschiedenis is nog ouder. De Sint-Hubertushond wordt beschouwd als een directe verwante van de legendarische brakken van de Keltische stam van de Segusirs. Directe verwantschap is er ook met de Zwitserse brakken, met name met de Bruno de Jura, die ook in een 'type Saint-Hubert' bestaat. De naam Bloedhond is ontleend aan de manieren waarop deze hond werd gebruikt. Als geen andere hond spoort hij aangeschoten wild op. Als zodanig was hij in de latere Middeleeuwen een welkom geschenk van de ene vorst aan de andere en had hij invloed op veel brakkenrassen. Door kruisingen kwam ook het verval, alleen in Groot-Brittannië is hij in zijn oorspronkelijke vorm.
Engels : Bloodhound, St. Hubert hound, Sleuth Hound Duits : Bloodhound, "Bluthund" Frans : chien de Saint-Hubert, Bloodhound
Bloedhond
De Bloedhond is een speurhond met een zeer sterk reukvermogen. De hond wordt veel gebruikt voor het opsporen van mensen. Vroeger was hij vooral voor de hertenjacht populair. Het ras is vooral bekend vanwege dit reukvermogen. Om die reden is de Bloedhond in het verleden ook regelmatig ingekruist met andere rassen, met het doel het reukvermogen van die rassen te verbeteren. Door hun speurcapaciteiten doen deze honden het goed bij Clean Boot Hunting.
bloedhond
De Bloedhond heeft zo'n ongelooflijk reukvermogen, dat hij zeer oude sporen kan opnemen en uitwerken. In de Verenigde Staten geldt identificatie door een Bloedhond zelfs als wettelijk bewijs. Aan het einde van een spoor toont een Bloedhond zijn ware aard - meestal gedraagt hij zich vriendelijk tegen het opgespoorde dier. Dit is een van de oudste brakken. De Bloedhond stamt rechtstreeks af van de Belgische Sint-Hubertushond. Die werd ooit door monniken gefokt om verdwaalde pelgrims op te sporen. Deze forse brak wil veel beweging, maar door zijn vriendelijke persoonlijkheid is hij voor kenners ook geschikt als gezelschapshond.
bloodhound
Schouderhoogte: reuen 63 tot 69 cm, teven 58 tot 63 cm. Gewicht : ongeveer 50 kg. Uiterlijk: krachtig, groot lichaam; verend, slingerend gemakkelijk gangwerk. Kleur : black-and-tan, rood en tan of vaalrood (soms met daskleur), een beetje wit op de borst, de voeten en de staartpunt is toegestaan. Hoofd: lang, nauw, met een lange vierkante snuit; middelgrote ogen, ovale, goed sluitende oogleden; lange, dunne hangoren (kurketrekkeroor). Staart: lang, loopt uit in een punt, hoog aangezet.
De blobvis (Psychrolutes marcidus) is een vis die in diepe wateren voor de kusten van het vaste land van Australië en Tasmanië leeft.
De blobvis wordt met uitsterven bedreigd...
Engels : Blobfish, Australian Sculpin Duits : Blobfisch Frans : Blobfish
Blobvis
De blobvis leeft op diepten waar een zwemblaas niet efficiënt is. In plaats daarvan ontleent de vis zijn drijfvermogen aan zijn lichaam, dat voor een groot deel uit een soort gelatine bestaat met een dichtheid iets lager dan die van water.
Psychrolutes marcidus
Een blobvis wordt ongeveer 30 centimeter en leeft op een diepte van 600 tot 1200 meter.
Deze vis wordt mogelijk in zijn voortbestaan bedreigd door het gebruik van sleepnetten over de bodem in zijn leefgebied, waarschijnlijk zijn enige leefgebied.
De blindslang (Ramphotyphlops braminus), of gewone blindslang is een kleine slang uit de familie wormslangen (Typhlopidae).
Oorspronkelijk kwam de soort alleen voor in Azië, tegenwoordig ook in Nieuw-Guinea, Japan, de Verenigde Staten, Afrika, Madagaskar, Mexico en Australië. Qua oppervlakte is het één van de meest wijdverspreide slangen ter wereld, op de zeeslangen na.
De oorzaak ligt in het feit dat deze slang ook in plantenkwekerijen algemeen voorkomt, en per ongeluk in potplanten over de gehele wereld is verscheept.
De Engelse naam van deze dieren is daarom ook wel Flower pot snake; bloempotslang.
Hoewel het een slang is, zien deze soort eruit als een lange dunne worm, en met name jonge dieren die nog bruin tot roze van kleur zijn. De lengte is ongeveer 15 tot 20 centimeter, het lichaam is erg dun en de schubben zijn klein en glad en liggen in banden om het lichaam waardoor het segmenten lijken. Oudere dieren kleuren donkerbruin tot zwart, en de kop en staart zijn nauwelijks uit elkaar te houden. De ogen en ooropeningen zijn rudimentair.
Blindslang
Het voedsel bestaat voornamelijk uit mieren en termieten en ook de poppen daarvan worden gegeten, soms ook wel andere insecten en wormen. Hierdoor is dit dier niet lang in gevangenschap te houden, waardoor er nog niet veel bekend is over deze soort, ondanks het verspreidingsgebied. Ook leeft de blindslang ondergronds, en graaft ondiepe tunnels om beter bij de nesten te komen.
blindslang
Alleen als het regent komt hij bovengronds om niet te verdrinken, maar leidt verder een verborgen bestaan. De blindslang prefereert losse, liefst zanderige gronden waar hij makkelijk kan graven, en schuwt de mens niet. Zo komt deze soort ook voor in streken die door de mens zijn aangepast, zoals houtwallen en agrarische gebieden; als er maar mieren of termieten zijn om te eten en het niet te droog wordt.
Blindslangen kennen een bijzondere vorm van voortplanting omdat ze parthogenetisch zijn; er bestaan geen mannetjes binnen deze soort. Uit ieder ei komt een vrouwtje en ze hebben dus geen paring nodig wat ze een voorsprong geeft op andere soorten. Waarschijnlijk worden tussen de vrouwtjes onderling wel hormonen uitgewisseld om de aanmaak van eicellen te stimuleren.