De bonte knaagkever (Xestobium rufovillosum) is een kever uit de familie klopkevers (Anobiidae).
Andere namen zijn bonte klopkever of grote houtwormkever.
De bonte knaagkever wordt ongeveer 6 tot 8 millimeter lang, de kleur is bruin met een zeer fijne, geelrode beharing op de dekschilden.
De wetenschappelijke naam is hiervan afgeleid; rufus betekent rood en villosum betekent fijnbehaard.
Deze vlekkerige beharing is naast het ontbreken van groef-achtige putjesrijen een belangrijk verschil met de gewone houtwormkever (Anobium punctatum), die met een lengte van ongever 4 mm ook kleiner blijft.
Beide soorten hebben een gedrongen uiterlijk, de kop zit half verborgen onder het halsschild.
Engels : Death watch beetle Duits : Gescheckte Nagekäfer, Bunte Pochkäfer Frans : Grosse vrillette, horloge de la mort
De bonte knaagkever heeft als larve een voorkeur voor eikenhout, maar wordt ook wel op andere loofhoutsoorten aangetroffen, slechts zelden in naaldhout.
Maar ook levend eikenhout kan al aangetast zijn.
De vrouwtjes zetten de eitjes af op wat vochtiger hout, in tegenstelling tot de gewone houtwormkever, die in droog hout leeft.
De larven eten namelijk alleen hout dat is aangetast door bepaalde soorten schimmels, die niet groeien onder droge omstandigheden.
De bonte knaagkever is met name een plaag in vochtige gebouwen, de schimmel verergert tevens de aantasting.
De bestrijding bestaat voornamelijk uit het droog maken van het hout door condens beter af te voeren of beter te ventileren.
Dit zal de kever uiteindelijk doen verdwijnen omdat de larven zich niet kunnen ontwikkelen.
Ook kan zowel de kever als de schimmel met bestrijdingsmiddelen worden aangepakt.
In plaats van met chemische bestrijdingsmiddelen kan het aangetaste hout ook bestreken worden met petroleum.
Dat wordt als speciaal voor houtworm bestemd product onder een andere naam heel duur verkocht, maar in de vorm van reukvrije lampolie is het net zo effectief doch veel goedkoper.
balkkop aangetast door de bonte knaagkever
auteur: Rasbak CC 3.0
Zoals alle klopkevers tikken de dieren met het verharde halsschild en kop tegen het hout om de andere sekse te lokken.
Vroeger dacht men uit bijgeloof dat dit kloppen een teken was dat het laatste uur had geslagen en men spoedig zou sterven.
Hierdoor worden sommige klopkevers, zoals de gewone houtwormkever, ook wel doodskloppertje genoemd.
De bonte knaagkever wordt in andere talen wel 'klok des doods' genoemd, in het Engels death watch beetle en in het Duits Totenuhr.
Deze benaming komt uit de scheepvaart: als men dit diertje aantrof, wist men dat het hout van het schip tot in de kern rot en het schip verloren was.
De bonte klauwierkraai is meestal standvastig, maar sommige populaties die in hoger gelegen gebieden wonen trekken in de koude winterperiodes toch naar het laagland.
De bonte klauwierkraai is een omnivoor, hij leeft van allerlei bessen en zaden, ongewervelden, vogeleieren en ook jonge vogels staan op het menu.
Deze vogel lijkt wel enigszins op de zwartrugfluitvogel (Australian Magpie) en de Butcherbirds.
bonte klauwierkraai / ondersoort nebulosa
auteur: Fir0002/Flagstaffotos CC 1.2
De bonte klauwierkraai komt voor zowel in het regenwoud, bosgebieden, velden en stadsranden.
In de jaren '40 en '60 werd hij in de wintermaanden wel eens opgemerkt in de steden Sydney en Canberra.
Tegenwoordig verblijven ze er het ganse jaar door en ze broeden er zelfs.
Het is ondertussen een domminante soort in de parken van Sydney.
Ondertussen komen ze ook voor in zuid-oost Queensland, tot in Brisbane.
Er zijn geen recente cijfers bekend, maar een rapport uit 1992 vermeld dat hun aantal van 3 miljoen in 1960 was verdubbeld to 6 miljoen in 1990.
De bonte haakbladroller (Ancylis badiana) is een nachtvlinder uit de familie Tortricidae, de bladrollers.
De vlinder heeft een spanwijdte tussen de 12 en 16 mm.
De bonte haakbladroller komt verspreid over het palearctische gebied voor.
Bonte haakbladroller
auteur: Stuart Donegal-wildlife.blogspot
In Nederland is de soort zeldzaam en in België is de soort schaars, maar wordt in alle provincies aangetroffen.
Ze zijn te verwarren met Ancylis paludana die een bleke achtervleugel heeft en over het algemeen een blekere indruk maakt en Ancylis uncella die veel bruiner is en de karakteristieke tekening mist.
De vlinders zijn vooral actief rond zonsopkomst en zonsondergang en komen matig op licht.
De bonte grasuil heeft als waardplanten diverse soorten klaver (trifolium), wikke (Vicia), Lathyrus en grote kattenstaart (Lythrum salicaria).
De bonte grasuil (Cerapteryx graminis) is een nachtvlinder uit de familie Noctuidae, de uilen.
De voorvleugellengte bedraagt tussen de 12 en 17 mm.
Cerapteryx: keras = een horen en pteux = een vleugel. Naar de vertakte lengtestreep op de voorvleugel die aan een gewei doet denken. Gewei is antler in het Engels, vandaar de Engelse naam Antler Moth.
graminis: gramen, graminis = gras.
Engels : Antler Moth Duits : Dreizack-Graseule Frans : la Noctuelle du gramen
De bonte bessenvlinder (Abraxas grossulariata) of Harlekijn is een nachtvlinder uit de familie Geometridae, de spanners.
Abraxas: abraxas is een Koptisch woord toegeschreven aan Egyptische gnostiek (2e eeuw v.C.); dit woord moet 365 aangeven (de dagen in een jaar) onder toevoeging van de getalswaarde van de Griekse letters. Als versieringen te gebruiken bij toverformules en bezweringen, gecombineerd met mystieke figuren, dieren en menselijke vormen. Abacadabra is ook zo'n woord. Verder heeft het geen enkele enthomologische betekenis.
grossulariata: Ribes grossularia (tegenwoordig R. uva-crispa), kruisbes, een van de voedselplanten van de rups
Engels : Magpie Duits : Stachelbeer-Harlekin, Stachelbeerspanner Frans : la Zérène du groseillier , la Phalène mouchetée
Bonte bessenvlinder
auteur: Tim Bekaert vrije foto
Een gewone soort die verspreid over het hele land voorkomt.
De vlinder heeft een spanwijdte van 18 tot 25 millimeter.
Lijkt wel enigszins op de porseleinvlinder (A. sylvata).
De bonte bessenvlinder heeft als waardplanten diverse (bessen)struiken en -bomen.
In tuinen worden kruisbessen soms volledig kaal gegeten; soms ook massaal op gecultiveerde kruipende kardinaalsmuts.
Rups van de bonte bessenvlinder
auteur: jean pierre Hamon (14) CC 3.0
De bonte bessenvlinder is vooral te vinden in (volks)tuinen; ook heiden, struwelen en bosranden.
De vliegtijd is van half mei tot eind augustus in één generatie.
Ze worden soms rustend waargenomen op bladeren van onder andere braam en houden zich dood als ze worden gevangen of aangeraakt.
Zowel de vlinders als de rupsen worden vanwege de opvallende signaalkleuren niet door vogels gegeten.
De soort overwintert als jonge rups laag op de waardplant of in de strooisellaag en verpopt zich op de plant in een losse doorzichtige cocon, waarin de zwart met geel gekleurde pop goed zichtbaar is.
Oude Nederlandse naam : bessenspanrups, harlekijn
Bron : Wikipedia CC 3.0
http://www.vlindernet.nl/
tinternet
De bonte beer (Callimorpha dominula) is een dagactieve nachtvlinder uit de familie Arctiidae, de beertjes.
De aanduiding beer heeft deze soort gemeen met de grotere soorten uit de familie van de beervlinders (Arctiidae).
De naam beervlinders heeft deze familie te danken aan het uiterlijk van de rupsen die dicht behaard zijn en daardoor aan een beer doen denken.
De vlinder van de bonte beer is opvallend bont getekend.
Een zeer zeldzame soort die alleen in het uiterste zuiden van Nederlands Limburg inheems is.
De vlinder heeft een spanwijdte van 45 tot 55 millimeter.
Lijkt wel enigszins op de roomvlek (Arctia villica).
De bonte beer heeft als waardplanten diverse planten en struiken, waaronder gewone smeerwortel, koninginnenkruid, brandnetel, braam, wilg, kamperfoelie en moerasspirea.
De bonte beer is vooral te vinden in moerassen, op rivieroevers, natte graslanden en andere vochtige gebieden.
De vliegtijd is van begin juni-begin juli in één generatie.
De vlinders vliegen overdag, bezoeken bloemen van onder andere distels en zitten vaak te rusten op bladeren.
De mannetjes vliegen aan het eind van de middag en het begin van de avond in wilde patrouillevluchten heen en weer.
Ze vliegen ook ´s nachts en komen op licht.
De rups foerageert overdag bij zonnig weer.
De soort overwintert als rups.
Oude Nederlandse naam : jonkvrouw, juffertje, spaanse vlag
Bron : Wikipedia CC 3.0
http://www.vlindernet.nl/
tinternet
De bonte bandspanner (Epirrhoe tristata) is een nachtvlinder uit de familie Geometridae, de spanners.
Epirrhoe: epirrhoe = een rivier, een overstroming. Dit verwijst naar de golflijnen op de vleugels.
tristata: tristis = somber, triest; dit wijst op de zwart/wit tekening die droefheid uitstraalt.
De vlinders vliegen zowel in de schemering als overdag.
De voorvleugellengte bedraagt tussen de 11 en 13 millimeter.
Engels : Small Argent and Sable Duits : Fleckleib-Labkrautspanner Frans : la Mélanippe triste
De bontbekplevier (Charadrius hiaticula) is een vogel uit de familie van plevieren (Charadriidae).
De bontbekplevier lijkt veel op twee andere in Nederland voorkomende plevieren, de kleine plevier en de strandplevier.
De bontbekplevier is te herkennen aan de oranje snavel met de zwarte punt.
In de vlucht is duidelijk een witte vleugelstreep te zien.
Engels : Ringed Plover Duits : Sandregenpfeifer Frans : Pluvier grand-gravelot, Grand Gravelot
Het voedsel bestaat voornamelijk uit insecten, weekdieren en kreeftachtigen, die meestal gevangen worden na een korte achtervolging.
Het foerageergedrag bestaat uit een afwisseling van stilstaan en rennen.
Het nest van de bontbekplevier bestaat uit een onopvallend kuiltje, waarin ongeveer vier uitstekend gecamoufleerde eieren gelegd worden.
Bij verstoring van het nest doen de vogels alsof ze gewond zijn om op deze manier de aandacht van de verstoorder te trekken en deze weg te leiden bij het nest.
eieren van de bontbekplevier
auteur: M.Buschmann CC 3.0
In Nederland en België kunnen bontbekplevieren het hele jaar door gezien worden.
Als broedvogels zijn ze schaars, als trekvoegels komen ze in vrij grote aantallen voor, vooral langs de kust tijdens de najaarstrek in de nazomer en herfst (augsutus september) en de voorjaarstrek (april-mei).
Er zijn ook overwinteraars, maar die trekken weg bij te strenge vorst.
het aantal broedparen in Nederland tussen de 430 en 470.
Dit is erg weinig, daarom staat de bontbekplevier als kwetsbaar op de Nederlandse rode lijst en als zeldzaam op de Vlaamse rode lijst.
Het bont zandoogje (Pararge aegeria) is een dagvlinder uit de subfamilie Satyrinae, de zandoogjes en erebia's.
Het bont zandoogje komt in een groot deel van het Palearctisch gebied voor, maar niet in Midden- en Noord-Scandinavië.
Engels : Speckled Wood Duits : Waldbrettspiel Frans : Le Tircis
Pararge aegeria tircis - mannetje
auteur: sannse CC 3.0
Het bont zandoogje kan in heel Vlaanderen waargenomen worden.
In Wallonië, Nederland en Duitsland is het Bont zandoogje een algemene standvlinder, die in de laatste twee landen schaarser wordt naar het noorden toe.
Men onderscheidt twee ondersoorten
Pararge aegeria aegeria, met oranje vlekken, voorkomend in Zuid-Europa, Noord-Afrika en Libanon, Pararge aegeria tircis, met flets-gele vlekken.
Pararge aegeria tircis - vrouwtje
auteur: sannse CC 3.0
Het Bont zandoogje is vooral te vinden in open loof- en naaldbossen of aan bosranden, maar wordt ook waargenomen in tuinen in bosrijke omgevingen en tuinen met een bosaspect, in holle wegen en beschutte houtkanten.
De vlinder vliegt meestal in twee generaties per jaar waarvan de eerste vliegt van midden april tot midden juni (met een piek tussen 20 april en 20 mei) en de tweede van eind juni tot begin oktober (met een piek tussen 10 juli en 20 augustus).
In warme jaren kan een kleine derde generatie vliegen.
Pararge aegeria tircis - onderzijde vleugel
auteur: Luis Miguel Bugallo Sánchez CC 3.0
De eerste vlinders van de tweede generatie kunnen samen vliegen met de laatste van de eerste generatie, terwijl de laatste vlinders van de tweede generatie kunnen samenvliegen met de eerste van een partiële derde generatie.
De vliegactiviteit is afhankelijk van zonneschijn en beide geslachten gebruiken zonbeschenen delen van de vegetatie om hun lichaamstemperatuur tussen 32-34,5°C te houden.
Het vrouwtje legt haar eitjes op half in de schaduw staand gras.
De rups leeft van gras, zoals roodzwenkgras, kortsteel, straatgras, veldbeemdgras, kropaar, pijpenstrootje en witbol.
Bron : Wikipedia CC 3.0
Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek
tinternet
Het bont schaapje (Acronicta aceris) is een nachtvlinder uit de familie Noctuidae, de uilen.
De voorvleugellengte bedraagt tussen de 18 en 22 millimeter.
De soort komt voor in heel Europa.
De soort overwintert als pop, blijft soms meerdere jaren overliggen.
Engels : Sycamore Duits : Ahorn-Rindeneule, Ahorneule, Rosskastanieneule Frans : noctuelle de l'érable
Het bont schaapje heeft als waardplanten allerlei loofbomen, zoals eik, paardenkastanje, Spaanse aak (Acer campestre) en berk.
Overdag worden ze soms rustend aangetroffen op een boomstam of een paaltje.
Rups van de Acronicta aceris
auteur: A. Abrahami CC 2.5
Het bont schaapje is in Nederland en België een algemene soort, die verspreid over het hele gebied kan worden gezien.
De vlinder kent één generatie die vliegt van begin mei tot halverwege augustus.
Bont kroonkruid of kroonwikke (Securigera varia, synoniem: Coronilla varia) is een vaste plant die behoort tot de vlinderbloemenfamilie (Leguminosae).
De plant komt van nature voor in Midden- en Zuid-Europa en is van daaruit verbreid naar West- en Noord-Europa.
Inmiddels is de plant een geaccepteerde inheemse soort.
Hij heeft een voorkeur voor matig vochtige, kalkrijke grond op dijkhellingen, spoordijken, in bermen en duinen.
Dat de Haarlemmermeerse grond genoeg kalk bevat en dat het klimaat ook steeds gunstiger wordt voor deze soort blijkt uit het feit dat hij op steeds meer plaatsen gemeld wordt.
De plant is giftig voor paarden door de aanwezigheid van nitroglycosiden.
Thee gezet van de plant schijnt verlichting te bieden bij astma en nerveuze hartklachten.
Bont kroonkruid komt in het wild voor, maar wordt ook geteeld voor bodemverbetering omdat hij veel organisch materiaal en stikstof in de bodem brengt.
Verder is de plant heel geschikt voor het tegengaan van erosie op hellingen en als fraai bloeiende bermbeplanting.
De plant wordt 30-120 cm hoog en heeft een liggende tot opstijgende, kantige stengel.
De bladeren zijn oneven geveerd met zeven tot twaalf paar deelblaadjes en een topblaadje.
De ovale blaadjes zijn 6-16 mm lang.
De vrucht is een 25-50 mm lange, vierkantige peul met drie tot zes insnoeringen en een hakig gebogen snavel.
De rijpe peul breekt op de insnoeringen in stukjes.
Bont kroonkruid bloeit van juni tot september.
De bloemsteel is anderhalf tot drie keer zo lang als de kelkbuis.
De kroonbladen zijn 10-15 mm lang.
De vlag van de bloem is roze en de zwaarden zijn vaak wit.
De kiel is roze of wit en heeft een paarsrode snavel.
Soms komen ook geheel witte bloemen voor.
De bloeiwijze is een scherm met vijf tot twintig bloemen.
De plant komt voor op matig vochtige, kalkrijke grond op dijkhellingen, spoordijken, in bermen en duinen.
Het bont halmuiltje gebruikt diverse grassen als waardplanten.
De rups is te vinden van augustus tot mei en overwintert.
De vlinder kent één generatie die vliegt van halverwege mei tot halverwege augustus.
Doordat met deze soort veel determinatiefouten worden gemaakt (vooral verwarring met het gelobd halmuiltje (O. strigilis) en het donker halmuiltje (O. latruncula)) is de verspreiding niet goed bekend;
waarschijnlijk een zeldzame soort die vooral in Noordoost- en Zuidoost-Nederland voorkomt.
In het zuidoosten lijkt de soort zich de laatste jaren uit te breiden.