Vandaag, 1 jaar geleden startte ik met dit blog... Ondertussen heb ik heel veel bijgeleerd... Niet alleen op gebied van het bloggen... Maar ook en vooral over Portugal, Lissabon en de Fado...
De taart wordt, volgens de statistieken van seniorennet, aldus verdeeld:
Aan al mijn bezoekers: bedankt dat jullie d'r waren !
En... binnen een paar dagen gaan we terug huisjes kijken in Portugal Deze keer in Leiria, de streek boven Lissabon Misschien vinden we daar ons droomhuisje ???
Carlos Cano e Amália Rodrigues... (a tradição da canção espanhol: Maria la Portuguesa))
Het beroemde Spaanse lied María la Portuguesa een ode aan de fado
María la Portuguesa Carlos Cano y Amália Rodrigues
(Homenaje a Amalia Rodrigues.)
En las noches de luna y clavel, In de nachten vol maneschijn en anjers, de Ayamonte hasta Villarreal, van Ayamonte tot Villarreal, sin rumbo por el río entre suspiros zonder bestemming langs de rivier, verzuchtend una canción viene y va, een lied komt en gaat, que la canta María gezongen door Maria al querer de un andaluz. uit liefde voor een Andalusiër. María es la alegría y es la agonía María is de vreugde en het zieleleed que tiene el Sur. van het zuiden.
Que conoció a ese hombre Ze ontmoette deze man en una noche de vino verde y calor in een nacht van "vinho verde" en hitte y entre palmas y fandangos en tussen palmbomen en braspartijen la fue enredando le trastornó el corazón. begon hij haar te verleiden, bracht haar hoofd op hol. Y en las playas de isla En op de stranden van het eiland se perdieron los dos verloren ze zichzelf donde rompen las olas, besó su boca waar de golven breken, kustte hij haar mond y se entregó. en ze gaf zich over.
¡Ay, María la Portuguesa!, Ah Maria de Portugese!, desde Ayamonte hasta Faro van Ayamonte tot in Faro se oye este fado por las tabernas hoort men deze fado langs de kroegen donde beben "vinho amargo"(*) waar men "vinho amargo" drinkt ¿Por qué canta con tristeza? Waarom zingt ze met verdriet? ¿por qué esos ojos cerrados? waarom deze gesloten ogen? Por un amor desgraciado Voor een ongelukkige liefde por eso canta, por eso pena. daarom zingt ze, daarom lijdt ze.
¡Fado! porque me faltan sus ojos Fado! omdat ik zijn ogen mis ¡Fado! porque me falta su boca Fado! omdat ik zijn mond mis ¡Fado! porque se fue por el rio Fado! omdat hij verdween in de rivier ¡Fado! porque se fue con la sombra Fado! omdat hij verdween in de duisternis
Dicen que fue el te quiero Ze zeggen dat het de liefde de un marinero, razón de su padecer, van een zeeman was, de reden van haar lijden, que una noche en los barcos dat in een nacht in de boten de contrabando, p'al langostino se fue. met smokkelwaar, waarmee hij ging vissen op garnalen. Y en las sombras del río En in de duisternis van de rivier un disparo sonó weerklonk een schot. y de aquel sufrimiento, nació el lamento en uit dit lijden werd de klaagzang de esta canción. van dit lied geboren.
Vertaald met de zeer gewaardeerde hulp van mijn schoonzusje, waarvoor heel veel dank... muito obrigada!
(*) Vinho amargo is een bittere wijn met geneeskundige eigenschappen, maar de term kan ook als metafoor gebruikt worden om de bittere nasmaak van een verloren liefde te beschrijven.
De bekende Spaanse zanger Carlos Cano (1946 - 2000) stierf in december 2000, op 54-jarige leeftijd. Cano werd geboren in Granada en word gezien als de populairste vertegenwoordiger van de Andalusische muziek.
Hij was ook de schepper van een nieuw genre Copla, dat zijn wortels in de folklore heeft en de sociale wantoestanden in het zuiden beschrijft. Canos populariteit steeg gestadig gedurende zijn leven, deels te wijten aan de sociaalpolitieke inhoud van zijn protestliederen.
Ook in het populaire genre genoot hij grote bekendheid en het lied Maria la Portugueseis het meest bekende lied in zijn carrière. Andere populaire liederen zijn Luna de Abril (1988), Ritmo de Vida (1989), En Directo (1990) en Mestizo in 1992.
In 1995 kreeg hij serieuze hartklachten en liet hij zich in New York opereren, waarna hij De Lo Perdido schreef en andere populaire hits. Hij stierf op 20 december 2000 aan een hartverlamming.
Antes e Depois... Alfredo Marceneiro e Fernando Farinha...
Eindelijk de tekst gevonden van het lied dat reeds maanden aan de rechterkant van mijn blog stond en dat ik ooit kreeg van Opatje Joaquim
FADO de onteme e de hoje
(FADO van gisteren en vandaag)
Antes e depois Vroeger en nu
Fernando Farinha / Alfredo Marceneiro Alfredo Marceneiro:
Minha guitarra é vaidosa Mijn gitaar is ijdel Mas vaidosa com encanto Maar betoverend ijdel Sente-se toda orgulhosa Zij voelt zich heel trots Todas as vezes que canto Telkens ik zing
Fernando Farinha:
Alfredo, quando tu cantas Alfredo, wanneer jij zingt Cantas com tanta saudade Zing jij met zoveel saudade Eu sinto que tu encantas Ik voel dat jij verrukt bent Toda a minha mocidade Door mijn jeugd
Alfredo Marceneiro:
Dizem que o fado é desgraça Men zegt dat fado rampzalig is Fado é de muita gente Fado is van vele mensen Mentira o fado não passa Liegen kan niet in de fado O fado qualquer o sente De fado voelt dat
Fernando Farinha:
O fado é a voz do povo De fado is de stem van het volk Que com o povo nasceu Dat uit het volk wordt geboren Tu és antigo e eu sou novo Jij bent antiek en ik ben modern Será meu como que foi teu Ze zal van mij zijn zoals ze van jou is
Alfredo Marceneiro:
Entre fadistas de lei Onder de gevestigde fadistas Com meu concurso não falto Ontbreekt het mij niet aan concurrentie Tenho orgulho em ser de grei Ik ben trots deel uit te maken Dos faias do Bairro Alto Van de flierefluiters van de Bairro Alto
Fernando Farinha:
A pesar de muito novo Ondanks het vernieuwende Quando canto uma cantiga Wanneer ik een lied zing Faço recordar ao povo Zal ik het volk laten herinneren De fadistagem antiga Aan de fadistas van de oude garde
Alfredo Marceneiro:
A minha pobre garganta Mijn arme keel Já não tem a voz de outrora Heeft niet meer de stem van vroeger Mas quando canta, ainda canta Maar wanneer ik zing, zing ik nog Ao pé das vozes de agora Evengoed als de stemmen van nu
Fernando Farinha/Alfredo Marceneiro:
Quem sabe meu pioneiro Degene die mijn pionier kent Sem nesta história não fica Weet niet zonder deze geschiedenis O Alfredo Marceneiro De Alfredo Marceneiro Junto ao miúdo da Bica Is samen met het jongetje van de Bica
De mooie melodie Chuva geïnterpreteerd door Jorge Fernando de componist ervan. Deze versie verschilt van deze van Mariza. (te beluisteren via deze "link" samen met de tekst en vertaling).
Jorge Fernando in de Meervaart in Amsterdam op 12 mei 2006
Jorge Fernando (Lissabon, 1957) is een Portugese zanger en gitarist van de Portugese volksmuziek fado. Hij is de inspirator en drijvende kracht achter de carrière van veel andere fadista's.
Jorge Fernando zingt al als kind van vier en begint met het serieuze gitaarspelen en zingen doet hij vanaf zijn dertiende, voornamelijk in jazz- en popbandjes. Hij leerde zichzelf gitaar spelen.
Op zijn twintigste komt hij bij de begeleidingsgroep van Amália, waarin Carlos Gonzalves en Fontes Rocha al dertig jaar speelden. Naast het gitaarspel voor Amália zong hij ook, wat er soms toe leidde dat het publiek hem toeriep: "Jorge, zing eens". Dit bracht hem na zes jaar begeleiding van Amália ertoe, solo verder te gaan.
Jorge Fernando ontdekte Custódio Castelo en ze hebben veel invloed op elkaar gehad. Samen waren ze de drijvende kracht achter veel andere fadista's die vaak die mogelijkheid niet wordt geboden door de conservatieve aanhangers van de fado. Fernando was een inspirerende kracht achter onder andere Mariza, Joana Amendoeira, Camanè en Ana Moura.
Cristina Branco noemt de tegenwoordige fado de nieuwe fado en Mariza de muzikale fado. Voor Jorge Fernando bestaat er niet zoiets als een nieuwe fado, maar is de manier van spelen en zingen anders omdat de mensen van nu anders zijn dan jaren geleden. Volgens hem is de fado de manier om uiting te geven aan je ziel en je ziel is eeuwig: je kunt geen andere ziel krijgen, dus kun je ook geen nieuwe fado krijgen. Bron
Abril en Portugal een versie gezongen door Isabel (Chavela) Vargas Lizano (San Joaquin de Flores, 17 april 1919) een Costa Ricaans-Mexicaans zangeres. Ze is het bekendst om haar vertolkingen van "Rancheras" (een type van folkloremuziek dat populair is in Mexico), maar ook voor haar vertolkingen van andere populaire muziekgenres.
Chavela Vargas, die op haar veertiende haar geboorteland Costa Rica verruilde voor het veel vrijere Mexico, heeft zich nooit aan de conventies gehouden. Zij zong op straat en in bordelen, goot zich vol met tequila, droeg mannenkleren, rookte sigaren en had altijd een pistool op zak. Ondanks haar vele stormachtige verhoudingen - waaronder één met Frida Kahlo - had ze maar één echte grote liefde: haar hond. Bron
Over het ontstaan van de bijzondere betekenis van 1 april tast men eigenlijk in het duister. In Portugal wordt hij Dia da Mentira (dag van de leugen) of Dia dos Bobos (dag van de idioten)geheten.
In Frankrijk heette dit poisson d'avril. In Engelstalige landen wordt het April Fool's Day genoemd, de Duitsers spreken van Narrentag en de Russen hebben het over День Дурака (Dyen' Doeraka, letterlijk vertaald: de dag van de dommerik) .
In sommige Vlaamse streken spreekt men over verzenderkesdag, de dag waarop je iedereen tracht ergens heen te zenden om ze beet te nemen.
De eerste vermelding in een Nederlandse bron dateert uit 1539 te Gent, een gedicht van de rederijker Eduard de Dene. Het is een parodie op 1 april waarin een knecht het plan van zijn heer om hem te verzenden doorziet. De geschiedenis gaat dus tenminste terug tot het begin van de zestiende eeuw. De wijde verspreiding van het verschijnsel wijst echter op een hogere ouderdom.
Loki met zijn uitvinding, het visnet. Uit een 18de eeuws IJslands geschrift
Er zijn verklaringen gezocht in het wisselvallige aprilweer en parallellen gezien in de Germaanse mythologie (Loki) of in de bijbelse geschiedenis. In verschillende landen zijn ook wel nationale gebeurtenissen aangevoerd als begin van de traditie. Deze verklaringen, die waarschijnlijk ooit zelf als aprilgrap zijn verzonnen, leiden soms tot op de dag van vandaag een hardnekkig leven.
Zo denkt men in Nederland nog vaak dat de grappenmakerij begonnen is met de inname van Den Briel door de watergeuzen op 1 april 1572, zoals blijkt uit een bekend gezegde: Op 1 april verloor Alva zijn bril (Bril staat hier voor Briel). Het feit dat ook buiten Nederland 1 aprilgrappen worden gemaakt, spreekt deze verklaring tegen.
Parabens à minha mãe e à meu pai para o jubeleu do diamanto de seu casamento!!
Gefeliciteerd aan mijn ma en mijn pa met hun diamanten huwelijksjubileum !
60 jaar geleden trouwden mijn ouders Wij vieren dat vandaag met alle kinderen (6), kleinkinderen(13), achterkleinkinderen (7), schoonkinderen, nonkels en tantes, neven en nichten Net als toen
Tuna Universitaria do Instituto Superior Tecnico... e um tradução...
Een Tuna Universitaria is een muziekgroep samengesteld uit mannelijke universiteitsstudenten en meestal afkomstig uit Spanje, Portugal, Midden-Amerika of Zuid-Amerika. Men spreekt ook gewoon over een Tuna of Tunas in het meervoud. Een Tuno is een lid van een Tuna Universitaria, of kan ook een Sopista worden genoemd, welke een oude benaming van Tuno is.
TUIST staat voor Tuna Universitaria do Instituto Superior Tecnico en is een academische muziekgroep met studenten van de Technische Hogeschool uit Lissabon.
In de video hieronder brengen zij "Marcha do Centenário", een arrangement door TUIST van een populair marslied uit Lissabon, live gebracht op het XII TUIST - Festival Internacional de Tunas "Cidade de Lisboa" in het Coliseu dos Recreios van Lissabon in 2007.
Marcha do Centenário (Mars van de Eeuw)
Toda a cidade flutua Gans de stad drijft No mar da minha canção Op de zee van mijn lied Passeiam na rua Wandelend door de straat Retalhos de lua Stukken van de maan Que caem do meu balão Weerkaatsen op mijn ballon
Deixei Lisboa folgar k Liet Lissabon tot rust komen Não há mal que me arrefeça Het is goed om af te koelen A rir, a cantar, cabeça no ar Al lachend, al zingend, hoofd in de lucht Que eu hoje perco a cabeça Want vandaag verloor ik mijn hoofd Lisboa nasceu, pertinho do céu Lissabon is geboren, dichtbij de hemel Toda embalada na fé Volledig omringd door vertrouwen Lavou-se no rio, ai ai ai menina Wast ze zich in de rivier, ai ai ai meisje Foi baptizada na Sé ! Zij werd gedoopt in de Sé !
Já se fez mulher e hoje o que ela quer Ze is reeds vrouw en vanaf nu doet ze wat zij wil É bailar e dar ao pé Dat is dansen en draaien Vaidosa varina, ai ai ai menina IJdele varina(*), ai ai ai meisje Mas que linda que ela é! Maar zo mooi dat zij is!
Dizem que eu velhinha sou Zij zeggen dat ik oud ben Há oito séculos nascida Acht eeuwen geleden werd ik geboren Nessa é que eu não vou Daarom ga ik niet weg Por mim não passou Want voor mij ging niet voorbij Nem a morte nem a vida Noch de dood, noch het leven
O Pagem me fez um fado De minnestreel maakte een fado voor mij De novo ali me leu a sina Daarin werd opnieuw mijn lot beschreven Não ter namorado Niet te hebben liefgehad Amor nem cuidado Noch de liefde te hebben onderhouden E ficar sempre menina! En ik ben voor altijd meisje gebleven!
Refrão
(vrije vertaling) (*) geen vertaling voor gevonden
Luister ook naar het prachtig gebrachte Lágrima, waarvan je de tekst met vertaling kan terugvinden via volgende link: KLIK HIER!
Mayra Andrade een Kaapverdiaanse zangeres vertolkt Lua (Maan)
Kaapverdië
is een groep eilanden gelegen in de Atlantische Oceaan ongeveer vijfhonderd kilometer ten westen van Senegal, West-Afrika. Duizenden jaren lang bleef de archipel voor mensen onopgemerkt. Het werd pas rond 1460 ontdekt door Portugese ontdekkingsreizigers. Portugal gaf tien eilanden een naam en noemde de gehele archipel Cabo Verde, naar een dichtbijgelegen schiereiland bij Senegal.
Aanklikbare afbeelding
Voor de Portugezen werd Kaapverdië de perfecte uitvalsbasis voor het veroveren en koloniseren van de rest van de wereld: schepen voeren naar Afrika, Latijns- en Noord-Amerika en via Zuid-Afrika naar India en China. Voor het ontginnen van land en het planten en oogsten van voedsel en katoen haalden de Portugezen slaven vanuit het West-Afrikaanse vasteland naar Kaapverdië. Al in 1582 verbouwden zo'n veertienduizend slaven voedsel en katoen onder een regime van honderd blanken. Voedselproductie zou echter nooit voldoende opleveren voor het kale, onvruchtbare Kaapverdië om rond te kunnen komen. Inkomsten kwamen van twee andere activiteiten: het bevoorraden van schepen en de slavenhandel.
Toen op Kaapverdië genoeg slaven aan het werk waren, keken de Portugezen naar het westen voor nieuwe afzetmarkten. Ze gingen slaven verkopen voor werk in Zuid-Amerikaanse koloniën; de archipel ontpopte zich tot een warenhuis voor mensenhandel.
De slavenhandel met de Spaanse koloniën in Amerika kwam plotseling ten einde toen Portugal zich in de zeventiende eeuw afscheidde van Spanje. De slavernij in Kaapverdië werd in 1870 officieel afgeschaft na decennialange druk van Amerikaanse en Europese intellectuelen. Desondanks werden nog tot ruim in de twintigste eeuw ex-slaven gedwongen tot werk.
De Originele verboden dans Batuko van Kaapverdië bewaard gebleven dankzij weggelopen slaven Geniet ervan !
De negentiende eeuw werd een tijdperk van massale, wereldwijde emigratie van Europeanen en Afrikanen naar de Verenigde Staten. Gretige jonge Kaapverdianen, die droomden van een betere toekomst in de Nieuwe Wereld, lieten zich op het eiland Brava oppikken voor werk in de walvisvangst.
Al die eeuwen had Portugal weinig omgezien naar de behoeften van haar kolonie. Een massale sterfte tijdens een catastrofale droogte in 1941 waar Portugal niets aan deed, zorgde voor grote verontwaardiging onder een groep Kaapverdianen van gemengd ras. In 1956 werd in Guinee-Bissau de PAIGC (Partij voor de Onafhankelijkheid van Guinee en Kaapverdië) opgericht. Aanvankelijk was de PAIGC vreedzaam, maar door de harde opstelling van Portugal ontpopte de PAIGC zich tot een guerrillabeweging. Een tien jaar durende bloedige strijd die gevoerd werd op Guinees grondgebied, leidde uiteindelijk tot het uitroepen van de onafhankelijkheid van Kaapverdië op 5 juli 1975.
PAICV
Vanwege het dorre klimaat en de slechte werkgelegenheid zoeken ook nu nog de meeste Kaapverdianen hun heil elders in de wereld: grote groepen Kaapverdianen vestigden zich in steden als Boston en Brockton (Verenigde Staten), Lissabon (Portugal), Buenos Aires (Argentinië), Dakar (Senegal) en Rotterdam.
Hugo Maurice Julien Claus (Bruges, 5 de Abril 1929 - Antuérpia, 19 de Março 2008)
ENVOI
Estão ainda aos bocejos, os meus versos. Nunca me habituarei a isto. Eles habitaram aqui tempo que chegasse. E agora chega. Ponho-os fora de casa, não vou esperar até os dedos dos pés lhes esfriarem. Sem o incómodo do seu confuso esbracejo, quero escutar o zumbido do sol ou o do meu coração, essa traiçoeira esponja a endurecer.
Os meus versos não fornicam à moda clássica. Balbuciam ordinarices ou vociferam com dignidade exagerada. No Inverno, racham-lhes os lábios, na Primavera, estendem-se por terra aos primeiros calores, atrapalham o meu Verão e no Outono cheiram a mulheres.
Chega. Durante mais doze versos nesta página esqueço-lhes as traquinices e em seguida um pontapé no cu. Vão maçar para outro sítio, rimas de tostão, vão tremer para outra parte por causa de doze leitores e de um crítico a ressonar.
Ide agora, versos meus, nos vossos pés ligeiros, não calcastes com força o velho chão onde as sepulturas riem vendo os hóspedes, um cadáver sobre o outro amontoado. Ide agora, e cambaleai na direcção daquela que eu desconheço.
Tradução: Fernando Venâncio
Foto: Vincent Menzel
ENVOI
Mijn verzen staan nog wat te gapen. Ik word dit nooit gewoon. Zij hebben hier lang genoeg gewoond. Genoeg. Ik stuur ze 't huis uit. ik wil niet wachten tot hun tenen koud zijn. Ongehinderd door hun onhelder misbaar wil ik het gegons van de zon horen of dat van mijn hart, die verraderlijke spons die verhardt.
Mijn verzen neuken niet klassiek, zij brabbelen ordinair of brallen al te nobel. In de winter springen hun lippen, in de lente liggen zij plat bij de eerste warmte, zij verzieken mijn zomer en in de herfst ruiken zij naar vrouwen.
Genoeg. Nog twaalf regels lang op dit blad hou ik ze de hand boven het hoofd en dan krijgen zij een schop in hun gat. Ga elders drammen, rijmen van een cent, elders beven voor twaalf lezers en een snurkende recensent.
Ga nu, verzen, op jullie lichte voeten, jullie hebben niet hard getrapt op de oude aarde waar de graven lachen als zij hun gasten zien, het ene lijk gestapeld op het andere. Ga nu en wankel naar haar die ik niet ken.
Cesaria Evora Cinturao Tem Mele (Danca Tcha Tcha Tcha)
Eeuwenlang hebben vele rassen en culturen zich met elkaar vermengd op Kaapverdië, waardoor meer dan tachtig procent van de bevolking van gemengd ras is. Avonturiers, piraten, zeelui, slaven en (slaven)handelaren hebben hun genen achtergelaten. Doordat het merendeel van de huidige bevolking afstamt van Afrikaanse slaven bestaat naast de officiële Portugese taal het Creools als alledaagse spreektaal: een taal van oud-Portugees vermengd met West-Afrikaanse talen. Het Creools is de informele, gesproken taal die iedereen begrijpt, de taal om het Kaapverdiaanse sentiment te delen, de taal van intimiteit en gevoel.
Hoe divers de muziekbeleving ook is op de verschillende eilanden, toch kan wel gezegd worden dat de morna de ziel van de Kaapverdianen vertegenwoordigt. De morna is een lyrisch lied met een diep melancholisch karakter en uitgevoerd in een langzaam tempo. De overwegend in het Creools geschreven en gezongen morna vertolkt het gevoel van sodade, een nostalgische combinatie van heimwee naar het moederland, naar een verloren liefde, maar ook hoop op een betere toekomst. Op elk eiland klinkt de morna weer anders. De morna uit São Vicente is in het buitenland het bekendst geworden door Cesária Évora.
Cesaria Evora Lua Nha Testemunha (B. Leza)
Bô ka ta pensâ nha kretxeu Nen bô ka t'imajiâ, o k'lonj di bó m ten sofridu.
Perguntâ lua na séu lua nha kompanhêra di solidão. Lua vagabunda di ispasu ki ta konxê tud d'nha vida, nha disventura, El ê k' ta konta-bu nha kretxeu tud k'um ten sofridu na ausênsia y na distânsia.
Mundu, bô ten roladu ku mi num jogu di kabra-séga, sempri ta persigi-m, Pa kada volta ki mundu da el ta traze-m un dor pa m txiga más pa Déuz
Mundu, bô ten roladu ku mi num jogu di kabra-séga, sempri ta persigi-m, Pa kada volta ki mundu da el ta traze-m un dor pa m txiga más pa Déuz
Bô ka ta pensâ nha kretxeu Nen bô ka t'imajiâ, o k'lonj di bó m ten sofridu.
Perguntâ lua na séu lua nha kompanhêra di solidão. Lua vagabunda di ispasu ki ta konxê tud d'nha vida, nha disventura, El ê k' ta konta-bu nha kretxeu tud k'um ten sofridu na ausênsia y na distânsia.
Mundu, bô ten roladu ku mi num jogu di kabra-séga, sempri ta persigi-m, Pa kada volta ki mundu da el ta traze-m un dor pa m txiga más pa Déuz
Mundu, bô ten roladu ku mi num jogu di kabra-séga, sempri ta persigi-m, Pa kada volta ki mundu da el ta traze-m un dor pa m txiga más pa Déuz
De oorsprong van Morna
Er bestaan meerdere theorieën over de oorsprong van de morna. Men vermoedt dat het genre vernoemd is naar het Engelse woord 'mourn' (rouwen, treuren) of misschien het Franse woord 'morne' (somber, doods) en dat het halverwege de negentiende eeuw ontstaan is op Boavista.
Een waarschijnlijke theorie is dat de oorsprong ligt bij uit Angola afkomstige slaven van de Bantu-bevolking die hun muziek, de 'lundu' meenamen naar Kaapverdië. In het begin werd de morna slechts instrumentaal en veel sneller uitgevoerd, geïnspireerd op deze 'lundu'. Voornamelijk onder invloed van de Portugees-Braziliaanse modinha werd de morna langzamer en werden poëtische teksten toegevoegd. In de handen van de uit Brava afkomstige journalist en dichter Eugénio Tavares ontwikkelde de morna zich tot een belangrijk literair genre met de klassieke thema's liefde, emigratie en weemoed. Later voegde B. Leza (oftewel Francisco Xavier da Cruz) van het eiland São Vicente hier levendiger invloeden aan toe van de Braziliaanse choro en samba en van de Argentijnse tango.
(Mindelo, 27 augustus 1941) is een Folkzangeres uit Kaapverdië. Ze staat bekend als de 'diva op blote voeten', omdat ze de gewoonte heeft om blootsvoets het podium te betreden. In 2004 won ze een Grammy Award voor het 'Beste Contemporary World Music Album'.
Cesária Évora African Diva Africa Nossa
Als een waarzegster haar vroeger een toekomst als wereldberoemde zangeres zou hebben voorspeld, zou Cesária Évora (1941-) haar voor gek hebben verklaard. Uit een muzikale familie kwam ze echter wel, want troubadour B. Leza (woordspeling van 'belleza' = schoonheid) was haar oom. Geboren en getogen op São Vicente, lukte het Cesária Évora al op jonge leeftijd brood op de plank te brengen door in nachtclubs in de havenstad Mindelo te zingen. Maar de handel zakte in, zeker nadat Kaapverdië in 1975 onafhankelijk werd. Musici moesten emigreren of ander werk zoeken. Cesária Évora bleef in Kaapverdië om met allerhande baantjes haar familie te onderhouden. Pas in 1985 ging de toen vijfenveertigjarige zangeres weer zingen. Een incidenteel reisje naar Portugal om daar twee nummers op te nemen zou de doorstart betekenen naar een grootse internationale carrière. De in Frankrijk wonende Kaapverdiaanse producer José da Silva ontdekte haar en opende de deur naar een carrière in Europa. Cesária Évora's geniale bandleider Paulino Vieira maakte de Kaapverdiaanse muziek toegankelijker voor een internationaal publiek door aan de morna elementen toe te voegen uit de jazz, soul, latin en blues. Cesária Évora brak door met het album La Diva Aux Pieds Nus (De Diva Op Blote Voeten, 1988). Cesária Évora bezit een warme, doorleefde altstem waarmee ze luisteraars moeiteloos meesleept in een gemoedstoestand van melancholie en heimwee.
Trago um Fado no meu canto, Ik breng de fado in mijn lied, Canto a noite até ser dia Ik zing s nachts tot de ochtenstond Do meu povo trago o pranto Van mijn volk breng ik de klaagzang No meu canto a Mouraria In mijn lied de Mouraria
Tenho saudades de mim Ik hou saudades van mij Do meu amor mais amado Van mijn allerliefste geliefde Eu canto um país sem fim Zing ik een land zonder einde O mar, a terra, o meu Fado De zee, het land, mijn fado
Meu Fado Meu Mijn fado van mij
De mim só me falto eu Van mij mis ik enkel mezelf Senhora da minha vida Vrouw van mijn leven Do sonho, digo que é meu Van de droom, zeg ik dat hij de mijne is E dou por mim já nascida En ik vind mezelf terug
Trago um Fado no meu canto Ik breng de fado in mijn lied Na minh'alma vem guardado Ik bewaar hem in mijn hart Vem por dentro do meu espanto Hij komt vanuit mijn buikgevoel Á procura do meu Fado Op zoek naar mijn fado
(vrije vertaling)
Mariza werd geboren in Mozambique (16 december 1973), haar vader is Portugees, maar haar moeder komt uit Mozambique. Zij emigreerde op haar 3e naar Lissabon. Daar groeide zij op in de traditionele wijk Mouraria (Alfama) in Lissabon, de bakermat van de fado. In 2000 won ze de 'Best voice of fado'-award, de meest prestigieuze prijs van Portugal, die een jaar eerder naar Dulce Pontes ging. "Haar stem is een oerkracht ... In alle opzichten gaat ze live verder dan op de plaat. Niet alleen is haar persoonlijkheid indringender aanwezig, maar ook de arrangementen en bewerkingen zijn vrijer en avontuurlijker"
Nog even een kort overzicht over het ontstaan van de fado in Lissabon:
De Fado is ontstaan rond 1829 in de arme wijken van Lissabon: Alfama, Bairro Alto, en Mouraria. Over de muziek die ten grondslag ligt verschillen de meningen, maar wat zeker is, is dat de scanduleuze verhouding tussen Maria Severa, dochter van een kroegbazin en fadista van het eerste uur, en de edelman, de Comte de Vimioso het begin was van een muziekstijl die nu wereldwijd populair is. In het begin werd Fado gezongen in de kroegen en bordelen en was een fadista niet meer dan een veredelde landloper of beurzensnijder. Rond 1900 vond de omslag plaats naar het 'respectabel' worden van de stijl. Begin dertiger jaren gleed Portugal langzaam weg richting een burgeroorlog waar, net zoals in Spanje, linkse en rechtse krachten vochten om de macht. Gesteund door de gegoede middenklasse, het groot-kapitaal en de kerk nam de burgerdictatuur van Salazar de macht over. Om het volk te binden werd de slogan 'de drie F's' bedacht; Futebol, Fatima en Fado. De fadista's lieten zich de aandacht van de dictatuur welgevallen (passief verzet was er eigenlijk niet) en velen beleefden hun bloeiperiode. Wie niet meewerkte verdween in de kerkers van de PIDE, de geheime politie.
Over wie 'fout' en 'goed' was in die periode zijn de kenners het nog niet eens. Van Amália Rodrigues wordt bijvoorbeeld nu gezegd dat ze de verboden Communistische Partij financieel steunde.
Na de Anjerrevolutie in 1974 was er met fado geen droog brood meer te verdienen. De fadista's werden geassocieerd met de dictatuur. De rehabilitatie kwam begin jaren tachtig toen Amália een hoge nationale onderscheiding kreeg. Pas begin jaren negentig werd de fado populair met een nieuwe generatie fadista's zoals Mafalda Arnauth, Cristina Branco en Mariza. In 1997/1998 kwam de internationale doorbraak en sindsdien is er wel elke maand een nieuwe stem of belofte.
De klassieke uitvoering van de fado wordt nu gezien als een fadista met guitarra (Portugese gitaar), viola (klassieke gitaar) en bas (staande of basgitaar). Dit is echter een conventie die tijdens de dictatuur populair was. Tegenwoordig is de keuze in instrumentatie ruimer en wordt slechts beperkt door het vermogen van de fadista deze in zijn of haar fado's in te passen
Making of van de album Transparente (met Engelstalige ondertitels)
In deze korte video met de making of van de album Transparente van Mariza, vertellen Mariza en de producer Jacques Morelenbaum over het realiseren van dit prachtige album, opgenomen in Rio de Janeiro (Brazilië).
Mariza met Patrik De Bana
Voor de opnames van de film Fados werkte Mariza samen met De Bana.
In de fado Transparente, die zij in de film vertolken, zingt Mariza en danst De Bana over hun gedeelde Afrikaanse achtergrond.
Luister hier naar een opname van Transparente
Como a água da nascente Zoals het water van de bron Minha mão é transparente Is mijn hand transparant Aos olhos da minha avó. In de ogen van mijn grootmoeder.
Entre a terra eo divino Tussen de aarde en het goddelijke Minha avó negra sabia Wist mijn zwarte grootmoeder Essas coisas do destino. Dat dit voorbestemd is.
Desagua o mar que vejo De monding van de zee die ik zie Nos rios desse desejo Zijn rivieren van verlangen De quem nasceu para cantar. Waaruit de drang om te zingen ontstaan is.
Um Zambéze feito Tejo De Zambezie vervloeit in de Taag De tão cantado q'invejo Met zon gezang, waardoor ik verlang Lisboa, por lá morar. Naar Lissabon, om daar te wonen.
Vejo um cabelo entrançado Ik zie vlechtjes in het haar E o canto morno do fado en de warme klanken van de fado Num xaile de caracóis. In een xaile met kralen (*).
Como num conto de fadas Zoals in een sprookje Os batuques são guitarras Het ritme komt uit gitaren E os coqueiros, girassóis. En de palmbomen, de zonnebloemen.
Minha avó negra sabia Mijn zwarte grootmoeder wist het Ler as coisas do destino zij leest de toekomst Na palma de cada olhar. In de palm van elke blik.
Queira a vida ou que não queira Hou van het leven of hou er niet van Disse deus à feiticeira Zei god aan de verleidster Que nasci para cantar. Die geboren was om te zingen.
(vrije vertaling)
(*) Xaile is de typische sjaal waarmee vrouwelijke fadistas optreden als ze fado zingen en de letterlijke vertaling voor caracóis is slakken
De Wereld rond Portugal Een wereldrijk in de 16e en 17e eeuw
in de Bozar bezochten kwamen wij een afbeelding van een neushoorn tegen gemaakt door de Duitse kunstenaar Albrecht Dürer (Neurenberg, 21 mei 1471 - aldaar, 6 april 1528).
Ik wil jullie, het daaraan verbonden verhaal, niet onthouden...
Rhinocerus
is dus de naam van een houtsnede van Albrecht Dürer uit 1515. De afgebeelde neushoorn is een pantserneushoorn uit India die in 1515 naar Lissabon gebracht was. Dürer heeft de neushoorn zelf nooit gezien: de houtsnede is gebaseerd op een beschrijving en schets van een onbekende kunstenaar. De afgebeelde neushoorn is naar alle waarschijnlijkheid het eerste levende exemplaar dat sinds de derde eeuw in Europa te zien was.
Voorgeschiedenis
Cadeau uit Oost-Azië
Op 20 mei 1515 arriveerde de neushoorn in de haven van Lissabon. Het was het tot dan toe meest ongewone importproduct dat via de sinds enkele jaren bestaande zeeroute van India naar Europa kwam. De Portugezen waren succesvol waar Columbus gestopt was. Via de routes van vroegere Portugese zeevaarders waren zij de West-Afrikaanse kust gevolgd. Via de Kaap de Goede Hoop en de Arabische Zee kwamen ze in 1498 in India aan. In de daarop volgende decennia speelde Portugal een belangrijke rol in de handel in specerijen.
Als onderdeel van een diplomatieke uitwisseling kreeg Alfonso de Albuquerque, de afgevaardigde van de Portugese kroon in India, begin 1514 een neushoorn. De schenker was sultan Muzafar II, de heerser van Cambay, het huidige Gujarat.
Albuquerque besloot om de neushoorn (in India gandagenaamd) aan koning Emanuel I van Portugal te schenken. In januari 1515 verliet het dier Goa aan boord van de Nossa Senhora da Ajuda, begeleid door zijn Indische oppasser Ocem en twee andere Portugese schepen. De reis naar Lissabon, met enkel korte stops in Mozambique, Sint-Helena en op de Azoren, duurde 120 dagen.
Dürers houtsnede
De koopman Valentim Fernandes zag de neushoorn kort nadat deze in Lissabon arriveerde. Hij beschreef het dier in juni 1515, in een brief aan een vriend in Neurenberg. De in het Duits geschreven brief is niet bewaard gebleven, maar een kopie in het Italiaans bevindt zich in de Biblioteca Nazionale Centrale in Florence. Een tweede brief, van een onbekende afzender, werd rond dezelfde tijd vanuit Lissabon naar Neurenberg gezonden. Bij deze brief was een anonieme schets van de neushoorn gevoegd.
De totstandkoming van de houtsnede
Op basis van de twee brieven en de schets maakte Dürer twee tekeningen. Aan de hand van de tweede tekening werd de blokdruk gemaakt, vermoedelijk uit perenhout. De zachtheid van dit hout maak een grote detaillering mogelijk. Tegelijk is het hard genoeg is om voldoende afdrukken te kunnen maken voor de verkoop.
In zijn in 1495 opgerichte werkplaats drukte Dürer zijn afbeeldingen af en legde een voorraad aan. Door handelaars werd deze vervolgens op kermissen en markten te koop aangeboden.
De Duitse inscriptie van de houtsnede luidde als volgt:
In het jaar 1513 na de geboorte van Christus, heeft men de grootmachtige koning van Portugal, Emanuel van Lissabon, gebracht zulks een levendig dier. Dat noemen ze een neushoorn, die is hier in vol ornaat afgebeeld. Het heeft de kleur van een gevlekte schildpad en is met dikke vaste schillen bedekt. Het is zo groot als een olifant, maar heeft kortere poten en is weerbaar. Het heeft een sterke gepunte hoorn voor op de neus, welke hij begint te scherpen als het bij stenen is. Het is een dier van de zege, de doodsvijand van olifanten. De vrees van de olifanten moet haast onpasselijk zijn, want als het dier op hen afstormt, dan loopt het met de kop tussen de voorpoten en heft het onder de buik van de olifanten op en wurgt hen, waar zij zich niet verweren kunnen. De neushoorn is zo bewapend, dat de olifant hem niets doen kan. Ze zeggen ook, dat de neushoorn erg snel, wild en speels is.
Dürers Rhinocerus bevat niet alleen een foutieve aankomstdatum van de neushoorn in Lissabon, maar ook een anatomisch incorrecte beschrijving van de dikhuid.
Dürer heeft de neushoorn afgebeeld, als zou het een middeleeuwse ridders zijn, door een losjes op het lichaam liggend harnas bestaande uit harde platen beschermd. De platen lijken langs de naden met klinknagels bevestigd te zijn en het dier lijkt een ringkraag om de nek te dragen. Ook heeft hij een kleine, gedraaide hoorn op zijn rug geplaatst en het geschubde poten en een zaagachtige achterwerk gegeven. De huid van de neushoorn wordt weergegeven als zijnde gevlekt, waarbij ook de huid rond de schouders en aan de achterbenen met wratten bedekt lijkt te zijn.
Geen van deze kenmerken gelden voor echte neushoorns, hoewel de Surinaamse, Witte en Zwarte neushoorn wel twee hoorns dragen. Zij dragen echter beide hoorns op de neus en ook de pantserachtige bedekking ontbreekt bij deze soorten. Het is wel mogelijk dat het harnas gemaakt is voor het gevecht dat de neushoorn in Portugal met de olifant voeren zou.
Neushoorn CLARA Schilderij door Jean-Baptiste Oudry, 1749
Tot in de tweede helft van de achttiende eeuw beschouwde men Dürers voorstelling van deze neushoorn als waarheidsgetrouw. De afbeelding werd veelvuldig gekopieerd, herdrukt en verspreid. Pas toen de neushoorn Clara in de jaren '40 en '50 van de 18e eeuw door Europa trok, kwamen er meer afbeeldingen in omloop, die vervaardigd waren aan de hand van deze levende neushoorn.
En via de muziekspelers in de rechterkolom kan er ook geluisterd worden naar Antes e Depois (Vroeger en Nu) gezongen door Fernando Farinha en Alfredo Marceneiro
Homenagem à Alfredo Marceneiro por NBC feat SP & Wilson!
Fado evolueert en dat is ook te zien in de film "Fados" van de Spaanse cineast Carlos Saura.
Hij toont ons, dat het in de Portugese traditionele muziek niet altijd draait om weemoed: fado is niet enkel iets uit het verleden fado gaat niet enkel over saudade, die typische mengvorm van weemoed en verlangen op fado kan je ook dansen en dus behoort ook fado-rap tot de mogelijkheden
Luister mee naar Marceneiro gerapt door NBC feat SP & Wilson een ode aan Alfredo Marceneiro
Artista: NBC feat SP & Wilson Titulo: Marceneiro Álbum: OST - Filme Fados By Carlos Saura
Ik ben Maaike/Myriam, en gebruik soms ook wel de schuilnaam LaFadista.
Ik ben een vrouw en woon in Alfeizerão-Sapateira (Portugal) en mijn beroep is mezelf zijn.
Ik ben geboren op 30/12/1949 en ben nu dus 74 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Portugal, Lissabon, Fado, poëzie, reizen in 't algemeen, lezen, kookboeken, fietsen....