Dankzij het strepenpatroon is de tijger goed gecamoufleerd in het hoge gras.
hij jaagt op herten, antilopen, buffels en zwijnen. hij besluipt ze vanuit
het gras en maakt op het juiste moment een snelle sprint. Hij doodt het slachtoffer met een stevige beet waarbij de prooi de nek breekt. de buit
wordt naar een rustig plekje gesleept, en dan pas kan de tijger de maaltijd beginnen.
het liefst jaagt hij tegen de avond als het koeler is geworden. De tijger is
heel gespierd en dus erg sterk. hij kan enorme sprongen maken bij de jacht.