De middelste vinken eten iets kleinere harde zaden die ze met hun kleinere maar toch sterke snavels kraken. De vinken die op insecten jagen, de zogenaamde insectenvinken, hebben spitse snavels om de kleine insecten uit de kuilen en gaten uit te graven.
De kleine vinken eten kleine harde zaden die ze met hun (piep) kleine maar toch sterke snavels open maken.
De oervink vestigde zich op verschillende Galapagos eilanden. Iedere vinkenpopulatie zag er iets anders uit want de oervinken waren niet precies gelijk. Ze hadden kleine verschillen in hun groottes en de vormen van hun snavels. Sommige hadden bijvoorbeeld iets grotere en sterkere snavels dan de anderen. Omdat de omgeving en de leefomstandigheden op elk Galapagoseiland een beetje anders , waren sommige vinken in het voordeel. Er waren op sommige eilanden bijvoorbeeld meer harde dan zachte zaden, waardoor vinken met grote snavels beter op deze eilanden konden overleven en hun voordelige eigenschappen aan hun nakomelingen konden overdragen. Na een heel lange tijd waren de vinken met grote snavels vaker te zien op deze eilanden. Ze hadden zich zo ontwikkeld dat ze niet meer met vinken met kleine snavels konden paren. De vinken met grote en kleine snavels zijn dan twee aparte vinkensoorten geworden. Er zijn 13 verschillende vinkensoorten die we vandaag kunnen zien. Deze verschillende vinkentypen leven in vier verschillende omgevingen (eilanden) en zijn streng aan hun aparte leefomstandigheden (zoals specifiek eten) aangepast.Van de totale 13 vinkensoorten zijn hier 4 vinkentypen afgebeeld. deze verschillende vinkentypen leven in 4 verschillende omgevingen ( eilanden) en zijn streng aan hun aparte leefomstandigheden zoals specefiek eten aan- gepast.
De grote vinken die harde zaden eten bezitten grote sterke snavels.
Volgens de legende was de hulst vroeger een palmboom. Toen het volk in Jeruzalem schreeuwde dat Jesus ge- kruisigd moest worden, was de palmboom zo boos dat hij stekels kreeg. Op sommige plaatsen in Duitsland en Zwitserland wordt op Palmzondag geen palm, maar hulst gezegend. Na de mis nemen de gelovigen zo'n hulsttakje mee naar huis en steken het achter het kruisbeeld, zoals wij dat doen met een palmtakje. In het Duits wordt hulst overigens 'Stechpalme' genoemd.
Het ontstaan van de Darwinvinken op Galapagoseilanden
Toen Charles Darwin, de Engelse natuuronderzoeker , in 1835 op de Galapagos eilanden in de Stille Oceaan aan- kwam, zag hij dat op elk eiland verschillende vinken leefden. De vinken hadden duidelijk hun eigen kenmerken, maar toch vertoonden ze ook overeenkomsten. Darwin merkte dat deze vinken op de Galapagos eilanden leken op een vinkensoort die hij op het vasteland van Zuid-Amerika tegenkwam. Daarom veronderstelde hij dat alle vinkensoorten op de verschillende Galapagos eilanden afstammelingen waren van èèn oervinksoort die heel lang geleden vanuit Zuid-Amerika naar de Galapagos eilanden vloog.
Rozen zijn zeker al 5000 jaar in cultuur. Mogelijk is de teelt in de buurt van de Indus-vallei of in China het eerst ontstaan. In ieder geval vervaardigen de oude Perzen al rozenolie uit de bloemblaadjes en wordt er in de oudste Chinese boeken al over rozen gesproken. Via de Grieken kwam de Perzische rozenteelt bij de Romeinen terecht, die verzot op rozen raakten en er driftig mee kweekten. De oudste gekweekte rozen stammen uit die Romeinse cultuur, maar later kreeg de teelt opnieuw een stimulans toen de Europese ridders tijdens de kruistochten naar Palestina daar de (andere) rozen daar ontdekten en mee naar huis namen. Een gevolg was dat al in de 13e eeuw in de buurt van Parijs rozenolie werd geproduceerd.
Alle tuinrozen komen bij kwekers vandaan. De meeste worden geënt en veredeld en wijken soms enorm af van de wilde soorten waar ze van af stammen. Dat zijn er ruim honderd die allemaal op het noordelijk halfrond thuishoren. Europa is een heel belangrijk rozengebied met bijna vijftig soorten wilde rozen. Maar ook in Noord-Afrika, Noord-Amerika (niet zuidelijker dan Mexico), het nabije - en Midden-Oosten, Rusland, China en Japan komen rozen in het wild voor.
Een vogeltje, een vogeltje. Hoort wat het meldt, Wat het in zijn lieflijke liedren vertelt! Het roept: 'komt kindren, komt lammetjes, eruit! Het spel lokt het kind, 't lam 't grazige kruid. En alles wat leeft en het luchtruim doorzweeft, Dat juicht nu de lente haar bloemenkleed weeft, Wat vinnen heeft zwemt en wie benen heeft springt, Wat vleugels heeft vliegt en wie zingen kan zingt.'
Het was de Engelsman David Austin die er in de vorige eeuw in slaagde veel eigenschappen van de 'oude' rassen bij 'nieuwe' rozen in te kruisen. Resultaat : een schitterende serie heel verschillende rozen met veel van de 'oude' kenmerken, maar zo gezond als de nieuwe rassen. Inmiddels zijn er enkele tientallen, zoals de abrikooskleurige 'Abraham Darby', de roze 'Constance Spry', de inmiddels beroemde 'Heritage' (zachtroze) en de warmroze 'The Wife of Bath'. Allemaal met een heerlijke geur.
Het avondrood, met zijn inmense pracht dat aankondigt, het wordt weer weldra nacht, betovert je, met een schitterend kleurenspel, snel overgaand, van donker, licht en naar fel, een vuurbal, met een prachtige stralenkrans, de hemel, een willekeur van gloed en glans.
Pure extase, bij het zien van deze kracht, en 't besef, van een onbegrijpelijke macht, de intensiteit is slechts van korte duur, heel langzaam dooft 't als 'n smeulend vuur en het schouwspel verdwijnt achter de horizon mijn wens: dat ik het terugroepen kon
Zo'n 150 jaar geleden waren er nog geen gele, oranje of koperkleurige rozen. Wie toen aan rozen dacht, dacht in wit, roze en rood of heel aparte combinaties daarvan. Er waren diverse bloemvormen, van platte rozetten tot dichtgevulde bollen. Heel bijzonder waren de ' gekwartierde' bloemen, waarbij de bloemblaadjes in vier parten lijken te zijn ingedeeld. Eeen goed voorbeeld is de roos ' Mme Hardy'. Maar er zijn ook kleine pomponnen, echte grote komvormen en wat de kleur betreft veel rassen die tijdens het uibloeien van kleur veranderen. Er ontstaat nu weer grote belangstelling voor ge- streepte of gevlamde bloemen. 'Versicolor', ook wel 'Rosa Mundi' genoemd, is een duidelijk voorbeeld. Een ding hebben al die ooit populaire historische rozen gemeen : een verrukkelijke geur, zoet of kruidig.
- de zaden van radijs kunnen makkelijk gebruikt worden als markeerzaad voor andere groenten, of als tussenteelt.
- Radijs (ronde) kan makkelijk in bakken of potten geteeld worden, deze hebben het voordeel dat de grond zeer snel opwarmt.
- Laat de radijsjes niet te groot worden, zij zouden enkel maar belaagd worden door schimmels en insecten.
Onderhoud: vraagt weinig onderhoud, enkel uitdunnen en tijdig water geven is de boodschap. weet dat radijzen scherp van smaak worden bij een te geringe water- voorziening.
Oogsten: na een kleine 4 weken kan al begonnen worden met het oogsten.
Het zaaien kan al vroeg onder glas vanaf begin februari gebeuren. ( koop hiervoor het juiste zaad). Vanaf maart tot september kan er in volle grond gezaaid worden. Latere zaaibeurten geven enkel voze radijzen die te snel opschieten. Let op : Steeds dun uitzaaien, want te dicht op elkaar gezaaide plantjes zullen geen goeie vruchten voortbrengen. Voorzie geen grote meststofbehoefte, daar het een gewas is met zeer korte tijdsgroei, volstaat het om een goeie compost te gebruiken verrijkt met kalium.
Zand en leembodems zijn de beste bodems, daar deze snel opwarmen, de kompost zorgt dan weer voor een goeie vochthuishouding,..... teveel aan meststoffen zorgt enkel voor voze radijzen en mogelijke ziekten.
In de eerste plaats zouden we denken dat de radijs behoort op het bed van de wortelgewassen, maar door zijn korte teeltperiode brengt deze weinig of geen problemen met zich mee,.... Zaaidiepte = 1 cm en neem 5 cm tussen de rijen ( ruim genomen), ......Zaai tevens op verscheidene data en voorzie verscheidene soorten, zo heb je de zomer lang verse radijsjes.