De oervink vestigde zich op verschillende Galapagos eilanden. Iedere vinkenpopulatie zag er iets anders uit want de oervinken waren niet precies gelijk. Ze hadden kleine verschillen in hun groottes en de vormen van hun snavels. Sommige hadden bijvoorbeeld iets grotere en sterkere snavels dan de anderen. Omdat de omgeving en de leefomstandigheden op elk Galapagoseiland een beetje anders , waren sommige vinken in het voordeel. Er waren op sommige eilanden bijvoorbeeld meer harde dan zachte zaden, waardoor vinken met grote snavels beter op deze eilanden konden overleven en hun voordelige eigenschappen aan hun nakomelingen konden overdragen. Na een heel lange tijd waren de vinken met grote snavels vaker te zien op deze eilanden. Ze hadden zich zo ontwikkeld dat ze niet meer met vinken met kleine snavels konden paren. De vinken met grote en kleine snavels zijn dan twee aparte vinkensoorten geworden. Er zijn 13 verschillende vinkensoorten die we vandaag kunnen zien. Deze verschillende vinkentypen leven in vier verschillende omgevingen (eilanden) en zijn streng aan hun aparte leefomstandigheden (zoals specifiek eten) aangepast.Van de totale 13 vinkensoorten zijn hier 4 vinkentypen afgebeeld. deze verschillende vinkentypen leven in 4 verschillende omgevingen ( eilanden) en zijn streng aan hun aparte leefomstandigheden zoals specefiek eten aan- gepast.
De grote vinken die harde zaden eten bezitten grote sterke snavels.