.
Lentemaands ruwheid geeft zomermaands luwheid.
Niet te droog, niet te nat, dan vult maart een duchtig vat.
Danst het lammetje in maart, april pakt het bij de staart.
Brengt maart storm en wind, de sikkel is de boer gezind.
Donder in maart, vorst in april.
Maart roert zijn staart, april doet wat hij wil en mei doet er ook nog wat bij.
Waait de wind in maart te fel, veel fruit verwacht men wel.
Als het weder is van goede zin, trekt de kou zijn steertje in
Maartse maan, brengt kwaad weer.
Komt men in maart omweer tegen, dan krijgt men in juli regen.
Daar is geen maart zo goed, of het sneeuw wel op de boer zijn hoed.
Een droge maart en een natte april, dat is de boeren naar zijn wil.
Maart guur geeft een volle schuur.
Een droge maart, is een zomer te paard.
Maart niet te droog en niet te nat, Vult de boer zijn kist en vat.
Mist in maart, water en vorst in mei.
Een droge maart, een natte april, een koele mei, vullen de schuren en de kelders van de boer.
Een koekoe'sroep ter helft van maart, is voor de boer een daalder waard.
Maartse regen, brengt geen zegen.
Zoveel nevel in maart, zoveel onweer s' zomers.
Wat maart niet wil, dat neemt april.
Als maart geeft april weer, geeft april maarts weer.
Maartse zon en aprilse wind, schenden menig lieflijk kind.
Een natte maart, geeft veel lijnzaad.
Autoruiten nu nog steeds bevroren, dat geeft straks veel koren.
Stof in maart, is goud waard.
Voor oude lieden heeft maart, kwaad in haar staart.
Maartse buien die beduien, dat de zomer aan komt kruien.
Een droge maartse wind, maakt de boeren goed gezind.
Regent het met St. Albinus(1) dat het giet,dan doet de boer dat veel verdriet.
Zo de wind staat op St. Gregorius(12), zo staat hij nog veertig dagen.
Sint Jozef (19)schoon en goed,(mooie dag) een vuchtbaar jaar ligt in't verschiet.
Een koekoeksroep ter helft van maart, is voor de boer een daalder waard.
Op de Lentedag(21) de wind in noord, dan blaast deze nog zeven weken voort.
Is het op St. Rupertus(27) helder en rein, zo zal ook de zomer zijn