De zoektocht naar apparaten die niet na iedere beurt moeten worden bijgevuld, gaat voort. Omstreeks 1905 verschijnen de eerste exemplaren die om kunnen gaan met een rij van voorgebogen nietjes. De eerste reeks wordt gelijmd op karton - tegenwoordig zijn ze aan elkaar gelijmd-, maar dat blijkt niet handig omdat het karton snel beschadigd raakt en de nietjes dubbelslaan. Een metalen kern die nietjes op zijn plaats houdt, kent dat probleem niet , maar de kracht die de hamer nodig heeft om er een af te breken wordt door weinig mensen gehaald.
Vanaf 1914 dringen nietapparaten langzaam maar zeker door in het dagelijks kantoorleven. In de beginperiode kijkt niemand ervan op als er per 500 werknemers maar èèn apparaat beschikbaar is, maar dat verandert snel, zeker als in 1923 de gelijmde nietjesreeksen hun intrede doen. Ook mechanische verbeteringen verhogen de populariteit. Sinds 1930 hebben geen ingrijpende wijzigingen meer plaatsgehad. In dat jaar komt een niet- machine op de markt die aan de bovenkant open kan, zodat het gemakkkelijk is de nietjesreeks erin te laten glijden. Tot die tijd slingert de ongebruikte rij achter het apparaat aan.