Kerkhofmuur
De
tederheid die binnen de kerkhofmuur hangt streelt de graven en verzacht de pijn
van de bezoekers. Ik wandel graag langs zoveel bekenden. Hun levens zijn
verstrengeld in dat van mij en in dat van zoveel vrienden. Wij kennen mekaars
vreugden en ontgoochelingen. Met velen ben ik hun laatste weg tot hier gegaan.
Toen ik nog jong was en mijn vriend Herman kwam begraven op zijn 21ste droegen we hem nog tot aan het graf. En
strooiden aarde als afscheidssymbool. Vandaag zijn sommigen bang van het begrafenisritueel.
Het dode lichaam zo dicht mogelijk bij de ingang van het kerkhof, vlug een paar
gebeden, een roos op de kist en dag kerkhof, want in de plannen voor morgen is er
geen plaats voor de dood. Alleen de verweesde beminden schuiven langzaam langs
de muur naar het leven terug. Eigenlijk wel heel raar als je bedenkt dat de
kerkhofmuur tientallen generaties bekenden en beminden omsluit. Binnen die
scheefgegroeide muur, moe van het eindeloos verdriet en vochtig van de nooit
gedroogde tranen spreekt de levende geschiedenis van mijn stad in namen en
data. In fotos en poëzie die het onzegbare toch in woorden vorm trachten te
geven. En tussen al die namen, al die opgeroepen beelden ligt de strooiweide er
onwezenlijk bij. Grijs stof ligt verdwaalt tussen stervende bloemen. De adem
van wie hier even was maakt het gras nat en niemand wordt herkend, alleen vaag
herinnerd en nimmer bezocht. De stilte weegt zwaar tussen de verweerde muren.
Ik voel me er thuis omdat ik weet dat ik morgen of overmorgen ook kom, gedragen
door wie mij deed leven en zal helpen sterven.
Langs
de verweerde muur staan prachtige monumenten met hetzelfde kenmerk:
eeuwigdurend. Hoe gemakkelijk wordt dat hier neergeschreven, ingebeiteld en hoe
moeilijk is dat te begrijpen! Timmermans schreef ooit: De schoonheid droomt
van boom tot boom, maar alle schoonheid zal verdwijnen, want alle schoonheid is
slechts droom. Hier droomt ze van zerk tot zerk, overwoekerd door gebeden en
neergelegd in de rulle aarde: de schoonheid van een mensenleven en alles wat
daarin ooit mocht ontstaan, ooit mocht bloeien, ooit mocht sterven. Daarom
komen zoveel mensen telkens opnieuw naar hier. Ze luisteren hier naar de wind,
waarin beminden zingen. Ze brengen bloemen mee om niet te hoeven spreken. Er
zijn is genoeg. Zijn kan niet sterven en de geborgen liefde daarin dragen ze
mee naar de leegte achter de muur, naar het verlangen om samen te zijn.
De
duizenden bloemen op Allerzielen stralen de onmogelijkheid van vervulling uit.
Een bloementuin van onbegrepen afscheid, van te laat uitgesproken genegenheid,
van onvervulde liefde, van eindeloos te laat komen. Maar ook een tuil van
meegebrachte warmte, van liefde die niet mee gestorven is, van vriendschap die
nog voelbaar is, van handen die nooit meer los te maken zijn.
Mijn
moeder en haar zus liggen ook binnen deze muren. Zijn ze hier? Ik weet het
niet, ik denk het niet. Ze zijn, dat is voor mij genoeg. Toen ze nog samen aan
tafel zaten, jaren terug, maakten ze telkens dezelfde afspraak. Suzanne was de
oudste, Paula, mijn moeder, de jongste. En Suzanne sprak: Paula, wie van ons
twee eerst in Appels ligt, die komt de andere vertellen hoe het hierboven is. (het
kerkhof van Dendermonde ligt op het grondgebied van de deelgemeente Appels en
zo werd Appels een eufemisme voor kerkhof). Paula stierf eerst en Suzanne is
nooit naar Appels gekomen om haar ter verantwoording te roepen om de nooit
vervulde afspraak. We hebben ze alle twee in de aarde gelegd en hun afspraak
doorgegeven aan hun kinderen en kleinkinderen. Wellicht zal er ooit één
antwoorden. Zijn antwoord zal vertrekken bij de oorsprong en en zijn epiloog
zal raken aan de God die wij alle dagen noemen maar nooit ontmoeten, nooit
kunnen uitspreken met woorden van mensen. Een God die leeft in de korrels zand
die samen aarde zijn. Een God die leeft binnen deze muur van eindeloos van eindeloos zijn. Zijn armen zijn zoals deze
kerkhofmuur, ze omhelzen al het leed, al de vreugden, al de ontgoochelingen, al
het geluk, al de vriendschap, al het verraad, al het kwaad, al de goedheid, ze
omvatten het zijn zonder veroordeling.
Ik
sta aan het graf van mijn moeder en ik voel in de wind de as van mijn vader.
Midden de generaties die hen voorafgingen, die samen met hen leefden, die na
hen kwamen. Ze zijn hier niet, hun lichaam is aarde geworden. Maar wie zij
waren zijn ze nog steeds zonder enige beperking. Alleen binnen de muren van
deze grenzeloze rustplaats komen de levenden tot rust. Gij en ik en al degenen
die hier nooit wilden of durfden komen zijn nog op zoek naar antwoorden op zoveel
vragen die met de dood begraven werden. En dan nooit meer vraag of antwoord
zullen zijn. Alleen maar zijn in Hem, hoe je Hem ook noemt: de alfa en de
omega, de liefde die nooit vergaat.
Herman
De Leeuw
(ik schreef deze tekst voor het novembernummer 2010 van het Okra-magazine. Naar aanleiding van mijn tekst die ik hier gisteren neerschreef, wil ik deze hier ook nog eens plaatsen)
|