wij zaten in een middeleeuwse kerk naar vivaldi te luisteren. hij vertelde over de vier seizoenen met klanken als balsem voor mijn ziel. ik bad
en zong met hem en onze taal zocht naar een god die hier al eeuwenlang aanbeden en vervloekt werd. zoveel zilte tranen om dood
en onbegrip kleefden aan de graven waarop wij zaten. de winter zat bevroren in de stenen zuilen die die naar boven wezen in het
eindeloos niets waar ik ooit ontstond. en juist hier begon de lente. ik dacht aan de rust en de onrust van een avond aan zee. aan waarden en normen die
meer vragen dan antwoorden gaven. aan de liefde in mijn leven die mijn zomer moest zijn die nooit kwam. maar ik zal vivaldi in mijn
ziel laten spelen, met de woorden van het hooglied. in wil de liefde intens beleven tot de laatste bladzijde van mijn beduimeld boek. tot ik het