ik heb vanavond het verhaal van Maeve gezien. Maeve was tien jaar toen ze verongelukte. haar ouders vertelden haar verhaal en dat van hen. een verpletterende belevenis.
ik heb Maeve meebeleefd. het verdriet van haar ouders ook. zij hebben Maeve doorgegeven aan iedereen die verlies in zijn leven meedraagt. ik draag Maeve
in mijn open handen naar een verloren droom. naar wie ik liever zag dan mijn eigen leven. hij liep verloren in de chaos van zijn jongensdroom. zijn grenzen doemden onherkenbaar aan zijn horizon.
hij verloor elke grip op zijn vreemd bestaan. ik sprak verloren in zijn leegte. en zijn wanhoop kleefde aan mijn tranen om wat niet kon zijn. ik zie mezelf als vreemde in zijn leven
en het wordt koud waar zijn stappen zich keren. hij leeft en bidt in zijn gesloten denken en wijst mij naar een plaats die ik niet ken. ik zoek nog elke dag naar een waarom. het antwoord ligt
verborgen in zijn ziel waarin hij mij niet binnenlaat. ik draag hem zoals Maeves ouders naar een beminde plek. waar ik hem koester en nooit verlies. hij blijft de welbeminde die ik nooit verlaat.
je zal mijn woorden wel herkennen nu. ze zijn voor jou geschreven. de zee, het strand en de kleuren van de avondzon. herken je ze?
de zeedijk en een rolstoel als onuitwisbare herinnering. het laatste gesprek. warm en oneindig. over verleden en heden, over hem en jou.
misschien ook over toekomst zonder hem. onuitspreekbare hopeloosheid en toch de troost van betaste woorden die voorzichtig aan elkaar gegeven worden.
niemand is getuige. je bent teruggekeerd naar wat overbleef. de rijkdom van het leven kon je niet ontlopen. de tranen droogden binnenin. de littekens
droeg je mee. draag je mee. leg ze zacht vooraan op het water. ze drijven naar hun oorsprong terug waar alles gezegd is. ooit. daar begint je regenboog.
ik schrijf alleen met letters en onbeholpen woorden op vergankelijk papier. je broer schrijft in het water, in het vuurrood van de avondzon, in je verwarde hart.
er is niets zo ontgoochelend als plots geconfronteerd te worden met de onvoorspelhaarheid van je gezondheid. gisteren viel alles
best mee. ik dacht: de miserie is voorbij. en plots voel je dat alles weer mis gaat. je zoekt naar oorzaken maar vindt er geen.
je wil op uitstap en je twijfelt. je wil anderen niet tot last zijn. maar je kan niet alles afgelasten. misschien moet ik hier leren
doorbijten en niet bang zijn van morgen. genoeg medicatie mee en genieten van wat je hebt, al gaat het krakkemikkig en blijft je maag opstandig rebelleren.
je lichaam exploreren en luisteren naar zijn taal en hoe het flirt met je geest die veel te vlug volgt. jezelf onder controle krijgen en
kan verkeerd handelen mij psyche overhoop halen? wat in mijn ogen dan verkeerd handelen is. ik denk soms dat ik mij dat inbeeld, maar het herhaalt
zich zo regelmatig dat ik moet geloven dat de psyche een fysisch slechtbevinden kan creëren. je moet dus al een grote dommerik zijn om dat proces kans te geven
zich telkens te manifesteren. wel, soms ben ik zo een stom kieken. mijn bewustzijn gehoorzaamt niet altijd aan 'onweerstaanbare drang'. dat is toch een basis voor vrijspraak van alle schuld?
ik moet eens stoppen met mezelf te bedriegen. en open en eerlijk het leven te omarmen. schoonheid en eerlijkheid en liefde moeten mijn handelen bepalen. de rest leidt alleen
ik vertoefde gisteren in het gezelschap van jonathan seagull zeemeeuw en van bach. verrukkelijk gezelschap! de klanken van bach en het aanrollen van de golven vanover de zee
waar jonathan de tijd aan flarden vloog naar de eeuwigheid toe. de goldbergvariaties stuurden de vlucht van jonathan en mijn denken. de tijd hief zichzelf op en ik verkende een wereld
waarin liefde en schoonheid de basis van elke vlucht bepalen naar en hemel waarin de mens en de aarde in harmonie moeiteloos samenleven. hier voltrekt zich het wonder telkens opnieuw
in mij, en wie meestapt verwelkom ik graag als mijn gezel naar dit gezegende land.
rond middernacht sluit ik de dag af. dan rolt een film in mijn denken af over wat gebeurde en niet gebeurde, over wat ik wou en niet wou,
over mensen die ik ontmoette en sprak, over de vreugde om hun woorden en soms over het verdriet van hun afwezigheid. wat ik niet meer wil wordt opgelijst,
steeds weer opnieuw dezelfde lijst. en dan de dingen waar ik niet toe kwam, maar wou. daar is morgen tijd voor, nieuwe tijd, bewuster leven is daar een constante in. en de dood
zin geven eveneens. god aanwezig weten in wat ik heb en waar ik naar verlang. de liefde beleven in zoveel passanten die ik met open armen omarm om wie ze zijn.
op de fiets met de zon, de wind en het water. een gevoel van vrijheid en opgaan in de natuur. verhalen leggen in wat je tegenkomt: een kerk, een boom, een meeuw, een wandelaar en God.
genieten van bewegen, van je goed te voelen. blij zijn om zoveel vrienden die op je wachten. kinderen zien spelen en schateren en moeders bezorgd zien om de kleine dagelijkse dingen.
al het onweer in jezelf uitbannen en geloven in de toekomst. genieten van heerlijke babbels met chatvrienden, hun pijn en verdriet, zin geven en hun lach laten klateren in de warmte
van je hart, van je open armen en je hunkerende ziel.
de kleine en de grote armen uitgestrekt op het nieuwpoorts wandelpad. het plezier spat van de foto in mijn herinnering. nette en oma springen uit de monding
en de open zee in elkaars voelbare vreugde. de zeewind blaast hun lach over het land naar zoveel thuisgebleven vrienden. ik blijf maar kijken naar hun open armen,
die alles van de andere verwelkomen in de vreugde om vakantie, om de diepe liefde die hen samen draagt. één ogenblik staat dan de wereld stil: om de vrouw en het kind
de regen valt met bakken naar beneden. hij verpest mijn dag en mijn humeur. het water staat me nu tot aan de lippen. de lente is een vreemde aan mijn deur.
mijn tuin zwemt in de plassen. de bloemen hangen er verloren bij. de vogels vluchten in de dichte hagen en volgende week beginnen wij aan mei.
ligt alles overhoop hierboven? is de besturing van hun seizoenen zoekgeraakt? of zeggen zij terloops dat ook mijn leven niet verloopt
woorden ploegen het rulle zand om waarin mijn hersens naar de hemel kijken. mijn bloed vloeit duister naar de zee en drinkt het zout om eeuwig van te leven.
ik zie stukken van mijn leven op de golven dwalen. sommige in helle zon, andere in ondoordringbaar duister. het uitspansel wijst naar een God die ik omarmen wil.
tussen water en hemel krimpt mijn huid steeds strakker rond mijn korter leven. wat overblijft zoekt naar wat mij steeds ontglipt: de naaktheid van de liefde.