ik heb hem vooraan in de kerk zien staan. een grote sterke man te midden van verdriet. zijn priesterschap verklankte in zijn woorden een eindeloos mededogen. hij vroeg waarom
zijn God niet zichtbaar was vandaag. hij sprak de zeven namen warm en heel zacht uit. hij wist dat zoveel leed niet draagbaar was voor moeders en voor vaders die hun kind naar hier hadden gebracht.
zijn arm rond wie het moeilijk had om dag te zeggen omvatte heel de kerk waarin het sprakeloos bidden en het onbegrip in betraande ogen en de radeloosheid bij dit afscheid geen uitweg vond. zijn stem brak ook
wanneer hij zegenend hun weg bereidde naar de overoever.
de onrust overviel me als een plotse sneeuwvlaag. ik voelde ze verspreiden in de cellen van mijn verkrampend lijf. en ik wist waarom deze plotse verandering zicht voltrok. ik bood geen weerstand, ik gleed langzaam in het duister.
ik deed wat ik helemaal niet wou dat ik deed. zelfdestructie kan zoet zijn en je totaal weerloos maken. ik nam het kwaad met beide handen aan. dronk het gulzig tot de bodem leeg. en stopte god in mijn broekzak en de hel waaierde open
rond mijn verstard en gevangen bewustzjn. ik rende door de vlammen van het kwaad naar een vuurzee van schreeuwend onbegrip voor mezelf. tot aan de afgrond waar ik niet in sprong. ik knielde voor de zoveelste keer. en herbegon met duizend
beloftes aan mezelf. vandaag begint de ommekeer voor de zoveelste keer.