woorden ploegen het rulle zand om waarin mijn hersens naar de hemel kijken. mijn bloed vloeit duister naar de zee en drinkt het zout om eeuwig van te leven.
ik zie stukken van mijn leven op de golven dwalen. sommige in helle zon, andere in ondoordringbaar duister. het uitspansel wijst naar een God die ik omarmen wil.
tussen water en hemel krimpt mijn huid steeds strakker rond mijn korter leven. wat overblijft zoekt naar wat mij steeds ontglipt: de naaktheid van de liefde.
ik verstond er geen snars van als ik het las! ken jij dat woord?: 'pc app'. ik dacht aan de woorden van mijn vader zoveel tijd geleden: 'manneke, ik versta veel woorden niet meer
in 'mijn standaard' (zijn krant die hij van a tot z las, van boven naar onder en van voor naar achter en soms ook omgekeerd). 'hij staat vol engelse woorden die ze momenteel
uitvinden. ik zou er een woordenboek moeten bijhalen'. dus dat gevoel had ik ook als ik regelmatig het woord 'app' ontmoette in allerlei teksten over computers en hun randapparatuur.
dus nu ben ik er. ik gebruik het woord 'apparatuur' in mijn gewone nederlandse taal. wel blijkbaar hebben ze dat vertaald in computertaal, want nu zijn dat 'applicaties' geworden. natuurlijk,
taal leeft en de mens zijn creatief vermogen ook. allicht speelt mijn leeftijd daar ook een rol in. want het valt mij nu op dat ik even oud ben als mijn vader toen. de applicaties van mijn brein
zijn daar nog niet op ingesteld. maar ik geef mij niet over!! nieuwsgierig blijf ik alles napluizen. en als ik ooit honderd word zal ik mijn kleinkinderen uitleggen hoe je elk raadsel moet ontrafelen.
hij zong op een boomtak een lentelied maar de lente kwam nog niet. er hing ijs aan de bloemen en ik zag het jonge groen treuren om de kou deze nacht.
mijn merels zijn kameraden geworden de mezen en vinken ook dikke vrienden die in het vogelhuis twisten om het eten dat ik dagelijks strooi. en drinken en
wassen allen dooreen, maar zelfs twintig vogels maken de lente niet. de zon weerkaatst op het groen en lokt mij naar buiten. maar zij liegt
met schijnbare warmte die kilte op mijn schouders legt. de grillen van april vieren hoogtij. de haard ligt vol brandend hout om mijn
ik weet dat ik haar niet ken buiten de woorden die wij spraken. goeie vrienden hebben niet meer nodig dan de suggestie van een woord,
de druppel van een traan, het kuiltje van een glimlach, dat blijft hangen. haar verhaal meandert door een landschap van hoogtes en laagtes.
haar leven is betegeld en gebakken in de warmte van overhitte ovens en daartussen de mensen om wie ze geeft en de wereld die ze omploegt.
je leest haar ten diepste in de jaarringen van het leven: zachte rimpels geweven door zoveel verhalen van geluk. zij bemint wie
rond haar leeft. maar toch wil ze meer, niet wetend waarom. leven is meer dan de einder, deint oeverloos uit tot het stolt in het verhaal van een tegel.
tot het rust in de plooi van een rimpel die haar siert.
zij loopt met haar oma langs het strand te kijken naar de zee. tussen hemel en aarde glinstert het water tot zo ver als zij ziet. De regen van pas voorbij
versmelt in het water als sneeuw voor de zon. plots wijst ze naar de hemel boven de zee waarin het grijsblauw wordt doorsneden met de vage kleuren
van een regenboog. 'precies mijn pennendoos vol kleurtjes', leert ze mij.
'waarom spannen alle kleurtjes zich in de wolken uit?' Ik begin aan een boeiend gesprek over rood en geel,
blauw en groen en het verschil daar tussen. het voelt als een verfrissend bad. ik ontdek de schoonheid en haar open kijk op de dingen, de kleuren en de hemel.
de rust van het zand, de wind en het water en de betovering van kato haar regenboog weren alle stress en beloven de lente die morgen begint. de kilheid verdrijft.
ik word vandaag negenenzestig dat betekent dat morgen tram zeventig vertrekt om binnen driehonderdvijfenzestig dagen de eindbestemming te bereiken.
oud worden is meer omzien dan vroeger intenser genieten van wat gebeurt alles horen kraken en verschrompelen maar er leren mee leven, blij zijn
dat ik tot hier al mocht komen. ik ben dankbaar voor mijn leven, ik ben dankbaar voor al de vrienden die ik erin mocht ontmoeten, voor al de liefdes die ik mocht beleven en
eigenlijk ben ik ook dankbaar voor de vele ontgoochelingen. voor mijn sterktes en zwaktes, voor de mens die ik mocht zijn. voor mijn opstandig verdriet en de innige
mijn demonen hebben zich teruggetrokken ergens diep in de krochten van mijn hersenpan. ik zal waakzaam blijven en de poort waarlangs zij binenglippen vergrendelen met een dubbel slot.
il wil weer glimlachen naar de lente, naar de belofte van het wonder dat zich hernieuwt in alles wat begint. de pijn en de ontgoocheling laten nog sporen na en zullen nog dagen, misschien weken rondwaren.
ik ben opnieuw met mezelf op stap gegaan. de zoveelste keer. en dat maakt me precies mens: altijd kunnen herbeginnen. na elke nacht de dag begroeten en hopen dat ik eens mezelf herken
ik ben deze nacht met mijn angsten en mijn twijfels geconfronteerd. de slaap bleef weg en mijn gedachten verdronken in het zweet dat koud en
klam mijn huid deed gloeien zoals zoveel maanden terug. ik dacht aan wat in mij al jaren broeide en soms uitbrak in grenzeloos verlangen
naar de omkeerbaarheid van mijn bestaan. maar ik kan het niet. de diepte van wat is laat me niet los. ik kan alleen maar zijn in mijn bekende wereld. niet in de droom
lepeltje voor mama, lepeltje voor moeke en nu een lepeltje voor janne. maar janne doet haar mond niet open. lippen opeen en de mogelijke glimlach ingeslikt.
groentepap lijkt nu niet precies op die lekkere melk die ze gulzig drinkt. ik vermoed dat ze nog niet weet dat dit eten is en hoe ze dat moet binnenslikken.
rare gewoontes hebben die grote mensen lees ik in haar verbaasde ogen. troost je, janne, dit is nog maar het begin, het leven heeft voor jou nog veel verrassingen
op het lijstje staan. veel mooie en de andere zullen maar veel later komen!
mijn kleindochter vermaand vandaag vier maand geleden brak haar leven open in de barensklare moederschoot waar zij van binnenuit naar buiten kwam.
nu kijkt zij verbaasd naar de mensen en schatert om al wie haar nadert en moeite doet om haar te plezieren. die gezichten vindt zijn schitterend grappig.
het kindergeluid dat grote mensen produceren om precies zoals zij te zijn klinkt hilarisch in haar kleine oren. zij geniet van een gewone stem die haar graag ziet, van liedjes die zij
binnenzuigt en traag herkauwt. zij voelt de warme echtheid van twee armen die haar wiegen en van een mond die haar heel zachtjes en voorzichtig zoent. zij
ligt te dromen met twee armen omhoog en als zij wakker wordt zoekt zij haar moeke en haar mama, haar omi en haar grootva, en alle anderen waar ze af en toe
voor even woont en graag wordt gezien. alles wordt nu klaargelegd voor morgen waarin zij groot zal worden. maar nu geniet ze van haar kroon: vier sterren
van geborgenheid in al wie haar ontmoet. ik zou haar willen zeggen hoe het moet. ik weet het niet. na achtenzestig jaar kan ik niet zeggen hoe ik leven moet. het wonder
dat in haar begon moet zij ook maar elke dag, zoals het doet in mij, vergroten.
ze ligt op haar speelmat te spelen te grijpen naar alles wat blinkt en soms lacht ze, ik weet niet waarom misschien omdat ik haar heel graag zie.
en dan neem ik haar in mijn handen, steek haar hoog in de lucht. ze geniet als ze paardje mag rijden op mijn knie en ze luistert naar mijn nieuwe fantasie
van verhaaltjes. ik vertel honderduit over kabouters en regenbogen en een klein prinsesje dat janne heet. alles duurt nog maar heel kort
want ze wil heel veel van haar nieuwe wereld zien. ik voel me de koning te rijk omdat ik mee mag gaan in haar eerste verwondering
ik heb hem vooraan in de kerk zien staan. een grote sterke man te midden van verdriet. zijn priesterschap verklankte in zijn woorden een eindeloos mededogen. hij vroeg waarom
zijn God niet zichtbaar was vandaag. hij sprak de zeven namen warm en heel zacht uit. hij wist dat zoveel leed niet draagbaar was voor moeders en voor vaders die hun kind naar hier hadden gebracht.
zijn arm rond wie het moeilijk had om dag te zeggen omvatte heel de kerk waarin het sprakeloos bidden en het onbegrip in betraande ogen en de radeloosheid bij dit afscheid geen uitweg vond. zijn stem brak ook
wanneer hij zegenend hun weg bereidde naar de overoever.
de onrust overviel me als een plotse sneeuwvlaag. ik voelde ze verspreiden in de cellen van mijn verkrampend lijf. en ik wist waarom deze plotse verandering zicht voltrok. ik bood geen weerstand, ik gleed langzaam in het duister.
ik deed wat ik helemaal niet wou dat ik deed. zelfdestructie kan zoet zijn en je totaal weerloos maken. ik nam het kwaad met beide handen aan. dronk het gulzig tot de bodem leeg. en stopte god in mijn broekzak en de hel waaierde open
rond mijn verstard en gevangen bewustzjn. ik rende door de vlammen van het kwaad naar een vuurzee van schreeuwend onbegrip voor mezelf. tot aan de afgrond waar ik niet in sprong. ik knielde voor de zoveelste keer. en herbegon met duizend
beloftes aan mezelf. vandaag begint de ommekeer voor de zoveelste keer.