de kou kruipt in mijn botten en sluipt langs alle kieren binnen ik ril en zoek nog meer dan vroeger mijn zetel aan de haard. hij is
een ongenode gast die elk jaar zonder vragen binnenkomt. ik moet met hem op stap terwijl hij zwijgt. hij blijft
mijn metgezel tot volgend jaar. ik moet hem dulden. Soms wordt hij charmant als kerst en nieuwjaar ons
doen zoeken naar elkaar, als wij in de warmte binnenin de andere binnenlaten en samen praten over de kou
van onze ziel.
Herman
|