Kleuterdans
Op de hoek van de straat staat een kerel, die draait met een pet op één oor, en een broek zonder end aan een slingerend wiel van een oud pirament. Tjang - jingele - joengelebom
Om de hoek van een deur komt een vrouw, met een scheur in haar rok, en een kind op 'r sproetige arm. De centebaas veegt rond zijn kop, want het is warm. Tang - jiengele - joengelebom.
Uit hoeken en gaten der achterbuurtstraten daar kuieret zo zoetjes het kleuterpubliek smoeselige stelletjes met goorgele velletjes, een snotneus, een hangkous, de haren vol stof, op een schoen en een klomp, of een klomp en een slof. Maar knusjes kneutert de kleuterkliek, rond het knarrige getjoeg van de orgelmuziek: Tjang- tjiengele - joengele - bom.
En voordat je 't weet ze pakken elkaar beet. en het danst en het klept en het tript en het stept en het draait rondom heen met een slingerend been en het schuivelt en stapt en het trippelt en trapt dat het kletst en het klinkt in het rond op de grond.
Aan de hoek van de straat is het bal zonder end. Op de dwingende maat van het oud pirament. En ik stond en ik keek en ik wachtte, van tjingele - joegelebom. En ik schommelde mee en ik lachte, Ik lachte m'al kijkende krom.
geschreven door 'Jan H. De Groot'
Ik zag het helemaal voor mij, en lachte en schommelde bijna mee. Dan is het geweldig geschreven... toch?
Eliza
|