xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Bij een graf
Vliegen en vlinders, kinderen en bijen
al wat als stipjes vonkt door de natuur.
Warm, blij en snel,-moedertje
Schoot van vuur.
Daar hield jij van, en zie die bleven je bij.
Want als ik hier de diepe stilte intuur,
stijgt het zoo glinsterend op,
dat ik moet schreien,
en duizend lachjes, liedjes, mijmerijen
tintelen uit het gras, naar het azuur
k sta aan je graf als jij eens aan mijn wieg.
Moeder, vrees niet dat ik om dit verzonken,
Handjevol asch mij om het vuur bedrieg;
Ik ween, als jij toen, om de vrije vonken,
de bij, het kind, de vlinder en de wieg.
Die in het licht van puur geluk verblonken.
M. Nijhof
|