xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
De Zolder
Het kleine rimpelappeltje
in
den legen, uitgesleten, tenen
mand op zolder
overziet
dit schemerig, stoffig grondgebied;
wijde hemden hangen aan de lijn te drogen.
Ja, daar kruipen nu de mensen in en uit.
Plechtig laat een spin zich uit den hogen
neder
Kakkerlakken daarentegen pogen
telkens weder
want- men móet in t leven toch vooruit-
moeizaam hogerop te kruipen.
En een grijze muis waagt zich met spitse snuit
onder een koffer, oud als Mozes tabernakel,
aarzelend, angstvallig uit,
wil zich door de scheve
spaken van een roestig wiel
naar een doel begeven
maar kent
het opstakel onvoldoende,
zodoende,
valt
schrikt van het spektakel,
en rent
holderdebolder
over den zolder-
(te klein, en schichtig om te verschijnen),
Gewichtig
hangen de domme
hemden aan hun lijnen,
Ja werkelijk
Alle dingen zijn opmerkelijk
de grote en de kleine
Met een glimlach in zijn rimpels
denkt het droge appeltje het zijne
van den zolder.
Uit de bundel: Gebroken Licht
(Foto's gemaakt door 'Indra' binnen in het Chinees restaurand)
|