Geloofgenoten
Geloofgenoten zijn mensen
met luie poten
Ze leven enkel van hun goede doen
En daar wringt de schoen
Rustend in hun stabiele leven
Terwijl het leven door een
Borg en Zaligmaker verkregen
In het geheel geen stabiel leven is
Elke dag of week gaat er wel iets mis
Want de strijd biedt geen veilige en rustige weg
Het is een weg met grote obstakels
De mensen met een geloof zijn net een mirakel
Ze gaan nimmer door het stof
Met hun fijne leven maken ze alles grof
Ook de mensen die denken mee te
kunnen regeren
Ze lopen hier en daar te flaneren
Ze gaan niet tegen de stroom in
Maar ze geven al die regeerders gewin!
Een gewin om alles te dicteren
Zodat ze met ze allen alles kunnen
blijven hanteren
Mijn boosheid is zo hoog!
Dat ik nu schiet met een vreselijke boog
De verwoester van het Ware geloof
Dat zijn de mensen die te veel gedogen
En zo nimmer Christus wisten te verhogen!
Ze gaan voor eigen ik en vrede!
Zo verhoort God nimmer nog één bede!
Ook praten ze als vriendelijke christenen
Ze hebben geen pijlen en bogen
Maar achter de ellebogen!
Het is het grote Babel
Zij zijn niet van Goddelijke Adel
Maar doodgewone meelopers!
Meelopers met een afgrijselijke
kudde!
Die zichzelf kunstmatig in leven houden
En alleen op zichzelf vertrouwen!
Jeremia 51 in het bijzonder vers 16 en 17
|