Vol
Men is vol
Van het zien
Niet van het ware zien
Maar van wat voor ogen is
Het afgodische beeld raakt niet verzadigd
Daarom zijn er steeds meer misdaden
Men vult de zak
En iedere keer zegt de zak krak
Want de verslaving heeft nimmer genoeg
Zo heb je een volle buik
En zo is hij weer leeg
Dus moet men steeds veel graaien
En de zakken dichtnaaien
Want anders verlies je het bij het lopen
Maar is de zak gekrakt
Dan is de verslaafde afgedropen
Dan moet deze weer op nieuwe
vulling hopen
Je zet hier en daar een kraak
Of je slaat een stevige vis aan de haak
En als je die hebt gevangen
Dan krijg je steeds meer verlangen
Om nog meer van deze dingen te vangen
Of ergens aan een waterkant te hangen
Ja, eenieder heeft zo een verlangen
Of men ziet grote ringen
Je weet wel van die glinster dingen
Die je hele hand bedekken
Ja, het afgodisch oog kan ver strekken!
Je ziet de nekken uitrekken
Maar het kan niet tot zegen strekken!
Men moet innerlijk bevredigd zijn
Anders lijdt de mens aan een eeuwige pijn!
En om die te doven
Gaan we allerlei dingen klaar stoven
Dat kan ook in de keuken zijn
Of je zet in je kop een kraak klaar
En zo is het kerstfeest ook weer klaar!
Dan gaan we weer op de uitkijk naar het
volgend jaar
Eerst vullen we de zakken met vuurwerk
Misschien wordt men door dit te doen wel
een grafzerk
En zo zien we de weg vol van afgoden
Niet op te noemen zoveel er zijn!
De mens in het hier en nu is zichzelf
aan het doden!
Daarna is de dood ingetreden
Men kent alleen nog het afgodisch verleden!
De mens is dan niet moegestreden
Om naar een Heiland uit te zien
Maar men kleurt de dagen in een feestelijke
ballentent
Waar ook nog feestverlichting brandt
En zo komt de afgodische mens
aan z’n end!
De mens heeft zichzelf
in het leven flink verwend!
Heeft deze het niet zelf
Dan doet deze het wel
over een ander z'n rug
Ja, je denkt dat is toch wel stug
Maar zo'n iemand voelt alle pijn
niet in z'n rug!
Deze heeft lekker geleefd!
En de ander met messteken
doorzeefd!
Zo viert men alle jaren
kerstfeest!
Als het gevoel maar
goed is!
Het gemoed komt er niet zo
op aan!
Hoort u de storm
Dat is God in zijn grote toorn!
Ruwe stormen mogen woeden
alles om mij heen is nacht!
Gelukkig geeft Hij ieder dag
opnieuw kracht!
Hosea 2:19 en 20
Romeinen 9:25
1 Petrus 2:10
|