Gestolen
Er wordt veel gestolen
Men doet het onverholen
Men kent geen schuldgevoel
Men wandelt zo naar een einddoel
Een doel waarin het Kind niet
wordt geboren
Men gaat liever door het leven
met gestolen geld
Dan dat men berouw heeft van
deze zonde
Het achtste gebod zegt:
Gij zult niet stelen
Maar men denkt kan mij het schelen
Ga zondags netjes ter kerke
En wie zal dit nu merken
Ja, dat is het nu
God weet precies wie er steelt
En zonder dat er berouw is geweest
Zal Hij dit ook niet vergeven
Ook al ga je een heel leven
Elke zondag netjes naar de kerk
Met een boek vol zilverwerk
Het ergste in de mens wordt niet
teniet gedaan
Men ziet nimmer een zon of een maan
Men heeft alles gestolen
Ook de eer van God
Want Hij alleen schenkt de mantel
der gerechtigheid
Waarin men niet meer naakt verder
hoeft te leven
Men denkt, och het is mij om het even
Men dwaalt en men doet het verderf aan
En een nieuwe toekomst komt er niet aan
Er is geen dageraad
Men zal in het duister verder moeten gaan
Wel ja tegen God gezegd
Maar nee gedaan!
Er was ook geen schaamte en God maakt
het niet ongedaan
Vreselijk als men het heeft geweten
En doet alsof de geboden er niet waren of zijn
Dan is het einde van het leven alleen
maar een heel diep ravijn!
1 Korinthe 16
in het bijzonder vers 23
|