Varen
Hoe varen we en hoe zijn
we gevaren
Zijn we met mooi weer uitgevaren
En met de storm omgekomen
Zonder Vaders Zoon aan boort
Is het varen heel gevaarlijk
Je bent zo voor eeuwig verloren
En zeker bij storm
Hij kan de storm doen wijken
En je kunt rustig aanleggen
bij de dijken
Maar wat mij het meest opvalt
Dat men denkt te varen
zonder die Vader en de Zoon
Men spreekt vroom maar ze zijn het niet
We hebben genoeg aan het vlees
Daar bedoel ik mee het aardse gezelschap
En of men dan omkomt
Dat blijft vermomd
We hopen op God
Maar hebben nimmer gebogen
Men leeft met stijve knieën
En het zijn ook genieën
In het verloochenen en verraden
Zo nam het kwade de overhand
En men is niet geborgen in dit
verdoemde land
We hopen steeds op het vlees
En hebben dan geen vrees
Want die of die helpt mij wel
Maar het sterven is een hel
Al heeft men een leven lang op
de kerkbanken gezeten
Men is God eigenlijk vergeten
Men doet ogendienst
En heeft geen voeding in de dienst
Met gaat met de eigengerechtigheid verloren
Dan is er een molen met veel kaf
Dat is de molen van de duivel
Omdat menigeen heeft gehuicheld
Wie God verlaat heeft smart op smart
te vrezen
Maar met God richt een kind van Hem
zich steeds weer op
Ga niet met ware liefde spelen
Want God wil mensen dan niet meer helen
Men leeft met gestolen genade
Door de schijn op te wekken
Dat men zo aardig en vroom mens is
Maar met die aardige mensen gaat
het in de hele wereld mis
Men wordt verzocht en blijft verzocht worden
Want het is binnenin verworden
1 Korinthe 10:1-13
|