|
Nieuw
Een nieuw kabinet
Trek je de laadjes open
En je ziet hopen
Hopen haat
Dat is nu het kwaad
Kwaad wat de mens spuit
Omdat hij of zij niet neutraal kan zijn
Dat doet nu zo vreselijk pijn
Weg met de liefde
Die de samenleving open kliefde
Geen vertrouwen in een mens
Maar alleen in het eigen ik
Niet openstaan voor die ander
Zo is men nu in deze tijd aan de wandel
Alles is koud en kil
En veel heel veel gegil
Om dat men zich voelt aangerand
Maar de liefde staat aan de kant
Op een Tweede Kamer zeg je geen amen
Wat een walgelijk gedoe
Iedereen heeft gelijk
En het draait om macht en geld
Hoe hier mee om te gaan
Niet als een held naast jezelf gaan staan
Die in alles zijn of haar gelijk wil halen
Dat wordt dan flink balen
Ik heb het bekeken
De brand was nog niet groot genoeg
De mens kent geen waardig gezwoeg
Dan haal je vast niet op één dag je gelijk
Maar dan zou je een flinke boom moeten zijn
En je medemens niet halen door het slijk
Innerlijke verwerking daar moet men aan beginnen
En dat is de liefde naar de ander
Alleen op ware grond met elkaar aan de wandel
Dan kom je tot integere handel
En wat is een waardige wandel
Dat is een vast fundament
Maar dat is meer als vijftig jaar geleden verlaten
De naam ga ik nu niet noemen
Maar de bede moest uit de troonrede
En daar begon het egoïstische gezwoeg
De aanhangers van de geldgod
Maar die laat je hier en daar
Over aan je lot
En de mens wordt in het leven enorm beknot
De mens vertrouwde op het vlees
En dat zie je nu
Dat kan velen benauwen
Omdat men op de verkeerde god heeft willen bouwen
Volksverhuizingen kwamen op gang
En eigen volk wordt aan de kant gezet
En zo leeft men door ook in seksuele pret
De bevolking neemt toe
En de vreemde geest gaat heersen
Dan kan het kwaad zich vaak niet meer beheersen
Er is maar één uitnemendheid
En die weg is de mens echt kwijt
Dat is het Woord
Waarin die liefde is beschreven
Maar daar wordt de vinger naar opgeheven
Want men verstaat de dingen niet die echt van
God in Christus zijn
En daar zit nu op deze hele wereld de pijn
En ook veel heel veel venijn
1 Korinthe 13
|
