Toen het nog geen zomer was De lente was voor tweederde voorbij Toen waren we al met het weer blij Fantastische mooie dagen Dan heb je in je vrije tijd behagen Om eens door een dorp te slenteren Wat veel rust en vrede uitstraalt Geen auto die toetert en je als een bliksem inhaalt Of het overal vrede is of was Dat laat ik in het midden Maar voor die aangename rust zou een mens moeten bidden Overal wordt aan geknabbelt Alles moet wijken voor sport, spel en vertier En straks hebben we helemaal geen zier Want alle flora en fauna wordt overal verjaagd De mens wordt alleen door de duivel zo opgejaagd Hij fluistert malle dingen in de geest Zodat alles lijkt op een feest Maar als het feest over gaat in verdriet Dan zie je de duivel heus niet! Hij biedt geen troost in alle ellende Tot hem kan een mens zich niet wenden Hij vecht alles tegen elkaar uit Totdat ieder mens op een ander mens stuit En dan is het spel totaal uit De mens wordt gewurgd in een duivelse greep Hij zaagt elk mens in stukjes Reep voor reep!
|