Keizerlijk Meise Sib, de orde van de autochtone Meisenaars, verzamelt alles over het historische Meise
30-11-2011
278 P.v.Br. XXII
278 P. v. Brabant XXII
De kapel en parochie. Op grond van de oorkonden stellen wij vast dat : In de stichtingsoorkonde van de abdij van Grimbergen (1132) is er geen sprake van Amelgem; wel van Meise met zijn afhankelijkheden Oppem en Rode. In de bevestigingsbrief van 1147 door paus Eugenius III evenmin tenzij de gift van een mansus, te Amelgem gelegen, aan de kerk van Strombeek behorend. In een bevestigingsbrief door Walterus Berthoud in 1154 van verscheidene schenkingen aan de abdij komt Amelgem voor het eerst voor. Twee pastoors zouden toen medezeggenschap gehad hebben te Amelgem, deze van Amelgem zelf en deze van Ossel op wiens grondgebied een groot deel was gelegen. In 1155 komt het altare de Amelrengem aan de abdij. Uit deze tekst blijkt dat Amelgem afzonderlijk werd geschonken, nadat Meise en zijn afhankelijkheden Oppem en Rode reeds lang aan Grimbergen behoorden en Amelgem aldus een gans afzonderlijke rechtstoestand had, geheel onafhankelijk van Meise en bepaald zelfstandig en op gelijke voet met Meise, Wemmel, Amelgem met zijn groot hof en minstens 15 huisgezinnen was in die tijd even en wellicht belangrijker dan Rode en Oppem. De bevestigingsbulle van paus Alexander van 1179 maakt opnieuw duidelijk onderscheid tussen Amelgem en Meise. In 1244 en 1247 lezen wij in de schenkingsbrief van Arnold van Zellaer zeer duidelijk parrochia de Amelrengem. In het privilegium magnum van paus Innocentius III van 25.10.1246 lezen we voor Meise ecclesia en voor Amelgem capella ville de Amelrenghem. In 1258 is er van Amelgem geen sprake meer. In 1260 (12.12) worden de parochianen van Wemmel en Amelgem opgeroepen om te getuigen i.v.m. een geschil met de abdij. In 1287 werd Amelgem een afhankelijkheid van Meise. Er was echter nog een eigen kapelaan zoals ook vermeld in het cijnsboek uit de XIVde eeuw. In 1622 werden de inkomsten bij Oppem gevoegd, maar de juiste datum van de samensmelting met Oppem is niet bekend. Hof en kapel hingen nog steeds samen volgens een stuk van 1662. Er was een processie op de Kruisdagen van Oppem naar de Amelgemkapel. Een hele tijd stond de kapel er desolaat bij en de auteru doet dan ook een oproep bij de geestelijkheid om haar nieuw leven in te blazen. De KVLV houdt nu nog elk jaar een vierin voor de kapel.
Samenstelling en ligging van het domein Amelgem Het lag onder drie verschillende jurisdicties : Meise, Oppem, Brussegem en Ossel, een stuk bos onder Wemmel terzijde gelaten. Er waren dan ook drie verschillende landmaten in voege : de Oppemse of Meise maat (de kleinste), de Brussegemse maat, de Osselse maat (de grootste). Het domein overkoepelde deze diversiteit. Naar gelang de ligging bediende men zich van een dezer maten, soms ten onrechte! Men spreekt van : 1. Het hof met landerijen (drie velden) 2. De mansionarii 3. De cijnslieden De verdeling in drie velden is typisch. Het gaat er nog om de driejaarlijkse wisselbouw, d.i. bij beurt een veld wintergraan, een veld lentebezaaiïng en een veld braak of dries. Deze toestand heeft geduurd tot in de 17de eeuw, wanneer nieuwe landbouwmethoden ontstonden door het aanleggen vanklavervelden, die het driesland uitschakelden. Hierdoor werd de tebewerken oppervlakte te groot en kwam de splitsing in Groot- en Klein Hof, ook genaamd het Nieuw hof in 1705.
Kanunik Delestré en J. Lindemans schreven in 1927 een merkwaardige bijdrage over Amelgem. De ontwikkeling van het Grimbergs domein en uit de oude verdeling van de pachtvoorwaarden kunnen we afleiden dat het een zeer typisch voorbeeld is van een oude villa, een domein uit de oude Middeleeuwen, dat zijn structuur en uitzicht traditioneel heeft behouden. De abdij van Grimbergen is slechts de trouwe opvolger geweest, gedurende meer dan zeven eeuwen, van de oude domeinheer. Amelgem is een typisch voorbeeld van de villakerk, de villa parochie, de eigenkerk. De frankische stamhouder Amalhari uit de 4de eeuw zou de eerste bezitter geweest zijn van het goed, dat reeds vroeger in het bezit moet geweest zijn van een gallo-romeinse villaheer. Volgens de oudste schrijfwijzen, evolueerde de benaming van Amolringeheim, Amolbriengeheim, Amelrengheim naar Amelrengehem. De drieledige verdeling van de velden is van die tijd. De concentratie van Amel namen is opvallend. Er was een overeenkomst tussen de abdij van Lobbes en het St.-Goedelekapittel in zijn geheel en anderzijds Godfried van Amelgem, poorter ook te Brussel. Er traden twee rechtspersonen op : Godfried, deken, namens het gehele kapittel en Godfried van Amelgem met zijn zoon Hendrik en zijn neef Theoderik. Het is een erfgoed dat Sint Goedele de allodiaal eigenaar blijft. Als erkenning van dit allodiaal bezit zal de abdij van Grimbergen jaarlijks met Kerstmis aan St.-Goedele 20 solidi betalen. Het Sint-Goedelekapittel bezat te Amelhgem dus een voornaam allodium. Grimbergen is dus nooit volledig eigenaar geweest.
Amelgem Het hof en de kapel vormen een eenheid die niet mag gescheiden worden. De kapel is de typische hofkerk van de streek, die alles dankt aan het kloosterkerkje. Het is een syn these van h et schone Brabantse landschap : vruchtbaar akkerland, hellend in zachte golvingen naar een kabbelende beek, diepe aardewegen, een verlaten kapel met mooie barokke silhouet onder hoge bomen, enige hofsteden daarrond, een landelijke herberg (met de beste kriek van de streek Heyvaert ,nu verdwenen), een oude watermolen met vijver en twee grote witte hoeven : Groot- en Klein Amelgem, gescheiden door een glooiende groene weide. Groot Amelgem was de geboorteplaats van kardinaal Sterckx en bevat de Duivelschuur. Op klein Amelgem werd de mens van goede wil van Walschap gefilmd. Daarin en daarrond het hele vreedzame, landelijke bedrijf, het noeste Brabantse boerenvolk. Rondom : de blauwe vergezichten met op het voorplan, naast de zware bomenmassa van de Plantentuin, het kleurige dorp Meise.
Het kerkgebouw. Het kerkje van Oppem is een van de meest typische van gans de streek. Met zijn wit torentje en muren vormt het één geheel met het landschap en wekt nog een beeld uit voegere eeuwen. Nog altijd vormen kerk en hof één geheel, zoals honderden jaren geleden. Men mag er gerust de pastorij en het Schooltje van Oppem bij rekenen. Van het oude kerkje bleef in deze 18de eeuwse bouw niets bewaard. Momenteel wordt het gerestaureerd, evenals de pastorij.
Het patrimonium van Oppem. Het oorspronkelijke patrimonium ging zoals overal in de 10de 11de eeuw verloren. Van de dos eccesiae is slechts de toponiem Het Kruisveld overgebleven. Alleen het pastorijgoed bleef gespaard. Het tiendendomein ging ook verloren voor de kerk, behalve de derde priester. De rest ging over in de handen van de lekenheren, de voorzaten van de ridders van Oppem. Deze hielden een deel in leen van de ridders van Meise en een ander deel van de graven van Aalst en de kasteleinen van Bourgourg. Onder Meise behandelden we reeds de oorkjonden daaromtrent van 1139, 1171, 1176, 1182, 1286, 1211 en 1223. De herkomst van deze tienden en het vrij ernstig geschil dat er uit voortvloeide leidde tot de excommunicatie van Adam d Ophem. De betwisting liep ruim 40 jaar. Het andere deel tiende hielden ze van de milites de Menze, die op hun beurt leenmannen waren van de kasteleinen van Grimbergen en langs deze de rechtstreekse tak van de Berthouts. Deze ingewikkelde feodale toestand blijkt duidelijk uit de oorkonde van 1233. De Berthouts namen de erfenis over van de beide abdijen Grimbergen en Ninove. Het is de laatste overdracht in een lange reeks. Voortaan is gans het parochiaal patrimonium weerom in geestelijke handen en is de nieuwe en definitieve toestand geschapen, die eeuwen zal duren. Nog tot nu toe draagt de abdij van Grimbergen de zorg voor het zielenheil van de parochianen van Oppem.
271 P. V.Br. XXVII Het tijdstip van het ontstaan van de kerk is in de 9de eeuw. Door de nabijheid van de moederkerk Meise, werd zij dochterkerk met eigen bedienaar en eigen patrimonium. Ze beschikte over een eigen tiendengebied. Ze had ook een eigen atrium of kerkhof. Ook het dooprecht werd haar toegekend. Doorheen de eeuwen bleef zij verplicht de grote feesten in de moederkerk bij te wonen. De Processieweg en de Kapellekensweg naar Meise zijn daarvan de historische getuigen. Er bevonden zich verscheidene kapellen langs die weg. St.-Stephanus is de patroon van Oppem, zoals Brussegem, waartoe zij behoorde (gemeente voor de fusie). Het beschermheerschap van de abdij van Affilgem over Brussegem is hiervoor de verklaring, want daar was deze heilige in grote verering. Wanneer Meise in de handen der Berthouts overging, volgde de dochterkerk Oppem. In 1110 stichtte Wouter Berthout de abdij van Grimbergen en schonk voor haar onderhoud de inkomsten van zijn kerk. Hierdoor bekwam de abdij het patronaat over Oppem en werd het personaat (d.i. de eigenkerk) afgeschaft. De bediening werd tot in het midden van de 13de eeuw door seculiere priesters waargenomen. Gerardus Sacerdos de Obhem was getuige in 1157 in een brief van goederen te Laken ten voordele van de abdij van Affligem.Walterus de Ophem sacerdos, was getuige in een giftbrief van Grimbergen in 1202. Sinds 1249 werd de bediening door de kannuniken van Grimbergen overgenomen, zoals dit werd vastgesteld door de moederparochie Meise.
271 P.v.Br. XXVI Het hof te Oppem voor de kerk tussen de Processieweg, de Oppemstraat en de Kerkstraat betekende de oorsprong van de parochie. Het ganse complex wordt duidelijk afgescheiden van het andere hof : Amelgem. De dorpsdries is centraal gelegen. De Oppemkouter is de oudste en paalt aan het oude hof. De scheidingslijn met de Kruiskouter is de verbindingsweg met Meise. Deze Kruiskouter werd verdeeld in de Kruiswinkel en het Kruisblok. De Hasselenberg is de derde kouter, maar die valt onder Hasselt Meise. Aan de linkerzijde van de dorpsdries lag het Moorsel, verdeeld door een dal en bezet met weiden en bos, in het Voorste en Achterste Moorsel. Moorsel is een oude toponiem die terug gaat tot de sele-namen, de oude Frankische kolonisatie en volgens A.Cornoy en Mansion beduidt : hof, huis in een lichte losse grond. Aan de andere kant van de Moorsel ligt het Driesgebied met de Grote Brandt dries nabij de Cavainghe en de Foksenberg, het bosgebied. Deze toponiem getuigt van een Frankische oorsprong. Rond de dorpskom ontstonden het hof ten Steen (de opvolger van het hof te Moorsel), het hof ten Berghe, het hof ten Damme en het hof te Heelbeke.
De beschrijving van de parochie Oppem staat in Staet der parochie Ophem uit 1666. Oppem is de streek van de grote hoeven : het hof te Oppem, het hof ten steen, het Scolshof, het hof ten Berge, het hof ten Damme, het hof t Heelbeke. In de 13de 14de eeuw leefden er de bekende ridders van Oppem. Jan van Oppem tekende het charter van Kortenberg in 1312, Adam was getuige in het verdrag van Dendermonde (1336), Lambrecht volgde Jan III in de strijd tegen Frankrijk. De parochie ligt op een heuvel. De kerk staat op één der hoeken van het vierkant gevormd door de kerken en kapellen van Meise, Hasselt, Amelgem en Oppem. Wereldlijk stond Oppem onder Brussegem - Ossel, geestelijk onder Meise. De dorpskom heeft de typische vorm van een volmaakt ei, waarvan de dries het uiteinde vormt. Dit is het gevolg van een primitieve dorpsstructuur. De dorpsvorm is ontstaan door de kerk. Om de weg te verkorten tussen de kerk en het gedeelte vande Oppemstraat dat vertrekt aan de grote heirbaan van Asse, zwenkt plots links af en dan weer naar rechts in het laagste gedeelte van de heuvel en komt uit op de dorpsdries. De Oppemstraat is het oudste gedeelte van het straatnet. De Oppemkerkstraat is een verkorting van de weg naar de kerk uit latere jaren. Het was om de berg te vermijden dat de baan errond zwenkt. (zie kaartje)
De beschrijving van
de parochie Oppem staat in Staet der parochie Ophem uit 1666.
Oppem is de streek van de grote hoeven : het hof te Oppem, het hof ten steen,
het Scolshof, het hof ten Berge, het hof ten Damme, het hof t Heelbeke.
In de 13de 14de eeuw leefden er de bekende ridders van
Oppem.Jan van Oppem tekende het charter
van Kortenberg in 1312,Adam was getuige
in het verdrag van Dendermonde (1336), Lambrecht volgde Jan III in de strijd
tegen Frankrijk.
De parochie ligt op een heuvel.De kerk
staat op één der hoeken van het vierkant gevormd door de kerken en kapellen van
Meise, Hasselt, Amelgem en Oppem.Wereldlijk stond Oppem onder Brussegem- Ossel, geestelijk onder Meise.
De dorpskom heeft de typische vorm van een volmaakt ei, waarvan de dries het
uiteinde vormt.Dit is het gevolg van
een primitieve dorpsstructuur.De
dorpsvorm is ontstaan door de kerk.Om
de weg te verkorten tussen de kerk en het gedeelte vande Oppemstraat dat
vertrekt aan de grote heirbaan van Asse, zwenkt plots links af en dan weer naar
rechts in het laagste gedeelte van de heuvel en komt uit op de dorpsdries.De Oppemstraat is het oudste gedeelte van het
straatnet.De Oppemkerkstraat is een
verkorting van de weg naar de kerkuit
latere jaren.Het was om de berg te
vermijden dat de baan errond zwenkt. (zie kaartje)
Hasselt bekleedde een afzonderlijke plaats in de rij van de afhankelijkheden van Meise. Twee oorkonden verklaren dit : een uit 1197 en een uit 1255. De eerste gaat over de mansus, Vacuus mansus, apud Hasselt. In de cijnsboeken van de 13de en begin 14de eeuw wordt deze mansus hoeve genoemd. Die bestond oorspronkelijk uit een of meerdere mansi, elk 12 bunder groot. Dat wijst erop dat rond de Hasseltkapel een deel van een s herendomein lag, dat reeds vroeger aan de mansionarii werd uitgegeven. De Asselenberg behoort tot de oudste koutercomplexen van Meise en het is deze Asselenberg, gelegen onder Meise (Hasselt) en Oppem, die de band is geweest tussen de moederparochie en de afhankelijkheid Oppem. Zij is de oude schakel tussen Meise en Oppem, maar ook tussen Meise en St.-Brixius Rode. Volgens de legger van het kaartboek van 1776 bevestigt dit de eenheid Meise Rode en dat de aanrakingspunten vooral situeerde rond de kapel van Hasselt. Ook de aanspraken van de heren van Grimbergen en deze van Wolvertem, Oliverius de Sottenghem, in de onderhandelingen over hun respektievelijke rechten op Hasselt, wijzen op de uitzonderlijke situatie. Het is onbetwistbaar dat Hasselt onder de parochie Meise is gelegen, maar hoe zou het komen dat aan drie zijden van de vier de Hasselenberg gedeeld wordt met andere parochiën. Dat vinden we ook in de overeenkomst tussen de abdijen van Grimbergen en Jette in 1256. De kapel beschikte over een eigen bedienaar in de 12de en 13de eeuw. Arnoldus, presbyter de Hasselt werd in 1197 vermeld en in de regeling van 1156. De Hasselenberg behoorde tot de vruchtbaarste grond van de streek, want er bevond zich hier enkel akkerland en geen eussels, driesen en heiden. Er vestigde zich alleszins een bevolkingskern van mansionarii en censuarii, wat blijkt uit de parcellaire indeling in kleine blokken van 1 à 2 dagwand. Ook de geslachtsnaam de Hasselt, reeds gekend in 1218, getuigt hier voor de bezitter van een hof in de omgeving van de kapel.
267 P.v.Br. XXII Hasselt De abdij van Grimbergen richtte in 1652 de oude St.-Elooikapel op. De oorsprong van de St.-Elooiviering gaat terug tot de oudste tijden en houdt verband met de oude paardenommegangen, waarvan Meise een centrum is.
De oudste vermelding van Hasselt is 1197 toen Daniël de Lyes een mansus qui
dicitur Vacuus Mansus, aan de abdij van Grimbergen overmaakte met toestemming
van de leenheer, Gerardus, ecclesie Grimbergensis advocatus. De capella de Hasselt werd voor het eerst vernoemd in 1222, wanneer Arnoldus, prebyter de Hasselt et Arnoldus filius ejusdem optreden als getuigen in een giftbrief van kastelein Adam van Grimbergen. In de overeenkomst omtrent de verdeling van de novale tienden te Meise tussen de abdijen van Grimbergen en Ninove, wordt Hasselt onder de appendicia de Menz vernoemd op gelijke voet van Oppem en Rode. Later, in 12 over 56, wordt er tussen de abdijen van Grimbergen en Jette een bijzondere regeling getroffen omtrent de bediening van de capella de Hasselt. Een Willelmus de Hasselt cum filliis suis is leenman van Walterus de Wamblinis in1218.
Van de oude romaanse kerk is er niets overgebleven. Het huidige gebouw dagtekent gedeeltelijk uit de XVIde en XVIIde eeuw. Merkwaardig waren tot in 1963 de muurschilderingen, enig in het genre in onze Brabantse kerken. Tot grote ergernis van velen werden ze met een grijze verflaag overschilderd.
Ze werden later gerestaureerd en uit het verslag van de restaurateur blijkt dat het een gelukkig toeval was dat ze overschilderd werden. Anders waren ze misschien definitief verloren gegaan. Het was ten andere niet de eerste keer dat ze overschilderd werden. We begrijpen echter niet dat de paalschildering van de H. Petrus (ronde paal vooraan het koor rechts) niet gerstaureerd werd. Deze is waardevoller. Bovendien zou de moderne muurschildering in het Chiroheem dringend moeten beschermd en hersteld worden. Zij is van constructivist Jan Beekman. Bij de opgravingen tijdens de restauratiewerken aan de kerk werden twee oude munten gevonden.
264 P.v.Br. XX De algemene toestand van de parochie Meise in de XIIde en XIIIde eeuw. In de oudste pouillés van Kamerijk komt Meise voor als een van de rijkst bedeelde parochiën van de dekenij Brussel. Meise mag aldus doorgaan als één van de tien voornaamste parochiën van gans de oude dekenij Brussel, tussen Dender, Schelde, Rupel en Dijle. Meise telde er in de 12de en 13de eeuw meerdere priesters met aan het hoofd de pastoor. Meermaals wordt in de oorkonden gesproken van de sacerdotes de Menze (J.J. De Smet, o.c., p. 827). Wij hadden een pastoor te Meise met een coadjutor voor Rode, één voor Oppem, één voor Hasselt en één voor de zielenkapelanij. Reken daarbij de prior in het nonnenklooster van Nieuwenrode. Dit maakt 6 priesters. Wij vermoeden dat er een 7de priester te Meise verbleef, in de kapel van het kasteel van Boechout, maar deze had nog het statuut van de eigenpriesters, rechtstreeks verbonden aan de kasteelheer. Wij menen derhalve te mogen besluiten dat de parochie Meise met haar zeven priesters een van de belangrijkste van de oude dekenij Brussel was in de XIIIde eeuw.
263 P.v.Br. XIX De abdij van Ninove kreeg het aan de stok metde Crainhems in het kasteel van Boechout. Maar ook met de plaatselijke heren boterde het niet. Vooral de milites de Ophem, leenmannen van de Boubourgs krachtens het feodaal recht, waren niet gewillig om aan hun tienden te verzaken. Willem van Oppem werd voor 1170 door dit geschil in de ban van de kerk geslagen. Dit is ons bekend door de oorkonde van 1176 waarin abt Egbertus van Grimbergen bemiddelt tussen de zonen van Willem van Oppem en de abdij van Ninove. Hoe ingewikkeld de zaken ook schijnen, wanneer het over feodale toestanden gaat en de oorzaak van de betwisingen niet altijd wordt vernoemd, blijkt dat, door het naast mekaar leggen van de oorkonden uit een ganse periode, er soms toch klaarheid komt. Hiervoor getuigt vn. de brief van 1204. Dit zal ook het geval zijn voor het tiende van de Crainhems. De abdij van Ninove was in die tijd in Meise nog tiendencollecteur. Het oud geslacht van de Bourbourg werd toen uitgesloten voor de inmenging in parochiale goederen. Enkel de Crainhems en de plaatselijke heren bleven over. In 1211 verzaakte Willem van Ophem aan elke betwisting. Na de Crainhems is het de beurt aan de ridders van Meise om afstand te doen van hun tiendenbezit in 1223.
262 P.v.Br. XVIII Het patrimonium Het Curegoed De lijst van stukken uit het parochieel archief vermeldt er 8. Het Kerk- en H. Geestgoed. Van het oude dotatiegoed resten slechts littekens in de toponomie van het dorp. Het Kerckeveldt, het ST.-Maartensbosch de Cruyswinckel onder Oppem. In Meise zijn we goed ingelicht door een metingboek van 1776 waarin naast de beschrijving van de goederen ook niet minder dan 20kaartbladen de juiste ligging aangeven. Het Tiendendomein is de trouwste weerspiegeling van de feodale toestanden te Meise in de 12de 13de eeuw. De oorkonden daaromtrent zijn de bijzonderste getuigenissen omtrent de feodale indeling van Meise. De oude tak van Grimbergen, de tak verwant met de heren van Aalst en Ninove en de kasteleinen van Vlaanderen te Bourbourg, de pas aangekomen heren van Kraainem op de burcht te Boechout en de plaatselijke milites de Menza. Twee abdijen zullen er met mekaar concurrere : Grimbergen en Ninove. Door verwantschap met de Berthouts hebben heel wat aan onze streek vreemde heren bezit verworven. De schakel komt langs de graven van Aalst en de heren van Ninove. De abdij van Ninove bekwam haar deel tiende te Meise, dat minstens op de helft van de ganse tiende mag geschat worden, van de tak Grimbergen, Aalst en Ninove. De abdij van Grimbergen verwierf het andere deel van de rechtstreekse tak van Grimbergen zelf.
Verslag St.-Annaprocessie 24.7.2011Op zondag 24 juli werden de beelden van de H. Anna gewijd. De mis werd opgeluisterd door een groep Afrikaanse zusters uit Kikwit. Ulakose Chane (veel dank in het Kirundi). De homilie van onze pastoor Jan Lagae was origineel. Hij sneed het thema aan van oma H. Anna, want zij was de oma van Jezus. In feite kunnen wij haar adopteren als patrones van de omas en de H.Joaquim van de opas. Na de mis vertrok de processie : 120 gelovigen gingen mee langs het historisch traject, door de Plantentuin. Dat aantal was o.a. te danken aan de inzet van Monica Van den Brande op de dienst Cultuur van de gemeente. Voor de veiligheid zorgde mijn goede vriend, manusje van alles, Julien De Roover. Voor de gelegenheid werden de beelden van Henri Lenaerts, waar we voorbij trokken gelabeld : de Moeder van Meise (Mariakapel versierd met bloemen en twee lantaarntjes), Zittende moeder of Vruchtbaarheid, De Vorser en Onze bestemming). Vooraan liep een wachter van de Plantentuin in livrei, gevolgd door pastoor Jan Lagae met de monstrans, geflankeerd door Raf Meyskens en Flor Teck, met voor de gelegenheid gemaakte flambies. Vrijwilligers droegen de vaandeltjes met het verhaal van Maria. Deze werden ons ter beschikking gesteld door Jef Van de Brande van de parochieploeg van Wolvertem. De beelden van St.-Anna werden gedragen door Anne Verbelen met kleinkind, Anne Marie De Smedt (voorzitter van de Ouderenadviesraad) met Hannah Lamberts (mijn kleindochterje) en Jeanine Biesemans (in naam van de KVL. vroeger St.-Annabond). Linda Van Keymolen, Anna-Marie De Smedt, Laura en Adriaan De Keersmaeker, Jef De Cuyper en Paul Borremans hadden s zaterdags reeds twee prachtige bloementapijtjes gemaakt en de kapel opgesmukt. De bloemen werden gratis geleverd door twee broers en hun zus Van der Perre uit Oppem (aan de Oppemse hoeve). Grecy Malfliet had haar best gedaan met een altaartje voor de Oranjerie met het gevelbeeldje van het heilig Mariajaar. Door het bosje ging het naar de kapel, waar Guido De Smedt, die op zijn vrije dag vrijwillig kwam werken, de beelden in hun nis zette. De medewerkers van de dienst openbare werken van de gemeente verdienen een pluim, voor de prachtige restauratie, die de bewondering van velen opwekte. Aan de kapel werd er gerust en gebeden en iedereen kreeg het gelegenheidsbidprentje. Er waren er 100, maar helaas te weinig. We maken er bij! De processie eindigde aan de pastorij St.-Martinus (Cultuurhuis), waar een receptie aangeboden werd door de gemeente. Ontkurken, opdienen en bijvullen werd door mijn kinderen en hun gezin, en enkele vrijwilligers gedaan. Veronique Deforche zette zich opvallend in. Ik sprak nog een dankwoord uit naar de vrijwilligers, de gemeente (schepen Jos Emmerechts en Marie Jeanne Thaelmans waren aanwezig) en de Plantentuin. Opvallend was dat het hier om een bonte mengeling van gelovigen ging. Heel wat vrienden en kennissen daagden op. De voorzitter van de kerkfabriek en zijn echtgenote waren ook op het appel. Aan de St.-Annakapel waren ook nog veel nieuwsgierigen opgedaagd die devoot meebaden en deelnamen aan deze plechtigheid. Dank aan allen die zich hiervoor gratis en zomaar belangeloos hebben ingezet. Een gelukkige Jef de Cuyper. Dit verslag kwam tot stand na e-mail briefing, waarbij iedereen kwaliteitsverbetering kon aanbrengen. Onvermijdelijk zijn we nog enkele mensen vergeten te bedanken. Dat doen we bij deze : Ulakose Chane!
260 St.-Annakapel III De beelden Het oorspronkelijke houten beeld van St.-Anna-Ten-Drieën verdween hoogst waarschijnlijk toen de Fransen in Meise kwamen (2de helft 17de eeuw). Er zijn drie nissen in de kapel en er moeten dus drie beelden komen. - Voor de nis in de achterzijde werd een recenter stenen beeld van de heilige Anna-Ten-Drieën gekocht in Beauraing. Maar onder de nis in het achtergeveltje staat 1855. Toen was Amedée de Beauffort eigenaar van het domein (gekocht in 1830). - Voor de nis in de voorgevel kregen we een houten beeld van de Heilige Anna met Maria, van een schenker die anoniem wenst te blijven, die het aankocht in Oostenrijk.- In de grote nis binnen in de kapel komt een replica van het waarschijnlijk oorspronkelijke beeld. Het werd gefreesd en gesculpteerd uit een oude eiken balk van dezelfde periode, door Marcel Cloots uit Westrode. Algemene info De beelden zullen voor de feestdag van de heilige Anna op 24 juli tijdelijk geplaatst worden, onder toezicht. Omdat deze beelden waardevol zijn en dus niet constant aanwezig kunnen blijven, zullen wij voor schaduwbeelden zorgen (met foto overplakt en geplastificeerd). Wie wil toetreden tot de e-mailgroep St.-Annakapel of informatie kan verschaffen, kan zich opgeven (jef.de.cuyper@pandora.be ) en wordt dan verder rechtstreeks op de hoogte gehouden.
Jef De Cuyper, vrijwilliger en gids in de Plantentuin Meise