Keizerlijk Meise Sib, de orde van de autochtone Meisenaars, verzamelt alles over het historische Meise
02-10-2013
374 Georges van Wemmel e.a.
Georges Van Wemmel
Hij was pastoor van Meise en schreef in 1661 de
geschiedenis van de abdij van Grimbergen.Spijtig genoeg is dit werk zoek geraakt.
Van
Soltem
Hij was pastoor van Meise, geboren 6 juni 1698 te
Brussel overleed 8 mei 1750 te Meise.Auteur van twee nederlandstalige treurspelen : Pygmalion en
Astarte.Hij schreef eveneens een
toneelspel ter ere van het H. Saktrament van Mirakel.
Norbertus
Heylen
Wij zijn veel dank verschuldigd aan deze
onderpastoor van Meise in 1790, voor de talrijke notities over zijn
belevenissen tijdens het Franse bewind en over de verdrukking en de tergingen
welke onze bevolking te verduren kreeg.
Norbertus Heylen was tijdens de besloten tijd pastoor van Grimbergen.Dit handschrift wordt bewaard in de abdij van
Grimbergen.D.J.Delestré geeft volgende
levensschets :
Pastoor Norbertus Heylen werd geboren op 11 oktober 1753 te
Veeweide-Anderlecht waar zijn vader een smidse had.De familie was afkomstig uit de Kempen doch
verwant met vele Brabantse families.Hij
trad in de Norbertijnerabdij te Grimbergen de 25 mei 1776, werd geprofest op 18
oktober 1778, priester gewijd 4 jaar daarna in Mechelen.
Hij was eerst onderpastoor coadjutor te Strombeek, werd onderpastoor te Meise
benoemd op 4 november 1790 in de Patriottentijd.Op 16 juli 1795 werd hij pastoor te
Grimbergen en maakt de besloten tijd mee.Van hoeve tot hoeve moet hij vluchten, verbleef enige tijd op s
Gravenmolente Grimbergen en ging toevlucht zoeken bij Peke Van Beneden, aan de
Bruinborrebeek.In 1801 mocht hij terug
naar zijn pastorij die hij eerst in 1818 verliet om wat rustiger te leven te
St.-Brixius-Rode, alwaar hi jten Here gingop 13 februari 1825."
Hij heeft ook deel genomen aan de Boerenkrijg, aan die moedige en
bovenmenselijke strijd van onze jongens tegen het militair gezag dat hen
opeiste om dienst te nemen in het Franse leger.
373 Daniël Bellemans Hij was kapelaan te Meise en werd Norbertijn van de
abdij van Grimbergen.
Zijn dichtbundel Den liefelijcken Paradijsvogel dateert van 1670.In dit jaar verscheen eveneens zijn
Citherken van Jezus spelende zestig nieuwe liedekens op jet groot jubilé
van het H. Sakrament van Mirakel te Brussel.
Toen priester Bellemans nog de zending van kapelaan waarnam werd hij aangeduid
tot rechter in een familiegeschil.
Het scheidsgerecht was destijds de koerante procedure.
Wanneer een betwisting oprees in een gezin of tussen geburen dan werd door
beide partijen een scheidsgerecht aanvaard.Nu lopen de mensen naar de vrederechter om hun geschil, hun twist te
beslechten.Ik citeer uit de voornoemde
studie een verzoek tot samenstelling van een scheidsgerecht.Aldus heeft meneen kijk in de vroegere
gebruiken en gewoonten met betrekking tot een scheidsrechterlijke beslissing :
In naem ons Heeren Amen.
Wij onderscreven Jan Tielemans ende Guilliam Sone Jans om te neder te leggen
alle verschil ende processen aengaende t huys, cam (bouwgereedschap) ende hof
van Jan Tielemans ophetwelck sijnen
soon Guilliam eenige pretenties heeft ende om metter minnen te accorderen
hebben ghekosen ende kiezen mits deze voor arbiters den heer Daniël Bellemans,
onderpastoor van Meys, Lauwereys Hanssens, pachter van Rode, ende Jan Bettens,
boschmeyer, ende stellen onse Sacken in hunne handen om deselve te modereren
ende beloven hunne ordinantie te onderhouwen met eet.
De vertegenwoordigers van de tweepartijen bevestigen onder eed dat zij de beslissing van de
scheidsrechters zullen naleven.
De beslissing was : de zoon Guilliam mag het huis bewonen en het gereedschap
gebruiken mits huishuur te betalen.
De familienamen, en zelfs de doopnamen klinken niet vreemd voor ons, want de
namen Tielemans, Bettens behoren tot de oudste stammen van Meise.
Priester Bellemans is naar Nederland uitgeweken waar hij tot pastoor van
Horssen werd benoemd.Hij stierf er in
de ouderdom van 32 jaar in 1674.Ik
kan deze rubriek niet sluiten zonder enkele namen van schrijvers te vermelden.
372 Frans Van den Vekene Geboren te Meise.Schreef in 1644 een dialogisch gedichtSint Martinus en de bedelaar.
Pastoor Delestré meent dat, oordelend naar de schrijfwijze, dit gedicht ouder
is dan de vermelde dagtekening (1644).Waarschijnlijk werd het geschreven met de bedoeling de processie op te
luisteren.
In processies en ommegangen kwamen samenspraken tussen akterende groepen
meermaals voor, ten einde deze feestelijkheden glans bij te zetten en er de
aantrekkingskracht van te verhogen.
De tekst van dit gedicht ter ere van de patroonheilige Sint-Martinus werd
overgenomen uit Eigen Schoon en de Brabander.
De woorden van de heilige Martinus geven een diep kristelijke geest weer.
Bij zijn broederlijk delen brengt hij hulde aan de Heilige Drieëenheid, maar
hoofdzakelijk door de wille des Vaeders meest.
Martinus en de bedelaar
-O Vrindt Goedts, staet vast en Stille
Ick sal U doen naar mijnder macht ende wille
als een christen ridder, syt bedacht soet.
- Maar ick hebbe in den buydel noch qaet noch goet
Siet noch spijs noch dranck
die U mocht commen tot uwer baeten ofte assistenties
Dus vrindt, wil toch verdragen patientie.
-Ick bidde U Heere, door uwe excellentie
Wilt toch uw gratie op mij toogen
want ick tot geen werk mij can gepoogen
door die cranckeyt mijnder leden
Ick bidde U, Here wilt toch yet aan mij besteden
daer ick mijn naectheyt mach mede bedecken
O wilt U doch tot geven eender aelmoesse versteckenOch mijnen vrindt wildt dit
beseven
dat ick nyet en hebbe om Charitate te geven
Dus wilt U den Almogende Godt
Syne gratie houden (jonnen)
-En suldt ghy mij niet helpen comen
ick armen bloet, dus mach ik wel cermen
ick bidde U, O edel Heere, wilt toch mijns hulpich wesen
ende wilt mij arme creature ontfermen
oft ick moet vergaen, elacie, wachermen
Dies ben ick bevreest.
-Nu door den willen des Vaders meest
Ende die wysheyt van Godt synen lieven soene
ende die goedertierenheyt des Heylich Geest
Wil ick U schenken die helft van mijnen Cleede
Dus trecke ick mijn sweert uytter schede
ende wille daermede mijn lichaem ontdecken
Houdt wat op vrindt Godts
Want tot deser plaetse
en can ick U andere nyet behulpich wesen
deene hellicht van mijnen mantel
schenke ick U by desen
dies vrindt gepresen
nempt dit in danck
nu wel oorloft : hiermede den ganck.
-Adin ! Adin ! Adin ! O Edele Heere
Dus bedancke Ick U seere
inder eeuwigheit
Sy U vreught ende eere.
In een studie gepubliceerd door pastoor D.J.Delestré
in Eigen Schoon en de Brabander, ontdekken we interessante notas over Oude
dichters te Meise die meldenswaard zijn en passen in het kader van deze
historische reminiscentie.
Willem
Van der Elst 1570 - 1647
Geboren te Meise.Zijn ouders waren landbouwers zoals de meeste inwoners van Meise.Hij werd tot priester gewijd.Over zijn curriculum vitae weten we zeer
weinig.Nochtans staat het vast dat hij
tot pastoor van Boeckhoute (Gent) benoemd werd.
Priester Van der Elst schreef Gheestelijke gedichten ter perse gelegd in
1622.
Deze dichter moet een gunstige faam hebben genoten want in de Verslagen en
Mededelingen der Koninklijke Vlaamse Akademie van oktober 1932 heeft Lode
Baeckelmans een studie gewijd aan het werk van dichter willem Van der Elst.
Het geslacht Van der Elst was zeer verspreid in het Brabantse en genoot er veel
aanzien.De dichter heeft over zijn stam
geschreven :
Men konne daervan niet den ouderdom doen blijcken van ons vermaert geslacht
noch daer oock naer en blijck maer roemen ons wel vrij omdieswil dat wij zijn
van deughdelijck in wercken en in schijn.
Baeckelmans somt eregedichten op die pastoor Van der Elst wijdde aan personen, onder
andere aan Jan Ceulens pasteur van Campenhout en Henricus Cuelens, pasteur van
Geerdsbergen.
Deze waren waarschijnlijk familieleden van Bernardys Croy en Leonardus Boodts,
abdijheren van Grimbergen.
Mijn medewerker L. Van Hemeldonck heeft zich
degelijk ingespannen en geen moeite gespaard om dit stuk terug te vinden.
Ik geef hier zijn studie gewijd aan dit belangrijk en intrigerend probleem van
het verloren handschrift.
Op het voormalig kerkhof van Meise, rond de St.-Martinuskerk aan de kant van de
rechterzijbeuk ligt in het plaveisel een enkele zerk.Hij is rechthoekig, in arduin van niet al te
beste kwaliteit en alleen aan de zijkanten enigszins versierd door lijnen in
reliëf.Het opschrift luidt :
- Ter zaliger nagedachtenis van de Eerwaarde Heer Emmanuel Franciscus De Vidts,
overste en leraar van het Klein Seminarie van Hoogstraeten, Schrijver van de
geschiedenis van Meysse (wij onderlijnen) alhier geboren 4 juli 1812 overleden
te Thienen den 21 Augustu 1872.- Elk bewust dorpsgenoot stelt belang in het
verleden van zijn omgeving en zou dan ook meer willen weten over deze
geschiedenis.
Maar hier begint het spel.
Normaal zal hij zich wenden tot onze parochiale biblitheek doch het gewenste
werk komt spijtig genoeg niet voor in de boekenlijst.
Ietwat ontgoocheld wendt hij zich tot een der oude ingezetenen van wie hij weet
dat hij belangstelling voelt voor dergelijke zakzen en dat hij gravures,
uittreksels en hand schriften over het in vroegere jaren gepubliceerde
bijhoudt.
Helaas!Niemand is in het bezit van een
exemplaar van deze geschiedenis en weet evenmin waar men er een zou kunnen
vinden.
Dan maar naar de Koninklijke Bibliotheek in Brussel getrokken waar men de
meeste kans heeft zeldzame werken te treffen, doch hoe vriendelijk de heer
hoofdbibliothecaris ook alle opzoekingen laat verrichten : geen spoor van een
dergelijk werk noch nu, noch in het verleden.
Van dit ogenblik af is men gedwongen als waarschijnlijk te beschouwen dat deze
geschiedenis niet in druk is gegeven geweest en dus niet het stadium van
handschrift is voorbijgegaan.
Vandaar de titel van deze bijdrage. Vermits men toch in de Koninklijke
Bibliotheek is dan vlug navraag in de afdeling manuscripten vanhet
Rijksarchief.
Opzoekingen leveren wel een handschrift op over Ophem dat ook zijn nut kan
hebben voor Meise op een bepaalde datum, maar een handschrift specifiek over
Meise is niet te vinden.
Het blijkt ook niet mogelijk uit te maken of E.H. De Vidts al dan niet het
staatsarchief geraadpleegd heeft, gezien de aantekeningen over de identiteit
van de bezoekers en het dooel hunner opzoekingen slechts na het overlijden van
de schrijver begonnen werden.
Een navraag bij Z.E.H.Archivaris van het Aartsbisdom levert een biografische
nota op over onze geschiedschrijver, doch niets over deze pennenvruchten. Dan
maar aangebeld bij Z.E. Superior van het Klein Seminarie in Hoogstraten :jawel,
priester De Vidts heeft hier gefungeerd, zijn naam is hier in de herinnering
gebleven, maar van geschiedenis of handschrift weet men niets af.Een nuttige aanduiding evenwel : in 1849
heeft E.H. De Vidts het ambt van superior neergelegd en is tot 1851 op rust
geweest te Meise, naar alle waarschijnlijkheid in het ouderlijk huis.Dit wordt bevestigd door het feit dat hij op
17.3.1850 optreedt als peter van het vierde kind van zijn broer Judocus Bernardus,
kind dat dan ook naar zijn peter, Emmanuel genoemd wordt.
Men mag hieruit besluiten dat het in de tijdspanne 1849-1851 is dat de
geschiedenis van Meise geschreven werd of minstens de gegevens daartoe
verzameld.Het is overbodig erop te
drukken dat de omstandigheden daartoe gunstig waren :nog talrijke burgers waren
in leven die het Oostenrijks regime, de patriottenstrijd, de Franse revolutie,
napoleon, het Hollands bewind, de onafhankelijkheid beleefd hadden.Verder bestonden toen nog talrijke archiefstukken
welke thans verloren zijn gegaan of niet meer bereikbaar.
De abdij van Grimbedrgen heeft steeds vooraanstaande archivarissen gekend en
zich immer met haar voormalige parochie Meise ingelaten;priester De Vidts is alhier nog door de
laatste witheer-pastoor Margé opgeleid geworden..De naamtrek van E.K.Delestré komt trouwens
voor op vele oude stukken die nog tot voor onlangs op de pastorij alhier
voorhandig waren. Een navraag te Grimbergen geeft geen enkel positief
resultaat, wel een negatief.
E.P. De Meyer, huidig archivaris, heeft kennis van een aantekening daterend van
1901, en volgens dewelke het opgezochte handschrift toen reeds beschouwd werd
als zijnde verloren gegaan, minstens zoek geraakt.Normaal blijft er dan geen enkele weg meer
over dan na te gaan wat er met de nalatenschap van priester De Vidts is
gebeurd, gezien deze laatste weldegelijk als de bewuste schrijver
geïdentificeerd werd op het ogenblik dat zijn nabestaanden de grafzerk met
bedoeld opschriftlieten plaatsen.Alhoewel n och het Aartsbisdom, noch het Klein Seminarie kennis hadden
van een testament, was dit wellicht hier op de parochie gebleven ten gevolge
b.v. van een stichting van een jaargetijde of iets dergelijks ?Zoals steeds was onze Z.E.H.Pastoor bereid
inzage te laten nemen van het kerkarchief der vorige eeuw en hier kwam een
klein lichtpunt!
Op 2 april 1873 wordt door notaris Emile Possoz ter standplaats Wolvertem een
akte verleden waardoor de genaamde Van De Zande Emmanuel, landmeter (in het
bevolkingsregister van 1875-1866 staat hij ingeschreven met menuisier van
beroep, verblijvend te Meise, een gift verricht van zeshonderd frank obligaties
Belgische schuld 4,5 % aan de kerkfabriek van Meise, onder bedinging dat ten
eeuwigen dage in onze kerk drie jaargetijden zouden gecelebreerd worden, ten
eerste voor de zielerust van de oom van de gever wijlen priester Emmanuel
François De Vidts, het tweede voor de zielerust van de ouders (deze twee
jaargetijden te zingen in februari, telkens met de uitdeling van het brood aan
de arme), het derde voor de zielerustvan de broeders en zusters van de
priester.Volgens een inschrijving in
het parochieregister der fondatiën had deze laatste kerkelijke dienstde vom van
een mis voor afgestorven vrienden van priester De Vidts, doch dit is
waarschijnlijk een vergissing;De gift
werd namens de kerkfabriek aanvaard door Pierre Joseph Van Dievoet, boomkweker
van beroep en schatbewaarder van de Kerkfabriek; de stichting werd, zoals al de
andere, door reductie getroffen na de sedert 1814 ingetreden muntontwaarding.
Ui t dit stuk mag met voldoende waarschijnlijkheid het besluit getrokkenn
worden :
1. Dat priester De Vidts zef geen testament gemaakt heeft; hiertoe was hij door
de aard van de ziekte, welke hem meermaals en vooral in zijn laatste levensjaar
getroffen heeft, weinig geschikt;
2. Dat de stichting zeker een laatste wilsbeschikking van onze priester was,
3. Dat zijn neef, Emmanuel Van de Zande kan beschouwd worden als hebbende
hoofdzakelijk de nalatenschap van onze priester beredderd enhet dus aangewezen
is in zijn spoor het bewuste handschrift op te zoeken.
Het is echter alleszins noodzakelijk van de familieverhoudingen van De Vidts
vast te leggen op het ogenblik van en na het overlijden van de priester.
De familie De vidts (met nadruk op De, want het is een vervorming van Davidts,
de zoon van David, voornaam zonder Joodse invloed) stamt uit Grimbergen en
vestigt zich te Meise in 1765, alwaar op 2.12.1768 geboren wordt De Vidts
Gerard, vader van onze priester; hij is bakker, winkelier en landbouwer,
bovendien onder het Franse regime agent municipal of maire; later wordt hij
eerste schepen, om het burgemeesterschap te laten aan Baron van der Linden d
Hoogvorst, en woont naast de pastorij, waar thans de slagerijn staat. ??
Op 11.6.1794 huwt hij Anna Van Doren, dochter van de koster, die hem 4 kinderen
schenkt, vooraleer op 2 brumair jaar XII (5.11.1803) te overlijden. Van deze
vier kinderen blijft slechts één in leven, de oudste Cornelia,
geboren12.6.1795, die op 6.3.1822 in het huwelijk treedt met haar neef Van de Zande
Etienne of Stephane, hovenier en herbergier, later gemeenteontvanger en
onderwijzer.Doch opgepast, het is niet
de tak Van de ££Zande die de hoger aangehaalde stichting van jaargetijden
verricht heeft, maar deze die talrijke agenten in openbare dienst
(gemeentesecreatris, onderwijzer, gemeenteontvanger enz.) geleverd heeft hier
te Meise en elders.Zij overlijd op
12.1.1861.
Op 28.1.1807 gaat Gerarde De Vidts een tweede huwelijk aan met Huysegoms
Elizabeth uit Grimbergen landbouwster geboren 1.3.1771.Zij overlijdt 12.1.1861.
Kinderen uit dit huwelijk :
1. Joanna Catharina ° 18.11.1807, x Van de Zande Carolus Josephus, meester
schrijnwerker (dit is de goede tak) die + 29.6.1872
2. Maria Catharina, ° 6.3.1809, x 4.1.1845 Robberechts, landbouwer te Kapelle-op-den-Bos
en verdwijnt uit Meise
3. Charles, ° 5.11.1810, bakker, + 21.12.1831 ten huize van zijn moeder 4.
Emmanuel Franciscus, onze schrijver
5. Judocus Bernardus, ° 18.9.1814, bakker en gemeenteraadslid sedert 1848, +
18.9.1851 en laat 4 kinderen na : Josephus ° 30.7.1844, Maria Elisabeth °
22.3.1846, Petrus 27.3.1848, Emmanuel 17.3.1850.
Te Meise waren dus mogelijk als nabastaanden van onze schrijver op het ogenblik
van zijn overlijden :
a) de kinderen van zijnoverleden
halfzuster Cornelia
b) zijn zuster Joanna Catharina met haar kinderen, waarvan de oudste in leven
de stichter is der jaargetijden Emmanuel Van de £Zande, die tevens petekind en
naamgenoot is van de schrijver.Inderdaad is deze opgetekend als peter in de doopakte van 1.8.1843, met
de titel van superior van het Klein Seminarie in Hoogstraten.Niet aanwezig zijnde
te Meise op dat ogenblik het huidig ritje Hoogstraten Meise was toen een
hele expeditie werd hij vervangen (zoals in de doopakte formeel verklaard
wordt door lappeter Stephaan Van de Zande, zijn half oom, waarvan hoger
sprake)
c) de kinderen van zijnoverleden
broeder Judocus Bernard
Hoe was de samenstelling van het gezin dat verbleef in het vaderlijk huis van
onze priester ?
Zijn moeder bleef in leven tot 1861, stond te boek als rentenierster en woonde
in wijk A nr. 33 naast de pastorij.
Volgens het eerste bevolkingsregister gaande van 1847 tot 1856 vinden wij bij
haar :
Haar zoon Judocus Bernardus die stierf in 1851, haar schoondochter
Robberechts Marie Elisabeth die stierf 18.2.1852, 30 jaar oud en met een
tussenpoos van enkele maanden haar echtgenoot volgt in het graf.De vier kinderen van de overleden echtgenoten
staan ingeschreven bij hun grootmoeder, de moeder van de priester.
In het bevolkingsregister 1857 -1866 vinden wij voor dezelfde woning :
Huysegoms Elizabeth weduwe De Vidts Gerard, moeder van de priester + 12.1.1861,
De Vidts Joanna Catharina, haar dochter, volle zuster van de priester, 4
kinderen van dit gezin, neven en nichten van de priester, waaronder stichter
Emmanuel.
Elisabeth en Pieter De Vidts, wezen van Judocus Bernardus, nicht en neef van de
priester; Josephus heeft reeds de vrijheid gekozen en zal later aan lager wal
geraken; van Emmanuel op dit ogenblik geen spoor, doch hij zal later de
voetstappen drukken van Josephus, zoals trouwens Pieter.
Het bevolkingsregister 1866 1880 geeft steeds voor hetzelfde huis :
De Vidts Joanna Catharina, zuster van de priester;
Van de Zande Carolus Josephus, haar man, zwager van de priester, komt voor deze
te overlijden op 29.6.1872.
Hun 3 nog in leven zijnde kinderen , waarvan Emmanuel, de stichter, de oudste
is en de enige man.
Van de weeskinderen De Vidts is er geen spoor meer.Inderdaad zijn De Vidts Elisabeth en De Vidts
Pierre in december 1964 overgeschreven naar Brussel, doch blijken later hun
onderstandsdomicilie te Meise bhouden te hebben, wat doet veronderstellen dat
zij in een wezenhuis opgenomen werden.
Onder deze omstandigheden is het als vast staand te beschouwen dat, toen onze
schrijver einde augustus 1872 overleed, zijn nalatenschap nbeheerd werd door
zijn neef en petekind Emmanuel Van de Zande en dat in die richting het verloren
ha ndschrift moet gezocht worden.
Wat is er met Emmanuel Van de Zande, zijn moeder en zijn twee zusters gebeurd
?Zij hebben Meise verlaten en hiermede
verdween de naam De Vidts uit Meise.
Een der dochters Maria Catharina Van de Zande wordt overgeschreven naar
St.-Gillis Brussel op 12.5.1875.
De moeder, zuster van de priester en laatste alhier met die naam, gaat met haar
dochter Anna Maria naar St.-Jans Molenbeek op 10.8.1877; Anna Maria was toen 30
jaar oude, ogenschijnlijk ongehuwd en dit is ze wellicht gebleven.Ten slotte emmanuel Van de Zande,
vermoedelijk houder van het handschrift, gaat eveneens naar St.-Jans Molenbeek
op 20.7.1880, wellicht zijn moeder en zuster vervoegend.
Daarna is men hun spoor bijster; getracht zal worden iets meer te vernemen op
het gemeentebestuur van St.-Jans Molenbeek; Emman uel Van de Zande was toen 37
jaar en praktisch zeker vrijgezel.
Nog een klein lichtpunt : alhoewel voor goed uit Meise weg (het ouderlijk huis
werd ingenomen door de kostersfamilie Joos) werd toch niet alle contact
verbroken : Maria Catharina Van de Zande, hoger vermeld, ° 4.10.1851, op
12.5.1875 naar St.-Gilles gegaan, is niet ongehuwd gebleven.Als weduwe Van Ghiest Gustave + 8.1.1920
heeft zij een legaat van Fr 6.000 gemaakt aan het toenmalig Weldadigheidsbureel
van Meise; wellicht geeft dit nog enige aanduiding ?
Hier eindigt de inventaris van wat hier te Meise of zonder te veel moeite
elders tot nog toe is kunnen vernomen worden en in verband gebracht met het
verloren handschrift.
Met dank zou alle bijkomende aanduiding in ontvangst genomen worden en alle
verdere medewerking ter zake van harte begroet.
Braak : Deze halsketen, ereteken van de Koning van
de Gilde, werd verfraaid dank zij de steun van Lodewijk de Albert, heer van
Grimbergen, erfrechtelijke voorzitter van de gilde.
In het vermeld verslag deze bewering : De braak van de Sint-Sebastiaansgilde
van Sint-Brixius-Rode dateert van het einde der XVIde eeuw en is wellicht een
van de oudste van heel de streek, eveneens de gilde.Hier moet een parallel getrokken worden met
de braak van de gilde van Meise, die een erepenning heeft met het jaartal 1597.
Vlaggen : De gilde bezit twee vlaggen.De oudste dateert van 1854, de andere van 1905.
Beker : draagt het wapenschild van de schenker Baron Vander Linden d Hoogvorst
en het beeld van een hert met stralend kruis tussen het gewei.
Een andere beker met inschrift : Koning van Brabant Gooiek september 1958.
Oud gildenboekje, tinnen pot, wandschotel en gedenkpenningen.Op 11 juli 1960 werd de titel van Koninklijke
Maatschappij verleend aan onze oude gilde.
In genoemd verslag lees ik deze plezierige anekdote :
De kermis van Rode in 1798, verteld door pastoor Heylen : In augustus 1798 is
er overal afgekondigd (door het bezettende Franse revolutiebestuur) dat men op zondagen
geen Speelman mocht houden en niet mocht dansen.Ondanks het vermeld verbod hebben we de
speelman doen komen en s achternoens is men daar lustig aan t dansen
gevallen.
Half achternoen heeft de Commissaris van Grimbergen Bresson zes soldaten naar
Rode gezonden.
In de eerste herberg waar ze aankwamen was men snarig bezig met dansen.Men gaf de soldaten te drinken.Zij droegen hen geen dansen aan.Vandaar
gingen ze naar de andere herbergen, wierden daar ook wel gedaan en lieten alles
passeren.Tegen de avond waren ze goed
besnoven, keerden terug naar de eerste herberg en wilden het dansen beletten
en dan kwam er ruzie zonder erge gevolgen.
Eveneens uit voornoemd verslag : verkoop van kerkmeubelen in 1799.
In november 1799 werden de kloosters en kapellen verkocht (niet de parochiekerken),
zo lezen we in de geschriften van pastoor Heylen Grimbergen.
Kapel van Rode heeft ook geplekt gestaen en met voorwaarde van voor drie maand
afgebroken te worden.Die van Rode
hebben dan een verzoekschrift opgestuurd zeggende dat hun kerke geen kapel was,
maar gelijk een parochiekerk, hebbende een kerkhof, een afzonderlijke koster en
inkomsten en goederen voor de armen die afgescheiden zijn van die van
Meise.Dit verzoekschrift werd
ingewilligd en de kerk van Rode is blijven bestaan.Het was veilig te Rode.
Wij hebben kunnen vaststellen dat het te Rode gedurende de Franse revolutie
tamelijk veilig was.Het bewijs : hier
waren verschillende priesters verscholen wanneer de kerkvervolging het hevigst
was en ook de vrouw van de commissaris Bresson vluchtte naar Rode wanneer de
jongens van de Boerenkrijg te Grimbergen aan de slag waren in 1798.
Deze laatste rubrieken hebben niets te maken met het gildeleven maar vermits ze
overgenomen werden uit het verslag van de secretaris Frans Van Hoeck, hebben we
geroordeeld dat, om elke verwarring te voorkomen, het best was deze gegevens
hier in te lassen.
368 De Koninklijke Sint-Sebastiaansgilde van
Sint-Brixius-Rode
In het beiaardboekje Meise (1951) lees ik deze
overweging : DeSint-Sebastiaansgilde
van Rode is wellicht van iets jongere
datum (dan die van Meise).
Ik durf dit niet te beweren, want het ontstaan van beide gildenzoals van vele
andere ligt nog in het duister.De
geschiedschrijverGramaye verklaart in zijn
Antiquitates Belgicae : Sint-Brixius-Rode
is beroemd wegens zijn oude schuttersvereniging deze tekst is verschenen in
1606.
Uit een verslag opgemaakt door Frans Van Hoeck kunnen we zeer interessante
gegevens plukken. (Deze tekst werd op
P.C. gezet door ondergetekende en door de huidige secretaris Van den Troost
bijgewerkt).
De stichting van de gilde zou dateren uit de XVde eeuw hij zet het jaar 1412
voorop, maar met een vraagteken.
Vermoedelijk werd onze Sint-Sebastiaansgilde gesticht in de jaren 1400 of 1500
door de Edele Prins de Berghes die in die tijd een kasteel bewoonde in onze
parochie.Het kasteel behoorde bij het
Hof te Rode.
In 1549 was de gilde aanwezig in de processie te Wolvertem.In 1559, 1760,
1764, 1773 staat dezelfde vermelding, doch doorgehaald : de deelname was dus
voorzien doch heeft niet plaats gehad.
Ook in augustus 1565 trok de gilde van Sint-Brixius naar het haagspel te
Brussel en behaalde er prijzen.
De gilde kocht een weide, genaamd Achterste Broeck, groot een half bunder en
een grond van vijftig roeden voor het bouwen van een gildenhuis (in de
nabijheid van de wip staande op de eigendom van Leemans).
In de XVIIde eeuw werd het hoofdmanschap waargenomen door de heren die te Wolvertem woonden, namelijk de La-Tour-Taxis.
De ledenlijst is gekend tot 24.7.1655 toen E.Bulens de ouderman was.Dit wil zeggen, het oudste lid van de gilde.
In het jaar 1911 hebben de leden de statuten van de gilde, die dateren van1620
volledig herzien en aangepast aan de behoeften van deze tijd.
De godsdienstige grondslag en het parochiaal karakter van de gilde is duidelijk
omschreven in art.1 : De Sint-Sebastiaansgilde heeft tot doel de Eerwachtuit
te maken in de jaarlijkse processies en in de processie alle eerste zondagen
der maand, in de kerk na de Hoogmis.
De bevolking van Meise mag trots zijn op twee oude
schutterzsgilden die dooheen de wisselvalligheid der tijden, de tragische
gebeurtenissen die we beleefd hebben, flink en ongedeerd stand hielden en nog
krachtig en jong blijven.
De Gilde Sint-Sebastiaan Meise centrum
Deze gilde droeg vroeger de naam handbooggilde van
Sint-Martinus en Sint-Sebastiaan.
Uit de overgebleven documenten kan niet worden uitgemaakt in welke tijdsperiode
de gilde werd gesticht.
De secretaris Doms, hierover ondervraagd, kon desbetreffend geen nauwkeurige
gegevensverschaffen hij heeft in zijn
bezit ledenlijsten en andere stukken die betrekking hebben op het beheer van de
gilde, maar deze archieven dateren van 1740.Het is evident dat de gilde vroeger werd gesticht, want aan de braak is
nog een erepenning gehecht die het jaartal 1597 draagt.Deze gedenkpenning werd als herinnering en
beloning geschonken voor het bijwonen en opluisteren van de dorpsfeesten.
In augustus 1565 nam de gilde deel aan een haagspel schietwedstrijd meestal
aanhorig van landjuweel.De gilde was
eigenaarster in 1572 van het Schuttershof nabij de Amelgemweg.
In 1652 was Anna Vander Ee- hoofdman.Aan vrouwe Van Leenenborgh gaf zij op 23.6.1652, die vergaderingswoning
het nieuw huis alsook een half bunder te Limbos nabij de St.-Annakapel (St.-Martinuskapel ?).Deze schenking werd gedaan in haar hotel te
Brussel op last van een jaargetijde voor Amman Jan Vander Ee en zijn vrouw
Marie-Anne d Alverade dAguilain.Deze
schenking werd vastgelegd in een schepenbrief van 18.1.1677.In 1684 lichtte de gilde een rente van 200
gulden voor de heropbouw van het door de Fransen afgebrande gildenhuis.
Notaris Hendrik Van Hemelrijck te Grimbergen verkocht op 4.4.1745 vanwege de
gilde een bos te Meise aan Jan Van den Broeck, schepen en Joanna Van den
Broeck, inwoners van Nieuwenrode (schepenambt van Meise van 25.9.1751 in het
rijksarchief).
Het is niet vermetel het onstaan van deze gilde naar een vroegere datum te
verleggen en te situeren in de periode dat de oude gilden werden gesticht,
namelijk in de XVde eeuw.
Het geslacht Van der Linden heeft steeds veel interesse gehad voor de
schuttersgilden en in de oude rapporten staat vermeld dat op 14 mei 1740
Ignatirus Franciscus Vander Linden hoofdman was van deze gilde.In 1820 wordt nog geschreven dat Vander
Linden toen riolen liet aanleggen rondom het kerkhof en la maison des
serments dite Gildenhuys près le cabaret lEmpereur.
Het jaar van de koningsschieting hebben ook de vrouwen van de gildeleden de
gelegenheid om hun schietvaardigheid te bewijzen.
Het lag in de traditie dat op de dag van de koningsschieting de godsdienstige
plechtigheid,het lof of de namiddagvespers maar mochten beginnen na het
afschieten van de koningsvogel om aan de nieuwe koning de gelegenheid te geven
het lof bij te wonen.
Voor het aanleggen van de autosnelweg stond de dorpswip op een weide, dicht bij
de oude tramhalte ongeveer aan de ingang van de Astridlaan.
Ze werd eerst verplaatst naar een weide, gelegen aan de verbindingsweg
Krogstraat Van Doorslaerlaan en daarna opgericht in de omgeving van de
begraafplaats (Kerkhof).
Deze gilde bezit een zeer mooie oude braak, een prachtig vaandel, lansen en
andere kentekens.Bij ontbinding van van
de gilde worden de wapens onder de bewaring van de geestelijke en wettelijke
overheid van de gemeente gesteld.
De boer van Amelgem hadeen overvloedige oogst en geen voldoende
ruimte om te bergen. Een deel van de oogst zou beschadigd worden en dit verlies
maakte hem zeer bezorgd.
Terwijl de boer stond te dubben trad een keurig geklede man op hem toe en vroeg
: Waarom ziet U er zo bekommerd uit?De landsmanverklaart zijn moeilijk geval.
In de dialoog met de onbekende heeft de boer zijn ziel aan de duivelverkocht,
op voorwaarde dat in de loop van de nacht een nieuwe schuur zou gebouwd worden
en volledig afgewerkt voor het kraaien van de haan.
Gekweld door gewetenswroeging vertelde hij aan zijn vrouw wat hem was
overkomen.
Zijn echtgenote zweeg als een graf, maar dacht na om uit de knel van de duivel
te geraken.
Ze ging s morgens heel vroeg met de lantaarn in de hand naar het kippenhok
maakte lawaai en de haan begon te kraaien.De schuur was niet voltooid de duivels sloegen op de vlucht en de
verkoop van de ziel was te niet.Deze
lepe boerin was de duivel te slim af.
Met zulke boerin in het aards paradijs zou Satan het niet gehaald hebben en
alles zou beter verlopen zijn voor de nakomelingen.
Jan Vanden Eynde (Meise) Toneel Lindemans en Jef Verbesselt
Poppenspel Jef De cuyper
Ring TV Jef De Cuyper
De geschiedenis van deze hoeve, nu beter gekend
onder de naam De duivelschuur loopt ver terug in het verleden, zeker tot in
de Frankische tijd en sommige deskundigen beweren tot aan de Romeinse
bezetting.
Dr. Verbesselt geeft zijn zienswijze : De Frankische stamhouder Amalhari uit
de IVde eeuw is o.i. niet de eerste bezitter geweest van het goed dat reeds
vroeger in het bezit moet geweest zijn van een gallo-Romeinse veldheer.
Amalhari zou de kern vormen van de naam Amelgem een taal leeft en woorden
ondergaan in de volksmond andere uitspraken en daarna ook andere schrijfwijzen.Bijzonder de klanken sem, hem, betekenend
hoeve, plaats, worden veel aan de stam van het woord toegevoegd.De afstammelingen van Amalhari die het
geslacht Amelrenghem vormden hebben deze hoeve in de XIIde eeuw in bezit
gehouden.Later werd dit domein eigendom
van de abdij van Grimbergen.De bebouwde
oppervlakte bedroeg 140 bunders, de jaarlijkse wisselbouw wintergraan,
lentebezaaiïng, braak of dries werden steeds toegepast.
De hoevegebouwen waren aan alle kanten omgeven door weiden en er werd aan
druiventeelt gedaan want voor de hoeve lag een wijngaard van ongeveer 1 bunder
en 7 roeden groot en achteraan een vijver.Bij alle belangrijke hoeven werd een vijver uitgegraven om over voldoende
water te beschikken in tijd van schaarste en ook als er brand ontstond.Met betrekking tot deze vijvers heb ik
dikwijls horen spreken van brandput.
De hoeve die er nu staat werd opgebouwd in de XVIIde eeuw.Alleen de stallen zijn volledig
gemoderniseerd en dit na de brand van 1966.
Vermoedelijk werd omstreeks 1690 de splitsing van de bedrijfsoppervlakte
doorgevoerd en zo onstond nevens Groot Amelgem 80 ha een andere hoeve
Klein Amelgem of Klein Hof 45 ha.De duur van de pacht : 9 jaar.Verplichtingen van depachters
.De huurprijs : voor akkers 11 gulden,
voor weiden 12 gulden.Ze waren vrij van
tienden, maar moesten enkele leveringen in natura doen : o.a. Klein Hof een
vet kalf leveren en houillevrachten (kolen naar de mijnen halen).
Deze pachters mochten geen gronden van andere eigenaars bewerken uit vrees dat
ze hiervoor de mest zouden gebruiken.Er
was ook nog de verplichting van 200 schapen te houden om over voldoende mest te
beschikken.Alles was gericht op de
vruchtbaarheid van de gronden.De opzeg
moest geschieden een half jaar voor het eindigen van de pacht.
De eerste pachter na de heropbouw van Amelgem in het begin van de XVIIde eeuw
is geweest Jan Van Bever afkomstig van het hof Bever-Strombeek.Een neef van Jan Van Bever huurde het hof te
Hamme.In 1704 hebben we als pachter op
Groot Amelgem de genaamde Jan Heynbeke en na hem Cosmas Leemans.In 1786
Guillaume Sterckx uit St.-Maartens Lennik die huwde met de oudste dochter van
Leemans.Ze waren de ouders van
kardinaal Sterckx, geboren te Groot-Amelgem op 2 november 1792.Tijdens het Frans bewind zijn de
kloostergoederen ook Amelgem tot nationaal domein verklaard.Alsdan is het gezin Sterckx verhuisd naar het
Hof te Oppem dicht bij de kerk waar de kardinaal een bidkapel deed
bouwen.Deze staat langs de nieuwe baan
naar Asse.
In de eerste helft van de XIXde eeuw was Amelgem zwartgoed eigendom
geworden van Baron Van der Linden.
Simon Margé laatste witheer pastoor van Meise en voordien provisor van de
abdij van Grimbergen, zat de baron dusdanig aan zijn vel dat deze op 13.3.1818
beloofde elk jaareen somme van honderd
croonen te betalen aan de rechthebbende abdij (pastoraal archief).
In Amelgem had men twee watermolens de ene lag waaarschijnlijk aan de vijver
tussen de twee hoeven en de andere bestaat nog : de Elveriksmolen.
Deze wijk ligt niet op het grondgebied van Meise (van voor de fuzie) maar blijft nauw
verbonden met onze gemeente.
Dichter gelegen bij het centrum van Meise dan bij de dorpskom van de gemeente
Brussegen (nu Merchtem) waartoe ze
behoort (tot de fuzie) , en een
betere verbindingsweg, dragen ertoe bij dat de inwoners gericht blijven op
Meise.Deze hebben vaste relaties met de
Meisenaren en zijn meestal aangesloten bij de sociale organisaties van Meise (zoals de K.V.L.V., nu vrouwen met vaart).
De gewoonten uit het verleden houden stand.Is het historische erfelijkheid?Amelgem is tot heden een edel brokje natuurreservaat, typisch Brabants,
glooiend landschap nog ongeschonden ontsnapt aan grondspeculaties, aan de
woelende bulldozers.Het is topografisch
gebleven wat het in vroegere tijden was.
Amelgem de structuur : Kapel met hof enkele boerderijen wat tuinbouw en
smalle wegen totaal landelijk.
De kapel van Amelgem was in 1155 door Niklaas, bisschop van Kamerijk aan de
abdij van Grimbergen toegewezen.
Amelogem was in 1247 nog een zelfstandige parochie met een hofkapel en een
prachtig domein.
Op de hoeve Amelgem verbleven kloosterlingen en lekebroeders van de abdij van
Grimbergen.
Door besluit van bisschop Wilhelmus van Kamerrijk werd Amelgem een
ondergeschikte kerk van Meise en werd ze later bij Ophem gevoegd.
De oude kapel werd in 1636 vervangen door het gebouw dat nog bestaat en prelaat
Outers deed ze versieren met prachtige schilderijen.Deze zijn verdwenen.
8 september O.L.Vrouwgeboorte feestdag van de parochie werd gevierd met een
godsdienstige plechtigheid, hoogmis en processie.
Deze werd bijgewoond door de gilde van de edele handboog van St.-Sebastiaan en
van St.-Gregorius van Meise en Ophem; ook door de drossaard van het land van
Grimbergen en van beide baanderheren alsook de familie Boechout.
Welke weg deze processie volgde kan moeilijk beantwoord worden.Toch weten wij dat het rustaltaar opgericht
was tussen Amelgem en Ophem, waarschijnlijk op de Heirbaan.In dit geval was de baan van de Karelijck
naar Ophem vermoedelijk de processieweg.
Op de Heirbaan heeft men een mooi zicht op de parochie Amelgem en dit was een
geschikt verhoog om huizen en velden te zegenen.
Na de processie had een plechtige ontvangst plaats door de Abt van Grimbergen
in de grote zaal van de hoeve van Groot Amelgem zaal die nog bestaat.Naar alle waarschijnlijkheid was hier ook een
begankenis ter ere van St.-Gilles.Dit
zou verklaren dat nu nog de herberg (ondertussen
gesloten) bestaat die op het uihangbord de naam van de heilige draagt.
Rondom de kapel woonden begijntjes en het is best mogelijk dat daar een klein
begijnhof bestaan heeft.
Zo, in de XIIde eeuw Elisabeth en Oda die aan de petancie van de abdij van
Grimbergen 20 stuivers schonk.De
begijnhoven ontstonden op het einde van de XIIde eeuw.
Er wordt ook verondersteld dat een perceel grond rondom de kapel bestemd was
tot begraafplaats.
Peeter van Rode op welcke goeden staat de Kapelle van Amelgem met het
kerckhoff daeromme gelegen.
Vanaf de XIIde eeuw komt de naam Hasselt voor in
bepaalde akten.Van de Capella de
Hasselt werd voor het eerst melding gemaakt in het begin van de XIIIde eeuw en
eveneens van Arnoldus, pastoor van Hasselt.In 1211 verbleef Boudewijn van Hasselt, een leenman van de heren van
Grimbergen, op dit landgoed.
Omtrent 1270 zijn twee Norbertinessen met name Ida en Margareta uit het
klooster van Nieuwenrode overgekomen naar het Hof van Hasselt dat eveneens aan
het moederhuis van deze orde in Grimbergen toebehoorde.
In de XVde eeuw is het gebouw door brand vernield en werd het terug
opgebouwd.Het nieuwe hof ter Hasselt
was eigendom van een Milanese familie Caïmo, een lid van deze familie was advokaat
bij de Grote Raad te Mechelen; een ander was bisschop van Brugge en zijn
kazuivel bevindt zich in de kerk van Puurs, hoofd van de dekenij waarvan Meise
toen afhing.Is deze kazuivel soms via
Hasselt daar gekomen ?
Dan volgde Vander Goten, waarschijnlijk een familielid door
aanverwantschap.Dr Verbesselt schrijft
in zijn werk Parochiewezen van Brabant dat de heren van Hasselt te Wolvertem
begraven werden.Dit is echter niet het
geval voor Vander Goten en ook niet voor de weduwe Caïmo, van Schotse adel
Douglas Scot-prozaïsch omgezet in Deschot zie de zerk tegen de muur van de
achter linkerbeuk in de St.-Martinuskerk.
De
bewuste grafsteen vermeldt onder twee wapenschilden : Hier licht begraven vrouwe Maria Clara de Schot compagne was van wijlen
MHERT
IAN robert Swarts in zijn leven colonel van infanterie ten dienste van syne
keyserlycken Catho Mai die sterft den 4.9.1696
Op het einde van de XIXde eeuw is het Hof ter
hasselt het strijdtoneel geworden van een dorpspolitiek met panache.
In het centrum ging het tussen de twee fanfares de horzels en de ressen de
bastions van beide kampen.
De inwoners van de gehuchten waren niet zo nauw betrokken, bij deze
fanfarepolitiek; zij hadden niet zoveel contact met het centrum, de
verbindingswegen waren slecht en de verkeersmiddelen waren niet zoals nu.
Ge moogt geloven dat beide groepen het opnamen voor de goede zaak op zijn
Breugheliaans en de hartstochten waren zo opgezweept dat men nooit zijn gebuur
zou aanspreken als hij tot de andere partij behoorde.In dit politiek dorpsgebeuren stak
overvloedige stof voor een sappige revue, want de acteurs wisten niet dat ze
hun rol zo slecht speelden.
Op een zeker moment rukt de strijd los op een hoger vlak naar de top.De scène tussen de twee kopstukken, de
kasteelheren, met als dekor de poëtische groene zone van het Hof ter
Hasselten van het kasteel van de rijke
gebuur.Het Hof ter Hasselt was de
residentie van de generaal, de majordomus van de Keizerin, in de volksmond de
Kommandant van Boechout. Op het naburige kasteel woonde de kopman van de
anderen.
De twee hovingen van deze kastelen waren belendend en de grens werd weldra de
frontlijn.De generaal greep naar de
vooruitstrevende militaire taktiek en om zijn tegenstander te pesten, zou hij
langs de frontlijn een heuvel, versterkt door ijzeren netwerk, doen optrekken.
In de volkstaal spreekt men van een berg om te laten verstaan dat de top
hoog boven de grond uitstak.Deze
uitkijkpost zou het mogelijk maken de handel en de wandel, de bewegingen van
het andere kamp gade te slaan.
De generaal koesterde de zoete hoop dat hij door de kracht van zijn geniale
taktiek de man van de oppositie die uit Schaarbeek afkomstig was terug naar
zijn geboortestad zou jagen.
De buurman ging niet op de vlucht.Hij
hield voet bij stuk.De dorpspolitiek
kan koppige vastberadenheid zo hard maken als beton en de rede verliest meestal
haar vat op de mens die vast zit in de klauwen van een al te enge, al te
driftige dorpspolitiek.
De ractie bleef niet uit, de buurman konsulteerde zijn bevoegde technici om
de afweer en de verdediging te organiseren.
Na grondig onderzoek en rijp overleg, zo luidt de klassieke formule en deze
past hier, viel eindelijk de gewichtige beslissing : langs de scheidingslijn
rijen kaarspopulieren planten.Deze
bomen groeien snel de hoogte in en na enkele jaren was het groene gordijn dicht
genoeg om de uitkijkpost onschadelijk te maken.De man was ook tevreden over zijn vondst en verklaarde : zo zullen de
mensen zien dat ik niet zal verhuizen.
Ik geef dit luimig proefje uit de heroïsche periode van de gemeentepolitiek
omdat zon verheven staaltje niet voorkomt in de geschiedenis of de folklore
van andere gemeenten.
De strijd tussen stammen en kasteelheren is legendarisch en heeft dichters en
schrijvers geïnspireerd.Maar die twist
ontstond meestal uit familievete, uit jaloersheid of met aan de bron een idylle
of liefdeshistorie.
Maar in Meise niets van dit alles het was de politieke strijd om het
meesterschap.De dorpspolitiek werd
bijna instinctmatig gevoerd, soms met machiavellistische metode en geenszins
met de bedoeling om goed te doen voor allen want de partij had voorrang op het
gemeenschapsbelang, ook niet uit eigenbelang want de leiders haalden er geen
voordeel uit.Alleen maar om meester te
blijven, want de macht werd door velen nog beschouwd als een feodaal
bezit.Programma had weinig betekenis,
persoonlijke aanvallen waren schering en inslag.
De gemeenteverkiezing was de beslissende match waar supporters uit beide kampen
wel eens slaags geraakten.
In die jaren van gedirigeerde tweedracht draaide de motor van de gemeentelijke
vooruitgang zeer langzaam.
Wij verheugen ons erover dat het Hof ter Hasselt aan al deze tribulaties niet
is ten onder gegaan dat het mooie reservaat van de gemeente behouden
bleef.Wel werd het kasteel nogmaals erg
beschadigd door brand, maar daarna met veel kunstzin herbouwd door de eigenaars
De Smedt Van Ginderachter.
Wanneer deze kapel gebouwd werd is niet bekend.
De hypothese dat zij voor 1200 opgericht werd als missiepost is zeer
aanvaardbaar.Langs deze post heeft het
Kristendom zich in Meise gevestigd.Is
Hasselt als kern ouder dan het dorp ? Heeft een verschuiving van het
zwaartepunt van het dorp zich voorgedaan, zoals elders wanneer door afschaffen
of verzachten van het latendom, de vrijgekomenen niet meer aan een bepaalde
ligging gebonden waren.Dit verschijnsel
doet zich voor waar vrije dorpen opgericht worden doch hier zou men de kleine
kern van Hasselt gevlucht zijn, om de groten van het dorp in handen te vallen,
wat weinig waarschijnlijk is.
Een zeer oude schepenbrief (4.6.1292) van Meise zegt dat Wouter, de Coster van
de Capelle,een mechelse balstee rogge
verkocht aan de kranke begijnen te Mechelen bepand op een beemd-wing van de
heer van Grimbergen.
Was dit de koster van Hasselt ?
In 1222 treedt Arnoldus, presbyter de Hasselt op als getuige.
Is Hasselt een parochie geweest ?Misschien, maar dan is het heel lang geleden ofschoon van het kerkhof
van Hasselt eeuwen lang gesproken wordt bv. nog in 1754.
Op te merken valt dat er steeds gesproken wordt van de Capelle of de Kercke
van Hasselt niet van St.-Elooi.
Volledigheidshalve geven we hier de mening van dr. Verbesselt de ligging van
deze kapel op de grens van drie gemeenten en nabij het voornaamste knooppunt
van wegen van eenhele streek is zeer
belangrijk.Hieruit leidt hij af dat de
Sint Elooikapel behoort tot de oudste bidplaats van de streek die het
aandenken bewaart van de doortocht van de eerste missionarissen.In deze bidplaatsen werden de heidenen
gedoopt.Deze kapellen werden niet
ingericht tot parochiekerken om reden van hun ligging maar ze blijven bid- en
bedevaartplaatsen.Dit is waar voor de
Sint Elooikapel.
Wij durven het zo voorstellen.In de
vroegere periode van de missionering werd een houten noodkapel
opgetimmerd.De zusters zullen deze
kapel terug in goede staat hersteld hebben om te kunnen dienen als bidplaats
waar op zondagen en feestdagen mis werd gelezen.
De bediening van de kapel werd door twee abdijen waargenomen, enerzijds door de
abdij van Grimbergen enanderzijds door
de abdij Sint Pieters in Jette, patronatus van de parochie Wolvertem.
In 1652 werd op initiatief van de pastoor van Sint Martinus, Bartholomeus
Gysens, de actuele kapel gebouwd.Op een
zandsteen kan men volgend inschrift lezen : F.B.G.R.A. 1652 de initialen van
Frater Bartholomeus Gysens reedificavit anno 1652.
In het jaar 1652 werd de Sint Elooikapel gewijd door Jacobus la Torre
titulaire aartsbisschop van Efeze, proost van Harelbeke en vicarius apostolicus
in België ac altare in honore Beat.Virgo Mariae ac Sancti Eligii.Hie rijst de vraag : Was de kapel ook toegewijd aan Maria ?
Deze kapel werd in 1951 geklasseerd als monument.Ze bezat een klein patrimonium o.a. twee
bunder eigendom en een fruithof.
Had de kapel van Hasselt een kerkhof ?
Het is mogelijk dat er begraven werd op de grond rondom de kapel maar we durven
het niet bevestigen. (Ten Westen van de Hasseltberg stonden enkele huizen die
in de volkstaal gekend waren onder de benaming van de Oppemse ziekenhuizen,
waarschijnlijk in tegenstelling met de Wemmelse ziekenhuizen, ook gelegen langs
dezelfde weg.)
Jaarlijks wordt dank zij de Sint Elooigezellen de feestdag van hun patroon
plechtig gevierd.
Destijds was er op de pastorij van Meise een register van 60 bladzijden, in
perkament, waarin de ontvangsten en uitgaven voor rekening van de kapel van
Hasselt genoteerd werden.
Het omvat :
bladen 1 4 : uitgaven volgens de kerkmeesters 1702 : Denis Vermeiren 1703
: Jan Jacobs 1704 : Peter Van Waeleroyck 1705 : Hendrik Van Hemelrijck.
Bladen 13 18 : ontvangsten van 1750 95 door Norbert Ferro pastoor van Meys.
bl. 59 bekentenis van Gerard Terwecoren, erfkoster, dat zijn ouders 60 g.
schuldig gebleven waren aan de kapel en belofte deze jaarlijks af te leggen
geëindigd 8.12.1777 met inschrijving pastoor Le Mère : Is voldaan dus
doodt.
bl. 60 verklaring van de pastoor van Meise dat hij te Brussel aan mevrouw
Mesmaecker een schuld van 240 g. aangegroeid tot 352 g.Dit geld was in 1660 opgenomen geweest door
pastoor de Potter ten tijde van de pest, voor de H.Geest (dit is voor de steun
aan gezinnen) en betaald met de verkoop van het Roybos (1703 L. Lettens), 138
g. en de helft van het Pijpenbos (Pipenoybos) 120g. en 93 g. uit het offer van
O.L.Vrouw (er is weer geen sprake van Sint Elooi.
Op 17.1.1711 betaald aan Meester Coppens ter accommodatie van de remonstrantie
van de kerk van Meise, 130 g. verminderd van 6 g. 19 st. wegens gewicht gouden ring
geofferd aan O.L. Vrouw blijft 117 g. betaald met de andere helft van het
Pijpenbos.
In 1709 wordt het Kerckbos voor 240 g. verkocht aan Ant. Thielemans.
Het offerblok geeft alle jaren 8 à 9 gulden
Op 31.1.1711 wordt 10 g. 10 st. van t Kerckenoffer gelegd in de loterij van de
finis terrae (finistère).
Rond 1750 stijgt de opbrengst van de offerblok 20 g. op de feestdag van Sint
Elooi.
Vanaf 1750 wordt een uitgave ingeschreven voor de dienst van 3 december toen
was Terwecoren koster van de kapel.
Op 27.10.1752 2 halve souvereynen aan M. Daems cantatarius voor port en een
te Rome uit te delen aalmoes aan de reliquiën van de H. Eligius.
In 1755 betalingen aan Van Wiel voor het vergulden van de kasse van St.-Elooi
en aan beeldhouwer Durey voor de kasse.Een nieuw missaal en register.Aan Dielegem wordt een jaarlijkse cyns betaald en om de 3 jaar worden
500 vaantjes gekocht
In 1770 wordt een nieuw casuyvel aangekocht. Jan Van den eynde
361 Pastorij St.-Martinus De pastorie van Meise
staat niet lang meer verborgen achter hoog gewas en ruige muren, weggestopt
alsof ze niet schoon genoeg, niet bezienswaardig is.Enkele romantische jongeren hebben de stoot
gegeven en zonder het bazuingeschal van Jericho, de lelijke muur doen
neerploffen.Ze hebben de weg open
gesteld voor meer frisheid, meer gemoedelijkheid in de sombere dorpskom.De ontmantelde pastorie kan nu openlijk
getuigen van de Brabantse berg- en baksteenarchitectuur.Ze is gebouwd in 1648 in opdracht van prelaat
Van Eekhout wiens wapenschild in de achtergevel van de pastorie werd
ingemetseld.De pastorie schijnt gebouwd
op of nabij een steen genaamd dWaterken of Berla. Ze was omringd met grachten
en vijvers en maakte deel uit van een leen van 7 dagwanden groot, toebehorend aan
de heren van Grimbergen Nassau.
In de ontvangkamer van de pastorie werden enkele prachtige doeken ingelijst die
landschappen voorstellen en ook een kermisviering in Meise.Dr. Leo van Puyvelde, hoofdconservator van de
Koninklijke musea voor de schilderkunst beweert dat het werken zijn van
schilder Mathias Van Helmont.Op een van
de doeken ziet men een dame die een knaapje van 11 tot 12 jaar oud bij de hand
neemt.De dame zou Barbara Van der
Linden verbeelden die kinderloos was en het knaapje haar efgenaam Jan Van
der Linden d Hoogvorst.
Voortgaande op de ouderdom van dit knaapje zouden deze doeken dateren van 1672.
In de groep zien we drie Norbertijnen : de abt Bogaert, met De Pottere Hendrik
in die tijd pastoor van Meise en Daniël Bellemans, kapelaan.
De parochies zijn vroeger ontstaan dan de gemeentes;
hieruit volgt dat de grenzen van de parochies en van de gemeenten niet altijd overeen stemmen.Onze bevolking is veel dankbaarheid
verschuldigd aan die parochies want ze vormden de kernen van de
beschavingsactie.
In deel II van het parochiewezen van Brabant van dr. Verbesselt staan zeer
interessante beschouwingen omtrent onze paroichie.
Hieruit blijkt dat Sint Martinus Meise moet geklasseerd worden bij de
moederparochies die de centralen zijn voor de uitstraling van het missiewerk in
een gebied en eveneens onder de tien voornaamste parochiën van gans de oude
dekenij Brussel tussen Dender, Schelde, Rupel en Dijle.
Sint Martinus is de beschermheilige van de oude parochies in ons gewest o.a.
Asse, Aalst, Halle, Sint Maartens Lennik.
Deze centra zijn uitgekozen via een bestudeerd plan; de spreiding is goed
beredeneerd, men is zeker niet loshoofdig aan het werk gegaan.Het is duidelijk dat de ganse streek eerst
volledig geprospecteerd werd.Het
ontstaan van deze missieparochies dringt zeer diep door in het verleden, zelfs
tot in de VIIde eeuw.
De voornoemde auteur voegt er een ander pertinent bewijs aan toe, namelijk de
indeling van het grondgebied van de parochie in uitgestrekte vierkante
kouters.Dergelijke blokvorming wijst op
een zeer oude kadastrale methode die zelfs bij de Romeinen in voege was.
De kerk en de huizen die de dorpskom vormen werden eveneens gebouwd binnen de
grenzen van vierhoekige oppervlakten.
Ik herhaal wat dr. Verbesselt voorop stelt : dat de dorpskom, de kouters, het
wegennet, de bodemindeling wijzen op de richting van een voorfrankische
dorpsgroei en van een oude belangrijke nederzetting.
De moederparochie Meise had toezicht op de omliggende parochies o.a.
Grimbergen, Strombeek-Bever, Sint-Brixius-Rode, Oppem, Amelgem (vroeger
zelfstandige parochie), Nieuwenrode en wellicht
ook Humbeek en Beigem.
In de strijd tussen de twee machten, de Berthouts en de Crainhems verloor de
kerk van Meise het voorrecht van de moederkerk van het land van
Grimbergen.De rollen werden omgekeerd,
de parochie Meise werd onderworpen aan het gezag, aan het patronaat van de
abdij van Grimbergen en geplaatst onder het toezicht van de heren van het hof
van Meise de ridders van Meise, die leenheren van de seigneurie van
Grimbergen.
In de studie van het parochiewezen worden als oudste pastoors van de parochie
Sint-Martinus vermeld :
Henricus, pastoor van Meise die reeds in 1211 als getuige voorkomt bij de
overdracht van het tiendenrecht aan de abdij van Ninove.
Esselinus, pastoor van Meise getuige voor een gift van land aan de abdij van
Grimbergen in 1224.Het kan vreemd
klinken dat deze eerste pastoors geen Norbertijnen waren.
De abdij van Grimbergen bekomt eerst in 1249 de benoeming van haar
kloosterlingen tot pastoor te Meise en te Wemmel. In 1132 werd door toedoen van de
Berthouts het patronaat of begevensrecht van Meise overgedragen aan de abdij
van Grimbergen (uit Nieuwenrode, H.Spinnael, 1974)
359 Meiselied Jef Burm Muziek : O,
Margrietje (Louis Neefs) Tekst
: Jef Burm
Voor het radioprogramma Golfbreker waar wij te
gast waren componeerde Jef Burm een lied over Meise :
Wordt de stad echt onbewoonbaar
en straten niet meer toonbaar.
Alle mensen depressief.
t Verkeer te druk om te verdragen.
Autos die u angst aanjagen.
Heel de wereld agressief.
Hé, kom eens naar Meis
uw zorgen zijn vergeten.
Hé, kom eens naar Meis
een lekker roomijs eten.
De mooiste Plantentuin gaat voor u open open.
Je hebt er zo maar, zo maar, in te lopen.
Je proeft de zaligheid van kuieren en nietsen.
Ziet Eddy Merckx die alles weet van fietsen.
EEN DAGJE MEISE, dat moet je eens doen.
De jonge vrijers, die zien bij ons nog groen.
Als de radio te luid staat
met al Engels wat de klok slaat.
Draai de knoppen dan maar toe.
Want je hoeft dat niet te nemen,
je wil liever wat onthemen.
Maar je weet zo gauw niet hoe ?
Voor de Vlamingen die bekend zijn,
overwerkt of daaromtrent zijn.
in Meise vinden zij rust.
Je komt ze vaak al stappend tegen
in een van de holle wegen.
Wandelend naar hartenlust.
Zeer beroemd zijn onze fietspaden
met hoeken uit voor de façaden.
Maar dan stap je even af.
Je gaat te voet die enkele meters.
Das voor je gezondheid beter
en je bent niet zo bekaf.
Ga eens door de
serres lopen.
Je waant u ergens in de tropen
van een ver exotisch land.
Je hoort en ziet de planten groeien,
eenden op de vijvers stoeien.
MEISE : Vlaamse parel van Brabant.
Muziek voor beiaard :
Jef Rottiers
Tekst : Jef
Rottiers
Waar de zachte heuvlen deinen.
En geen mens naar bergen vraagt.
Waar het goed is om te wonen.
t Leven aan elkeen behaagt.
Waar de tijd zingt uit de toren,
en de biertjes lekker zijn.
Daar is t dorp waar k ben geboren.
Daar is Meise, Meise mijn.
Refrein :
Lang leve Meise!
Vivat ons Meise.
Rijke parel aan Brabants kroon.
Weg met de zorgen, ook voor morgen.
Hier zijn de dagen altijd even schoon.
Waar de goede Sint Martinus,
door eenieder wordt vereerd.
Waar muziek hoog blijft geprezen
en men zingen niet verleert.
Waar nog schutters kunnen mikken,
naar de vogel zoals t hoort.
Waar de jeugd graag flink op stap gaat
en het beiaardspel bekoort.
Waar men houdt van lach en leute.
Men ook dansen kan op maat.
Waar de groen en witte kleuren,
hoog en fier men wappren laat.
Want ons knapen kunnen stampen
en de ploeg staat er goed voor.
Daarom kan men ons niet aan.
Zing dus mee dit Meisekoor.
Wij zijn geboren Meisenaren,
met hart en ziel en blij gemoed.
Wij durven openlijk verklaren,
te Meise maken wij het goed.
In s wekenstijd met naarstig werken
wij winnen dagelijks ons brood,
en s zondags trekken wij ter kerken
en s avonds, ons plezier is groot.
Refrein :
We zijn Meisenaren,
met hart en gemoed.
Te Meise sinds jaren,
daar wonen wij goed.
Geen andere oorden,
hoe rijk ook en schoon
ons hart kan bekoren;
Ons dorpje spant de kroon.
Wij zijn geboren Meisenaren.
Geen ander dorp in t wereld rond
kan ons Meise evenaren,
t is dat eens ons wiegje stond.
Als eens voor ons het uur zal komen
dat wij van t leven scheiden af
als laatste gunst wij zullen vragen :
en in zijn grond, men delve ons graf
Deze dag mag in de notulenboeken van de gemeente en
van de kerkfabriek met een dikke lijn onderstreept worden.
Op 19 november 1950 werd de beiaard van Meise gewijd door Mgr De Smedt ,
toenmalig hulpbisschop van Mechelen, nu bisschop van Brugge.De idee van de beiaard is ontloken uit een
jeugdopwelling in het gemoed van donateur Jan Van Gysel; zo bekent hij zelf in
het boekje Meise, uitgegeven bij de inwijding van de beiaard op 10 juni 1951. zie tekst
De 47 klokken werden gegoten in de werkhuizen van Michiels te Doornik onder
bestendig toezicht van de meester beiaardier.
De grootste klok St.-Martinus weegt 750 kg de tweede Maria 538 de derde
Joannesen de vierde Joanna dragen de voornaam van de peter en de meter, de
donateurs, de heer en mevrouw Van Gysel De Heu.
Het totale gewicht van de 47 klokken beloopt 4.202 kg.
Het is beslist een van de beroemde beiaarden.
De concerten waarop de beiaardier Jef Rottiers ons vergast zijn momenten van
trillende vreugde.Ge moet ze gaan
beluisteren in de zalige avondstilte, stemmig weggedoken op een bank in de
oase, ver weg van het storend geraas van het moderne verkeer. De tonen van de
zingende klokken klinken daar zo innig, zo zuiver alsof ze gefiltreerd werden
door de luchtzeef van de frisse Warande.Daar dringen de zinderende stemmen veel dieper in uw hart, in de
intimiteit van uw gemoed.
In de laatste jaren
van de XIXde eeuw (1897) werden aan de parochiekerk belangijke werken
uitgevoerd; ook de meubilering werd vervangen.De oude altaren, het oude hoofdaltaar had destijds 230 guldens gekost,
de merkwaardige biechtstoelen, de prachtige preekstoel werden vervangen door
stukken die geen kunstwaarde hebben.
De eiken lambrizering van de zijbeuken werd weggenomen.
De altaren zouden overgebracht zijn naar de kerk van de H.Drievuldigheid te
Brussel en de preekstoel naar de abdij van Park te Leuven.