Keizerlijk Meise Sib, de orde van de autochtone Meisenaars, verzamelt alles over het historische Meise
22-12-2010
230 Rossem IV
230 Rossem IV
Het Schooltje Iets meer oostwaarts in de dorpskern van Rossem bevindt zich de voormalige lagere jongensschool, volgens de ingemetselde gedenkplaat , gebouwd in 1872 door bouwmeester Van Ysendijck. Het ommuurde bakstenen complex omvat aan de straatzijde de onderwijzerswoning met haaks erop de klassenvleugel. Zowel het tweelaagse dubbelhuis met zadeldak als de klaslokalen zijn opgetrokken in een sobere enigszins eclectisch geïnspireerde baksteenarchitectuur. Karakteristiek voor de symmetrische gevelopstanden zijn de lichtgetoogde vensteropeningen met T-vormig houten schrijnwerk, de overkragende dakranden op houten klossen en de niveaubelijnende brede muizentandfries. Een smallere fries vormt de bekroning van de hoge bakstenen muur die het gehele perceel aan de straatzijde afsluit Bron: Beschermingsdossier Rossem Agentschap Ruimte en Erfgoed 2009
De Pastorie Vrijstaande in oorsprong typische 18de eeuwse dorpspastorie (datumsteen 1767) gelegen te midden van een vrijwel vierkante volledig ommuurde tuin deels sier-en deels moestuin aan de straatzijde afgesloten met een lage bakstenen muur met pilasters en hekwerk (grondig gerestaureerd 1963). De in oorsprong 18de eeuwse pastorie werd na een brand in 1916 grondig gerestaureerd waarbij een lagere L-vormige achterbouw in historiserendebouwwijze werd toegevoegd aan het originele rechthoekige volume. Van deze verbouwing zijn plannen bewaard gebleven, het ontwerp is een ontwerp van architect Robert Crignier uit 1916. Het 18de eeuwse volume is een bakstenen constructie van twee bouwlagen onder zadeldak, bekroond met een klokkenruitertje. Voorgevel van drie venstertraveeën (witstenen steekboogvensters). Beide zijgevels met geveldriehoek zijn vrijstaand en spaarzaam doorbroken met grote en kleine steekboogvensters. De pastorie is opgetrokken in een parement van veldovensteen, de lediaanse kalkzandsteen van Balegem werd enkel toegepast voor de plint, de hoekkettingen, de steekboogvensters, de toegangspoort en de stellinggaten. Van het oorspronkelijk 18de eeuwse buitenschrijnwerk met kleinhoutverdeling en buitenluiken is jammer geen spoor meer, alles werd vervangen door smaakloze PVC ramen. De balklagen worden in de voorgevel aangegeven middels smeedijzeren ankers met knoop en schieter. Het 18de eeuwse interieur werd in 1916 ingrijpend getransformeerd, waarbij alle originele vloeren, binnenschrijnwerk en stucplafonds verloren zijn gegaan en vervangen werden door modernere uitvoeringen.De planindeling van het gelijkvloers en de eerste verdieping gaan wel terug tot de 18de eeuwse situatie. Alle 18de eeuwse stenen en plankenvloeren werden vernieuwd, alle stucplafonds werden uitgevoerd in een stijl anno 1900, alle binnendeuren zijn lijst-en paneeldeuren ca. 1900. Bouwhistorisch waardevol is de nog intact bewaarde 18de eeuwse overwelfde kelderverdieping van de pastorie. Vloeren in gebakken aarde. Originele bakstenen gepleisterde gewelven van het zgn. boheemse type met tussengeslagen gordelbogen. Fraaie keldergaten met afgeschuinde dagkanten , voorzien van smeedijzeren geerden.
De kerk Hoofdcomponent van het dorpsgezicht is de aan weerszijden door weiden geflankeerde en door een ommuurd kerkhof omringde Sint-Medardus-en Gildarduskerk. Behoudens de 17de eeuwse stoere Westertoren werd het bedehuis integraal in neogotische bouwtrant opgetrokken naar een ontwerp van bouwmeester G. Hansotte in 1874. In de sluitmuur van het hoogkoor bevindt zich nu nog een hardstenen inhuldigingdplakket. Het overwegend in baksteen opgetrokken driebeukige volume met pseudo-bsilicale opstand, pseudo-transept en een rechthoekig driezijdig gesloten koor met aanleunende sacristieën wordt aan de westzijde voorafgegaan door een vierledige klokketoren. Behoudens een begane grond in witte kalkzandsteen die teruggaat tot de late middeleeuwen is de toren van deze kerk bouwhistorisch bijzonder interessant. Het is met name een van de weinige vroeg 17de eeuwse kerktorens die in Brabant nog bewaard zijn gebleven. Kenmerkend voor de barokke allures van de toren zijn de witstenen cordonlijsten en vooral de rondbogige blindnissen en galmgaten. Een gelijkaardige dispositie treft men aan in de OLV kloosterkerk van Bellingen (Pepingen). Het toegangsportaal van de kerk is onmiskenbaar 18de eeuws van origine : een hardstenen segmentboogportaal waarboven steekboogvenster. Het neogotische schip met brede middenbeuk en smallere zijbeuken telt vijf traveeen waarvan twee smallere aan de uiteinden, respectievelijk ter hoogte van de twee zijaltaren en ter hoogte van doopkapel en berging. De beukwanden tonen een ritmische eerder gesloten geleding van versneden steunberen met dubbele haakse opstelling ter hoogte van het transept en van hoge smalle lancetvensters, ook voorzien in de westwand waar ze worden bekroond met een decoratief paneel waarin vierlob. Het enkel door korte transeptarmen onderbroken natuurleien zadeldak wordt doorgetrokken over het hoge driezijdige gesloten, rechthoekige koor verticaal geleed met lancetvensters en versneden steunberen conform het schip. Vanuit het oogpunt van monumentenzorg bijzonder interessant is de originele neogotische (verweerde)gevelafwerking : een helrood gekleit en geschilderd parement met witte voegen die baksteen imiteren. De spitsboogvensters tonen een bepleisterde natuursteenimitatie. Het gepleisterde en geschilderde neogotische kerkinterieur is geïnspireerd op enerzijds laatgotische elementen en anderzijds vroeggotische structuren, zoals de gewelfcolonnetten in de middenbeuk. Inwendig zorgen spitsboogarcades op gedrongen zuilen met achtkantig basement en acanthuskapiteel waarboven een register van blinde, rechthoekige tweelichtvensters voor een tweeledige opstand. Koor,hoofd-en zijbeuken zijn overwelfd met vierledige bakstenen kruisribgewelven, opgevangen door colonetten met bladkapiteel of eenvoudige consoles. De koorpartij herbergt vijf neogotische glas-in-loodramen uit het bekende glazeniersatelier van Samuel Coucke (1833-1899) uit Brugge. Afgezien van de Lodewijk XV communiebank is het overige kerkmeubilair van homogeen neogotische factuur. Dit geldt ook voor de gepolychromeerde gipsen heiligenbeelden en de kruiswegstaties. Vermeldenswaar in de kerk is het unieke en sinds 1979 beschermde Forceville-orgel dat in 1744 door de pastoor van Wolvertem bij de bekende Brusselse orgelbouwer werd besteld en in 1788 door de kerk van Rossem werd aangekocht.
Het kerkje van Rossem en de omgeving is definitief beschermd. Deze bescherming omvat niet alleen het kerkje, ook de gehuchtkern en het dorpsgezicht van Rossem worden voor hun historische, architectuurhistorische en artistieke waarden beschermd. Het is één van de meest gave gehuchten in Vlaams-Brabant. Het gehucht Rossem werd al in 1112 vermeld en is sinds het laatste kwart van de 19de eeuw vrijwel ongewijzigd gebleven. 'Rossem onderscheidt zich van andere gehuchten door een nog opmerkelijk landelijk karakter waarvan het unieke nog wordt versterkt door de open ruimte en een kwaliteitsvolle bebouwing. Onbebouwde weidepercelen wisselen er af met de ommuurde enclaves van de pastorie die gebouwd is in 1767 en deel uitmaakte van de voormalige abdij van Dielegem (Jette), Ook het fraai ommuurde kerkhof en het interieur van het kerkje, dat beschikt over een uniek Forcevilleorgel uit 1744, maken de site uniek.'
BOUWHISTORISCHE VERKENNING ROSSEMDORP De gehuchtkerm van Rossem, in de vorm van een straatdorp is uitgebouwd op het oude Kerkeveld en onderscheidt zich door een nog opmerkelijk landelijk karakter dat sinds haar ontwikkeling in het laatste kwart van de 19de eeuw omzeggens ongewijzigd bleef. Specifieke structuur en configuratie van het quasi rechthoekige bouwblok worden bepaald door de ritmische afwisseling van open weideruimten en van de ommuurde complexen van respectievelijk de kerk , de dorpsschool en de pastorie. Dominante en bij uitstek structurerende factor binnen dit ensemble is ongetwijfeld de parallel met de straat ingeplante en met een ommuurd kerkhof omringde parochiekerk uit 1874. Meest oostwaarts profileren zich de ommuurde enclaves van de frontaal naar de straat gerichte dorpsschool en pastorie.
3. Met de erfenis van een rijke Brusselse wordt de ouderenzorg in Wolvertem uitgebouwd: Op 26 september 1908 werd een Bureel der Godshuizen opgericht om met de erfenis van juffrouw Van Horick uit Brussel een tehuis voor ouderen, wezen en gehandicapten te realiseren. Het Bureel werd voorgezeten door de pastoor van Wolvertem, eerwaarde Finoulst. Ernest De Caerlé trad op als secretaris en ontvanger. Haar leden waren de heren t Kint, Slachmuylders en Stallaert. Gezien het belang van het Bureel voor de gemeente woonde de burgemeester, Hendrik van Cauwelaert, ook de zittingen bij. Het Bureel richtte zich aanvankelijk op het helpen van ouderen, wezen en gehandicapten met financiële hulp. Pas in 1929 werd het geld van de erfenis gebruikt om een godshuis op te richten. De Burelen van Weldadigheid en van de Godshuizen waren ondertussen gefusioneerd in 1925 tot de Commissie voor Openbare Onderstand. Het godshuis was aanvankelijk alleen gevestigd in de oude pastorij. Door de groei van het tehuis waren echter vernieuwingen nodig. In 1947 verscheen de achterbouw. Daarnaast werd er in 1950 een modern gedeelte aan de oude pastorij aangebouwd. Het feit dat het godshuis opgericht werd in het magnifieke gebouw van de pastorij is te danken aan de pastoor zelf. Pastoor Corluy, de toenmalige pastoor, vond de antieke pastorij immers te ver verwijderd van de kerk. Hij wendde dan ook alle mogelijke pogingen aan om het gemeentebestuur te overhalen om een pastorij op te richten die dichter tegen de kerk gelegen was. Het rusthuis werd geleid door de Dochters van Maria uit Willebroek. De keuze viel op hen, omdat zij al werkzaam waren in de meisjesscholen te Wolvertem. Er waren vier zusters aanwezig, waarvan één de overste vormde. De eerste overste van het rusthuis werd zuster Leopoldine Taels (1885-1969). Zij zal overste blijven tot aan haar dood. De zusters die haar ter zijde stonden, waren in de periode 1929-1942 de zusters Fransisca Vivys, Florentina De Bondt, Andrea Van der Straeten, Henriette Seps en Caroline Steenackers. Zij hadden de zorg over 52 bewoners. Aanvankelijk sliepen mannen en vrouwen in de oude pastorij. De mannen sliepen hierbij op de zolder. Wanneer de achterbouw verscheen, konden ze terecht in de achterbouw. Voor hun zielenheil moesten de zusters en de rusthuisbewoners zich naar de parochiekerk begeven. Eenmaal per week kwam een pater uit Grimbergen voor de mis te lezen. Hierin kwam verandering wanneer het rustoord zijn eerste aalmoezenier, eerwaarde Rombauts, kreeg. Hij kon vanaf 1950 de mis opdragen voor de bewoners en de zusters in de nieuw aangelegde kapel. Op dit moment wordt deze functie nog met veel ootmoedigheid waargenomen door Theo De Witte, oud-pastoor van Wolvertem. De zusters hadden telkens een goedgevulde dagtaak. Ze begonnen om 4u s morgens met de was te doen. Tegen 7u begaven ze zich naar de mis, waarna er gegeten werd. Vervolgens verpleegden de zusters de hulpbehoevenden. Om half twaalf werd de soep geserveerd. Na het middagmaal volgden een ganse reeks van karweitjes: afwassen, strijken en boterhammen maken voor het avondmaal. De zusters hadden geen verlof. Ze hadden slechts recht op 1 retraite per jaar. Dag en nacht moesten ze paraat staan, vermits er niet in een nachtwacht was voorzien. In het weekend werden ze afgelost door hun congregatie uit Willebroek. Ze werden geholpen door een aantal leken, die o.m. poetsten. Daarnaast hielpen de bewoners zelf. Er was ook een tuinman, Jan Van den Bosch, en een schilder, Theo Van den Bosch. In 1969 overleed zuster Leopoldine. In hetzelfde jaar verlaten de zusters het rusthuis na onenigheid met het bestuur. De laatste ploeg bestond uit de zusters Petronella, Aloiysioa, Henriette en Jacinte. Zij hadden als lekenpersoneel Jeannine De Smedt, Betty Schillemans en Marieke de Mars. Vanaf de jaren 70 werd het rustoord bemand met leken. Zij probeerden het waardevolle werk van de zusters verder te zetten. In 1976 werd de Commissie voor Openbare Onderstand vervangen door het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW). Door de fusie betrof het hier het OCMW van Wolvertem, Meise en Oppem. Daarnaast werd er in stilte geijverd voor een nieuw rusthuis. Dit nieuwe rusthuis komt er nu eindelijk. Het zal 64 kamers hebben, waarvan 60 voor permanente bewoners en 4 voor tijdelijke opvang. Hiermee is het rusthuis gewapend voor de 21e eeuw. Roald Gillisjans.
Burelen van Weldadigheid De Franse Revolutie schaft de instellingen van het Ancien Regime af. In 1789 wordt de absolute monarchie met zijn voorrechten voor adel en geestelijkheid naar de geschiedenisboeken verwezen. Elke Fransman is vanaf nu gelijk voor de wet. De andere landen van Europa verklaarden daarop de oorlog aan Frankrijk uit angst dat de revolutie ook naar hen zou overslagen. De Fransen versloegen o.l.v. van generaal Napoleon Bonaparte echter de buitenlandse legers en Europa komt onder Frans bewind. Onze gewesten werden ingelijfd bij Frankrijk en er volgde ook bij ons een afschaffing van de oude instellingen, zoals de schepenbank en de Tafel van de H. Geest. In de plaats hiervan kwam het gemeentebestuur en het Bureel van Weldadigheid. De Burelen van Weldadigheid namen de taken van de Tafels van de H. Geest over. Vanaf nu werd armen-en ouderenzorg een aangelegenheid van de Staat. De burelen werden opgericht door de wet van 7 frimaire van het Jaar V (republikijnse jaartelling, 27 november 1796). Hierin stond dat elk gemeentebestuur een Bureel van Weldadigheid moest oprichten. Dit moest bestaan uit 5 leden. De inkomsten waren afkomstig van de goederen van de voormalige Tafels van de H. Geest. De goederen van de Tafels van de H. Geest waren bij de Franse machtsovername samen met de andere kerkelijke goederen verbeurd verklaard. Ze werden door de Franse overheid als biens nationals (nationale goederen) verkocht. De wet van het Jaar V verklaarde dat de goederen van de Tafels niet langer verbeurd waren en dat het vroegere bezit dat al verkocht was, vervangen diende te worden door andere nationale goederen. Daarnaast mochten de Burelen van Weldadigheid ook inkomsten verwerven uit giften en de heffing van 1/10 op de toegangsprijs van evenementen (zoals bals of vuurwerk). De gemeente en de Staat konden hen ook toelagen toestaan. De opstart van de burelen verliep echter niet zoals verwacht. De overheden op het platteland, ook te Wolvertem, waren niet onmiddellijk te vinden voor de afschaffing van de kerk en de armentafels. Ze weigerden om de leden van de burelen te benoemen. In de plaats hiervan lieten ze de Tafels van de H. Geest bestaan en in het bezit van hun goederen. De Fransen reageerden hierop door het toezicht op de Burelen van Weldadigheid aan de gemeenten te onttrekken en toe te wijzen aan de prefect, hoofd van het departement (provincie). De verzoening kwam tot op zekere hoogte tot stand wanneer Napoleon de Franse republiek omvormde tot een keizerrijk, met hem aan het hoofd. Hij sloot een concordaat (afspraak tussen de Kerk en de Staat) met de katholieke kerk en liet haar terug toe in zijn rijk. Het Bureel van Weldadigheid te Wolvertem werd met een hulpkantoor uitgebreid. Hierin speelde de pastoor een rol. Het kantoor bestond uit 2 leden en één notabele die verkozen werd door de 2 andere leden en het hoofd vormde van het kantoor. De liefdadigheid gebeurde hoofdzakelijk in nature. Dit was nodig in Wolvertem. In 1808 lag het aantal armen nog steeds hoog. Een vierde van de bevolking leefde onder de armoedegrens. De gemeente telde 320 armen op zijn 1437 inwoners. Daarnaast werden de armen verpleegd als ze ziek waren. Deze taak werd waargenomen door de heer dAllecourt, officier van de Gezondheidsdienst en woonachtig te Wolvertem. Hij verzorgde de zieken voor een vaste wedde van 30 fr. per jaar. In 1815 werd Napoleon te Waterloo verslagen. Onze gewesten werden door de grote mogendheden bij de Verenigde Provinciën, het latere Nederland, gevoegd. Samen worden ze het Verenigde Koninkrijk der Nederlanden. De Franstalige en katholieke elite in onze contreien kon zich echter niet in de politiek van de Nederlandse koning vinden. Op 1830 scheidden de zuidelijke provincies zich af en vormen een nieuwe staat, België. De Burelen bleven bestaan, maar de armoede verdween niet. Zoals aangehaald was de 19e eeuw geen prettige tijd voor de modale Vlaming. Vooral het midden van de eeuw was een bijzonder moeilijke periode met de aardappelcrisis (1845-1855). De aardappelteelt werd in 1845 door de plaag getroffen. Daarop volgde een reeks misoogsten. De gewone bevolking leefde in grote armoede. Ook het Bureel van Weldadigheid van Wolvertem werd geconfronteerd met deze grote armoede. Op een bevolking van 3.300 zielen telde de gemeente gemiddeld 860 armen (25 % van de inwoners). Haar budget volstond meestal niet. Zo had het bureel het in 1840 erg zwaar om met haar budget van 2.371 fr alle ouden van dagen en invaliden te helpen. Door spaarzaam om te springen met de bedelingen en dankzij de giften van een aantal bemiddelde parochianen kon het juist rondkomen. Wanneer de aardappelcrisis uitbrak, betekende dit een ramp voor de Wolvertemse behoeftigen. Het aantal steuntrekkers steeg van 816 naar 1300. Dit was 1/3 van de bevolking. Het Bureel van Weldadigheid kon ondanks toelagen van de gemeente en de hogere overheid alleen de ergste nood lenigen. In 1855 was de crisis afgelopen. Het aantal armen daalde terug. Ook na de crisis had het Bureel van Weldadigheid evenwel teveel monden te voeden. De erfenis van juffrouw Van Horick was dus welgekomen in onze arme gemeenschap.
2. Armenzorg: van tafel van de Heilige Geest tot het Bureel van Weldadigheid:
Armoede is zo oud als de mensheid zelf. In het oude Rome gaf een rijke burger s morgens aan zijn cliënten hun brood. De cliënten waren armen die zich aansloten bij een rijke patriciër om in hun levensonderhoud te kunnen voorzien. In ruil hiervoor steunden zij hun patroon bij verkiezingen en vergezelden zij hun op straat. De Tafel van de H. Geest: De eerste sporen van liefdadigheid te Wolvertem treffen we aan in de Middeleeuwen. In de Middeleeuwen konden de armen bij de Tafel van de H. Geest terecht. Zij probeerden de ergste noden van de armen te lenigen door hun geld te geven of goederen (brood, hout enz.) waarmee zij in hun levensonderhoud konden voorzien. De Tafels van de H. Geest werden opgericht in de 13e eeuw. Daarvoor was de pastoor alleen verantwoordelijk voor de bedelingen aan de armen. Het was een lekeninstelling waarin de parochianen de zorg voor de minderbedeelden op zich namen. Zij benoemden iemand uit hun midden om de Tafel te beheren. Hij droeg de titel van armenmeester. De Tafel van de H. Geest werd beheerd door één van de parochianen, aangesteld door zijn medebroeders. Aanvankelijk had de pastoor hierin een sterke inspraak. Geleidelijk aan verwierf de heer van Wolvertem hierin steeds meer zeggenschap. In de 17e eeuw koos hij de armenmeester uit een lijst met kandidaten. De pastoor bleef zich echter bemoeien met de benoeming, tot ergernis van de heer. Na zijn aanstelling moest de armenmeester een eed van trouw afleggen voor de schepenbank, het orgaan dat Wolvertem tijdens het Ancien Regime (periode vóór de Franse Revolutie, 1789) bestuurde in opdracht van de heer. De armenmeester werd aangesteld voor de periode van één jaar. De benoeming vond plaats in het begin van het jaar. Als de armenmeester overleed tijdens zijn ambtstermijn werd hij onmiddellijk vervangen. De armenmeesters hadden zeker geen ceremoniële functie. Aan het ambt waren zware verplichtingen verbonden. Bovendien gebeurde dit op kosteloze basis. Hij moest vooreerst instaan voor de bedelingen aan de armen. Deze gebeurden in geld en in nature: brood, vlees, hout en kleren. Daarnaast was hij verantwoordelijk voor het plaatsen van weeskinderen en ouden van dagen bij gezinnen. Bovendien zorgde hij ervoor dat zieke armen verpleegd werden. Op het einde van hun arm leven konden de behoeftigen ook rekenen op een begrafenis die door de Tafel van de H. Geest werd betaald. Wolvertem was onder het Ancien Regime een arm dorp. Dit valt af te leiden uit de zogenaamde haardentellingen. Hierbij werden de haarden (huizen) geteld om na te gaan wie rijk genoeg was om belastingen te betalen. In 1437 zijn er te Wolvertem 51 huizen van armen op een totaal van 141. In een huis woonden minimum twee volwassen personen. Dit levert een bevolking van 282 mensen op. Hiervan waren er 102 hulpbehoevend of 60 % . Dit mogen wij een groot cijfer noemen. Voor het hertogdom Brabant was het gemiddelde immers 25 %. Wolvertem had ook meer armen dan de andere dorpen van de meierij van Merchtem, het district waartoe Wolvertem samen met Londerzeel, Merchtem en Grimbergen behoorde. Tegen het einde van het Ancien Regime is hierin verbetering gekomen, maar ¼ van de bevolking bleef arm en behoeftig. Dit blijkt uit de volkstelling van 1754. De oorzaken voor deze armoede waren niet ver te zoeken. Vooreerst waren er de oorlogen. Brabant was bijvoorbeeld verschillende malen in oorlog met het aangrenzende graafschap Vlaanderen. Daarnaast schuimden roofridders het platteland af. De zware slag kwam er echter na de regering van Karel V. Door godsdienstige problemen tussen katholieken en protestanten verzeilden onze gewesten in een burgeroorlog. De grote machten kwamen hun geschillen uitvechten op ons grondgebied. Wij werden het slagveld van Europa. Aan deze situatie kwam pas een einde in de achttiende eeuw onder keizerin Maria-Theresia. Een tweede oorzaak was de sterke bevolkingstoename in de 13e eeuw. In het Ancien Regime was de grond in handen van edellieden en kerkelijke instellingen. In Wolvertem was de baron van Imde, heer van Wolvertem, een belangrijke grondbezitter, samen met de abdijen van Dielegem (Jette), Groot-Bijgaarden en Grimbergen. Het grootste deel van de grond waarop de inwoners van Wolvertem werkten was eigendom van de grootgrondbezitters. Ze mochten de grond bewerken in ruil voor een jaarlijks te betalen pachtsom. Deze gronden volstonden niet om de vele monden te voedden. De gronden waren ook erg versnipperd. Er was dus te weinig grond voor teveel mensen. De boeren probeerden als dagloner of wever iets bij te verdienen, maar de lonen lagen niet hoog. Bovendien was er geen werk voor iedereen. Brabant kampte in deze duistere tijden met een hoge werkloosheid, zowel in de steden als op het platteland. De armen waren over heel Wolvertem verspreid. Ze konden echter alleen een beroep doen op de Tafel van de H. Geest als ze tot de eigen parochie behoorden. Dit was niet altijd gemakkelijk. De armenmeesters moesten zich behelpen met de geboorteregisters van de kerk. De burgerlijke stand zal pas in de Franse tijd worden ingevoerd. De armen waren weduwen, wezen, gehandicapten, ouden van dagen die niet meer in hun levensonderhoud konden voorzien, en kleine ambachtslui die met hun ambacht slechts gedeeltelijk hun brood konden verdienen (schoenmakers, gordelmakers, ) Eenmaal is zelfs de plaatselijke geneesheer, heelmeester Gimijn, behoeftig. De Tafel van de H. Geest kon slechts de ergste noden lenigen. Daarnaast was er ook particuliere liefdadigheid, maar hierover bestaan geen cijfers. Er werd bovendien niets aan de oorzaken van de armoede gedaan. Het betrof hier aalmoezen waar de armen juist van konden overleven. De armenmeesters haalden de inkomsten voor de armenzorg uit het patrimonium van de Tafel van de H. Geest die verschillende gronden te Wolvertem en een hoeve in eigendom hadden. Deze gronden werden verpacht. Daarnaast kon de Tafel rekenen op giften van de parochianen en renten die vastgezet werden op gronden. Het patrimonium van de H. Geest was voor het grootste deel afkomstig uit schenkingen en erfenissen. De armenmeester moest van het beheer van de inkomsten rekenschap afleggen bij de pastoor. Deze laatste wist ook wie geholpen moest worden, gezien het nauwe contact met zijn kudde. Er vielen echter steeds mensen uit de boot. De Tafel van de H. Geest had nooit voldoende inkomsten om alle armen te helpen.
Voor het oprichten van het tehuis ging de voorkeur uit naar een historische locatie, de pastorij van Wolvertem. Dit gebouw had historische wortels die teruggingen tot de 17e eeuw. De pastorij van Wolvertem werd in 1662 gebouwd in vlaamse renaissancestijl door de abdij van Dielegem, die verantwoordelijk was voor de zielezorg in onze parochie. Het gebouw bestond uit twee verdiepingen. Onderaan werd een sokkel in witte zandsteen aangebracht. Hierop kwamen de muren in rode baksteen. De pastorij werd vergroot in 1773 met de aanbouw van een nieuwe stuk achteraan. Dit gebeurde door abt Van Den Daele van Dielegem op vraag van de toenmalige pastoor, Clemens Stoefs. Deze Brusselaar had talloze klachten over zijn verblijf te Wolvertem en wist de abt uiteindelijk te overreden om de pastorij te vergroten. Dit valt nu nog te zien in het gebouw. Het eerste gedeelte, met de ingang, is vooraan gelegen en is hoger dan het tweede stuk. Het tweede stuk is achteraan gelegen en heeft een lager dak dan het eerste. In één van de kamers van het nieuwe gedeelte werden prachtige schilderijen aangebracht. Deze toonden landelijke taferelen, op één ervan werd zelfs de pastorij op de achtergrond afgebeeld. Wanneer in de jaren 70 het rusthuis werd gemoderniseerd, zijn de schilderijen in een erbarmelijke staat. Helaas ging er bij de restauratie een gedeelte van de doeken verloren of werden ze in stukken gesneden om er kleinere schilderijtjes van te maken. De pastorij was oorspronkelijk gelegen in het centrum van Wolvertem. Over de juiste plaats zijn wij niet ingelicht. De beeldenstorm en de oorlogen uit de 16e eeuw zorgden ervoor dat de kerk, het kerkhof en het huis van de pastoor gedeeltelijk vernield werden. Dit veranderde in 1660, wanneer de pastoor verhuisde naar zijn nieuwe pastorij, het huidige rusthuis. De nieuwe pastorij was verder van het centrum gelegen. Misschien om te ontsnappen aan de plunderende legerbendes ? Ze bevond zich aan de kleine Dries. De ingang bevond zich niet zoals nu aan de Godshuisstraat, maar wel langs de rechterkant van het huidige rusthuis, waar nu de Van Horickweg gelegen is. Hier stroomde de Molenbeek. De pastorij was via een ophaalbrug te bereiken die over de Molenbeek viel. Op oude postkaarten is te zien dat de pastorij afgesloten was met een hek. Wie langs de rechterkant de haag volgt, zal er nog steeds een opening van de oude ingang aantreffen. Vanuit de opening vertrekt een padje dat vroeger naar de pastorij leidde. Hoe werd de oude pastorij nu een rusthuis? In 1908 ontving de gemeente uit de nalatenschap van juffrouw Van Horick 195.000 fr. Hiermee kon de gemeente een tehuis bouwen voor arme wezen, gehandicapten en ouderen. Er werd een Bureel der Godshuizen in het leven geroepen om dit project te realiseren. Het zal 17 jaar duren voor het bureel een geschikte locatie vindt. Na onderhandelingen met de gemeente neemt de Commissie van Openbare Onderstand, de opvolger van het Bureel der Godshuizen, de pastorij over in ruil voor de bouw van een nieuwe pastorij in de Oppemstraat. In 1929 ging het tehuis open. Het zou vooral ouderen opvangen en zo was het rusthuis, in de volksmond gekend als het godshuis, geboren. Het beheer werd door de COO toevertrouwd aan de zusters Dochters van Maria uit Willebroek. Hiermee werd een lange traditie van christelijke naastenliefde verder gezet. Deze ging in Wolvertem terug tot in de duistere Middeleeuwen.
Ter gelegenheid van de opening van het nieuwe rusthuis blikken we terug op het rijke verleden van deze instelling, gelegen in de oude pastorij van Wolvertem. Samen maken we een reis doorheen de tijd in vier afleveringen. Het rusthuis van Wolvertem, een huis met een ver verleden: Op 9 mei 1908 stierf te Brussel een oude dame, mejuffrouw Anne Marie Van Horick, op 68-jarige leeftijd. Zij woonde in de Camuselstraat nr. 55, niet ver van de Dansaertstraat. Deze rentenierster was de stichtster van het hedendaagse rusthuis. In haar testament, dat zij vier jaar voor haar dood liet opmaken, stelde ze de gemeente Wolvertem aan als erfgenaam. Hieraan was echter wel de voorwaarde verbonden dat de gemeente met dit geld een godshuis moest oprichten voor wezen, ouderlingen en gehandicapten die in armoede leefden. Mejuffrouw Van Horick was de dochter van Denis Van Horick, schrijnwerker te Brussel, en Marie-Josephe Vastenhaeckel. Haar kinderjaren bracht ze door in het ouderlijke huis op de Kiekenmarkt, dicht bij de Grote Markt van Brussel. Ze werd geboren op 1 november 1839, 9 jaar na de Belgische onafhankelijkheid. Dit kind van de jonge Belgische staat maakte de opbouw van de nieuwe natie mee. België behoorde toen tot de top van de industrielanden. Alleen Engeland ging ons land vooraf. Stoom, kolen en staal maakten België wereldberoemd. Deze industrie en de daarmee gepaard gaande welvaart, was echter grotendeels gevestigd in het zuidelijke landsgedeelte, Wallonië. In Vlaanderen was de tijd blijven stilstaan. Zoals vanouds bewerkten de Vlaamse boeren hun land. Zij bewerkten een klein stukje land, dat ze meestal tegen een hoge prijs van grote grondbezitters, zoals de adel en de burgerij pachtten. Dit kwam door de bevolkingsstijging die plaatsvond vanaf de achttiende eeuw. Doordat hun grond klein was en de pachtprijs hoog konden de boeren nauwelijks leven van hun noeste arbeid. Armoe was alom troef. Deze situatie troffen we ook in Wolvertem aan. Het grootste deel van de bevolking was werkzaam in kleine landbouwbedrijfjes, tussen de 51 aren en 2 hectaren groot, waarvan de helft gepacht werd van de plaatselijke grootgrondbezitters. Deze waren vooral afkomstig uit het Brusselse: de Pangaerts, eigenaars van het kasteel van Imde, de Schaarbeekse familie tKint, die op het Impdenhof woonden, de familie Triest, woonachtig op het domein Leefdaal en de familie de Bassompierre, die te Nerom over een landhuis beschikten. Een ruim aandeel van de inwoners van Wolvertem leefden juist boven de armoedegrens of vielen eronder. De gemeente probeerde de noden te lenigen, o.a. door tewerkstelling in de aanleg van wegen, maar dit volstond niet. De gift van juffrouw Anne-Marie Nathalie Van Horick was dus welgekomen. Ze kwam echter niet uit de lucht vallen. Juffrouw Van Horick was ooit verzorgd samen met haar nicht, de eveneens ongehuwde juffrouw Vastenhaeckel bij de Zwarte Zusters van Dendermonde door zuster Margareta. Deze had vroeger ook de pastoor van Wolvertem, Jaak Smits, verzorgd. De pastoor had haar verteld over de grote armoede in zijn parochie. Zuster Margareta speelde deze informatie door aan de nichten Vastenhaeckel-Van Horick. Wanneer juffrouw Van Horick haar testament in 1904 laat opmaken, laat ze het grootste deel van haar goederen na aan de gemeente Wolvertem. Met dit geld moest een tehuis voor behoeftige wezen, gehandicapten en ouderen opgericht worden. Bij haar overlijden kreeg onze arme gemeente een belangrijk steuntje in de rug. Het geld van de erfenis van juffrouw Van Horick werd gebruikt om de pastorij van Wolvertem aan te kopen en hier in overeenstemming met haar wil een tehuis in op te richten.
In bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 2n vinden wij :
Godshuis, eertijds pastorij, afhankelijk van de abdij van Dielegem in Jette is momenteel het adminstratiegebouw van het OCMW, het rusthuis en De Spil van Meise. Het bevindt zich in de Godshuisstraat. Uit twee duidelijk herkenbare delen bestaand geheel, het ene daterend van 1660 en het andere, dat tegen de achtergevel van het eerste aanleunt, van 1773, doch gerestaureerd zoals een gevelsteen aantoont Me A° 1903 PRSTNUM/IN STATum RSTUIT/J.SMITS PAST.. Het oudste gedeelte (fig.394) een tweede verd. Verhoog dubbelhuis in traditionele bak- en zansteenstijl boven de ingangsdeur gedateerd 1660; sommige der zandstenen delen zijn in voor restauraties veelvuldig gebruikte Franse kalksteen. Leien zadeldak gevat tussen twee trapgevels (acht tr.) en voorzien van een Vlaams venster met trapgeveltje. Hoge met profiel agezette onderbouw van zandsteen. In de voorgevel, kruisvensters met uitspringend middenkalf en een in het kordon opgenomen wigvormig ontlastingssysteem. Rechth. Deur voorzien van een bovenlicht met tussenstijl. Tweede gebouw erachter afgedekt met schilddak (leien) met dakkapellen en in twee gevelstenen aan weerszijde van de deur gedateerd 1773 : IOES BAPTA/VAN DEN DALE/ PRELAET VAN/ DILIGEM 17733 en CLEMENS STOEFS/PASTOOR/TOT WOLVERTEM /1773. Baksteenbouw op een zandstenen plint. Rechth. Vensters met onderdorpelsvan arduin doch lateien en posten van gesinterde baksteentjes, verrijkt met hoelstenen van natuursteen. Slanke rondboogdeur ingeschreven in een vlakke arduinen omlijsting met weinig uitspringende imposten en sleutel, en bekroond met een druiplijst. In het verlengde, moderne bijgebouwen.
Rentenierster Anne Marie Van Hoorick was de stichtster van het hedendaagse rusthuis. Zij stier op 9 mei 1908 in Brussel en stelde de toenmalige gemeente Wolvertem aan als erfgenaam. De voorwaarde was echter dat ze een godshuis moest oprichten waar wezen, ouderlingen en gehandicapten die in armoede leefden moesten terecht kunnen. Er werd een bureel der godshuizen opgericht, voorgezeten door de pastoor Finoulst. Pas in 1929 werd het geld gebruikt om een godshuis op te richten. In 1925 was het bureel gefusioneerd met de Commissie van Openbare Onderstand. Zij namen de pastorij over in ruil voor de bouw van een nieuwe pastorij in de Oppemstraat. Het tehuis breidde snel uit en in 1947 verscheen de achterbouw. In 1950 werd een modern gedeelte aan de oude pastorij aangebouwd. Het was pastoor Corluy die het initiatief nam. Het rusthuis werd geleid door de dochters van Maria uit Willebroek. Die leidden eveneens het internaat Kindje Jezus, Sancta Maria school en de kinderkribbe. De eerste overste werd zuster Leooldine Staels (1885 1969). Een maal per week kwam een pater uit Grimbergen de mis lezen. Later kreeg het rusthuis zijn eerste aalmoezenier Rombouts. Hij kon vanaf 1950 de mis opdragen voor de bewoners en de zusters in de nieuwe kapel. Nu nog wordt deze functie waargenomen door ou-pastoor Theo De Witte. Vanaf 1970 werd hetrusthuis bemand met leken. In 1976 werd de COO vervangen door het OCMW, door de fuzie het OCMW van Meise. Het nieuwe rusthuis telt 64 bedden voor permanente opvang en 4 voor tijdelijke opvang.
1992/ 4-6/kaft : tekening kerk en gemeentehuis Wolvertem 1992/10-12/kaft : tekening Capelle in de Bosch Wolvertem 1733
2004/2/299 Oude Brabantse geslachten Cleijmans 2004/3/327 Toponomy van Wolvertem I 2004/4/542 Toponomy van Wolvertem II 2005/1/28 Toponomy van Wolvertem III 2005/2/232 Toponomy van Wolvertem IV 2005/3/312 Toponomy van Wolvertem V 2006/1/24 Toponomy van Wolvertem VI 2006/2/268 Toponomy van Wolvertem VII 2008/ 91/2/332 Toponomie van Wolvertem VIII(Gillisjans Marc) 2006/3/398 Toponomy van Wolvertem Gillisjans (addenda) 2007/1/131 Het leen en het hof van Slozen 1961/5-7/177 Hermanus De Munck, pastoor van Wolvertem 1963/11-12/467 Het hof en het klooster in Nieuwenrode in de 12de en 13de eeuw onder Wolvertem en Meise
1988/113 De oudste gekende molens in Brabant 1988/7-9/297 Barend van Orleyen de molen van Amelgem (1536) 1992/7-9/kaft : tekening pastorij en kerk Oppem 2007/ 8-10/378 Amelgem
1988 op zondag 1 mei gouwdag in Meise 1988/10-12 pag. 476 Berla Heemkring Meise 1984/1-3/78 Brabantse kroniek Berla Meise 1984/10-12/478/ Edwin Ganz de onbekende 1985/1-3/62.Edwin Ganz 1913/3/46 Edwin Ganz met foto 1983/10-12/429 Het paard f.E.Ganz 1914/1/13 Van Dievoet Hendrik Folkloristische (kanten?) 29 Van Dievoet Hendrik Folkloristische 1928/1-2/bijlage ledenlijst Vrije Bibliotheek Patronaat, E.H.Corbeel, De Cuyper pachthof Boekhout, Edwin Ganz, J. Lettens, Dr. Jan Van den Eynde, G.Veldeman bouwmeester, Dr. H. Houssiaire 1933/1/3 Eenige notas over oude dichters uit Meise en Grimbergen 1934/2/80 Het wapenschild van Meysse en het blasoen van de heren van Boechout 1940/9/kaft tekening kasteel van Boechout 1956/9-10/358 Testament (Meise 1521) 1963/11-12/467 Het hof en klooster te Nieuwenrode in de 12de en 13de eeuw onder Mei en Wo 1995/7-9/243 Castrum Catellum (o.a. Boechout) 2004/2/255 De Vlaams-Brabantse aanwezigheid in het vrijwilligerskorps van Mexico 2005/4/547 Nieuw boek geschiedenis Meise 2006/4/497 Nieuwjaarsbrief van een verliefde Meisenaar 1963/11-12/467 Het hof en het klooster in Nieuwenrode in de 12de en 13de eeuw onder Wolvertem en Meise
1961/3-4/104 Brouwerijen en brouwers t Kint 1961/3-4/160 Meiseniersrechten 1961/5-7/177 Hermanus De Munck (Wolvertem) 1961/8-10/269 Pastoor Delestré 1961/8-10/304 Dichtbundel Delestré JJ Feyen 1961/8-10/378 Amelgem 1961/11-12/444 Brouwerijen en brouwers t Kint
1962/5-7/218 Oude Brabantse geslachten Wauters Fierens De Smeth
1963/1-2/56 Oude Brabantse geslachten Theys 1963/9-10/373 Nieuwe gegevens over de stichtingsperiode van de abdij van Grimbergen 1963/11-12/467 Het hof en klooster te Nieuwenrode in de 12de en 13de eeuw onder Mei en Wo
1964/3-4/97 Heraldiek der gemeenten Vlaams Brabant 1964/5-6/249 De zingende klokken in Grimbergens abdijtoren JJ Feyen 1964/9-10/342 Oude Brabantse geslachten Engels
1965/11-12/447 Oude Brabantse geslachten Van Craenem
1956/1-2/74 Nog andere remedies in de Volksgeneeskunde 1956/5-6/252 Look in de Volksgeneeskunde 1956/5-6/257 Van Meiseniersbloed 1956/9-10/358 Testament (Meise 1521) 1956/11-12/414 De prei in de Volksgeneeskunde
1957/1-2/57 Muntnamen en muntwaarden in 1481 1957/3-4/81 De Volksgeneeskunde te Mollem 1957/3-4/142 Oude Brabantse geslachten van den Bossche 1957/5-6/198 Oude Brabantse geslachten van den Bossche v. 1957/11-12/438 Oude Brabantse geslachten van Marselaer
1958/1-2/69 Oude Brabantse geslachten de Rijcke 1958/3-4/130 Brouwerijen en Brouwers t Kint 1958/5-8/1 Grimbergen 1958/9-11/ Feestnummer Jan Lindemans 1958/9-11/378 Oude Brabantse familiewapens
1959/1-2/69 Brouwerijen en brouwers t Kint 1959/3-4/131 Brouwerijen en brouwers t Kint 1959/7-8/230 Brouwerijen en brouwers t Kint
1960/1-2/15 Oude Brabantse geslachten Paridaens 1960/9-10/376 Brouwerijen en brouwers t Kint
1951/1-2/46 Griffiers bij de erflaatbank van St.-Gummarus Meise F.Verbiest 1951/3-4/116 Oude Brabantse geslachten De Smeth 1951/5-6 /141 Iconografie van het kanton Wolvertem (aanvulling) 1951/5-6/193 Van Meiseniersbloed v. 1951/7-8/242 Oude Brabantse geslachten Van Nuffel 1951/11-12/353 Van Meiseniersbloed v. 1952/1-2/30 Oude Brabantse geslachten Van Lierde 1952/5-6/176 Oude Brabantse geslachten Van Waeyenbergh De Boeck 1952/9-10/337 Van Meiseniersbloed v. 1952/11-12/401 Oude Brabantse geslachten Van der Meeren 1953/1-2/25 Sint Annakapel Oudergem 1953/3-4/67 De grote domeinen en borchten in Brabant 1953/5-6/200 Oude Brabantse geslachten Van der Elst 1953/7-8/257 Volksnamen van planten Brabant W. 1953/11-12/385 Van Meiseniersbloed v. 1954/5-6/225 Van Meiseniersbloed v. 1954/9-10/361 Oude Brabantse geslachten Evenepoel 1955/5-6/177 Oude cijnzen, munten en maten 1955/7-8/281 Oude cijnzen, munten en maten 1955/7-8/317 Oude Brabantse geslachten Stallaert
1946/1/1 De heerlijke Rechten en Inkomsten van de baronnie Grimbergen in de 17de en 18de eeuw 1946/1/43 Van Meiseniersbloed v. 1946/3/133 Van Meiseniersbloed v. 1946/4/145 De gemeentewapens van Vlaams - Brabant 1947/2-3/74 Oude Brabantse geslachten Vereertbrugghen 1947/6/209 Van Meiseniersbloed v. 1948/5/222 Het college van Geel en de W.Brabantsestuderenden in de 18de eeuw Meuzegem 1949/2/84 Oude Brabantse geslachten De Kempeneer 1949/6/233 Oude Brabantse geslachten Stuckens 1949/7-8/305 Van Meiseniersbloed v. 1949/11-12/435 Brabantse beewegen en volksdevoties 1950/4-5/177 Van Meiseniersbloed v. 1950/8-9/337 Van Meiseniersbloed v. 1950/8-9/317 t Kint 1950/11-12/421 Nieuwe gemeentewapens in West Brabant
De Open Monumentendag Vlaanderen op zondag 12.9.2010 staat onder het thema de vier elementen. Meer hierover vinden jullie op http://www.openmonumenten.be Meise zet Rossem, één van de acht parochies, in de kijker van 10 tot 18 u. Er zijn rondleidingen. Johan Grootaers vergast ons op een deskundige uitleg over de kerk. William Van Hemelrijck geeft een lezing over de invloed van de 4 elementen op de riten in de kerk. Carine Stallaert verzorgt een presentatie met fotos over Rossem vroeger en nu. Dit is een gelegenheid om de referenties in Eigen Schoon en de Brabander even te onderbreken en ze te herschikken onder de hoofding Rossem : E.S.B.over Rossem
1977/1-3/108 Kapellen te Rossem Wolvertem 1985/4-6/197 Rossem Het groot onderzoek van 1389 in de Ammanie Brussel 1985/4-6/197 Rossem Het groot onderzoek van 1389 in de Ammanie Brussel 1994/11-12/428 Rossem, 200 jaar zelfstandige parochie 2007/1/107 Orgelexcursies naar Imde, Rossem, Meusegem en Grimbergen
In het tijdschrift Berla verschenen :
1985.9.04 Kerk en parochie Rossem 1985.12.09 De clock van Rossem 1988.24.12 Het gemeentelijk onderwijs Rossem 1 1989.25.11 Herinneringen onderwijs Rossem 1989.25.13 Het gemeentelijk onderwijs Rossem 2 1989.27.11 Het gemeentelijk onderwijs Rossem 3 1989.28.15 Het gemeentelijk onderwijs Rossem 4 1992.29.08 Het gemeentelijk onderwijs Rossem 5 2003.74.17 De parochieregisters van Rossem 2004.77.25 Register der dopen Wolvertem Rossem 1 2005.81.23 Register der dopen Wolvertem Rossem 2 2005.82.23 Register der dopen wolvertem Rossem 3 2006.83.22 Register der dopen Wolvertem Rossem 4 (7?) 2006.84.21 Het gemeentelijk onderwijs Rossem 8 2006.85.21 Het gemeentelijk onderwijs Rossem 2006.86.24 Het gemeentelijk onderwijs Rossem 10 2007.87.21 Historische notas over de parochie Rossem 2007.88.23 Het gemeentelijk onderwijs Rossem 12 2008.92.23 Bouwhistorische beschrijving van de pastorie Rossem
Er bestaat een 8 kerktorennatuurwandeling Rossem, met vertrek aan de kerk onder de kerkuilenkast.
Mijn Power Point Presentatie bevat een aanzet tot de 8 parochies onder de titel Keizerlijk Meise. De inventaris van ons erfgoed in Rossem (Excel lijst) werd opgemaakt door Roel Van der Stighelen, maar moet nog verder geëvalueerd worden.
In deze reeks vinden we aflevering 104, 105 en 106 over Rossem.
1941/11/317 Het hof ter Hagen Rossem 1942/2/33 Het ontstaan der parochiën Jan Verbesselt 1942/3/65 Het onstaan der parochiën vervolg 1942/4/110 Oude Brabantse geslachten Van Bever vervolg 1942/5-7/129 Iconografie van Vlaams Brabant IV Kanton Wolvertem 1942/8/227 Het ontstaan der parochiën vervolg 1942/10/303 Het ontstaan der parochiën vervolg 1942/11-12/331 Het ontstaan der parochiën vervolg 1942/11-12/356 Oude Brabantse geslachten Van Bever vervolg 1943/5-6/94 Brabantse eeuwelingen Leemans W. 1943/5-6/140 Het ontstaan der parochiën vervolg 1944/3/83 Oude Brabantse geslachten De Smedt t Kint 1944/4/97 Van Meiseniersbloed vervolg 1945/1/28 Oude Brabantse geslachten Van Ophem 1945/1/43 Van Meiseniersbloed vervolg 1945/3-4/141 west Brabantse sagen 1945/3-4/145 Meiseniers vervolg 1945/3-4/154 t Kint 1945/3-4/155 Berlis griffier Wolvertem 1945/3-4/160 t Kint