Nostalgische verhalen Over de oorlog, kindertijd, jeugd, verliefdheid, legerdienst en later leven.
28-07-2007
Renéeke
1942 - 1945
Hij was altijd al zwaarder dan de andere jongens van zijn leeftijd maar echt dik kon je hem niet noemen.
René Balis, de Neeke zoals we hem noemden, was de zoon van de kolenhandelaar.
Fons en Maria hadden ook nog een tweede zoon, Lucien die twee jaar
ouder was en al een echte grote jongen op het eind van de oorlog.
René was geboren in 1935 en dus één jaar ouder dan ik. Hij was van
niemand bang en kon zelfs jongens aan die twee en drie jaar ouder waren.
Op donderdagnamiddag als het
regende mochten we af en toe eens gaan spelen in de druivenserres van
de kolenboer. Dat was altijd dolle pret want de Neeke kende er iets van
om iemand een loer te draaien of kwajongensstreken uit te halen.
Flokie (Florent Van Sever), een echte gatsnijder zoals wij dat noemen,
heeft er plezier in om de jongens wat op te jutten en hen nóg straffere
toeren te laten uitsteken om daar dan hartelijk mee te kunnen lachen.
Voor een weddenschap is René altijd te vinden. Flokie weet dat en daagt hem uit.
Kijk Neeke, als jij het aandurft om in je blote flikker hier helemaal rond het blokje te lopen dan krijgt ge van mij 2 frank.
Helemaal rond, voor maar 2 frank? Dat is veel te weinig jong.
René weet hoe hij Flokie moet aftroggelen.
Allé, als je helemaal rond de drie serres en de twee huizen loopt maak ik er 5 frank van.
Hij heeft ze al in zijn hand en laat ze uitnodigend
zien.
De Neeke gaat even vlug om de hoek kijken om te zien of er op
straat geen mensen te zien zijn, trekt zijn hemd uit en schopt zijn
schoenen tegen de gevel. Dan aarzelt hij nog één seconde en stroopt
zijn broek af.
Als een hazewind schiet hij achter
de eerste serre en loopt zodoende het gemakkelijkste stuk eerst want
aan die kant is er weinig kans dat ze hem kunnen zien. Na amper
vijftien seconden zien we hem achter de derde serre uitkomen en loopt
hij naar de hoek van het eerste huis waar juist op dat moment twee
nonnen - van het 'klooster der zeven weeën', die op pad zijn voor de
armen - buiten komen. In zijn haast om rond te geraken heeft René hen
niet gezien en loopt ze bijna omver.
Flokie, ligt krom van het lachen en roept : Nog nen toer en ge krijgt 10 frank!
De twee zusterkes slaan hun handen voor hun gezicht maar dadelijk gaat één van hen naar Flokie toe en zegt:
Ben je niet beschaamd jongeman om die kinderen zo aan te sporen tot ontucht?
René grist haastig zijn kleren van de grond en loopt de eerste serre
binnen om zich opnieuw aan te
kleden.
Als de nonnen weg zijn komt hij kordaat voor Flokie staan die hem - met
tranen in de ogen van het lachen - zijn welverdiende geld geeft. Opgewekt trekken we met gans de
bende naar de eerste serre. In de grond net achter de deur zit een
grote regenwaterput die afgedekt is met een betonnen deksel.
Omdat het zeer warm weer is zoeken we wat verfrissing en René opent het
deksel van de put. Het water staat hoog en we gaan met ons vijven op de
rand van de put zitten en laten onze voeten in het water bengelen.
Het duurt echter niet lang voor iemand - ongewild? - wat water spat op een andere jongen en in de kortste keren is iedereen nat.
Als we allemaal goed doorweekt zijn trekken we ons hemd uit en willen
we een stortbad nemen. Dat maken we met een oude gieter die we met een
koord ophangen aan het dakgeraamte van de
serre.
Elk om beurt krijgt nu een douche.
Het water is vrij koud omdat René de gieter steeds aanvult met water uit de put.
Marcel is als laatste aan de beurt.
Hij is nogal kouwelijk aangelegd en rilt over zijn hele lichaam. Omdat
het water bijna op is gaat René boven op het trapladderke staan en pist
in de gieter.
De gilletjes van Marcel gaan over in weldoende kreetjes en terwijl hij zijn haren wast proest hij:
Oh, ik ben blij dat ik de laatste ben want nu wordt het water pas echt goed warm!
Kom we gaan spelen in de boomgaard van peter Jom en meter Mans.
René wacht op ons om samen door het poortje langs het huis naar de weide te gaan.
Let op, want die smerige haan pikt altijd in je benen als je over het erf loopt.
Ik zal hem op afstand houden met een stok en jij Roger neem deze halve baksteen, en als hij te dicht komt werp je die maar naar hem. Zegt hij tegen mij.
Ik volg de Neeke op de voet en blijf dicht achter hem.
De haan heeft ons gezien en komt in
volle vaart op ons afgestormd. René slaat met zijn stok op de grond en
al achteruitgaand bereiken we het hekje naar de boomgaard. Ik open het
en wacht op René die nog druk bezig is om de haan van zich af te houden.
Plots laat hij de stok uit zijn handen glippen en wil hem weer oprapen maar de haan valt aan en pikt René in de handen.
Werp die steen! Hij en bukt zich nogmaals naar zijn stok. De halve
baksteen suist door de lucht en komt met volle kracht op het hoofd van
de Neeke terecht.
Ik schrik me rot en word helemaal koud.
Ga weg, laat me door. René duwt me naar buiten en sluit vlug het hekje.
We zijn veilig voor de haan maar het bloed gutst van onder Renés haren
over zijn voorhoofd en zijn aangezicht en drupt via zijn kin op de
grond.
Ik verwacht me aan een dik pak slaag maar,
Ge waart er naast hé boerke! Is al wat hij tegen me zegt.
Lucien komt aangelopen en drukt zijn zakdoek op de wonde.
Ai, ge doet me pijn zulle jong! Zijn grote broer krijgt een stomp in zijn ribben.
Kom we moeten dat laten
verzorgen. Lucien neemt hem bij de arm en ze lopen weer terug over het
erf. De haan is weer daar, maar nu geeft Lucien hem een ferme trap
waarop hij kakelend wegvlucht in het kippenhok.
Maria, komt dadelijk met een kom koud water en propere doekje en dept de wonde tot ze niet meer bloedt.
Na een half uur is het leed geleden en kunnen we weer gaan spelen in de boomgaard.
René heeft met geen woord meer over het voorval gerept.
Ik was hem erg dankbaar daarvoor en blij dat het zo goed is afgelopen.