Welkom op mijn blog!

      Vertellingen en verhalen
              uit mijn jeugd
           van 1940 tot 1960

KLIK HIER !
  • Na... de tijd van toen (mijn nieuw blogje vanaf 1960)
  • Inhoud blog
  • Gouden Bruiloft
  • Petrol in de soep
  • Ajuinstoemp
  • De Melktand
  • Patatten van ... 'De Neus'
  • Een broertje erbij... en nog één
  • In blijde verwachting...
  • De Kolenzifters
  • Renéeke
  • Een vijver vol met!
  • Fietsperikelen
  • Nieuw blog: Periode vanaf 1960
  • A votre service, monsieur !
  • Werkloos
  • De Kerstkalkoen
  • De mooiste dag!
  • Een zware teleurstelling
  • 'œ Slisse en Cesaer '
  • De Officiële Kennismaking
  • Zwarte Piet
  • Vlaamse Kermis, de Eerste Kus
  • Appél aan bed!
  • Naar het Leger
  • Het Eerste Contact
  • De Edele Kookkunst
  • De Edele Kookkunst (deel 2)
  • Naar Büderscheid (deel 2)
  • Naar Büderscheid (deel 1)
  • 't 'œVliegmachien'
  • Gaan werken in het 'œatelier'
  • Mathileke Vis
  • De Nieuwe Laarsjes
  • Ons eerste fietsje
  • De Brug over het Albertkanaal
  • Nonkel Jan ( 2 ) - De grappenmaker
  • De Rode Zwembroekjes
  • Nonkel Jan
  • Bij 'Tenne' met vakantie
  • Het Koffieservies (deel 2)
  • Het Koffieservies (deel 3)
  • Het koffieservies. (deel 1)
  • De bevrijding - 4 September 1944
  • De Bedrieger, bedrogen
  • De laatste loodjes ...
  • Gestapo
  • Meester '˜Bagger' - (Deel 3)
  • Meester '˜Bagger' - (Deel 2)
  • Meester 'Bagger' - (Deel 1)
  • Mil '˜Piot' en de zoetlingskes (Deel 2)
  • Mil '˜Piot' en de zoetlingskes - (Deel 1)
  • Weer thuis
  • Koekelberg
  • Geboren vóór den oorlog
  • Waarom schrijven?
    E-mail mij

    Ik waardeer uw mening en mail u zeker terug

    Foto
    Op schoolreis in Dinant 1950
    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek

    Mijn favorieten
  • Andersdangewoon
  • Uilenspiegel
  • Nieuwjaarsbrieven 2
  • Met hart en ziel
  • Warket (Ikbijhaar)
  • Didi's Vluchtstrook
  • Rocor
  • Begrijphetnietje
  • Hercule Poireau
  • Titipoes
    Archief per week
  • 05/04-11/04 2010
  • 12/11-18/11 2007
  • 22/10-28/10 2007
  • 15/10-21/10 2007
  • 24/09-30/09 2007
  • 13/08-19/08 2007
  • 30/07-05/08 2007
  • 23/07-29/07 2007
  • 16/07-22/07 2007
  • 09/07-15/07 2007
  • 11/06-17/06 2007
  • 04/06-10/06 2007
  • 28/05-03/06 2007
  • 21/05-27/05 2007
  • 14/05-20/05 2007
  • 07/05-13/05 2007
  • 30/04-06/05 2007
  • 23/04-29/04 2007
  • 16/04-22/04 2007
  • 09/04-15/04 2007
  • 02/04-08/04 2007
    Foto
    De tijd van toen ...
    Nostalgische verhalen
    Over de oorlog, kindertijd, jeugd, verliefdheid, legerdienst en later leven.
    18-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het Koffieservies (deel 3)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen
    ‘Oh God, oh God, jongens toch…’ Jammert ze.’Hoe hebben jullie dat in Gods naam gedaan?’ Door mijn tranen heen vertel ik over het geld dat in de kast lag om brood te gaan halen.
    ’Leugenaar!’ Zegt ze, ‘er is geen geld in huis. Ge hebt zeker weer naar de suikerklontjes gezocht? Snoepen hé altijd maar snoepen!’ En in een opwelling van woede wil ze mij een oorveeg geven maar dat lukt maar half omdat ik nog net kan wegduiken.
    Na een tijdje herwint ze haar kalmte, haalt een bezem, veegt alle scherven bijeen en vult er een grote verzinkte waskuip mee.
    ’Jullie pa zal heel erg kwaad zijn’ zegt ze, ‘je kan een dik pak slaag verwachten, ga al maar naar bed, ik zal proberen hem eerst wat te kalmeren als hij thuis komt.’ Dat is geen slecht idee, en zo vlug als we kunnen kruipen we in ons klein tweepersoonsbed.
    Na een poosje horen we zijn zware stap op de sintels van het tuinpad en duiken nog dieper weg onder de lakens. Een ogenblik blijft het stil in de kamer. Dan horen we de sussende stem van ma maar plots, als een donderslag, klinkt er een luide vloek.
    ‘Waar zijn ze?’ Roept hij. ‘Nu is het genoeg geweest!’
    Briesend stormt hij onze kamer binnen en smijt de dekens van ons af. ’Kom eruit!’ Beveelt hij, ‘moeten wij daarvoor zo hard werken? En jullie alles zomaar naar den duvel doen?' Bevend van schrik staan we naast ons bed.
    ’Vooruit, maak jullie pakjes maar en ga ergens anders wonen. Ik wil jullie hier niet meer zien.’ Als van de hand Gods geslagen blijven we in een hoekje van de kamer staan. Wat nu?
    Ik had een bolwassing verwacht, maar dit? Buiten gesmeten worden voor iets dat ik niet expres gedaan heb, dat kan toch niet?
    Pa raast maar door, hij is ziedend van woede en werpt onze kleren en schoenen op de bedsprei en knoopt ze tot een bundeltje samen.
    ’Jullie zijn de nagels van mijn doodskist!’ ‘Ik kan niet verdienen wat jullie allemaal kapot maken.’ ‘Peins niet dat ik jullie nog langer zal eten geven...’
    Zijn woede is buiten alle proporties. Mil begint opnieuw te huilen en ma wil tussenbeide komen maar pa duwt haar onzacht opzij.
    Heel die scène duurt slechts een paar minuten maar lijkt ons een eeuwigheid. Als orgelpunt zwiert hij ons pakje met kleren de keuken in tot bij de voordeur. Een wrokkig gevoel maakt zich plots van mij meester. Als hij ons niet meer wil, wel dan zullen we maar gaan. Ik bijt op mijn onderlip om niet te huilen en stap resoluut naar de voordeur ‘Kom, Mil, we gaan in ons kamp in het bos wonen.’
    Pa schrikt zichtbaar van deze reactie. Hij voelt dat hij te ver is gegaan. Bliksemsnel springt hij me achterna en houdt me tegen.
    ’Hélaba manneke, waar gade gij naartoe?’ Vraagt hij bijna vriendelijk.
    De krop in mijn keel belet me om normaal te spreken.
    ’Weg...’ Stamel ik, 'weg,' en kan mijn tranen niet langer bedwingen. ’Kom maar binnen nu, ’t is al goed. Vooruit.’ Sust hij.
    Hij neemt me onder zachte dwang weer mee in de keuken.
    ’Nee, nee.., kom we gaan Mil.’Sputter ik nog tegen, terwijl ik eigenlijk blij ben dat we niet weg moeten.
    Nu komt ma tussenbeide. ‘Kom, kom, ’t is nu al lang goed geweest!’ moppert ze tegen pa en kijkt hem verwijtend aan.
    De kwaadheid van pa smelt als sneeuw voor de zon.. We krijgen nog een kop warme melk voor het slapen gaan en er wordt met geen woord meer over het voorval gesproken.
    Van het hele servies is enkel de porseleinen suikerpot ongeschonden overgebleven, omdat hij op het ogenblik van de ramp niet in de kast stond.
    De verklaring is eenvoudig: bij gebrek aan echte snoep was suiker voor ons een lekkernij en daarom stopte ma die suikerpot weg in haar slaapkamer.
    In 1993 zijn onze beide ouders gestorven. Ik wilde niks van meubels of huishoudgerief. Alléén die suikerpot in doorschijnend porselein heb ik meegenomen.
    Hij blijft voor mij een heel dierbaar souvenir.

    18-04-2007 om 00:00 geschreven door Fikske


    » Reageer (0)
    17-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen. Het koffieservies. (deel 1)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen  1945

    Als loodgieter/zinkbewerker maakt onze pa zinken buizen en dakvensters voor andere loodgieters en moeder helpt hem daarbij.
    Onlangs is hij met zijn eenmanszaakje naar Brussel verhuisd en huurt er een oude garage die als atelier werd ingericht.
    Elke ochtend zijn onze ouders al vóór half acht de deur uit en komen pas ’s avonds rond zeven uur weer thuis.
    Mijn broer en ik zijn nog maar net negen en tien jaar oud en veel alleen thuis.
    Wanneer we om vier uur van school komen vinden we de grote sleutel van de voordeur terug op dezelfde plaats waar we hem die ochtend verstopt hebben; achter een losse plank van de deur in het kakhuisje.
    Onmiddellijk beginnen we aan de ons opgedragen huistaken.
    Mijn eerste werk is het aansteken van de Leuvense stoof en het leegmaken van de asbak. Daarna moet ik naar de kelder voor het vullen van de kolenbus.
    Mijn broer is al bezig met het schillen van de aardappels en het kuisen van de groenten die ma de avond daarvoor heeft klaargezet.
    Daarna loop ik langs achter door onze tuin langs de boomgaard van René van Fritz naar de enige pomp met drinkwater die onze buurt rijk is. Omdat we ons huisje huren van deze rijke boer mogen we daar ons water gaan halen.
    Meer dan een halfvolle emmer kan ik niet dragen en daarom loop ik meerdere keren heen en weer tot de twee wit gelakte emmers, die in ons washuis staan, gevuld zijn.
    Als de kachel eenmaal goed brandt en het wordt wat warmer in huis, maken we wat plaats op de keukentafel, draaien de vlam van de petroleumlamp wat hoger en beginnen aan ons huiswerk.

    In de lente van 1945, kort na de bevrijding, is echt wit brood nog vrij schaars en duur.
    Mijn vader heeft vernomen dat er in Kraainem bij bakker ‘Lomme Krol’ al te verkrijgen is en zijn moeder, mijn meter, zal er één voor ons kopen.
    Op donderdagnamiddag is het geen school en dan heb ik tijd genoeg om het te gaan halen vindt pa.
    ‘Vergeet dat wit brood niet te gaan halen, hé.’ Mil is al bang dat ik het vergeet.
    ‘Ik weet het,’ zeg ik, ‘maar waar heeft pa dat geld nu toch ergens gelegd om het te betalen?’
    Op de schouw zie ik niets liggen en op het marmeren blad van de enige kast in huis ook al niets.
    Misschien wel in de kast?
    Onderaan tussen de kasserollen en de borden is niets vinden. Dan maar in het bovenste deel kijken, de vitrinekast...
    Ondertussen heeft Mil zich aan de keukentafel gezet en is al begonnen aan zijn huiswerk.
    Ik ben net groot genoeg om één van de glazen deurtjes open te doen maar kan niet goed zien wat er op de bodem ligt.
    Ha! Daar ligt precies iets.
    Onder een stapel schoteltjes en kopjes van het porseleinen koffieservies ontwaar ik een paar bankbriefjes!
    Om erbij te kunnen ga ik op mijn tenen staan en trek me met één hand aan de rand van de kast omhoog maar ... plots kantelt de vitrine lichtjes in mijn richting!
    Ik schrik en probeer de kast terug rechtop te krijgen doch dat lukt maar half en als in een vertraagde film schuiven alle kopjes een borden in mijn richting ...
    Ik probeer te roepen maar er komt geen klank over mijn lippen omdat ik al mijn krachten nodig heb om de kast tegen te houden, anders valt ze over mij en wordt ik verpletterd ...

    17-04-2007 om 00:00 geschreven door Fikske


    » Reageer (0)
    16-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De bevrijding - 4 September 1944
    Klik op de afbeelding om de link te volgen  - 1944

    Begin september 1944 trekken de Engelsen, Amerikanen en Canadezen vanuit Frankrijk, België binnen en één dag later zijn ze al in Brussel.

    De laatste Duitsers maken zich uit de voeten met alles wat enigszins kan rijden. Zo worden er nog heel wat fietsen en paarden met kar weggehaald en gestolen bij de burgers.
    Langs de Mechelsesteenweg zien we een personenauto voorbijrijden waaraan langs weerszijden een lang touw is vastgemaakt. Aan elk touw hangen wel tien fietsende Duitsers die zich op die manier laten voortslepen.
    Tot op de dag van de intocht der Canadezen wordt er nog overal geschoten en houden kleine groepjes Duitsers stand.
    In de chaos die ontstaat raken vele Duitsers niet tijdig meer weg en moeten zich overgeven aan de geallieerden.
    ‘Ze komen, ze komen,’ roept Julien onze buurjongen, ‘in Oppem staat iedereen al op straat, haast jullie!’ Hij is buiten adem en laat zich uitgeput op een stoel neervallen.
    Als een lopend vuurtje verspreidt zich het nieuws dat ‘ze’ vanuit Waterloo over de Mechelse steenweg in onze richting komen.
    Als vader dit hoort aarzelt hij geen ogenblik en grijpt mij en mijn broer bij de hand om te gaan kijken. Hij is vreselijk opgewonden en wij moeten heel de tijd lopen om te kunnen volgen terwijl hij ons voort sleurt.
    Het is anderhalve kilometer lopen en onderweg komen we almaar meer lachende en drukdoende mensen tegen die zich net als wij naar de steenweg haasten.
    Als we nog ruim vijfhonderd meter van ons doel verwijderd zijn horen we het al; Het doffe geraas van zware voertuigen dat in vlagen overstemd wordt door het enthousiaste geroep en gejuich van de menigte.
    Dan zien we ze ook! Over de kasseien van de steenweg daveren de tanks en de legervoertuigen in lange colonnes voorbij. Soldaten steken met hun bovenlichaam uit hun tank of zitten rond de koepel en wuiven naar iedereen.
    Enkele jonge waaghalzen kruipen op de rijdende pantsers, geven de soldaten de hand en bedelden om chocolade en sigaretten. Ook meisjes en jonge vrouwen worden op de voertuigen gehesen en werpen zich zonder scrupules in de armen van de soldaten.
    Langs de steenweg ziet het zwart van de joelende massa, jong en oud, iedereen is daar! Velen onder hen dansen, zwaaien met Belgische vlaggen  en zingen tot hun kelen er schor van worden. Iedereen grijpt iedereen vast, de vreugde is onbeschrijfelijk.
    Mensen wenen van geluk en voor het eerst zie ik tranen lopen over de wangen van mijn vader.
      

    Er zijn ook minder prettige taferelen. Om hun opgekropte frustraties van vier jaar verdrukking bot te vieren klimmen enkele heethoofden op het balkon van een huis met uitgestoken Belgische vlag en steken deze in brand. Het blijkt het huis te zijn van iemand die met de Duitsers heeft gecollaboreerd en zich nu een goede  Belg wil tonen door de vlag uit te hangen.
    De ‘zwarte’ wordt uit zijn huis gesleurd en de soldaten moeten ingrijpen om te voorkomen dat hij ter plekke wordt doodgeslagen.
     We zien ook vrouwen met kaalgeschoren schedels die midden op de straat worden uitgescholden en met allerlei voorwerpen bekogeld.
    ‘Waarom doen ze dat pa?’ Vraag ik, maar hij antwoordt niet.
    Later hoorden we zeggen dat die vrouwen gestraft werden  omdat ze met de Duitsers hadden ‘gelopen’. Ik begreep er niks van.
    Aan de voorbijtrekkende voertuigen komt haast geen einde en vader besluit dan maar om naar huis te gaan.
    Onderweg is hij nog steeds erg nerveus en op een gegeven ogenblik haalt hij iets uit zijn broekzak, frommelt het bijeen en werpt het in de haag langs de beekstraat.
    Plots realiseert hij zich dat er iets fout is, draait zich om en loopt even terug. Hij duikt tussen de haag en haalt er het verfomfaaide papiertje weer uit. Wanneer hij het openvouwt ziet hij dat het een briefje van vijftig frank is. Hij fluit tussen zijn tanden en zegt opgelucht: ‘Wat een geluk dat ik het gezien heb want anders konden we morgen geen brood kopen.’ Hij lacht hartelijk om zijn stommiteit en uitgelaten stappen we verder naar huis.

    De komst van de Amerikanen luidt voor ons een heel nieuw tijdperk in. Het is niet alleen het einde van de oorlog maar ook het begin van vrede die wij als kind nooit hebben gekend.
    Al spoedig heeft Louis weer werk en komt er geld binnen en hierdoor ook beter eten op tafel. Nieuwe dingen ook, die we nog nooit gegeten hebben.
    Ik herinner mij dat pa eens bananen had meegebracht en ze ons liet proeven. Als hij ze te voorschijn haalt ben ik diep ontgoocheld omdat ze niet mooi rond en lang zijn zoals men altijd vertelde, maar krom en hoekig. De smaak valt echter wel mee en ook de sinaasappels en de chocolade zijn lekker.

    Op de  renbaan van Sterrebeek slaan de Amerikanen een heel legerkamp  op.
    Er staan wel honderd grote tenten en de soldaten zijn vriendelijk en delen vaak chocolade, koekjes en kauwgom uit.
    Wie zijn zuster kan overtuigen om een afspraakje te maken met een soldaat zit gebeiteld en krijgt alles wat zijn hartje lust.

    Wij hebben geen zuster maar halen wel regelmatig de vuile was op bij de soldaten om deze door ons moeder te laten doen. Zij wordt niet betaald voor de was maar krijgt in ruil dubbel zoveel stukken zeep dan ze nodig heeft. Hiermee kan ze ook onze eigen was doen.
    Toch krijgen wij van de soldaten nog snoep en ook sigaretten, maar dat vertellen we thuis natuurlijk niet.
    Eén keer krijgen we ook enkele witte, langwerpige ballons. We blazen ze op en spelen er mee met de jongens en meisjes in onze buurt.
    We vragen ons af of Amerikaanse ballons allemaal zo een eigenaardige lange vorm hebben. 

    Wanneer  moeder deze ‘ballons’ ziet wordt ze vuurrood en pakt het ‘speeltuig’ af terwijl ze ons verbiedt om die ‘dingen’ nog aan te nemen. Wij begrijpen haar houding niet, maar later komen we er achter dat deze ballons eigelijk niet dienen om opgeblazen te worden ... 

                          
                   



    16-04-2007 om 00:00 geschreven door Fikske


    » Reageer (0)
    15-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Bedrieger, bedrogen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen
    1945

    De oorlog is bijna voorbij en toch is er nog voedselschaarste.

    Nadat de broer van mijn vader, nonkel Jef, zich zo 'schandalig ' had gedragen, met die zware slagen op onze voordeur die vroege ochtend in 1942, en mijn pa de stuipen op het lijf had gejaagd door te roepen: OPEN MACHEN GESTAPO !!!, was de relatie tussen de twee broers lange tijd sterk bekoeld.
    Mijn ma wil absoluut niet meer met haar schoonbroer spreken en zeker niet op bezoek gaan in zijn café aan de kerk.

    Mijn vader daarentegen is minder rancuneus dan ons moeder en nadat die smakeloze 'grap' al een paar jaar achter de rug is, brengt hij zijn oudere broer opnieuw een bezoekje.
    Ons moeder is razend omdat haar man zo lang weg blijft en zijn eten koud wordt maar bovendien maakt ze zich vooral zorgen omdat hij misschien te veel zal gedronken hebben als hij naar huis komt.

    Als hij tenslotte toch thuis komt is vader lichtelijk aangeschoten en lacht de hele tijd.
    Ma wordt hierdoor nog kwader en wil weten wat er aan de hand is.
    ‘Zet u hier bij mij aan tafel,’ zegt pa, nog steeds lachend en blijkbaar nagenietend van wat hij heeft meegemaakt. ‘Ik zal het je vertellen.’
    Onder het inscheppen van zijn eten begint hij:

    ‘Onze Jef heeft vandaag zijn lesje geleerd.' Lacht hij.
    'Jullie hebben toch niet gevochten?' Wil ma dadelijk weten.
    'Maar nee, ge kent mij toch, ik ben gene vechter.'
    'Wat er gebeurd is, is zijn eigen schuld. Hij verdient niet beter.'
    'Zeg dan toch wat er is gebeurd.' Ma schuift bij hem aan tafel.
    Mijn broer en ik leggen onze kin op tafel en luisteren mee met open mond.

    'Wel, onze Jef is altijd met allerlei louche zaakjes aan 't foefelen geweest hé, en als hij ergens profijt kan uittrekken zal hij het niet laten.'
    'In zijn café is altijd wel iets te koop achter den toog (in de smokkel), verstaat ge? En als ge geld hebt kan je bij hem alles verkrijgen.'
    'Nu is er daar deze namiddag een sjieken type binnengekomen met een valies en die sprak nogal met een raar accent. Precies Hollands.'
    'Hij vroeg of de Jef geen boter wilde kopen want hij had nog één klomp van vijf kilo over van een levering die hij was gaan doen in Brussel.'
    'Onze Jef wilde eerst eens proeven of het wel échte boter was en met een klein mesje sneed dien Hollander er een stukske af. Hij heeft mij ook laten proeven en ik moet zeggen het was echte boter, zonder twijfel.'
    'Dan hebben ze een beetje gediscuteerd over de prijs, maar vermits het dienen Hollander zijne laatste klomp was maakte hij ne hele goeie prijs.'
    'Onze Jef vond vijf kilo toch wat veel en wilde maar de helft van die klomp, maar dat wilde dien Hollander niet weten: het was alles of niks.'
    'Als de verkoop gesloten en betaald was moest dien Hollander rap vertrekken want zijne compagnon wachtte op hem aan de tramhalte.'

    'Onze Jef heeft dan een groot broodmes gepakt om die vijf kilo door te snijden en te verdelen in kleine pakjes voor zijn beste klanten.'
    'Ik zien nog zijn gezicht als ... ' Pa is ondertussen in een lachbui uitgebarsten en kan een paar tellen niets meer uitbrengen.
    'Watte?' vraagt ma ongeduldig. 'Zeg het!'
    'Onze Jef had al de moeite van de wereld om met zijn mes door die boter te geraken,... en als hij er plots door schiet en die klomp in twee stukken openvalt, zit er daar in het midden een dikke ...Haha, Witte kool !!!'

    15-04-2007 om 00:00 geschreven door Fikske


    » Reageer (0)
    14-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De laatste loodjes ...
    Klik op de afbeelding om de link te volgen 1944 - 1945

    Tegen het einde van de oorlog worden de mensen nog meer op de proef gesteld dan voordien maar het leven gaat door ...
    De Duitsers voelen dat de geallieerden in aantocht zijn en willen zo lang mogelijk stand houden in de bezette gebieden. Dit brengt hen soms tot daden van wanhoop en frustratie, ook tegenover de burgerbevolking.
    De mensen zijn uitgeput van deze vier jaar lange bezetting en kijken uit naar de komst van de geallieerde troepen.
    De laatste loodjes wegen het zwaarst zegt men altijd, en dat is ook zo.
    Op school krijgen we geen vitamines meer omdat de voorraad waarschijnlijk op is. Ook het voedsel wordt almaar schaarser en slechter. Dikke mensen zie je haast niet, dikke kinderen nog veel minder.
    In de zomer lopen we vaak met ontbloot bovenlijf of in een hemdje zonder mouwen, maar ik ben zó mager dat ik me schaam als de mensen naar mij kijken. Mijn bovenarmen zijn zó dun dat ik ze niet gewoon durf laten hangen omdat mijn ellebogen er dan uitzien als dikke knokige knobbels.
    Ik heb er wat op gevonden om mijn biceps dikker te laten lijken en loop vanaf nu met gebogen armen rond.
    De ribben van mijn borstkas zijn zonder moeite te tellen, en toch heb ik een dik, opgezwollen buikje. Eigenaardig is dat.
    Na de oorlog moet ik twee maal in de week bij de dokter onder een speciale lamp gaan liggen omdat ik - net als mijn broer  -  een tekort aan vitamines heb, zegt hij ...
    Het nieuws van de landing in Normandie doet de hoop op een snelle bevrijding weer opleven.
    Bijna dagelijks vliegen honderden Engelse bommenwerpers heel hoog boven onze hoofden oostwaarts, richting Duitsland. Het gedaver van de vliegtuigen wordt overstemt door het luchtafweergeschut van de Duitse artillerie. Hoog in de lucht zien we de kleine wolkjes van ontploffende granaten die meestal niet hoog genoeg reiken om de vliegtuigen te kunnen treffen.

    Nieuwsgierig willen we altijd buiten naar de vele kleine wolkjes gaan kijken maar worden telkens door ma of pa naar binnen gesleurd uit angst dat vallende brokstukken (schrapnels) ons zouden raken.
    Een ander, nieuw verschijnsel aan de hemel zijn de V-1 bommen met hun typisch brommend geluid. Ze vliegen laag en we horen ze pas aankomen als ze al dichtbij zijn. Meestal vliegen ze sputterend over onze hoofden voorbij maar één keer is het bijna raak.
    Op tweehonderd meter van ons huisje, boven de Pachthofdreef, valt plots de motor stil ...
    Mil en ik zijn buiten en pa werpt zich met een tijgersprong op ons en duwt onze hoofden in het gras langs de kant van de weg.
    ‘Blijven liggen!’ beveelt hij, als ik mijn hoofd optil om te kijken.
    Geluidloos zweeft het tuig over ons huis en pas na een halve minuut horen we de zware ontploffing.
    Later horen we vertellen dat de V-1 insloeg juist naast het kasteeltje van Withouck, dicht bij de Vier Armen.
     
    Vlak vóór de druivenserres in de boomgaard van onze huisbaas - boer René - worden twee "abri’s" (schuilkelders) gemaakt.
    Het zijn gewoon twee diepe putten die mijn vader en de buren, van de andere twee huurhuisjes, uitgegraven hebben. Over de putten liggen grote ijzeren golfplaten - witloofplaten - en het geheel is afgedekt met bussels stro en aarde.
    Telkens als er vliegtuigen in aantocht zijn worden de mensen verwittigd door loeiende sirenes.
    Bij de eerste jankende klanken rennen we naar de abri en kruipen zo diep mogelijk in de put, heel dicht tegen elkaar aan.
    Op een dag is het weer zo ver en iedereen loopt al naar zijn schuilplaats. Waarom ik steeds blijf treuzelen en achterblijf weet ik niet maar het gebulder der kanonnen is al losgebarsten als ik langs de achterdeur van ons huisje naar buiten loop, richting abri.
    Plots weerklinken geweerschoten. Verstijfd van schrik blijf ik tegen de muur van de varkensstallen staan.
    Enkele Duitse soldaten zijn in een gevecht gewikkeld met leden van de weerstand. De ‘Witte’ Brigade zoals wij hen noemen. Er wordt heen en weer geschoten tussen de huizen.
    Vanuit de abri hoor ik mijn naam roepen. De schrille stem van moeder gaat door merg en been.
    Ik durf niet bewegen en twijfel tussen doorlopen of weer het huis in gaan.
    Dan roept ma een tweede keer, nog luider en angstiger deze keer.

    Als van een bij gestoken ren ik naar de schuilkelder ... maar op het moment dat ik het houten tuinpoortje openduw om in de weide te komen, slaat een salvo kogels, net boven mijn hoofd, de plankjes van het hekje aan diggelen.
    In twee sprongen ben ik bij de put en duik er hals over kop in.
    Pa grijpt me bij de arm en trekt me recht. Ik voel geen pijn maar kijk bang afwachtend naar zijn gezicht ... het paar oorvijgen die nu moeten volgen blijft uit. Hij vergeet gewoon om me te straffen voor mijn getreuzel.
    Zijn mijn ouders echt zo blij dat ik nog leef?

    14-04-2007 om 19:00 geschreven door Fikske


    » Reageer (0)
    13-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gestapo
    Klik op de afbeelding om de link te volgen - 1942 - 1943

    In de dagen en weken die op zijn vrijlating volgden zocht Louis koortsachtig naar werk maar kon niet zo gemakkelijk aan de slag.
    De bezetter had nochtans in Duitsland veel werkkrachten nodig en beloofde goede verdiensten, goed eten en regelmatige terugkeer met verlof naar België, maar pa wilde niet opnieuw naar Duitsland om er in een of andere fabriek munitie en oorlogsmateriaal te gaan maken voor de vijand. 
    Ondertussen had hij deeltijds werk gekregen als loodgieter bij zijn vroegere werkgever, maar toch werd hij, net als vele anderen, al na een paar maanden door de Duitsers opgeroepen en onder 'zachte dwang' naar de fabrieken gestuurd.
    Moeder werkte drie dagen in de week als poetsvrouw en wij waren groot genoeg om naar school te gaan of alleen thuis te blijven.
    Na enkele maanden wilde Louis graag naar huis terugkeren maar kreeg geen toestemming Naarmate de oorlog langer duurde verloren de Duitsers alsmaar meer mensen en materiaal en elke arbeidskracht in Duitsland was onmisbaar geworden waardoor de buitenlandse werkers daar moesten blijven.
    Kort vóór Kerstmis 1944 had pa eindelijk geluk en lieten ze hem een weekje gaan. 
    'Vóór Weihnacht moet ik terug zijn hebben ze me gezegd,' grinnikte hij, 'maar dat zal niet waar zijn, zelfs met geen tien paarden krijgen ze me nog ooit terug!'
    'En als ze je komen halen?' vroeg ma vol schrik. ' Anderen zijn opgepakt nadat ze niet zijn teruggekeerd. Ik hoor dat de Gestapo weer fel aan 't zoeken is.'
    ' Laat ze maar komen zoeken, ze zullen mij niet vinden...' zei hij zelfverzekerd.
    ' Maar wat als ze me ondervragen? '
    ' Luister vrouw, ge zegt gewoon dat ik terug ben gegaan zoals ze gevraagd hebben; Vóór Weinnacht teruggegaan! '
    Zanderin was er niet gerust in maar wilde ook niet dat haar man ons opnieuw alleen liet.

    De volgende dag al begon hij met het in orde brengen van een schuilplaats.
    Er was een kleine ruimte tussen de keldertrap en het plafond in het washuis. Deze opening timmerde hij dicht en maakte in de planken zoldervloer een verborgen luik. Hierdoor kon hij zich bij onraad laten zakken en het boven zijn hoofd weer dichttrekken. Mijn moeder was  op van de zenuwen en smeekte hem om toch maar liever niet thuis te blijven slapen want 's nachts werden de meeste jongens opgepakt.
    De week na Kerstmis begon de spanning al. Hij was niet teruggekeerd ...
    Onze voordeur was overdag altijd open geweest, maar nu leefden we constant met de deur op slot en schoven we er nog de grendel voor ook.
    Gedurende de week werkte ons moeder nu als huishoudster bij mijnheer en mevrouw Danné, die in een riante villa woonden aan de rand van het Zoniënwoud. 
    Uit compassie mocht Louis er ook gaan werken, achter in de tuin, waar hij vanaf de straat niet kon gezien worden. Echter niet voor lang, want na enkele dagen vonden de Danné's  het verstoppertje spelen te riskant en moest hij niet meer komen.
    Moeder werkte er eigenlijk voor een hongerloon want ze kreeg slechts vier frank per uur, terwijl één ei, op de zwarte markt, dertien frank koste.
    Uit angst om opgepakt te worden, durfde mijn vader bijna nooit meer thuis slapen.
    Beurtelings sliep hij een paar nachten bij zijn moeder in Kraainem, dan weer bij zijn zus Liza in Oppem of nog ergens anders, ik weet niet meer waar.
    Vroeg in de ochtend - meestal als het nog donker was - kwam hij soms naar huis om te ontbijten.
    Op een morgen zaten we met ons vier aan tafel als er plots hevig op de voordeur werd gebonsd.
    'Open machen! Gestapo!' Riep een luide stem.
    Nooit heb ik mijn vader zo snel zien reageren.
    'Wacht met opendoen!' Siste hij tegen ma.
    In tegenstelling tot wat we hadden verwacht liep hij niet naar het luik op zolder, maar stormde als een bezetene langs de achterdeur naar buiten.
    Hij rende door onze kleine tuin en sprong als een opgejaagde hinde over de prikkeldraad van de aanpalende boomgaard, waarna hij als de bliksem tussen de bomen verdween...
     
    Er waren hooguit vijftien seconden verlopen tussen het bonzen op de deur en zijn verdwijning.
    Mijn moeder treuzelde opzettelijk met de zware grendel en de sleutel.
    'Moment, moment,...' zei ze met bevende stem.
    Mijn broer en ik zaten lijkbleek, en als vastgenageld, te beven op onze stoel.
    Voorzichtig opende ma de deur op een kier...

    Een bulderend schaterlach kwam de kamer ingerold.
    Breed lachend stond hij daar: nonkel Jef, de oudere broer van pa.
    Het aangezicht van ons moeder verstarde. Haar angst sloeg om in kwaadheid en haar ogen werden groot en schoten vuur. In een opwelling van woede balde ze haar vuisten en stak ze naar hem op.
    'Gij vuile... vuile smeerlap.' stamelde ze, 'maak dat ge weg komt of ik doe een ongeluk!'
    'Allé, ge moet u niet zo opwinden,' zei hij kleintjes, 'het was toch maar voor te lachen hé!'
    Hij maakte aanstalten om binnen te komen, maar vol kolere sloeg ma in één beweging de deur voor zijn neus dicht.
    'Ga ergens anders de mensen voor de zot houden.' Schreeuwde ze door de gesloten deur heen. 'Ge moest beschaamd zijn, gij!'

    Hij droop af... en het heeft tot na de oorlog geduurd eer mijn vader opnieuw met zijn broer wilde spreken.
    Bij mijn moeder had hij het helemaal verkorven. Ze bleef hem jarenlang negeren.
    Pas vele jaren later heeft ze hem deze wansmakelijke grap kunnen vergeven.

    13-04-2007 om 00:00 geschreven door Fikske


    » Reageer (0)
    12-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Meester '˜Bagger' - (Deel 3)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen 'De dorstigen laven' is één van de zeven werken van barmhartigheid beweert de meester met klem en hij gebiedt een paar jongens om een emmer koel water te gaan halen aan de pomp.

    De zomers van vroeger waren veel warmer dan die van nu, vind ik, en bij het hardlopen op de speelplaats hangt de tong vaak van groten dorst uit onze mond.
    Meester Bagger vat post in de schaduw van het afdak, ‘den hangaar’ genoemd. Alle dorstige jongens staan in een lange rij te wachten. Gewapend met een kopje in de hand buigt de weldoener zich over de emmer water en schept voor elke leerling om beurten wat in.
    Wie het kopje niet helemaal leegdrinkt moet het overschot met een brede zwaai uitgieten over het speelplein. ‘Dat is proper en voorkomt dat we ziekten doorgeven,’ heeft hij ons geleerd.
    Als ik aan de beurt ben gooi ik met een ferme zwier de resterende inhoud van het kopje over het plein. Groot is mijn verbazing als het kopje meevliegt en in honderd stukken op de stenen kapot spat. Ontstelt kijk ik naar mijn wijsvinger waarrond het afgebroken oor is blijven hangen.
    ‘Lompe vlegel! Kijk nu wat je gedaan hebt.’ Scheld den Bagger en ik krijg een lap rond mijn oren. ‘Morgen breng je een ander kopje mee, is dat verstaan?’

    Op haar beurt scheldt moeder op mij als ik uitleg waarom ik een vervangkopje moet hebben.
    Wij hebben enkel grote koppen zonder oor waaruit we ook soep drinken en daarmee moet ik het dan maar doen.
    Ze geeft me haar slechtste exemplaar mee waar duidelijk zichtbaar een bruine barst in zit.
    Ik ben echt beschaamd als ik het aan de meester afgeef maar hij begrijpt het en voor de rest van de zomer heeft deze ‘soepkom’ gediend om de dorstige kelen te laven.

    Ik ben maar één keer kwaad geweest op meester Bagger en dat was toen hij, blijkbaar in een norse bui, zijn pijp op mijn hoofd uitklopte.
    We stonden in de gang van de school te wachten om naar huis te gaan en op zijn teken om naar buiten te stormen. Ik was een beetje traag naar zijn goesting en liep hem voor de voeten.
    Plots voelde ik drie harde tikken op mijn achterhoofd. Het deed vreselijk pijn en de as en restjes tabak hingen in mijn haar en vielen achter in mijn nek. Gelukkig brandde de pijp niet meer, maar de tranen sprongen in mijn ogen en ik durfde niks te zeggen uit schrik om te moeten nablijven.
    Een week lang heb ik een dikke bult op mijn hoofd gehad.
    Thuis wilde ik bij vader mijn beklag doen en vertelde het gebeurde maar hij vond het een goeie grap van ‘den Bagger’ en scheet me vierkant uit. Hij schokte van het lachen.
    ‘Ge zult wel iets uitgestoken hebben.’ Zei hij tenslotte, ‘Anders doet den Bagger zoiets niet. Het is anders de braafste meester van heel de school, dat zegt ge zelf toch altijd.’ En daarmee was de kous af.
    Toendertijd thuis gaan vertellen dat je van de meester straf of slaag gekregen had was een riskante onderneming want meestal kreeg je er nog een paar oorvijgen van ma of pa bovenop.

    Veel later, toen ik al getrouwd was, en bij de waterdienst van de gemeente werkte moest ik jaarlijks de stand van de tellers gaan opnemen en ben ik nog eens bij den Bagger aan huis geweest. De meester was toen al jaren met pensioen en wij hebben samen gezellig koffie en een paar druppels jenever gedronken en nog héél lang nagepraat over vroeger en de school. Het voorval met de pijp herinnerde hij zich niet meer, zei hij, maar van het voetballen wist hij nog alles.
    Den Bagger is enkele jaartjes later gestorven maar bij onze laatste ontmoeting wist ik nog niet dat zijn jongste kleindochter de vrouw zou worden van mijn oudste zoon.

    12-04-2007 om 00:00 geschreven door Fikske


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Meester '˜Bagger' - (Deel 2)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen .... De schoolbel rinkelt luid. Ha, speeltijd!

    We staan te trappelen in de gang en als ‘de meester’ het teken geeft stormen we als een wervelwind naar buiten. De voormiddag is alweer bijna om.

    Iedere week krijgen we bij ‘den Bagger’ één uurtje gymnastiek.
    Aan de achterkant van de school ligt nog een klein onbewerkt stukje grasland. Het enige dat overgebleven is nadat alle mogelijke en onmogelijke lapjes grond, tot zelfs sommige stoepen toe, zijn omgespit en beplant met aardappels of ander eetbare gewassen.
    Het pleintje, zoals we dit stukje noemen, moet dienen om de schoolgaande jeugd te laten 'bewegen'.
    'Bewegen' is bij meester Bagger bijna altijd: voetbal! Eén uurtje is kort en de meester vergeet vaak op zijn horloge te kijken, dus… het kan wat uitlopen.
    Een echte lederen voetbal is nergens te krijgen en daarom behelpen we ons met wat voorhanden is.
    De school zelf bezit geen bal maar meestal brengt een van de jongens een versleten speelbal van thuis mee die hij stiekem van zijn zusje gestolen heeft.
    Deze meisjesballen zijn gemaakt uit rubber van zeer bedenkelijke kwaliteit en meestal met veelkleurige bloemen of strepen beschilderd. Heel dikwijls zijn ze al zo plat geworden dat er geen veerkracht meer in zit, maar het is in elk geval beter dan te moeten sjotten op een voddenbal of een conservenblik.

    De voetbalteams werden samengesteld. Twee jongens, door den Bagger aangeduid, kiezen elk om beurt een jongen uit de groep. Wie niet goed kan voetballen wordt als laatste gekozen, punt uit.
    Enkele mutsen een sjaal of een vest doen dienst als doelpaal.
    Er wordt lustig gestampt en meester Bagger, de scheidsrechter, staat kaarsrecht als een boom midden op het veld. Bewegen doet hij niet, maar als er een bal wat dicht in zijn buurt komt trapt hij die met de met de punt van zijn rechterschoen keihard in de richting van één van beide goals.
    Vandaag trapt hij met zulke kracht op de slappe bal dat deze met een luide knal openscheurt en als een schotelvod over zijn zwarte lakeischoen blijft hangen.
    Zijn aangezicht wordt vuurrood van het verschieten en wanneer de eigenaar van de bal hartstochtelijk begin te wenen weet hij met zichzelf geen raad. Om zijn gezicht te redden belooft hij een nieuwe bal te zullen kopen maar niemand gelooft hem.
    ’s Anderendaags echter heeft hij twee nieuwe ballen mee.
    ‘Hier zie,’ zegt hij tegen de huilebalk van gisteren, ‘en maak hem nu niet meer kapot hé!’
    De andere bal verbergt de meester in zijn lessenaar. Niemand van de andere klassen mag hem ooit gebruiken. ‘ Ze moeten maar zelf een bal kopen.’ Zegt hij egoïstisch.

    12-04-2007 om 00:00 geschreven door Fikske


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Meester 'Bagger' - (Deel 1)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen - 1942 - 1945
    Onder de oorlog naar school gaan was niet altijd gemakkelijk.
    Toen een Engelse bommenwerper waarvan één van de motoren uitgevallen was zijn lading niet ver uit de buurt van de school moest laten vallen waren alle ruiten aan diggelen en hadden we onverwacht enkele weken verlof.
    De diepe kraters van de bommen waren voor ons een extra speelplaats geworden en ondanks het verbod van onze ouders waren we er met geen stokken weg te slaan.

    Aan één bepaalde meester uit deze gemeenteschool bewaar ik een speciale herinnering.
    Een van de meest kleurrijke figuren uit onze kinderjaren is Frans De Keyzer.
    Als schoolmeester heeft hij een grote invloed op ons en er kan bijna geen dag voorbij gaan of wij krijgen op een of andere manier met hem te maken.
    Mede door zijn donkere hoornen bril waarboven twee zware zwarte wenkbrauwen uitsteken en zijn dikke zwarte snor, heeft hij een streng uiterlijk, maar hij is het eigenlijk niet.
    Toch houdt hij erg van orde en stiptheid want niets kan hem meer doen steigeren dan iemand die te laat komt in de klas of zich slordig gedraagt of kleedt. Hijzelf heeft altijd een piekfijn en afgeborsteld kostuum aan van donkergrijze stof, en op zijn hoofd de onafscheidelijke zwarte deukhoed.
    Wanneer hij ’s middags of ’s avonds de rij schoolkinderen over de tramrails tot aan het ‘veldeke’ richting dorp toe begeleidt, zwaait hij voortdurend met zijn wandelstok en tikt ermee tegen je benen als je ook maar durft met één voet van de stoep te stappen.
    Voor zover ik weet geeft hij al jaren les in het voorlaatste klaslokaal en voor dezelfde twee leerjaren tegelijk, het derde en het vierde. Alle klaslokalen in onze gemeenteschool zijn dubbel zodat je steeds twee jaar bij dezelfde meester of juffrouw doorbrengt.
    Waar zijn bijnaam ‘Den Bagger’ vandaan komt weet ik niet maar toch noemt iedereen hem zo, tenminste als hij het niet hoort.
    Meestal rookt hij een pijp, ook tijdens de les en dat wordt in deze tijd nog als normaal beschouwd.
    Voor velen is hij de plezantste meester die we al ooit gehad hebben, vooral omdat je bij hem niet veel moet doen in de klas en je heel weinig of geen huiswerk krijgt.

    Frans De Keyzer houdt van vaste rituelen en één daarvan is het dagelijks doen maken van de tafels van vermenigvuldiging. Volgens hem zijn de tafels de basis van alle kennis.
    Elke morgen om acht uur dertig wanneer we in onze banken hebben plaatsgenomen en het gebed is opgezegd, nemen we lei en griffel en beginnen er de tafels op te schrijven.
    Ondertussen  zit “de meester” rustig in zijn gemakkelijke stoel en laat dikke rookwolken van achter zijn dunne oorlogskrant omhoogstijgen. Stiekem loert hij af en toe over de rand van zijn dagblad en verrast een toevallige babbelaar met een snedig; ‘Verder werken en niet babbelen Jef… of Pierrre of Jan.’
    Na verloop van tijd zegt hij steevast ‘Wie gedaan heeft houdt zich nu maar verder nuttig bezig.’
    Dit betekent dat hij nog niet klaar is met lezen.
    Zich ‘nuttig bezighouden’ kan van alles zijn: lezen in ons leesboek, een tekening maken of gewoon stil in je bank blijven zitten, liefst met de armen gekruist.
    Niet iedereen houdt zich daaraan en er wordt wel wat gefezeld en geduwd met de ellebogen zodat het nooit helemaal stil is in de klas.
    Na verloop van tijd wordt het toch wat te rumoerig en legt hij met tegenzin zijn pijp neer, vouwt de krant vierdubbel samen en komt wijdbeens op de rand van de houten trede staan, naast zijn lessenaar.
    Zoals een dirigent steekt hij plots een meetstokje in de hoogte en wacht tot het rumoer in de orkestbak ophoudt.
    Dan valt zijn rechterhand met een korte beweging naar beneden en beginnen we allen tegelijk de tafels van vermenigvuldiging af te dreunen.
    ‘- Eén maal één is één.’
    ‘- Twee maal één is twee.’
    De meester gaat weer achter zijn lessenaar zitten en blijft aan zijn opnieuw gestopte pijp zuigen zonder ze aan te steken.
    ‘… acht maal zes is achtenveertig...’
    Weer heeft hij zijn krant genomen en over de rand loeren zijn vinnige oogjes in onze richting…
    ‘- Negen maal tien is negentig.’…
    Opnieuw stijgen wolken op van achter de papieren muur.
    ‘- Tien maal tien is hondeeeerd!!’
    Lang rekken wij dat laatste woord om te laten weten dat het gedaan is. Je weet maar nooit of hij in slaap gesukkeld is…
    De schoolbel rinkelt luid. Ha, speeltijd ...


    12-04-2007 om 00:00 geschreven door Fikske


    » Reageer (0)
    11-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mil '˜Piot' en de zoetlingskes (Deel 2)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Plots stopt de plukker en kijkt gespannen in de richting van het pachthof...

    Een forse mannenstem roept: ‘Raymond, kom eens helpen om de koeien binnen te halen!’ Liefst van al wil ik nu weglopen maar besef dat mijn broer me nodig heeft om door de opening te geraken.
    Als een wervelwind glijdt de Piot uit de boom en rent in mijn richting. Net op tijd beseft hij dat de buit hem belet om soepel door de prikkeldraden te glippen. Hij laat zich voor de heiningdraad op de knieën vallen en trekt in één beweging de trui uit zijn broek. De appeltjes rollen in de kleine greppel onder aan de afspanning. Snel wil hij nu door het gat komen maar zijn loshangende pull-over blijf vasthaken in de scherpe punten.
    ‘Ik zit vast!’ Piept hij nerveus.
    We zien hoe het hek aan de benedenkant van de boomgaard openzwaait en boer René in de boomgaard stapt. Plots draait hij zich om, richting pachthof. ‘Raymond, waar blijft gij?’ Brult hij.
    Met zijn stok in aanslag stapt hij op de dichtstbijzijnde koe af. Het dier schrik en loopt de andere kant op, de man loopt achter haar aan, hij heeft ons niet gezien.
    Ondertussen probeer ik mijn broer te bevrijden en friemel aan het wollen kledingstuk. Onwillekeurig laat ik de bovenste draad wat losser en maak hierdoor het kluwen nog erger. De kleine zit nu aan beide kanten vast. Als een worm wringt hij zich uit zijn trui en laat zich hijgend naast mij in het gras vallen. Over zijn linkerwang zit een schram van een vijftal centimeter maar hij schijnt er niets van te voelen.
    We liggen plat in de greppel en wachten met kloppend hart op wat nu komen gaat. René zit nog steeds die ene koe achterna en wanneer hij ze door de poort naar buiten drijft staat hij met zijn rug naar ons en roept voor de derde keer naar zijn jongste zoon: ‘Raymond, luiaard, waar zit ge weer?’
    Mil maakt van die gelegenheid gebruik om met een paar rukken zijn pull-over los te trekken. Twee grote gaten in het breiwerk zijn het resultaat.
    We proppen onze broekzakken vol met zoetlingskes en sluipen op handen en voeten weg van deze gevaarlijke plek. De overige appels in de greppel halen we straks wel op als het donker is. Eenmaal aan ons tuinpoortje gekomen durven we weer rechtop lopen en schuiven vlug langs de achterdeur naar binnen. Aan de keukentafel laten we ons op een stoel neervallen en zonder dralen werken we onze buit naar binnen.
    Als moeder van haar werk komt en met haar fiets het steegje inrijdt, ziet ze ons buiten spelen. Nog vóór ze van haar fiets stapt heeft ze de rode schram op Mil zijn wang al gezien.
    ‘Hé wel, wat heb je nu weer uitgestoken? En waar is uw trui? Hebt gij gene kou?” Drie vragen tegelijk.
    ‘’t Is te warm,’ zegt Mil en glipt vlug naar binnen waar hij de kapotte trui snel in de kamer verstopt.
    ‘Vooruit gij ook naar binnen,’ en als ik haar passeer geeft ze me een tik tegen mijn achterhoofd. Eenmaal binnen haalt ma het brood uit de kast en begint dadelijk een boterham te snijden. ‘Vooruit aan tafel, we gaan eten!’
    Het kost haar heel wat moeite om het zwart rantsoenbrood te snijden want het plakt zodanig aan het mes dat ze een tweede mes nodig heeft om het eerste af te schrapen. Met tegenzin ga ik aan tafel zitten.
    ‘Ik heb geen honger,’ probeer ik.
    ‘Dan legt ge er uwe kop maar bij.’ Zegt ze resoluut.
    Ze is blijkbaar niet in de stemming om veel complimenten te maken.
    ‘En gij, schavuit, ook geen honger?’ vraagt ze aan Mil die ondertussen alweer zijn piottenmuts op heeft.
    ‘Wij hebben zoetelingskes gegeten die we gekregen hebben van Raymond,’ liegt hij ‘en straks krijgen we er nog.’ Hij pinkt in mijn richting en met zijn hand op zijn maag laat hij ostentatief een dikke boer.

    Ach ja, wat gebeurde er met die trui?
    Eigenlijk weet ik dat niet goed meer. Er zullen wel een paar oorvegen gevallen zijn zeker?
    De rest van de appeltjes zijn we gaan ophalen als het donker was. De boer heeft ons (toen, later wel) niet betrapt. Als we met de vracht thuiskwamen hebben we verteld dat Raymond ons die appeltjes gegeven had. Ons ma heeft ze in dank aanvaard en nadien nog eens 'nen dikke merci' gezegd tegen Maria, de moeder van Raymond. Dat mens wist eigenlijk van niks maar heeft toen toch niet verder gevraagd naar het waarom van die 'merci', gelukkig maar...

    11-04-2007 om 00:00 geschreven door Fikske


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mil '˜Piot' en de zoetlingskes - (Deel 1)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Onder de oorlog - 1942 ?
    De brede aardeweg loopt vanaf de straat tot aan het laatste van de drie tot woning omgebouwde paardenstallen. Wij wonen in het laatste rijtjeshuis.
    Het is een schamele woning met twee kleine houten ramen waartussen de zware staldeur staat. Deze deur doet nog steeds dienst als inkom. Door het smal portaal kom je via een tweede deur in de woonkamerkeuken terecht.
    Ma en pa slapen in de achterste kamer en het bijkamertje aan de voorkant is van Mil en mij. Ons ijzeren bed met stromatras is helemaal in de hoek geschoven waardoor de deur net genoeg open kan om binnen te kunnen gaan. Mijn slaapplek is tegen de muur, dat is veiliger want ik ben een beetje bang in het donker.
    Mil ligt aan de deurkant en minachtend zegt hij:
    ‘Ik ben een echte rakker, en gij zijt nen broekschijter.’
    Een ‘rakker’ geniet het respect van alle jongens op school en schrikschijters worden uitgelachen.
    Mijn broer is een echte schelm en durft veel meer dan ik die nochtans één jaar ouder ben. De grote jongens in onze buurt hitsen hem steeds op om kattenkwaad uit te steken en om hem dadelijk in actie te laten schieten volstaat het om te zeggen: ‘Allé Mileke, als ge 'dat' durft zijt ge een echte rakker!’
    De soldatenmuts met de rode flos, die hij van vader leende, is nog geen uur van zijne kop geweest. Onze buurman Tuur ziet hem voor het eerst en roept: ‘Hé, Mileke, nu ziet ge er uit als een echte Piot.’
    Meteen heeft hij zijn bijnaam vast: Mil Piot!

    Voorbij ons huisje versmalt de aardeweg en loopt tot aan de boomgaard van René van Fritz. Er staat een grote kerselaar, een boom met winterperen en verder staan er hoofdzakelijk hoogstamappelbomen.
    Het is laat in de namiddag wanneer we onopvallend bij de prikkeldraadafspanning blijven staan, juist tegenover een hoge appelboom met kleine zoete rode vruchten. Wij noemen ze 'zoetelingskes'.
    We proberen enkele afgevallen appeltjes op te rapen en steken onze arm zo ver mogelijk door de draad. De meeste zijn al rot of plat getrapt door de koeien die in het malse gras onder de bomen komen grazen. Eén mooie rijpe appel is midden in een verse koeienvla terechtgekomen en lijkt nog helemaal gaaf.
    ‘Hou die draden uit elkaar, ik ga hem halen,’ zegt de rakker. Met mijn zakdoek om mijn rechterhand gewikkeld trek ik voorzichtig de prikkeldraad omhoog. Vervolgens plaats ik mijn linkervoet op de onderste draad en duw hem fors naar beneden.
    Lenig als een kat wipt de kleine door de opening en is in twee tellen bij de buit. In één beweging grist hij de appel uit de groene smurrie en veegt hem snel proper aan het vochtige gras. Gulzig bijt hij er in maar spuwt onmiddellijk alles weer uit.
    ‘Bah, er zit een worm in!’ proest hij.
    Zonder even te twijfelen loopt hij naar de hoge boom en begint de klim en hijst zijn mager lijfje moeiteloos langs de stam omhoog. In geen tijd zit hij tussen de takken. Langs de halsopening van de trui die stevig in zijn broek steekt, propt hij haastig de mooie ronde appeltjes naar binnen. Een paar minuten later staat het kledingstuk helemaal bol en hangt zwaar door. Mil lijkt nu sterk op het bandenmannetje van Michelin.
    Plots stopt de plukker en kijkt gespannen in de richting van het pachthof...

    11-04-2007 om 00:00 geschreven door Fikske


    » Reageer (0)
    10-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Weer thuis
    Klik op de afbeelding om de link te volgen 1941 ?            De terugkeer
     

    We zagen hem voor het laatst bij de basiliek van Koekelberg toen zijn peloton de hoek om marcheerde maar konden niet vermoeden dat hij zo lang weg zou blijven.
    Het kleine huisje waar wij wonen is nu te groot voor ons gezinnetje, zonder pa. Mijn broer en ik zijn nog jong en missen hem niet echt maar moeder is aanvankelijk radeloos omdat ze niet weet waar hij is en of hij nog leeft.
    Ondertussen hebben de Duitsers ons land de oorlog verklaard en doen de geruchten de ronde dat het Belgisch leger al na enkele dagen heeft moeten zwichten voor de overmacht.
    Ma hoopt dat ze nu gauw iets van hem zal vernemen maar het duurt nog een hele tijd eer ze een eerste briefje krijgt vanuit een krijgsgevangenenkamp in Spandau, ergens in de buurt van Berlijn.
    Haar man is gezond en wel maar klaagt over het voedsel in het kamp dat onvoldende en van slechte kwaliteit is.
    Ma begint dadelijk met het opsturen van voedselpaketten maar niet alles komt bij hem terecht. Dikwijls zijn de pakken geopend en de beste dingen eruit gehaald. Na verloop van tijd heeft ze geen geld meer en stuurt nog zelden iets op.
    Kortom, vele maanden later, als pa eindelijk thuis komt is hij zo mager als een graat en helemaal uitgehongerd. Zijn kleren hangen als losse vodden aan zijn lijf en hij stinkt naar zweet en urine.
    Nog voordat ma hem in de kamer kan loodsen, om zich te wassen en proper kleren aan te trekken, zit hij al aan tafel.
    ‘Honger..., ’k heb honger, ik wil eten...’ herhaalt hij steeds.
    Zonder dralen snijdt ma een boterham af van het plakkerige oorlogsbrood en smeert er wat smout op.
    Het beeld van pa, die in één keer een halve boterham in zijn mond steekt en hem bijna zonder kauwen doorslikt, zal ik mijn leven lang blijven onthouden.
    Met open mond staan mijn broer en ik hem aan te staren. Het is eigenlijk komisch hoe hij de ene boterham na de andere naar binnen werkt, maar wij durven niet lachen.
    Pas als pa verzadigd is schijnt hij ons op te merken en mogen we even op zijn schoot komen zitten.
    ‘Vertel nu.’ Zegt ma, en schuift bij ons aan tafel, maar hij is te moe om te vertellen. Hij wil gaan slapen.
    De volgende dag is hij erg zwijgzaam en geeft steeds een ontwijkend antwoord als ma hem iets over zijn gevangenneming en over Duitsland vraagt.
    Ook de dagen en weken daarna zegt hij haast niets en geeft te kennen dat ze hem maar moet gerust laten.
    Niemand kan hem aan de praat krijgen, ook buren en familie niet, en na een tijdje geven ze het op. Louis wil niet over zijn krijgsgevangenschap spreken en dat moeten ze maar aanvaarden.
    Later, pas veel later, als die vreselijke oorlog voorbij is, zal hij het misschien kunnen ...

    10-04-2007 om 00:00 geschreven door Fikske


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Koekelberg
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Vaak heb ik mijn hersens gepijnigd om te weten te komen wat nu eigenlijk mijn verste herinnering is die ik heb.
    Ik was nog heel jong toen de oorlog uitbrak, maar hoe hij voor ons eigenlijk begon weet ik niet meer.
    Slechts één bepaalde gebeurtenis, die duidelijk nog moet hebben plaatsgevonden vóór het uitbreken van die oorlog, staat me nog vrij scherp voor de geest.


                 September 1939 : Algemene mobilisatie!


    Ik ben bijna vier jaar en Mil, mijn broer, drie, als ma ons die zondagochtend meeneemt naar Koekelberg.
    Dat het zondag is weten we omdat ma ons vandaag een proper hemdje aantrekt en onze haren kamt.
    ‘Vooruit,’ zegt ze, ‘we moeten ons haasten. Geef mekaar de hand! Ik wil jullie onderweg niet verliezen.'

    Ze pakt mijn jongere broer bij de arm en met haar andere hand grijpt ze de zware boodschappentas.
    ‘Treuzel toch zo niet Roger, kom buiten!’ Ze staat al met de klink van de voordeur in haar hand en ik kan nog maar net tussen de deur doorglippen voordat ze wordt dichtgeslagen.

    Met zijn korte beentjes trippelt Mil aan haar hand. Hij moet wel lopen want ons moeder sleurt hem voort.
    Ik heb moeite om hen bij te houden en wanneer ik het vrije handje van mijn broer kan vastgrijpen gaat het beter; we bengelen samen achter de locomotief aan ... Als we bijna aan de tramhalte zijn slaakt ma een gilletje en blijft even staan.
    ‘God! Ik vergat de deur op slot te doen!’ Even twijfelt ze of ze zal teruglopen maar de hoorn van het blauw trammetje klinkt al in de verte.
    ‘Ach, wat zou iemand nu bij ons komen stelen?’ Voegt ze er schouderophalend aan toe en versnelt haar pas.
    ‘Hij komt er aan ...’ Met een laatste spurtje halen we hem nog net.

    Buiten adem laten we ons op de houten zitbanken neervallen. Oef, dat was op het nippertje. Nu wordt ma wat rustiger.
    In Brussel moeten we nog een andere tram nemen, hij is geel en schokt veel meer dan het vertrouwde ‘blauwe treintje’ en bovendien doet hij niets anders dan bellen aan elke hoek van de straat.
    Uiteindelijk rijden we voorbij een indrukwekkend bouwwerk en moeten uitstappen.
    Op het grote grasplein rond de basiliek zitten vele Belgische soldaten in bosjes bij elkaar op de vochtige grond. Ze hebben hun geweren met de lopen tegen elkaar rechtop gezet. Het lijken wel kleine indianententjes.
    Ma neemt ons bij de hand en gaat op zoekt tussen de vele groepjes. Ze vindt pa bij de kerk waar hij samen met enkele kameraden tegen de muur aanleunt. Hij heeft ons blijkbaar niet verwacht. Met een kreet van vreugde neemt hij ma even vast en daarna tilt hij mijn broer en ik gelijktijdig op alsof we twee pluimpjes zijn, zo licht.
    Wij zitten nu elk op één van zijn armen. Onze gezichten héél dicht bij hem. De man ruikt naar aarde en nat gras.
    Het kaki soldatenkostuum voelt erg ruw aan en schuurt onze blote billetjes rood. Wat ons aan pa het meeste opvalt is zijn soldatenmuts. Ze lijkt precies een omgekeerd bootje waar vooraan een rode flos bengelt die bij elke beweging heen en weer wiebelt over zijn voorhoofd.
    We mogen tussen hem en ma op de grond zitten bij de soldaten en andere mensen met kinderen. Hij ravot met ons, rolt over het gras en wij springen bovenop hem en rijden paardje op zijn rug. Om beurten zet hij het rare bootje op zijn en onze hoofden. Wij schateren het uit.
    ‘Ik heb honger,’ zegt pa.
    Uit haar tas haalt ma boterhammen die we samen snel verorberen.
    Ze heeft ook nog een blikken doos met koekjes mee voor pa. De doos blijft dicht maar we mogen eens proeven van zijn rantsoen soldatenkoeken. Die koeken zijn beenhard en proeven naar karton.
    Ma en pa strekken zich languit op het groene plein terwijl wij nog wat spelen met de andere kinderen.
    Het wordt een kort afscheid want plots weerklinken de schelle tonen van een klaroen en moeten de mannen verzamelen. De soldaten lopen naar de indianententjes en breken ze snel af.
    Haastig geeft pa een kus op de mond van ma en strijkt nog even met zijn zware hand door onze haren.
    Daarna is hij weg.
    Even later, in het gelid, de helm op het hoofd en het geweer op de schouder, marcheren alle soldaten de brede laan voor de Basiliek op.
    Mijn broer en ik beseffen niet wat er gebeurt en weten niet wanneer we pa nog terug zullen zien.

    Als ze uit het zicht verdwijnen merken we pas dat Mil nog steeds de soldatenmuts met rode flos op zijn kop heeft. Zijn witte haren steken fel af tegen de kaki kleur van het hoofddeksel.
    Vliegensvlug ritst ma de muts van zijn hoofd en wil de soldaten achterna hollen maar ziet nog net de troep wegdraaien achter de hoek.
    Er blinkt een traan in haar ogen wanneer ze ons bij de hand neemt Ze bijt op haar onderlip en zet de muts weer op Mil zijn witte kop.
    ‘Jij bent de kleinste,’ zegt ze, ‘ hou jij ze maar…’

    10-04-2007 om 00:00 geschreven door Fikske


    » Reageer (0)
    09-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Geboren vóór den oorlog
    Klik op de afbeelding om de link te volgen
    Ooit zei Jos Ghijsen...
    Er bestaat een wezenlijk verschil tussen de mensen die de oorlog wel en zij die hem niet hebben meegemaakt. Diegenen die de oorlog niet hebben gekend zijn duidelijk jonger en hebben hem niet aan den lijve ondervonden.
    Daarom is een oorlog iets dat men moeilijk kan uitleggen. Als mensen die hem wél hebben meegemaakt, er over praten begrijpen ze elkaar instinctief en weten dadelijk waarover het gaat. Jongeren doen hun best om het hoe en waarom te verstaan maar kunnen zich maar moeilijk in bepaalde situaties inleven. Ze weten niet wat het is om te leven onder de bezetting, in een atmosfeer van angst en beperkingen.
     
    Iedereen leed eronder. De volwassenen nog meer dan de kinderen, denk ik.

    09-04-2007 om 00:00 geschreven door Fikske


    » Reageer (0)
    08-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen. Waarom schrijven?
    Klik op de afbeelding om de link te volgen “Toe peter vertel nog eens iets van toen ge klein waart. Of van den oorlog, dat is ook goed.”

    Hoe dikwijls hebben mijn kleinkinderen dat al niet gevraagd?
    “Je moest eens een boek schrijven.” Zegt onze oudste zoon Bert.
    “Ja, en ik zal jouw schrijfsels dan wel in een goede vorm gieten.” Belooft zijn jongere broer Walter.
    Eerst weet ik niet goed hoe er aan te beginnen.
    Een boek schrijven over uw jeugdervaringen, hoe doe je dat?

    Pas na enkele probeersels besluit ik om al die herinneringen niet in boekvorm op te schrijven maar wel onder de vorm van 'kleine verhaaltjes', zoals ik ze altijd aan de kleinkinderen heb verteld.
    Niet meer dan één gebeurtenis of verhaaltje tegelijk, anders raken we de draad kwijt.
    Onze dochter Marleen vindt het ook beter op die manier. “Dan is het niet te lang om lezen en kan ik stoppen als ik er genoeg van heb.” Lacht ze.

    08-04-2007 om 00:00 geschreven door Fikske


    » Reageer (1)


    >

    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!